• No results found

De constructie van een huis

In document Op onderzoek uit met Archie (pagina 39-45)

4. Neolithicum LBK

4.1. De constructie van een huis

39

In de eerste tekening van het hoofdstuk over de Bandkeramische cultuur van het Neolithicum ziet Archie hoe de bewoners van een nederzetting een huis in elkaar zetten. Ze gebruiken daar voor hem vreemde materialen voor en het hele van het huis is gemaakt van hout.

4.1.1. Omgeving

De tekening is geplaatst in Limburg, aan de rand van een plateau. Van de omgeving heb ik niet veel laten zien omdat ik bang was dat dit weg zou nemen van de rest van de tekening en met het gekozen perspectief niet uit zou komen.

Aangezien de Bandkeramische boeren in Limburg leefden, moet naar dit gebied worden gekeken. Men vestigde zich op de randen van löss-plateaus, in de nabijheid van open water.99 Verschillende

Bandkeramische nederzettingen van Zuid-Limburg liggen namelijk dichtbij rivieren, op afstanden van 250 tot 750 meter.100 Wat ook mogelijk is, is dat men waterputten aanlegden, zoals bij de Duitse

vindplaats bij Erkelenz-Kückhoven, wat een halfuur van Sittard verwijderd ligt. Hier is een goed bewaarde houten put gevonden.101 Waarschijnlijk groeiden er op de plateaus lindenbos en in de

dalen gemengde bossen met voornamelijk eiken.102

4.1.2. Huizen

Voor het gebouw in constructie heb ik de huisplattegrond van Geleen Janskamperveld huis 13 gebruikt. Dit is namelijk het huis waar de LBK- boerderij van Archeon op is gebaseerd.103

Zoals hier boven genoemd is, bevond een Bandkeramische nederzetting in Nederland zich aan de terrasranden in Limburg, bij water in de buurt.104

De dorpen kenden vijf tot zeven huizen en hadden circa 50 inwoners. In Elsloo is een voorbeeld van een nederzetting bekend van zeventien boerderijen met in totaal tussen de 150 en 200 inwoners. De noordwest- zuidoost georiënteerde huizen lijken in drie delen verdeeld, namelijk wonen of werken (midden), opslag

(zuidoost) en het noordwestelijke deel dat als opslag of slaapplek diende. Huizen waren wel tot 35 of

99 Meirsman/Vanmontfort/Gils 2008, 136 100 Ouweneel 2009, 8.

101 Elburg 2014, 5; Seegers 1992, 94. 102 van Gijn/Louwe Kooijmans 2005, 206-207. 103 van de Velde 2007, 225.

40

40 meter lang en acht meter breed.105 Het huis in Archeon is gebaseerd op

een site in Geleen van 5300 voor Christus.106Huizen werden gemaakt van

sterke eiken frames en de daken van riet, stro of bast. De muren bestonden uit planken en gevlochten takken die met leem besmeerd waren. In Archeon is ervoor gekozen om het dak te bedekken met stro, gezien dit product overblijft bij graanoogst. Daken konden ook bedekt zijn met riet, houten planken en plaggen of een combinatie van stro, takken en schors.107 Dankzij

de hierboven genoemde waterput is het bekend dat de Bandkeramiekers beschikten over verschillende verbindingstechnieken. Zo konden ze in elk geval bij putten de groef- en-messingmethode gebruiken om twee stukken hout aan elkaar te bevestigen. Ze gebruikten ook de breeuwtechniek en blokbouw.108 Bij de breeuwtechniek worden gaten gedicht door deze vol te

stoppen. Een manier om dit te doen is met mos.109 Uit het Neolithicum zijn

geen ladders gevonden, maar uit de Brons- en IJzertijd zijn exemplaren van boomstamtrappen bekend. Een voorbeeld is de trap van Tilburg-Uddenhout.110 Wellicht

werden deze ook door de Bandkeramische boeren gebruikt bij het bouwen.

Naast de huizen lag een lange kuil parallel aan het huis waar de leem voor de wanden uit werd gehaald. Later werden deze gebruikt als afvalkuilen. Er liepen ook

oppervlakkige greppels om dorpen heen, die hebben gediend als afscheiding of geul waar

een palissade in kan hebben gestaan.111 Huizen zouden door de

gemeenschap gezamenlijk gebouwd zijn. Er is wel verschil in sociale status te herkennen in de huizen. Zo hebben

Nederzettingen over het algemeen één groot huis en verschillende kleinere huizen. De grote huizen hebben ook vaker dichte plankenmuren, dus zou de bouw ervan langer duren. Deze huizen horen dan wellicht bij een zekere vorm van elite.112

4.1.3. Akkerbouw

Op de illustratie zijn verschillende elementen te zien van akkerbouw. Zo houdt een jongeman een hak vast, zijn er op de achtergrond akkers te zien en aan de linker rand liggen twee boomstronken. Deze laatste zijn bedoeld als verwijzing naar het

hakken van bomen voor akkers.

Vanwege de akkerbouw en vaste bewoning zijn er open plekken in het bos gemaakt. Akkerbouw was lang niet zo geavanceerd als nu. Men gebruikte nog geen ploeg, maar een hak om de grond los te maken.113 Emmertarwe, naakte

gerst, eenkoorn, erwten, linzen, maanzaad en vlas werden verbouwd. Van deze

105 Archeon 2000, 6; Van Ginkel/Verhart 2009, 44.

106 Archeon 2020, Lineaire bandkeramiek. Geraadpleegd op 30-4-2020. 107 Archeon 2000, 6; Van Ginkel/Verhart 2009, 44.

108 Ouweneel 2009, 9; Seegers 1992, 95. 109 Waldus 2018, 175.

110 Lange/Kruisman/van der Laan 2017, 125-126.

111 van Ginkel/Verhart 2009, 44; De Grooth/van de Velde 2005, 222. 112 de Grooth/van de Velde 2005, 230-231.

41

laatste kunnen ook linnen draden gemaakt worden voor touw of kleding.114 De granen kunnen

verwerkt zijn als brood of pap.115 Boeren waren alleen nog in Limburg gevestigd. De rest van

Nederland nam pas in het Midden-Neolithicum het boerenbestaan over.116

4.1.4. Kleding

Behalve leer zoals bij het Mesolithicum, is hier ook linnen zichtbaar. Al is het niet zeker hoe kleding er daadwerkelijk uit heeft gezien in het Neolithicum, zien de kleren er

gedetailleerder en geavanceerder uit dan voorheen. De kleding, sandalen en tattoos van de man onder aan de boomstamtrap zijn verwijzingen naar de kledij van Ötzi. De gesp van de riem van het personage genaamd Swif is getekend naar een voorbeeld uit het Limburgs Museum.

De komst van de eerste boeren wordt geassocieerd met het begin van textielverwerking. De

domesticatie van plant en dier hebben bij dit proces geholpen. Zo zijn in Polen de oudste sporen van textiel gevonden van de Lineairbandkeramische cultuur. Hier wijzen spinklosjes op verwerking van textiel op kleine schaal. Wellicht is er vlas mee gesponnen.117 Van vlas kon draad gemaakt worden

voor kleding door middel van het gebruik van een

simpele weefmethode, die platbinding genoemd wordt.118 In Archeon wordt bij

de Neolithische culturen ongeverfde linnen gedragen of mantels van bont en huiden van schapen en geiten. De schoenen bestaan uit één stuk leer.119 In

Aiterhof in Duitsland zijn bij begravingen op heup-hoogte sluitingen en hangers gevonden, wat zou betekenen dan men ceinturen droeg.120 De riemen kunnen

daarnaast ook op beenlingen wijzen, zoals bij de eerdergenoemde Neolithische ijsmummie Ötzi. Dit was gemaakt van aan elkaar

genaaide stukken schapenhuid.121

Net als in het Mesolithicum gebruikte men poeder van rode oker bij begravingen. Een voorbeeld daarvan is bij het grafveld bij

Maastricht.122 Aangezien met oker leer gekleurd kan worden, lijkt het

niet vergezocht dat men hun kleding kleuren kon geven, tenzij dit poeder alleen voor rituele redenen gebruikt zou zijn.123 In de tekening

zijn de linnen kleding van de jongeman met de hak en de vrouw bij de wand gekleurd met dit rode oker. Verder zijn er vondsten van

barnstenen kralen aangetroffen.124 Met een vuurstenen boortje

kunnen gaten in barnsteen worden gemaakt. Dit kan gedaan worden door een stok te gebruiken en deze tussen beide handen te draaie n of

114 Beuker 2010, 173; Archeon 2000, 6. 115 de Roever 2016, 80. 116 Alders et al. 2013, 39-40. 117 Pipes/Kruk/Milisauskas 2018, 88. 118 Archeon 2000, 8. 119 Archeon s.a., 6. 120 de Grooth/van de Velde 2005, 228. 121 Püntener/Moss 2010, 315-316. 122 van Wijk/Meurkens. 2008, 80. 123 Hiscox/Belsey 2010, 453.

42

door een boog te gebruiken waardoor de snelheid groter is.125 Swif heeft een krans van barnstenen

kralen op zijn hoofd, wat zometeen terug zal komen.

4.1.5. Werk

In de tekening heb ik me gericht op houtbewerking, wat waarschijnlijk door mannen werd uitgevoerd. Toch heb ik een vrouw er bij gezet om haar mee te laten

helpen bij de bouw. Ik ben niet erg op akkerbouw in gegaan.

Aanvankelijk was het mijn bedoeling om ook vrouwen on de akkers te zetten, maar bij het uitwerken van de schets bleek dat de figuren dan onherkenbaar zouden zijn geweest.

Uit grafgiften lijkt een duidelijke verdeling in werk te zien als het om geslacht gaat. Vrouwen zijn vaak begraven met potten en/of

maalstenen, wat aan maaltijdbereiding doet denken. Bij mannen zijn vooral dissels en vuurstenen pijlpunten gevonden, wat op

houtbewerking en jacht duidt. In het Neolithicum werden stenen

werktuigen als bijlen, dissels en sikkels gepolijst of geslepen.126 Een dissel werd haaks op een steel

gezet om zo hout te kunnen bewerken.127 In de tekening zijn twee van zulke dissels bij de

boomstronken gezet. Vrouwen lijken voornamelijk bezig te zijn geweest met akkerbouw en mannen met veeteelt. Er is geen duidelijk verschil in sociaaleconomische status tussen mannen en vrouwen te herkennen.128

Een verschil in aantal grafgiften lijkt echter wel te bestaan, bij

vergelijking van de sites Flomborn en Niedermerz in Duitsland en Elsloo in Limburg. Mannen lijken meer giften mee te krijgen, zoals stenen werktuigen of versierde potten. Er moet hier wel bij gezegd worden dat een deel van de resten van oorspronkelijke grafgiften van organisch materiaal, zoals eten of textiel, zelden bewaard zijn gebleven. Dit betekent dat graven mogelijk niet in hun complete vorm teruggevonden worden.129

4.1.6. Swifterbantman

Hoewel de Swifterbantman niet bij de Bandkeramische mensen zou hebben geleefd, hebben we hem toch gebruikt voor het boek. Er zijn namelijk in Nederland geen reconstructies gemaakt van de

Bandkeramische boeren en de datering van de Swifterbant cultuur overlapt deels met die van de Bandkeramische cultuur.

De reconstructie van de man die wij in het boek Swif noemen, wordt gebruikt voor de LBK. Eigenlijk hoorde hij bij de Swifterbantcultuur Deze cultuur ontstond in Flevoland (5100-3800 voor Christus), na de opkomst van de Bandkeramische cultuur.130 De Swifterbantman is

gevonden bij de opgraving in de Flevopolder (vindplaats Swifterbant S2, graf IX). Hij was tussen de 25 en 45 jaar oud geworden. Wat kenmerkend is aan de begraving is zijn hoofdkrans van barnstenen

125 Beuker 2010, 222. 126 Jitta/Witteveen 1969, 15. 127 Beuker 2010, 231.

128 de Grooth/van de Velde 2005, 231. 129 van de Velde 2011, 32.

43

kralen. Er wordt gedacht dat hij een hoofdman was.131 Het is niet met zekerheid te zeggen of hij de

krans tijdens zijn leven ook gedragen heeft. Om Swif herkenbaarder te maken heb ik toch de krans op zijn hoofd gelegd.

44

In document Op onderzoek uit met Archie (pagina 39-45)