• No results found

Het kruitvat dat eindelijk ontbrandde. Een onderzoek naar beeldvorming in de Nederlandse media rondom de Bosnische oorlog in 1992.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het kruitvat dat eindelijk ontbrandde. Een onderzoek naar beeldvorming in de Nederlandse media rondom de Bosnische oorlog in 1992."

Copied!
65
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het kruitvat dat eindelijk ontbrandde

Een onderzoek naar beeldvorming in de Nederlandse media rondom de

Bosnische oorlog in 1992.

Masterscriptie Geschiedenis van de Internationale Betrekkingen Begeleider: dhr. dr. J. J. V. Kuitenbrouwer

Tweede Lezer: mw. dr. M. Brolsma

Dankwoord

(2)

Het einde van acht jaar studeren komt in zicht, met dit afstudeeronderzoek als enige obstakel tussen mij en mijn diploma. Met ontzettend veel plezier heb ik de afgelopen jaren gestudeerd. Eerst in Groningen mijn bachelor Geschiedenis afgerond, om vervolgens mijn master Geschiedenis van de Internationale Betrekkingen aan de Universiteit van Amsterdam te beginnen. Mijn eerste dankwoord gaat dan ook uit naar mijn moeder en de kansen die ze mij gaf. Zij heeft het altijd voor mij mogelijk gemaakt om te studeren en is lange tijd mijn steun en toeverlaat geweest. Daarnaast wil ik mijn vader bedanken, hij is degene die zonder uitzondering al mijn essays heeft gelezen en verbeterd.

Daarnaast een woord van dank aan mijn scriptiebegeleider Vincent Kuitenbrouwer, die mij keer op keer wees op de slordigheden in mijn werk, maar desondanks vertrouwen bleef hebben. Ook ben ik hem zeer dankbaar voor zijn flexibiliteit en de frequentie van onze afspraken, en de prettige sparringpartner die hij hierbij was. Op dit punt wil ik ook graag Marjet Brolsma bedanken, die erin toe heeft gestemd op te treden als tweede lezer en plaats heeft weten te maken voor mijn strakke schema in haar drukke agenda.

Mijn laatste dankwoord gaat uit naar vrienden met wie ik lief en leed heb gedeeld. Lidewij en Lieve, bedankt voor alle koffies in de bibliotheek, broodjes bij de Italiaan en biertjes op het terras, deze hebben mij door de uren blokken heen geholpen. Tot slot, Jasper, die mij heeft opgevangen tijdens moeilijke momenten vol twijfel, mij heeft afgeleid, maar mij ook een enkele keer aan mijn bureau heeft gezet.

Jarenlang kon ik niets anders zeggen dan ‘ik heb geen idee wanneer ik afstudeer’, maar na deze laatste eindsprint is er dan toch een feestje in het vooruitzicht! Amsterdam, 2018.

(3)

Inhoudsopgave

INLEIDING 4

ETNISCHE TEGENSTELLINGEN OP DE BALKAN 9 1.1 HET DEBAT OVER BEELDVORMING IN DE ACADEMISCHE WERELD 9

1.2 EENCOMPLEXEGESCHIEDENIS 18

AGENDASETTING, FRAMING EN PRIMING IN HET NIEUWS OVER DE BALKAN 22

2.1 FRAMINGTHEORIE 22

2.2 VAN AGENDASETTING NAAR PRIMING 26

2.3 CRISISMOMENTEN IN DE GESCHIEDENIS 29

ONDERLINGE RELATIES IN DE (INTERNATIONALE) MEDIAWERELD 33

3.1 VERANDERDMEDIALANDSCHAP 33

3.2 MORELEVERPLICHTINGENALSJOURNALISTINEENCONFLICTGEBIED 41 NEDERLANDSE BERICHTGEVING OVER BOSNIË IN 1992 47

4.1 DE BALKAN ALS KRUITVAT 48

4.2 DE TWEEDE WERELDOORLOG ALS VERGELIJKINGSMATERIAAL 51 4.3 DE BALKANALSSTEREOTYPESENDEROLLENDIEZIJAANNEMENINDEMEDIA 53 CONCLUSIE 59

LITERATUURLIJST 61

BIJLAGE 64

Inleiding

(4)

Met verbijstering heeft de wereld woensdag kunnen toezien hoe de oorlogsmisdadiger Slobodan Praljak in de rechtszaal van het Joegaslaviëtribunaal na het horen van zijn veroordeling tot twintig

jaar celstraf gif innam. De 72-jarige Bosnische Kroaat die verantwoordelijk wordt gehouden voor de etnische zuiveringen op Bosnische moslims tussen 1992 en 1995, stierf kort daarna in

een Haags ziekenhuis.1

Op 29 november 2017 schokte Slobodan Praljak de wereld met zijn zelfmoord na het horen van de uitspraak, 20 jaar gevangenisstraf. Vlak voor hij het gif opdronk zei hij het volgende: ‘ik erken de veroordeling niet, ik ben geen oorlogsmisdadiger’.2

Praljak is de laatste in de rij misdadigers die moesten voorkomen bij het Joegoslavië-tribunaal. Het Joegoslavië-tribunaal was een tribunaal van de VN dat zich specifiek bezighield met het vervolgen van personen die worden verdacht van het schenden van internationaal humanitair recht, gepleegd op het grondgebied van het voormalig Joegoslavië vanaf 1 januari 1991. Veelgehoorde kritiek op het tribunaal is dat deze partijdig zou zijn geweest, omdat het vooral Serviërs heeft berecht.3 Göran Sluiter, hoogleraar internationaal strafrecht aan de Universiteit van Amsterdam, vindt deze beschuldigingen onterecht. Sluiter meent zelfs dat de aanklager in het streven om niet als bevooroordeeld te worden gezien is doorgeschoten. Bij het strafrecht is het bewijs leidend, beargumenteert hij. Als dat meer richting de Serviërs en de Bosnische Serviërs wijst, dan moet dat maar zo zijn’.

Dit onpartijdige beeld bestaat lang niet bij alle betrokken. De zelfmoord van Praljak weerspiegelt volgens de Kroatische premier de ‘diepe morele onrechtvaardigheid’ van het tribunaal.4 De Kroatische president Kolinda Grabar Kitarovic voegt hier het volgende aan toe: ‘Kroatië is diep geraakt. Hij nam liever zijn eigen leven dan verder te leven als een veroordeelde van daden, daarvan was hij overtuigd, die hij niet had begaan’.5 Deze uitspraak is belangrijk voor mijn scriptie. Volgens de Kroatische premier, president en Praljak zelf heeft hij geen oorlogsmisdaden gepleegd. Het beeld dat het tribunaal heeft van de oorlog en de schuldvraag binnen deze oorlog is gekleurd volgens de Kroaten. Dit is dan ook de

1

‘Wereld kijkt verbijsterd toe: verdacht Joegoslaviëtribunaal overleden na inname gif tijdens zitting’ Volkskrant, 29 november, 2017.

2

Ibidem.

3

P. Gruppen, ‘Dit is de erfenis van het Joegoslavië-tribunaal’ Trouw, 29 november, 2917.

4

‘Voor Kroaten is Praljak geen oorlogsmisdadiger’, Trouw, 30 november 2017.

5

Ibidem.

(5)

reden voor de uitspraak: ‘ik erken deze veroordeling niet. Ik ben geen oorlogsmisdadiger’.6

Het tribunaal wordt ervan beschuldigd zich te laten beïnvloeden door de beeldvorming in de media over de oorlog en de strijdende etnische groepen. Het strafhof heeft hierdoor niet objectief berecht, in het voordeel van de moslims. Maar kan de Nederlandse media wel van invloed zijn op een strafproces, waar het bewijs leidend is? Toch kan gesteld worden dat de Kroatische premier het tribunaal zo sterk veroordeeld. Geeft dit niet aan dat er misschien een kern van waarheid inzit? Is de beeldvorming over de oorlog in Bosnië zo scheef in Nederland en de rest van het Westen? De vraag die hieruit voortkomt is de volgende: in hoeverre heeft de Westerse stereotypering van de Balkan en de bevolking in dit gebied geleid tot een onbevooroordeelde berichtgeving over de Bosnische oorlog in de Nederlandse kranten 1992.

Om hier een duidelijk antwoord op de geven zal ik in het eerste hoofdstuk dieper ingaan op westerse beeldvorming over de Balkan en de bevolking daar en beeldvorming op de Balkan zelf. Ik zal beargumenteren dat deze beeldvorming wordt beïnvloed door het gebruik van stereotypes. Stereotypes zijn bepaalde beelden en ideeën die je als groep hebt van een andere groep. Stereotypering is in het geval van deze scriptie een tegenstrijdig begrip. De Dikke van Dale definieert stereotype als een vaststaand beeld. In hoofdstuk één zal ik de definitie van Leerssen behandelen die van mening is dat een stereotype veranderlijk is. De discussie rondom beeldvorming kan worden teruggeleid tot Edward Saïd, die in 1978 de term oriëntalisme introduceert.7 Saïd meent een westers denkbeeld te zien, waarin het westen superieur is aan het oosten. Door zich tegen de ander af te zetten weet het westen zichzelf een eigen identiteit te geven. Maria Todorova, de tweede belangrijke auteur binnen deze discussie, is het hier deels mee eens. Zij focust zich echter aan de hand van het bredere begrip ‘oriëntalisme’ op de Balkan. Hier ziet zij een vaststaand westers beeld van de Balkan. Een stereotype dat onze ideeën over dit gebied beïnvloed.

In het tweede hoofdstuk zal ik dieper ingaan op de begrippen agendasetting, framing en priming. Met agendasetting bedoel ik te zeggen dat de media bepaalt welke onderwerpen op de publieke agenda staan. Vervolgens wordt aan de hand van framing en priming het onderwerp in een bepaald

6

Wereld kijkt verbijsterd toe: verdacht Joegoslaviëtribunaal overleden na inname gif tijdens zitting’ Volkskrant, 29 november, 2017.

7

E. Saïd, E. W., Orientalism. Western Conceptions of the Orient (Londen: Penguin Books, 2001), 43

(6)

raamwerk geplaatst. Binnen dit raamwerk wordt het nieuws geïnterpreteerd en worden er bepaalde associaties aan gehangen. Ik zal beargumenteren dat het nieuws over de Balkanoorlogen in Nederland in bepaalde gewelddadige frames wordt geplaatst. Vervolgens zal ik laten zien dat vooral de Serviërs en in mindere mate voor de Kroaten als daders worden geframed en de moslims als slachtoffer.

Ik zal laten zien dat dit frame onder andere het gevolg is van journalism of attachement. Hiermee bedoel ik dat journalisten ‘kant kiezen’ voor een groep binnen een oorlog. Deze band die de journalist voelt met die bepaalde groep zal vervolgens doorschemeren in de artikelen. Daarnaast zal ik deze vraag plaatsen in het internationale debat rondom de werking van de media en de rol van persagentschappen. De internationale invloed op wat als nieuws wordt gezien is groot. Ik zal beargumenteren dat een correspondent ter plaatse op sommige momenten weinig tot geen invloed heeft op de onderwerpen die op de publieke agenda komen. Uiteindelijk zal ik al deze variabelen toetsen in een casestudy in hoofdstuk vier en onderzoeken of de stereotypering terug te zien is in de berichtgeving over de oorlog en op welke manier.

Om dit te kunnen onderzoeken is het van belang te kijken wanneer de nieuwsstroom over de oorlog op gang kwam. Op 9 december 2017 zond Andere Tijden de aflevering De Bussen van Hasan Huremovic. Op de vlucht voor de Bosnische Burgeroorlog uit.8 In deze aflevering komt de Bosnische Hasan Huremovic aan het woord. In de zomer van 1992 vertrok hij op eigen houtje naar Bosnië om vluchtelingen naar Nederland te halen. Vóór deze onderneming bestond er in Nederland, net als in de rest van Europa, weinig media-aandacht voor de oorlog in Joegoslavië. Zoals Heleen Jongh, een vriendin van Hasan met wie hij samen de stichting Bosnië-Herzegovina opzette, in een interview met Andere Tijden zegt ‘de oorlog bestond hiervoor gewoon niet’. Deze uitspraak gaat kort door de bocht, maar raakt de kern wel. Aan de vooravond van de oorlog waren er weinig tot geen Nederlandse journalisten in het gebied. Als ze er al waren, waren ze slecht voorbereid en hadden ze weinig kennis van het gebied.

8

https://www.anderetijden.nl/aflevering/730/De-bussen-van-Hasan-Huremovic.

(7)

Daarnaast was er nog geen continue berichtgeving. Dit veranderde met de publicatie van een foto in augustus 1992. Een aantal Engelse journalisten wisten een gevangenenkamp te bereiken waar ze een foto maakten van een uitgemergelde man achter een hoog hek met prikkeldraad. Deze foto schrok de Nederlandse bevolking op en de oorlog in Bosnië kwam hoog op de publieke agenda. Dit is dan ook de reden dat ik 1992 heb gekozen als uitgangspunt voor deze scriptie. In dit jaar kwam de berichtgeving over de oorlog in een stroomversnelling. Daarnaast kregen de artikelen vanaf dit moment een morele lading met zich mee. Een interessant proces om te onderzoeken, zeker omdat deze morele lading in het heden nog steeds doorwerkt.

Dat brengt mij bij de relevantie van mijn onderzoek. Over de oorlog in Bosnië is veel geschreven. In deze werken is vooral gefocust op de val van Srebrenica, de aanloop daarnaartoe en de vraag of er eerder ingegrepen moest worden. Ook zijn er enkele onderzoeken naar de rol van de media hierin geweest. Zo zijn er binnen het Srebrenica-rapport vier deelstudies die zich focussen op de Nederlandse media en de invloed die zij hebben gehad op de publieke opinie en zelfs het politieke debat. Toen ik deze onderzoeken las vielen mij een paar dingen op, ten eerste de grondigheid waarmee alle artikelen onderzocht waren. In drie deelstudies worden de nieuwsitems uit de kranten en de televisie jaren 1993 en 1995 op precieze wijze inhoudelijk onderzocht.9 Deze twee onderzoeken focussen zich op twee vragen. Ten eerste of de internationale gemeenschap moet ingrijpen of niet en ten tweede hoe er om moet worden gegaan met de grote vluchtelingenstroom die op gang is gekomen.

Wat ik echter constateer is dat in deze onderzoeken weinig aandacht is voor de westerse beeldvorming over de Balkan en de etnische groepen die daar

9

O. Scholten, N. Ruigrok, P. Heerma, In Sarajevo wordt geschoten, in Geneve gepraat (Amsterdam: Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, 2002).

O. Scholten, N. Ruigrok, P. Heerma, Good Guys, Bad Guys – 3 bijdragen over de

berichtgeving in 1993 en 1995 in landelijke dagbladen (Amsterdam: Nederlands Instituut

voor Oorlogsdocumentatie, 2002).

O. Scholten, N. Ruigrok, P. Heerma, Good Guys, Bad Guys – 3 bijdragen over de

berichtgeving in 1993 en 1995 op televisie (Amsterdam: Nederlands Instituut voor

Oorlogsdocumentatie, 2002).

Afbeelding 1 Fikrit Alic in Omarska. Bron,

https://www.david-campbell.org/photography/atrocity-and-memory/.

(8)

leven. In Srebrenica en de Journalistiek. Achtergrond en invloed van de berichtgeving over het conflict in voormalig Joegoslavië gaat politicoloog en communicatiewetenschapper Jan Wieten hier wel kort op in.10 In het eerste hoofdstuk spreekt hij over de invloed van frames en de wisselwerking tussen correspondent en redactie. Hier blijft het echter bij. Naar mijn mening is het belangrijk om de westerse beeldvorming over de verschillende etnische groepen die op de Balkan leven hierbij te betrekken omdat dit van invloed is op de manier waarop de correspondent het nieuws brengt.

Het bronnencorpus dat ik zal gebruiken om deze vraag te beantwoorden is terug te vinden op de website www.delpher.nl. Delpher is een online database waarin een selectie van kranten, boeken, tijdschriften en radiobulletins terug te vinden zijn.11 De database zelf loopt van 1618 tot 1995. Delpher maakt in de database onderscheid tussen het verspreidingsgebied van de kranten. Zo kan er gekozen worden voor landelijke kranten, kranten uit de oud-koloniën of regionale kranten. Voor dit onderzoek zal ik gebruik maken voor de kranten die in Nederland zelf en op regionaal gebied verspreid worden. In deze database is alleen een selectie van kranten terug te vinden, dat wil zeggen dat ik lang niet tot alle gepubliceerde artikelen toegang heb.

In mijn onderzoek heb ik veel gebruik gemaakt van het NIOD-onderzoek. Dit onderzoek is uitgevoerd van 1996 tot 2002. Delpher is in 2013 gelanceerd, 11 jaar later dan het NIOD-onderzoek is gepubliceerd. Om de kranten te onderzoeken voor 2013 moest alles handmatig onderzocht bekeken worden. Het moeten lezen van alle artikelen is een groot voordeel omdat je hierdoor de gehele inhoud kent. Het is echter een enorme tijdrovende manier van onderzoek doen. Via Delpher kan dit veel makkelijker omdat je in dit systeem op trefwoorden kan zoeken. Minpunt van deze manier is het niet tot je beschikking hebben van alle inhoud, waardoor de kans bestaat dat je iets mist. Toch ben ik van mening dat via een zoektocht met de juiste trefwoorden een correct en duidelijk beeld van de inhoud van de artikelen gevormd kan worden.

Tijdens het onderzoek vond ik het bijzonder te merken op welke manier de Nederlandse media over de verschillende etnische groepen schreef. In de huidige periode wordt er veel geschreven over de vluchtelingenstroom die op dit moment vanuit het Midden-Oosten naar Europa komt. Deze stroom zou zorgen voor

10

J. Wieten, Srebrenica en de journalistiek. Achtergronden en berichtgeving over het

conflict in voormalig Joegoslavië (Amsterdam: Nederlands Instituut voor

Oorlogsdocumentatie, 2002).

11

www.delpher.nl

(9)

islamisering van Nederland en de rest van West-Europa. Dit beeld wordt door een deel van de media bevestigd, maar ook een deel van het medialandschap laat een tegengeluid horen. In vergelijking met ruim 25 jaar geleden is dit beeld totaal veranderd. Ik zal laten zien dat de moslims in 1992 de media worden neergezet als de slachtoffers van de oorlog, slachtoffers waar wij ons als westerlingen voor in moeten zetten. Een totaal ander beeld dan nu een deel van Nederland en de Nederlandse media tegen een groep een islamitische vluchtelingen aankijkt.

(10)

In latere hoofdstukken zal ik betogen dat media van invloed kunnen zijn op de publieke opinie en beeldvorming over een conflict en verschillende oorlogen. Om dit te kunnen doen onderzoek ik eerst het begrip beeldvorming. In het eerste gedeelte zal ik dieper ingaan op de academische discussie over de beeldvorming over de Balkan en de theorieën die daaraan ten grondslag liggen. Deze discussie bestaat uit twee delen. Ten eerste gaat deze discussie over het zelfbeeld op de Balkan, het tweede gedeelte betreft het ontstaan van dit beeld in het westen. In het laatste gedeelte van dit hoofdstuk zal ik een korte schets geven van de politieke ontwikkelingen in het gebied, de manier waarop deze de etnische tegenstellingen in de hand heeft gewerkt en hoe dit uiteindelijk heeft geleid tot het uitbreken van de oorlog in 1992.

1.1 Het debat over beeldvorming in de academische wereld

Rondom het begrip ‘beeldvorming’ bestaan in de academische wereld veel verschillende ideeën en wordt een grote verscheidenheid aan standpunten ingenomen. Het academische vraagstuk kan worden teruggeleid naar de literatuurwetenschapper en een van de grondleggers van het postkolonialisme Edward Saïd, die het begrip oriëntalisme introduceerde in zijn boek ‘Orientalism. Western Conceptions of the Orient’.12 Hij definieert het begrip als een manier van denken, spreken en schrijven. Het verschaft ‘het Westen’ ‘een ander’. Door de ander met bepaalde karaktertrekken te associëren kan het westen de eigen identiteit bepalen. De kijk naar het Oosten door het Westen, het westerse beeld van het oosten wordt volgens Saïd door het Westen altijd als correct gezien.

Belangrijk in deze scriptie is de notie van macht die aan beeldvorming hangt. Bij het oriëntalisme is altijd sprake van een verborgen macht, het gekleurde Oosten wordt ondergeschikt geacht aan het Westen.13 Het Westen wordt als centrum gezien en het Oosten als de periferie. Woorden die hier volgens Saïd mee geassocieerd worden zijn irrationeel, sensitief, primitief en vrouwelijk. Voor het Westen gelden karaktertrekken als rationeel, democratisch, progressief en mannelijk. Saïd stelt dat het een ideologische constructie is die het Westen culturele hegemonie verleent, zowel in het westen als in het oosten.

Het echtpaar Milicia Bakić-Hayden en Robert Hayden zijn de eersten die de visie van Edward Saïd over het oriëntalisme hebben toegepast op de Balkan. Het

12

Saïd, 1-2.

(11)

oriëntalisme baseert zich op een aantal fundamentele tegenstellingen die volgens Bakić-Hayden ook terug te vinden zijn in het denken over de Balkan.14 Het westen maakt volgens Bakić na het uiteenvallen van de Socialistische Federale Republiek Joegoslavië (SFRJ) onderscheid tussen de landen in dit gebied. Aan de ene kant het katholieke Kroatië en het Protestantse Slovenië en aan de andere kant van het blok de orthodoxe deelstaten zoals Servië en Montenegro. De derde grote bevolkingsgroep zijn de Bosnische moslims. Zij zijn net als de Kroaten en Serviërs zuid-Slavisch en hebben dezelfde etnische origine. Tijdens de Ottomaanse overheersing bekeerden zij zich echter tot de Islam. Pas onder Tito kregen zij een aparte status, maar leefden verder tussen de verschillende bevolkingsgroepen. Bakić meent dat Slovenië en Kroatië, de katholieke landen, volgens het westerse beeld behoren tot Europa. Zij krijgen de eigenschappen democratisch en verlicht toegeschreven. Dit is het gevolg van het feit dat zij onder het gezag van Oostenrijk-Hongarije hebben gestaan. De orthodoxe landen worden daarentegen als autoritair en nationalistisch gezien, dit komt voort uit de Ottomaanse overheersing. Het Westen wordt in deze denkwijze tegenover het orthodoxe deel gezet om zo het progressieve eigenbeeld te bevestigen.

Dit idee werkte Bakić-Hayden uit tot iets wat zij ‘nesting-oriëntalisms’ noemt.15 De grenzen van de Oriënt zijn volgens haar door de geschiedenis heen veranderd. Oude tegenstelling tussen oost en west moeten dan ook losgelaten worden door de westerse wetenschappers.16 In plaatst daarvan bestaat er een gradatie van Oriënten. Azië ligt het meest oosters vanaf West-Europa en is daarmee het meest anders. Binnen Europa wordt Oost-Europa door de West-Europeanen weer als het meest anders gezien. De ‘otherness’ die Bakić-Hayden over de Balkan constateert komt voort uit de hierboven beschreven karaktertrekken als autoritair en nationalistisch. Hiermee geeft ze aan dat de onderliggende retoriek over de Balkan en het oriëntalisme hetzelfde is. Zoals ik al aangaf is de relatie tussen oost en west volgens Saïd gebaseerd op macht en superioriteit die tot uiting komt in de beschrijving van zichzelf en de ander. Dit is ook zo in de Balkan, deze is autoritair en nationalistisch. Karaktertrekken waar West-Europa zich tegen afzet. Met andere woorden; omdat de Balkan onder

14

M. Bakić-Hayden en R. Hayden, ‘Orientalist variations on the theme ‘Balkans’. Symbolic geography in recent Yugoslav cultural politics’, Slavic Review Vol. 51 No. 1 (1992), 2.

15

M. Bakić-Hayden, ‘Nesting orientalism. The case of former Yugoslavia’, Slavic Review No. 54 Vol. 4 (1995), 917-922.

(12)

Ottomaanse (oriëntaalse) overheersing heeft geleefd is het anders dan de rest van Europa.17

Todorova is het hiermee deels mee eens. Zij introduceert de term ‘Balkanism’.18 Volgens haar bestaat er al eeuwenlang een westers denkpatroon dat de Balkan met een zeer mannelijk karakter omschrijft.19 Dit is wel in overeenstemming met de retoriek van Saïd. Het gebied krijgt volgens haar door het westen karaktereigenschappen als ongeciviliseerd, ruw, primitief, slordig en wreed toegekend. Deze karaktereigenschappen kunnen volgens dit westerse denkpatroon enkel leiden tot het uitbreken van oorlog en conflict in het gebied.20 Todorova is van mening dat de neiging groot is om deze manier van denken als een structurele variant van het oriëntalisme te zien. Ze ziet in tegenstelling tot Bakić-Hayden echter vijf essentiële verschillen die de toepasbaarheid van het oriëntalisme op de Balkan uitsluiten.21

Ten eerste heeft de Oriënt een ontastbaar karakter, dat wil zeggen dat niemand precies weet waar de Oriënt ligt. Terwijl de Balkan geografisch aan te wijzen is en duidelijke grenzen heeft. Ten tweede krijgen de Balkan en de Oriënt verschillende eigenschappen toegeschreven.22 Het oosten werd gezien als rijk, exotisch, had een vrouwelijk karakter en het was een manier om te ontsnappen aan het geïndustrialiseerde westen. Aan de Balkan werden juist de mannelijke eigenschappen toegeschreven. Een belangrijk derde punt is het feit dat de Balkan nooit een koloniaal zelfbeeld heeft gehad, in tegenstelling tot het oosten. De begrippen ‘imperium’ en ‘kolonie’ zijn niet helemaal toepasbaar op dit gebied. Todorova meent dat dit komt omdat de Balkan ook onder de Habsburgse en Ottomaanse rijken een semiautonome bestuurlijke status had en het zelfbeeld van autonomie kende. Daarnaast is de Balkan verbonden met het christendom terwijl het oosten wordt geassocieerd met de Islam. Het woord ‘otherness’ wordt, als het over de Oriënt gaat, hier mede door bepaald. Als laatste is oriëntalisme volgens Todorova inherent racistisch omdat het niet-witte mensen onderscheidt. Het Balkanism gaat enkel over witte mensen. Todorova komt hierdoor tot de conclusie dat ‘Balkanism’ een opzichzelfstaand fenomeen is. Het is weliswaar

17

Bakić-Hayden en Hayden, 2

18

M.Todorova, Imagining the Balkans, (Oxford: Oxford University Press, 1997), 11.

19

Ibidem, 90-91.

20

M. Todorova, ‘The Balkans. From Discovery to Invention’, Slavic Review Vol. 53 No. 2 (1994), 456-457.

21

Todorova, Imagining the Balkans, 12-17.

(13)

vergelijkbaar met het oriëntalisme, maar het is zeker niet gelijk en valt dus niet als sub-variant aan te duiden.

Een tweede debat rondom beeldvorming van de Balkan gaat over het ontstaan van dit westerse beeld. Ook hierover heeft Todorova interessante ideeën gepubliceerd. Volgens haar vestigde de term ‘Balkan’ zich vanaf de 18e eeuw in de westerse literatuur.23 De Balkan werd gezien als een overgangsgebied tussen het islamitische oosten en het christelijke westen. De Ottomanen werden volgens haar beschreven als ‘barbaarse overheersers van het christelijke Europa’. Het gebied werd neergezet als primitief en inferieur, een mengeling van het slechte van de twee gebieden. Deze ideeën bleven aanwezig in het westen en vanaf 1900 werd de Balkan definitief geassocieerd met geweld en politieke onrust.24 Onder andere de Balkanoorlog 1912-1913 en de moord op kroonprins Franz Ferdinand door Gavrilo Princip in 1914 kunnen als oorzaak aangewezen worden. Toen vervolgens na de Tweede Wereldoorlog het communisme haar intrede deed werd de Balkan in reisverslagen vooral aangeduid als ‘het einde van Europa’.25 Als laatste beargumenteert Todorova dat het ook zeker niet eigenaardig is dat de oorlog in Joegoslavië na 1991 werd aangeduid als Balkanoorlog. In deze periode zou volgens haar het beeld herbevestigd worden, de Balkan als gewelddadig, etnische verdeeld en politiek onrustig gebied.26

Het westen creëert dus een bepaald agressief beeld van de Balkan waartegen ze zichzelf kan afzetten. Volgens enkele auteurs die zich bezighouden met nationalisme in geopolitieke regio’s is dit de retoriek waar het nationalisme zich deels op baseert. In het boek ‘Nations and Nationalism’ beschrijft Ernest Gellner nationalisme als volgt: nationalisme is een politiek principe, welke als ultiem doel heeft dat de politieke eenheid congruent is met de nationale eenheid.27 Peter Daniels stelt in het boek ‘An Introduction to Human Geography’ dat nationalisme het uitdragen van een eigen nationale identiteit met behoefte aan een afbakening van een territorium is.28 Nationalisme gaat dus om een groep mensen die samen tot een bepaalde natie met een bepaald territorium horen, waar zij soeverein kunnen handelen. Deze natie is gebaseerd op een gezamenlijke set normen en waarden. Beide auteurs zijn het dus eens met de

23

Ibidem, 90-91.

24

Ibidem, 91.

25

Ibidem, 134-135.

26

Ibidem, 156-160.

27

E. Gellner, Nations and Nationalism (Oxford: Blackwell, 2001), 1.

28

P. Daniels, An Introduction to Human Geography (Harlow: Pearson Hall, 2001),

(14)

ideeën van Saïd, de ene groep wordt afgezet tegen de ander waardoor het in- en uitsluiten van bepaalde groepen ontstaat.

In het boek Nationaal Denken in Europa. Een Cultuurhistorische Schets gaat Joep Leerssen op zoek naar de herkomst van het nationalistische gevoel op het Europees continent. Hij deelt dit onderzoek op in drie hoofdperiodes, de voorgeschiedenis: 1200-1800, de 19e en de 20e eeuw. In de middeleeuwen ontwikkelen staten een steeds hechter en geïntegreerd staatsbestel.29 Er ontstaat daarentegen wel een steeds scherpere afbakeningen ten opzichte van buurlanden. Ook wordt er op lokaal niveau meer waarde gehecht aan tradities van zelfbestuur. Tegelijkertijd wordt er steeds meer systematisch onderscheid gemaakt tussen ‘naties’ als natuurlijke bevolkingsgroepen met een eigen karakter.

Leerssen gaat vervolgens verder met de Verlichting. In dit gedeelte van de geschiedenis signaleert hij een sterker denken in ‘nationale karakters’. Onder invloed van Herder wordt het steeds vanzelfsprekender cultuur met nationaliteit te verbinden.30 Volgens Herder heeft elk volk haar eigen unieke identiteit en daarmee kan ze zich dus onderscheiden van haar buren. In de periode na de Franse Revolutie worden deze ideeën alleen maar wijdverspreider. Naast deze ideeën komt ook het parlementaire gedachtegoed op.31 Het parlementaire gedachtegoed is een idee wat geformuleerd is door de filosoof John Locke.32 In zijn werk probeert hij antwoord te geven op de vraag aan wie de macht op aarde toekomt. Locke meent dat in een oorspronkelijke toestand iedereen gelijk is. Er is sprake van een natuurwet waarbij een plicht tot zelfbehoud geldt. Individuen sluiten een denkbeeldig contract om zo samen in een veilige staat te leven die beschermt tegen soevereine vorsten. Bijzonder is het niet dat deze ideeën op dit moment populair zijn. De Franse Revolutie heeft plaatsgevonden en de heerschappij van Napoleon is net voorbij. Het politieke klimaat in West-Europa wordt dan ook vooral gevormd door de afschuw tegenover deze heerschappij. Tijdens zijn overheersing behoorde ongeveer de helft van West-Europa, de Benelux, een deel van Duitsland en een deel van Italië, Zwitserland, maar ook Slovenië en Kroatië tot het Franse keizerrijk. De combinatie van deze twee

29

J. Leerssen, Nationaal denken in Europa. Een cultuurhistorische schets (Amsterdam: Amsterdam University Press, 1999), 13.

30

Ibidem, 14-15.

31

Ibidem,15.

(15)

stromingen wordt het romantisch nationalisme: volkeren verschillen wezenlijk van elkaar en verdienen dus een eigen autonome staat.

De volgende periode waar Leerssen op ingaat is de 19e eeuw. Deze eeuw wordt volgens hem gekenmerkt door twee trends. Als eerste de nieuwe systematisering van cultuurverschil aan de hand van het genetische en raciaal geformuleerde stamboommodel. Deze manier van het systematiseren van volkeren kwam vanuit de vergelijkende taalwetenschap. Ten tweede de herschikking van Europa door de druk van het nationalistisch denken. Zo ontstaan onder andere ideeën over groot-Servië en de eenwording van Italië. Rond de eeuwwisseling worden deze ideeën steeds meer deterministisch en sterker gebaseerd op biologie en ras.33 Het verschuift als het ware van een ideologie naar een chauvinistische hegemonie. Na de Tweede Wereldoorlog blijven deze nationalistische ideeën verdacht binnen Europa, maar aan het einde van de 20e eeuw vindt er toch een opleving plaats.34 Met de val van Sovjet-Unie ontstaat er volgens Leerssen een vacuüm in Oost-Europa. Dit maakt plaats maakt voor nationalistische gevoelens die tijdens het communisme juist onderdrukt werden.

Centraal in de methodologie van Leerssen staat het begrip ‘imagologie’. Imagologie is een manier om culturele representaties over beeldvorming van volkeren te analyseren. Leerssen gaat ervanuit dat de culturele identiteit van een volk terug te vinden is in de literatuur. Literatuurgeschiedenis is dus het bestuderen van het karakter van een volk zoals deze wordt geuit in de culturele geschiedenis. In ‘History and Method’ is de volgende zin te lezen: ‘Needless to say, notion concerning essence or character are wholly determined by ingrained and widely-current stereotypes and ethnic images’.35 Leerssen is dus van mening dat stereotypering een belangrijk concept is in de beeldvorming. Ze zijn volgens hem zelfs de essentie van een natie. Door het bestuderen van teksten kan het stereotype gedestilleerd worden dat in die periode gold.

In het artikel ‘The Rhetoric of National Character: A Programmatic Survey’ introduceert Leerssen het begrip nationale stereotypering. Volgens hem moet je via de methode van imagologie meerdere teksten met representaties naast

33

Leerssen, 16.

34

Ibidem, 18.

35

M. Beller, en J. Leerssen, ‘Imagology and Method’ in: Imagology: The cultural

construction and literary representation of national characters. A critical survey

(16)

elkaar neerleggen en deze vergelijken.36 Deze teksten kunnen enorm verschillen. De inhoud van een tekst over bijvoorbeeld het Frans volk is afhankelijk van of het door een Spanjaard of een Nederlander is geschreven. Een stereotype vormt zich namelijk door de wisselwerking tussen de auto-image en de hetero-image. Het gaat hier dan niet om hoe een volk echt is, maar hoe een volk geportretteerd wordt. Een Fransman wordt door een Nederlander misschien gezien als een frivool en warm figuur, terwijl de Spanjaard hem misschien ziet als koud en afstandelijk.37 Door al deze bronnen in chronologische volgorde met elkaar te vergelijken kun je zien dat deze stereotypes veranderen.38 De oude stereotypes worden echter niet gefalsificeerd, maar ze maken gewoon plaats. Wel kunnen ze altijd weer opnieuw gebruikt worden zodra de situatie daarom vraagt. Volgens imagologen moeten stereotypes gezien worden in hun context.39 Een auteur is al bekend met het stereotype en heeft dan ook de neiging dit stereotype terug te laten keren. Deze herkenning heeft als gevolg dat dit stereotype meer en meer herkend wordt door het publiek. Hier zijn de ideeën van Edward Saïd ook weer terug te zien. Het eigen beeld wordt gedefinieerd aan het beeld wat jij van een ander hebt en waar je je tegen afzet.

Hoe zit het dan specifiek het nationalisme en de stereotypering op de Balkan en de drie strijdende partijen in de 19e eeuw? En zijn deze terug te zien in de Bosnische oorlog? In zijn dissertatie ‘Balkan Holocaust? Comparing genocide myths and historical revisionism in Serbian and Croatian nationalist writing: 1986-1999’ beargumenteert dat David Bruce Macdonald dat de Serviërs en de Kroaten dezelfde retoriek in hun nationalistische argumentatie gebruiken. Beide groepen spelen na de dood van Tito de slachtofferkaart: Jarenlang hebben ze geprobeerd onder het communisme uit te komen.40 In de jaren hierna wordt dit idee de pilaar waarop ze hun identiteit bouwen. Oude vijanden als de Ottomanen, Bulgaren en de Habsburgers werden vervangen door de buren, de Serviërs en de Kroaten, maar beiden portretteren zich in hun eigen geschiedenis ten opzichte van machtige vijanden. Volgens MacDonald worden de gebeurtenissen aan het eind van de 20e eeuw simpelweg gezien gevolgen van het verleden.41 Door te

36

J. Leerssen, ‘The Rhetoric of National Character. A programmatic Survey’, Poetics

Today Vol. 21, No. 2 (2000), 273.

37

Ibidem, 275.

38

Ibidem, 278.

39

Ibidem, 279-281.

40

D. B. Macdonald, Balkan Holocaust? Comparing genocide myths and historical

revisionism in Serbian and Croatian nationalist writing: 1986-1999 (Ann Arbor: Pro Quest,

2001), 8.

(17)

beargumenteren dat de ander door de geschiedenis heen de agressor is geweest wordt bewezen dat de geschiedenis zich herhaalt en ze (de Serviërs en de Kroaten) zich simpelweg dienen te verdedigen tegen een volgende overheersing. Beide groepen gebruiken dus dezelfde retoriek, ze zetten zichzelf neer als slachtoffer en de ander als slecht en agressief.

Ten opzichte van de Bosnische moslims stellen de Serviërs en de Kroaten zich anders op dan naar elkaar. Zij zien de groep moslims als een deel van hun eigen groep. Tijdens de Ottomaanse overheersing heeft een deel van de bevolking zich tot de Islam bekeerd, het ‘verloren’ gedeelte. De moslims zijn dus eigenlijk Serviërs en Kroaten (afhankelijk van het standpunt van de redenaar) die bevrijd moeten worden van hun foute religie en identiteit en ‘weer naar huis’ gehaald moeten worden. Beide groepen gaan opzoek naar raciale en linguïstische onderlinge overeenkomsten om deze bewering te ondersteunen. De moslims zelf denken hier anders over. Zij menen dat zij voor de Ottomaanse overheersing lid waren van de Bosnische kerk en dus geen katholieke of orthodoxe achtergrond hebben.42 Zodoende streden de moslims in Bosnië tijdens de oorlog vooral voor een verenigde natie en niet voor een opdeling hiervan. Het aanhouden van dit standpunt zorgde ervoor dat de Serviërs en de Kroaten de moslims als verraders zien, een groep die niet te vertrouwen is. De nieuwe retoriek bij de Serviërs en de Kroaten hield vervolgens in dat de eigen natie en de rest van Europa beschermd moest worden van Islamitisch binnendringen.

De moslims presenteren zich net als de Kroaten en Serviërs als slachtoffers, maar doen dit op een net andere manier en met een ander doel.43 Zij hadden tijdens de oorlog duidelijk een zwakke positie en vochten vooral uit zelfverdediging. Macdonald meent dat deze manier van presenteren niet bedoeld was om eigen gruweldaden te maskeren, maar om westerse steun voor een verenigd Bosnië aan te moedigen. Door te zoeken naar internationale erkenning en bescherming van internationale rechten proberen ze op deze manier een einde te maken aan de onderdrukking in de laatste periode van de 20e eeuw. Alle drie de groepen gebruiken dus dezelfde retoriek om de oorlog te rechtvaardigen. Ze spellen allemaal de slachtofferkaart en zetten de ander neer als agressor, al hebben de moslims een ander doel voor ogen dan de Serviërs en de Kroaten. Er zijn dus kortgezegd drie visies op de oorlog en de schuldvraag. In de Nederlandse media en de publieke opinie bestaat er echter een dominant visie, die van de

42

Ibidem, 223.

(18)

moslims. Op de vraag hoe dit mogelijk is dat een van deze visies zo overheersend is zal ik verderop in deze scriptie uitweiden. In dit hoofdstuk ga ik nog dieper in op het nationalisme in de Balkan in de praktijk.

Frank Westerman, tijdens de Balkanoorlogen journalist voor de Volkskrant, heeft een boek geschreven over deze oorlogsperiode als correspondent. Dit is een persoonlijk verhaal met veel anekdotes. Een van die anekdotes gaat over een gesprek met als onderwerp de eenheid tussen alle Serviërs.44 Westerman voert dit gesprek met drie Servische leden van de lokale bevolking van Sarajevo, de president, een filosoof en een bibliothecaris. In deze anekdote is het volgende citaat de lezen:

‘Wij Serviërs, als volk, hebben oorlogen en dictatuur kunnen overleven door een sterk ontwikkeld gevoel voor de

geschiedenis’.45 ‘Je kunt in de Nieuwe Wereld (Amerika) duizenden kilometers rijden zonder een historische plek tegen te komen. Zoiets gaat ons voorstellingsvermogen te boven. Nee, probeer

dan maar eens van Istanbul naar Boedapest te reizen. Elke veertig kilometer passeer je een slagveld, een grafheuvel, een

kasteel. De Balkan is doortrokken van geschiedenis. De geschiedenis is een harnas die ons uitzichten op de horizonten

belet’.46

Het gesprek gaat nog even door over de knellende band die de Balkan heeft met de geschiedenis en het feit dat er geen generatie is die geen oorlog heeft meegemaakt, waarna het vervolgens verschuift naar het beeld wat Europa van de Balkan heeft.47 Ze zijn teleurgesteld in Europa als bondgenoot en hun eenzijdige houding ‘dat we hier op de Balkan wonen betekent nog niet dat we barbaren zijn’.48 Volgens de drie Serviërs met wie Westerman in gesprek is wordt een deel van de geschiedenis vergeten door de rest van Europa. In 1389 vond de slag bij Mereveld plaats, waar de Serviërs de opmars van de Turken hebben gestopt. Er wordt dieper ingegaan op de onderdrukking van de Serviërs door de deze groep. Deze Turkse overheersing en de Islamisering brengt volgens de drie de ondergang van de christelijke beschaving met zich mee. Het gesprek eindigt

44

F. Westerman, De slag om Srebrenica. De aanloop, de val, de naschok (Amsterdam: de Bezige Bij, 2015), 142.

45

Ibidem, 142-143.

46

Ibidem, 144-145.

47

Ibidem, 146.

(19)

met ideeën over de multi-etnische staat Joegoslavië.49 Een eigen staat is onvermijdelijk volgens de drie gesprekspartners van Westerman, de eigen nationaliteit is namelijk niet te onderdrukken. De onnatuurlijkheid van een multi-etnische staat zal volgens de drie Serviërs uiteindelijk leiden tot het nationalisme. Het stuk hierboven is vooral gebaseerd op de verschillen die door de geschiedenis heen zijn ontstaan. Ik heb laten zien dat de theoretische ideeën van Macdonald terug te zien zijn in de ideeën die leven bij de bevolking op de Balkan. Een tweede verschil dat Macdonald aanwijst vindt hij terug in de biologische verschillen, de rassenleer. Westerman geeft hier in zijn boek ook enkele voorbeelden van. Zo schrijft hij over een ander gesprek dat hij heeft met twee Serviërs over de vraag: ‘wat is het verschil tussen een Serviër, een Kroaat en een moslim?’.50 ‘De eerste kust geen iconen in de orthodoxe kerk, de tweede gaat nooit naar een katholieke mis en de derde bidt niet met zijn gezicht richting Mekka’ aldus een van de twee Serviërs. Vervolgens fantaseren ze verder over groteske verschillen, die ze baseren op ras. Zo legt een Servische professor op de radio uit dat de moslims kortere stembanden hebben en een octaaf hoger praten. Dit komt door het eeuwenlang zingen van de muezzin. De discussie staat bol van tegenstrijdigheden.51 De een zegt: ‘moslims een slag donkerder dan wij, dat komt omdat de vrouwen sliepen met Turken’. De ander: ‘nee, de Serviërs zijn een slag donkerder dan moslims, de Turkse landheren hadden het recht alle Servische dochters te ontmaagden’.

De theorie die Leerssen beargumenteerd is via de argumentatie van Macdonald terug te zien in het werk van Westerman. Nationalisme is volgens Leerssen gebaseerd op de stereotypering van de ander, om jezelf hier vervolgens tegen af te zetten. Macdonald betoogt vervolgens dat op de Balkan de verschillende groepen dezelfde retoriek volgen om op deze manier hun eigen identiteit te bepalen. Westerman laat zien dat op de Balkan hebben de inwoners moeite met het externe beeld van een groep barbaren die altijd maar met elkaar in oorlog zijn. Het interne beeld dat de Balkaninwoner van zichzelf heeft is grotendeels gebaseerd op de geschiedenis, waarin zij altijd hebben gevochten tegen externe overheersers. Volgens de inwoners op de Balkan is dus niet de bevolking agressief. Zij zijn altijd het slachtoffer geweest van externe dreigingen waartegen zij zich moesten wapenen. Dit beeld komt redelijk overeen met het Westerse beeld, al is in het westen de agressieve notie duidelijker terug te zien.

49

Ibidem,149.

50

Ibidem, 97.

(20)

In hoofdstuk vier zal ik laten zien dat de gewelddadige karaktertrekken die Todorova aanwijst in het Westerse beeld van de Balkan inderdaad terugkomen in de beeldvorming in de Nederlandse (en Westerse) media.

Todorova is van mening dat dit beeld in het westen onveranderlijk is, terwijl Leerssen beargumenteert dat stereotypes kunnen veranderen. Een derde auteur die hier genoemd kan worden is Bruno Naarden. In het boek ‘Beeld en Balkan. Waarneming en Werkelijkheid van Zuidoost-Europa’ beargumenteert Naarden dat de publieke opinie in Nederland en de rest van West-Europa over de Balkan in het begin van de jaren ‘90 veranderde.52 Ook meent Naarden dat ons beeld van de Balkan altijd veranderlijk is gebleken en er altijd meerdere beelden naast elkaar bestaan. Tot het begin van de 20e eeuw werd de Balkan in Nederland op een positieve manier bekeken. Er bestond een romantisch beeld; het gebied was vrij gebleven van modernistische trekken. Negatieve eigenschappen zoals het laten spreken van gevoel in plaats van de ratio en het onvermogen om iets te kunnen organiseren werden gezien en benoemd en ook lang niet altijd als fundamenteel negatief gezien, maar naar de achtergrond geschoven.

Niet alleen het beeld over de Balkan als gebied verandert volgens Naarden, ook de ideeën over de verschillende etnische groepen is aan verandering onderhevig.53Voor het uitbreken van de oorlog in 1991 was er vooral waardering en werden de Serviërs gezien als een hardwerkend volk dat als voorbeeld voor de rest van de Zuidslaven moest dienen. Veel Nederlanders uitten zich enthousiast over het streven van de Serviërs naar een groot-Servië.54 Met het uitbreken van de oorlog veranderde dit. De Serviërs (en Milošević) werden als aanstichters van alle ellende gezien. Een beeld dat ook duidelijk naar voren kwam in de media. Dat negatieve beeld gold niet alleen voor de Serviërs. Ook de Kroaten werden door de Nederlandse in een slecht daglicht geplaatst.55 Met de Tweede Wereldoorlog nog duidelijk in het geheugen bestond er volgens Naarden een grote weerstand tegen het fascistische regime dat de eerste Kroatische premier Franjo Tuđman daar voerde.

De Bosnische moslims werden volgens Naarden gezien als de slachtoffers van de oorlog. Leerssen gaat in zijn werk niet specifiek in op de Balkan, in tegenstelling tot Naarden. Beide auteurs zijn van mening dat er door de tijd heen

52

B. Naarden, Beeld en Balkan. Waarneming en werkelijkheid van Zuidoost-Europa (Amsterdam: Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, 2002), 46-47.

53

Ibidem, 73.

54

Ibidem, 69-70.

(21)

verschillende stereotypes zijn ontstaan en beiden ondersteunen deze bewering aan de hand van de analyse van teksten. In deze scriptie wil ik de aanpak van Leerssen volgen om de tekortkomingen van Naardens werk recht te zetten, namelijk de methodologie. Waar Naarden in zijn boek geen enkele uitleg geeft over de manier waarop hij te werk gaat, geeft Leerssen hierover een hele verhandeling in het artikel ‘Imagology: History and Method’. De theorie en de praktijk rondom het begrip imagologie zijn nog onduidelijk omdat dit nog niet door meerdere wetenschappers onderzocht en gedefinieerd is. Het is daarom belangrijk dat dit duidelijk wordt uitgelegd en gespecificeerd, iets wat Leerssen naar mijn mening voortreffelijk doet. Het is hierdoor een valide onderzoeksmethode om te gebruiken in deze scriptie.

1.2 Een complexe geschiedenis

Op welke manier zijn de etnische tegenstellingen die Todorova en Bakić-Hayden signaleren terug te zien in de praktijk? De Balkan heeft een complexe geschiedenis met veel geweld en oorlog, maar komen de etnische problemen hier dan ook zo sterk naar voren? In het gebied hebben altijd meerdere bevolkingsgroepen door elkaar gewoond. Met de opkomst van Oostenrijk-Hongarije en Ottomaanse Rijk werden de verschillende etniciteiten voor het eerst onder een algemeen gezag geplaatst.56 Hier is ook de belangrijke tweedeling tussen het christelijk en het islamitisch deel van de Balkan op terug te leiden. Tijdens deze periode van overheersing kwamen verschillende bevolkingsgroepen onder invloed van Oostenrijk-Hongarije, wat leidde tot meer autonomie van enkele gebieden in het rijk. Verschillende crisissen en conflicten tussen de bevolkingsgroepen leidden uiteindelijk tot twee Balkanoorlogen (1912 en 1913) en met het uitbreken van WOI was het gedaan met de Ottomaanse overheersing. Er werden verschillende bondgenootschappen gevormd wat de tegenstellingen tussen de groepen op scherp zette.57

Na WOI werd op de Balkan het Koninkrijk der Serviërs, Kroaten en Slovenen gesticht wat later Koninkrijk Joegoslavië werd.58 Uit deze naamgevingen blijkt al dat de verschillende nationaliteiten en etniciteiten van belang werden geacht. Op dit punt in de geschiedenis werd ook een belangrijk basis voor latere conflicten gelegd. Servië wilde een eenheidsstaat, terwijl Kroatië pleitte voor een federatie. Servië krijgt wat het wilt en het Koninkrijk der Serviërs, Kroaten en Slovenen is

56

A. ten Cate, Sterven voor Bosnië?: Een historische analyse van het interventiedebat in

Nederland, 1992-1995 (Amsterdam: Boom, 2007), 28-31.

57

Ibidem, 32-33.

(22)

een feit. In 1929 wordt koning Alexander I staatshoofd en wordt het land omgedoopt tot Koninkrijk Joegoslavië. In dat jaar probeert Kroatië zich los te maken, wat mislukt en onder de nieuwe koning ontstaat er een dictatuur. In 1934 wordt Alexander I vermoord en in 1993 krijgt Kroatië meer autonomie, maar blijft het onder het gezag van de Serviërs staan.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd Joegoslavië aan vier kanten binnengevallen en opgedeeld in verschillende stukken.59 Italië bezette Zuid-Slovenië, Montenegro en Kosovo. Duitsland kreeg Noord-Zuid-Slovenië, Griekenland en Servië in handen. Terwijl Griekenland en Servië onder het bewind van de Wehrmacht vielen. Hongarije bezette Vojvodina en Macedonië kwam in handen van Bulgarije. Kroatië dat met Bosnië werd uitgebreid werd onder de fascistische Ustaša-beweging een satellietstaat van Duitsland. De bezetting van Kroatië was bijzonder. Veel Kroaten zagen Duitsland als bevrijder van de Servische onderdrukkers en weigerden tegen ze te vechten. Dit had als gevolg dat de fascistische beweging in dit land snel groeide. Verder zorgde de opdeling van het land en de onderdrukking, die verschillende volkeren van hun buren ondergingen, voor nog meer onderlinge spanningen. Eerdere overheersingen van de Ottomanen en Habsburgers zorgden al voor een eerste verdeling in het gebied en tussen de verschillende etnische groepen. De onderdrukking van de Kroaten door de Serviërs is vervolgens van grote invloed geweest op het verloop van de Tweede Wereldoorlog op de Balkan. Hier had het Duitse leger bijna vrij spel wat zorgde voor nog meer onderlinge spanningen.

Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog werd het gebied opnieuw opgedeeld.60 Albanië, Roemenië en Bulgarije werden in het communistisch Oostblok opgenomen, Griekenland sloot zich aan bij het westen van Europa en in de rest van het gebied riepen de communisten de Socialistische Federale Republiek Joegoslavië uit. Deze nieuwe republiek bestond uit zes deelrepublieken, Servië, Kroatië, Slovenië, Bosnië-Herzegovina, Montenegro en Macedonië. Het nieuwe staatshoofd werd Ivan Ribar, maar de werkelijke macht lag echter bij Joseph Tito. Tito werd in 1953 ook daadwerkelijk tot president werd benoemd, wat hij tot zijn dood in 1980 bleef. 61 In deze periode wist Tito, soms met harde hand, de tegenstellingen tussen de verschillende etnische groepen te verminderen. Dit wist hij te bereiken door twee grote hervormingen te implementeren. Aan de ene kant voerde hij binnen zijn partij etnische zuiveringen door, aan de andere kant

59

Ibidem, 33.

60

Ibidem, 35.

(23)

kondigde hij een federale grondwet af. Dit was nodig omdat Servië het meeste macht had binnen de Republiek.62 Door de nieuwe grondwet perkte hij deze dominante positie in. Dit deed hij door de autonome provincies Kosovo en Vojdovina gelijk te stellen aan de zes Republieken. Door de twee provincies gelijk te stellen wist hij ook de etnische groepen gelijk te stellen. Op deze manier werden de op dat moment aanwezige etnische tegenstellingen en nationalistische gevoelens de kop in gedrukt. Dit wordt ook wel als het sterkste punt binnen zijn beleid gezien, geen van de etnische groepen had meer macht dan de anderen. Zo wist hij, op dictatoriale wijze, de onrust die in de begin van de jaren ‘70 in het land ontstond te beteugelen.

Na zijn dood in 1980 bleek het fundament wat hij had gelegd voor één Joegoslavië niet sterk genoeg te zijn om het land bij elkaar te houden.63 In 1989 werd Milošević president van Servië, maar ook in de deelrepublieken Kosovo en Vojdovina (die in 1974 door Tito nog gelijk werden gesteld aan de andere Republieken) hadden de Serviërs een dominante politieke positie. Samen met de republiek Montenegro waar Milošević ook steun kreeg van de meerderheid hadden de Serviërs vier van de acht stemmen. Dit zinde de bevolking en de politiek leiders van de andere deelrepublieken niet wat uiteindelijk resulteerde in de eerste afscheidingen, die van Slovenië en enkele uren later in Kroatië in het jaar 1991. In 1992 was vervolgens ook de burgeroorlog in Bosnië een feit waarin enerzijds de Serviërs en anderzijds de Kroaten en de Bosnische moslims tegen elkaar vochten.

De academische ideeën over etnische tegenstellingen worden dus teruggezien in de politieke gebeurtenissen op de Balkan. Al vanaf het einde van de middeleeuwen hebben verschillende oorlogen en overheersingen ervoor gezorgd dat de nationale gevoelens bij de verschillende etnische groepen groeide. Door de religieuze scheiding die werd veroorzaakt door de Ottomanen en Habsburgers werd het gebied in tweeën gedeeld. Overheersingen en onderdrukkingen van buurlanden zorgden ervoor dat deze tegenstellingen verder op scherp kwamen te staan. Tijdens de Tweede Wereldoorlog kwam dit tot uitbarsting waar het hele gebied door verschillende mogendheden en buurlanden bezet was. Dit zorgde ervoor dat de onderlinge spanningen verder groeiden waardoor er plaats was voor het fascisme (in Kroatië) en het nationalisme steeds meer naar een hoogtepunt werd gedreven. Met Tito aan de macht werd dit

62

S. Peters, ‘Tito hield Joegoslavië bij elkaar’, Historisch Nieuwsblad 2 (2000).

(24)

nationalisme tijdelijk de kop ingedrukt. Na zijn overlijden wist de nieuwe president de etnische tegenstellingen en de spanningen die dit met zich mee bracht echter niet meer onder de duim te houden. Uiteindelijk leidde dit tot het uitbreken van de oorlog in 1991.

In het eerste gedeelte van dit hoofdstuk heb ik aangegeven hoe in het academisch debat wordt aangekeken tegen beeldvorming en imagologie in het algemeen en specifiek de beeldvorming op de Balkan. Het nationalisme dat Leerssen in Europa ziet opkomen loopt gelijk met de groei van het nationalisme op de Balkan. Stereotypes ontstaan op de Balkan door de eigen groep af te zetten tegen de ander. Maar ook in het westen van Europa ontstaan deze stereotyperingen. Volgens Todorova is er een bepaald beeld van de Balkan ontstaan, gebaseerd op de etnische tegenstellingen die het beeld van een gewelddadig gebied heeft neergezet. Je ziet dus de historische gebeurtenissen op de Balkan terugkomen in het academisch debat. Zoals ik in de inleiding al heb aangegeven wil ik onderzoeken of en hoe deze beeldvorming terugkomt in de media. Om dit te kunnen onderzoeken is het van belang om te kijken hoe het medialandschap in elkaar zit en hoe zij werkt. Dit ga ik doen in het volgende hoofdstuk aan de hand van de framingtheorie om vervolgens deze theorie toe te passen op de Nederlandse media.

(25)

Bosnië

In dit hoofdstuk zal ik dieper ingaan op de manier waarop media van invloed kan zijn op beeldvorming. Ik zal doen aan de hand van de begrippen agendasetting, framing en priming. Net als in het vorige hoofdstuk zal ik proberen eerst een groter geheel te schetsen en hierbinnen voorbeelden vanuit mijn eigen onderzoeken plaatsen. De theorie rondom deze begrippen is van belang omdat ik via deze denkpatronen zal onderzoeken op welke manier de stereotypes zoals die zijn gedefinieerd door Todorova en Leerssen zijn terug te vinden in de Nederlandse media.

2.1 Framingtheorie

‘Dat waren mijn vraagtekens en toch heb ik nooit ‘tegengewicht geboden’, en ben ik maar een keer de opiniepagina’s in geklommen. Die terughoudendheid had drie redenen, en de eerste was mijn eigen opvatting van journalistiek. Als ik de wereld

wilde veranderen in plaats van tonen, moest ik ontslag nemen en activist worden. Ik kende collega’s die daarover dachten, zoals ik

ook activisten kende die de stap andersom overwogen. ‘Alles begint bij beeldvorming’, zeiden ze. ‘Wij rennen daar

achteraan’.’.64

Dit citaat komt uit het boek Het Zijn net Mensen. Beelden uit het Midden-Oosten van de journalist Joris Luyendijk. In dit boek schrijft Luyendijk over de vijf jaar die hij in het Midden-Oosten woonde waar hij correspondent was voor het NOS-journaal, de Volkskrant en de NRC. In het werk gaat hij dieper in op de verhoudingen binnen de (internationale) media en welke invloed deze verhoudingen op hem persoonlijk hebben. Luyendijk meent dat de media bepaalt met welke onderwerpen het publiek bezig is en daarnaast ook in grote mate verantwoordelijk is voor de manier waarop iets gepresenteerd wordt. Hij schrijft een overtuigend en interessant boek vanuit zijn eigen ervaring, maar geeft geen wetenschappelijke verklaring voor dit verschijnsel.

Iemand die dit wel is doet is Erving Goffman. Goffman publiceerde in 1974 het boek ‘Frame Analysis. An Essay on the Organization of Experience’ waarin hij

64

J. Luyendijk, Het zijn net Mensen: Beelden uit het Midden-Oosten (Amsterdam: Podium, 2006),175-176.

(26)

een onderzoek doet naar framing. Framing is een overtuigingstechniek in communicatie die vaak gebruikt wordt in de media.65 In het kort houdt de techniek het volgende in: journalisten kiezen woorden en beelden zo dat bepaalde aspecten van het grote verhaal worden uitgelicht. Op deze manier weet de journalist een bepaald standpunt te propaganderen. Er wordt je verteld welke onderwerpen op dat moment belangrijk zijn.66 Drie belangrijke begrippen zijn, ‘agendasetting’, ‘priming’ en ‘framing’. Agendasetting is het bepalen welke informatie bij het publiek aankomt en waarover gepraat en nagedacht wordt. Dit is dus eigenlijk het op de agenda zetten van een bepaald onderwerp. Journalisten kunnen dit simpelweg al laten gebeuren door een bepaald onderwerp vaker te laten terugkomen, bijvoorbeeld in een uitzending of een krantenartikel.

Het begrip agendasetting is voor het eerst goed onderzocht door McCombs en Shaw in 1968. In dit onderzoek onderzochten zij hoe de mening van een groep mensen veranderde zodra de nieuwsitems veranderen.67 Concluderend kan uit dit onderzoek gesteld worden dat de onderwerpen die het belangrijkst werden gevonden door de respondenten ook het vaakst in de headlines van kranten terug te zien was. Dit wordt als het eerste niveau van agendasetting gezien. De markante kwesties van het nieuws worden overgebracht naar de publieke agenda. McCombs, Shaw en Weaver hebben hierna een tweede niveau van agendasetting gedestilleerd.68 Zij menen dat binnen een kwestie mensen ernaar neigen componenten en attributen eigen te maken en overnemen. Als laatste wijzen zij een derde niveau aan, informatie die door de media aan een object of onderwerp is toegeschreven later wordt weerspiegeld in de percepties van het publiek over dit onderwerp.

In het artikel ‘Framing is a theory of Mass Media Effects’ geeft Dietram Scheufele een goede samenvatting van de media in de woorden van andere auteurs.69 Een frame is een concept wat betekenis geeft aan heet serie van gebeurtenissen, het geeft aan waar een nieuwsitem over gaat en wat de kern hiervan is. De tweede functie van een frame is er een voor de journalist. Een

65

E. Goffman, Frame Analysis: an essay on the organization of experience (Harmondsworth: Penguin, 1975),

66

Ibidem, 34.

67

M. E. McCombs en D. L. Shaw, ‘The agenda-setting function of mass media’ The Public

Opinion Quarterly Vol. 36 No. 2 (1972), 182-184.

68

M. E. McCombs, D. L. Shaw en D. Weaver, Communication and democracy: Exploring

the intellectual frontiers in agenda-setting theory (Mahwah: Erlbaum, 1997), 3-5.

69

D. Scheufele, ‘Framing is a theory of Mass Media Effects’ Journal of Communication Vol. 49 No. 1 (1999), 106.

(27)

frame geeft namelijk een context waarbinnen een journalist een gebeurtenis kan plaatsen op en deze manier de relevante informatie kan destilleren.

In het artikel ‘Framing Toward Clarification of a Fractured Paradigm’ geeft Entman het volgende schema weer: ‘To Frame is to select some aspects of a perceived and makes them more salient in a communicating text, in such a way as to promote a particular problem definition, casual interpretation, moral evaluation, and/or treatment recommendation for the item described’.70 Framen is volgens Entman dus het meer uitlichten van bepaalde aspecten en deze meer zichtbaar maken voor het publiek. Dit kan op meerdere manieren; een bepaald probleem uitlichten; een interpretatie hiervan geven, een morele waarde aan hangen en hier een aanbeveling of oplossing hiervoor geven.71 Volgens Entman is het wel belangrijk te onthouden dat niet elk frame alle vier de functies bekleed. Op dit communicatieproces zal ik verderop in deze alinea dieper ingaan en uitleggen hoe deze volgens Entman werkt.

De media is volgens deze auteurs dus succesvol in het overbrengen van onderwerpen naar het publiek. Hier zijn natuurlijk wel kanttekeningen bij te plaatsen. Over de percepties van het publiek zal ik later in dit hoofdstuk nog wat schrijven, maar ook over het eerste level van agendasetting kunnen aanmerkingen gemaakt worden. In deze theorie wordt weinig rekening gehouden met de persoonlijke interesse en de achtergrond van het publiek. Als een persoon een onderwerp oninteressant vindt zal deze persoon hier ook minder over praten. Daarnaast wordt er geen rekening gehouden met onderlinge relaties. Een individu baseert zich niet alleen op de media, maar ook op zijn of haar sociale omgeving waar over totaal andere onderwerpen gepraat kan worden.

Zoals ik net al aangaf is agendasetting volgens McCombs, Shaw en Weaver in te delen drie niveaus.72 Het overbrengen van onderwerpen is het eerste niveau. Het tweede en derde niveau worden ook weleens vergeleken met framing. Framing houdt in dat de journalist bepaald hoe het publiek over een bepaald onderwerp denkt. Dit gebeurt doordat journalisten een bepaald frame (raamwerk) kunnen activeren bij het publiek, binnen dit raamwerk worden de nieuwsfeiten geplaatst.73 Zonder deze kaders is overdracht van nieuwsfeiten helemaal niet mogelijk. Om een gebeurtenis te begrijpen moet deze in een

70

R. M. Entman, ‘Framing: toward clarification of a fractured paradigm’ Journal of

Communication Vol. 43 No.4 (1993), 52.

71

Ibidem, 56-58.

72

McCombs, Shaw en Weaver,3-5.

(28)

bepaalde context (raamwerk) geplaatst worden, deze frames zijn een dwingende suggestie om een gebeurtenis te begrijpen. Dit proces kan gezien worden als een soort spiraal. Aan de ene kant is het nodig het nieuws binnen een bepaald frame te plaatsen, aan de andere kant beïnvloedt dit nieuwsfeit dan weer het kader. Deze manier van denken impliceert echter wel dat de gehanteerde kaders van hoog niveau en volgens de maatschappelijke normen politiek en sociaal correct moeten zijn omdat anders een gebeurtenis niet wordt begrepen of verkeerd geïntercepteerd.74

Dit verkeerd interpreteren wordt geproblematiseerd door Wieten. Hij beargumenteert in ‘Srebrenica en de Journalistiek. Achtergronden en invloed van de berichtgeving over het conflict in voormalig Joegoslavië’ dat frames cultureel begrensd zijn en geeft als voorbeeld de slag bij Mereveld.75 Bij een Serviër zal de relatie met de actualiteit en deze slag snel gelegd worden (de etnische spanningen binnen dit gebied), terwijl dit in West-Europa veelal een stereotype beeld activeert van een conflict met een middeleeuws, dat wil zeggen onbegrijpelijk, een primitief karakter. Elke cultuur of elke groep heeft dus weer andere frames waar een individu een gebeurtenis in plaatst. Eenzelfde situatie kan dus op totaal verschillende manieren geïnterpreteerd worden.

Deze interpretatiekaders spelen een belangrijke rol in het communicatieproces wat Entman in zijn artikel beschrijft. In dit communicatieproces kunnen vier actoren onderscheiden worden.76 Ten eerste degene die communiceert, (de journalist in dit geval). Daarnaast heb je de tekst zelf, ten derde het publiek en uiteindelijk ook nog de cultuur. Degene die communiceert maakt bewust of onbewust een beslissing over wat er gecommuniceerd wordt. Deze beslissing wordt al geleid door het raamwerk van overtuigingen waarin deze persoon denkt. Daarnaast bevat ook de tekst een raamwerk, dit raamwerk wordt gemanifesteerd aan de hand van de aan- of afwezigheid van bepaalde sleutelwoorden, stereotypes, bronnen en zinnen die waarin een bepaalde waarde of bepaald oordeel te vinden is. Het raamwerk van de ontvanger kan op haar beurt weer overeenkomen met de intentie van het raamwerk van de persoon die communiceert.

Als laatste noemt Entman nog de cultuur.77 De cultuur is het arsenaal aan al bestaande raamwerken, het discours van een groep mensen of een groepering.

74

Ibidem.

75

Ibidem, 19.

76

Entman, 52-53.

(29)

Alle vier de stappen in het proces hebben dezelfde functie, namelijk het markeren van bepaalde elementen. In een tekst kun je bepaalde aspecten uitlichten door een aantal kenmerkende of herkenbare symbolen hieraan te verbinden. Als dit ‘past’ binnen het raamwerk van het publiek zal deze informatie eerder opgenomen worden. Dit kan natuurlijk ook de andere kant op vallen, zodra deze kenmerken niet vallen binnen het al bestaande raamwerk.

Een aannemelijke gedachtestap is de volgende; zodra een journalist bewust is van het feit dat hij of zij de mogelijkheid heeft om te framen, dan zal de journalist proberen alle kanten van het verhaal te laten zien. Goede journalistiek is namelijk gebaseerd op feiten, hoor en wederhoor en het schetsen van een objectief beeld. Entman benoemt in zijn artikel dat journalisten zich echter niet altijd bewust zijn van dit proces en ze daar ook niet altijd op in (kunnen) spelen.78 Als framing onbewust gebeurt, is dit moeilijk onderzoeken. Ook in tijdens de Balkanoorlogen werden journalisten (onbewust) beïnvloed door de frames uit Nederland en uit het gebied waar ze verslag van deden. Een journalist is dus nooit objectief en heeft niet altijd het heft in eigen handen als het gaat om bepalen wat nieuws is en hoe dit gebracht moet worden. In het volgende hoofdstuk zal ik dieper ingaan op de situatie in Joegoslavië en laten zien dat het in dit geval toch mogelijk is.

De val van Srebrenica maakt dat de oorlog en daarbij ook de rol van de media goed zijn onderzocht in Nederland. In dit onderzoek zijn enkele getuigenissen van journalisten naar voren gekomen waaruit blijkt dat zij zich later realiseren dat zij zich hebben laten beïnvloeden door bepaalde frames. Dit proces zal ik verder uitleggen aan de hand van de Nederlandse journalist Joris Luyendijk die voor langere tijd als oorlogsverslaggever heeft gewerkt en gewoon in het Midden-Oosten. Hij laat op een overzichtelijke manier zien hoe de Nederlandse media in elkaar zit en welke invloed de media in het gebied zelf heeft. Deze ideeën zal ik vervolgens toepassen op de situatie in de Balkan en de getuigenissen van de correspondenten aldaar. Hier zal ik mij vooral baseren op werken van twee oud-correspondenten die beiden in Bosnië hebben gewerkt tijdens de oorlog, Arnold Karskens en Frank Westerman.

2.2 Van agendasetting naar priming

Om deze ideeën te kunnen passen is het belangrijk om in de framingtheorie nog een extra stap te maken. Namelijk die van agendasetting naar priming. Door de agendasetting wordt bepaalde informatie ‘top of mind’. Dat wil zeggen dat hoe

78

Ibidem, 56-57.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Monster 3 bevat vrij veel in water oplosbare stikstof, veel fosfaat en zeer veel kali* In ver­ gelijking met monster 3 bevat monster 4 vat minder stikstof en iets meer fosfaat*

 We hebben crisis.nl niet nodig; eigen website is voldoende toegerust op noodsituaties  Als we crisis.nl willen gebruiken, is dat ook zonder regels of protocol snel geregeld 

Masterscriptie Hanneke van der Werf Scriptiebegeleider: Ilja van den Broek Tweede lezer: Marc Chavannes RuG MA Radio & Televisiejournalistiek 25

So, the stranger the prediction that a theory offers (as opposed to a most likely explanation) the greater the degree of confirmation that will be afforded by the evidence

Initially, we envisioned that using an α-halo oxo-component together with an isocyanide, trimethylsilyl azide, and 2-hydroxy or 2-amino or 2-mercaptoethylamine and its derivatives

Figure 4: How citizens are connected to organizations in Enschede Zuid: Compulsory relation 1 Figure 4 shows that the trust network looks very different.. In this network

Geert Wilders is in vergelijking met Balkenende en Bos vaker negatief bericht (n=14) in de geanalyseerde buitenlandse media. Balkenende is helemaal niet ongunstig

Figure 5.6: Plot of the Sensor Node Idle State Supply Current as Measured by the Sensor Node and the Tektronix DMM4050 Precision Digital Multimeter for 10 Nodes Descriptive