• No results found

1.2 Een complexe geschiedenis

4.3 De Balkan als stereotypes en de rollen die zij aannemen in de media

In het vorige hoofdstuk heb ik laten zien op welke manier de media (onbewust) van invloed kan zijn door de emotionele waarde die zij toe kunnen kennen aan een gebeurtenis. In dit gedeelte zal ik onderzoeken op welke manier dit naar voren komt. In verschillende hoofdstukken heb ik betoogd dat de drie etnische groepen verschillende zelfbeelden en beelden van de ander hebben. Daarnaast heb ik laten zien dat het beeld dat de moslims propageren het dominante beeld in de westerse media is geworden. Het beeld waarin de moslims als slachtoffers worden geframed en de Serviërs als de agressor. Door het beeld van de moslims als slachtoffer in het frame van de Tweede Wereldoorlog te plaatsen en te associëren met het begrip genocide (dit nooit weer) wordt de neiging om te sympathiseren met de groep alleen maar groter.

Een citaat waarin de beeldvorming over de Serviërs als agressor in het frame van de Tweede Wereldoorlog letterlijk terug te lezen is in de NRC van 20 januari.

In Bosnië-Herzegovina worden wreedheden begaan door alle drie de vechtende partijen; maar die van de Bosnische

Serviërs „overtreffen alles wat in Europa sinds de tijd van de nazi's is gezien". Dat staat in een rapport over de mensenrechten

in de wereld, opgemaakt en gisteren gepubliceerd door het Amerikaanse ministerie van buitenlandse zaken179

178

‘Gruwel’ Telegraaf, 14-08-1992.

Dit frame geldt echter lang niet voor alle artikelen. Vooral de artikelen waarin feiten, zoals slachtofferaantallen, een afspraak tot staakt het vuren, worden behandeld hebben een neutrale toon. Over het algemeen kan gesteld worden dat in de neutrale berichten de drie bevolkingsgroepen ‘gelijk’ worden neergezet, zonder dat er een oordeel aan een van deze groepen wordt gehangen. Een voorbeeld hiervan is terug te vinden in het NRC dat op 25 september het volgende in een artikel plaatst:180 ‘Bosnische Serviërs en Kroaten overeengekomen de vijandelijkheden in Bosnië-Herzegovina te beëindigen … Een dergelijke overeenkomst zou een zware slag zijn voor de moslims, die een lange tijd met de Kroaten tegen de Serviërs hebben gevochten.’181

Zodra artikelen echter uitgebreider worden en dieper op het conflict ingaan veranderd deze neutrale toon. In deze artikelen wordt sterker onderscheid gemaakt tussen de drie bevolkingsgroepen en de rol die zij spelen in de oorlog. In de Volkskrant zijn bijvoorbeeld berichten te lezen over de gruwelijkheden die de Serviërs hebben gepleegd. In het artikel Massagraven Islamieten bij Mostar ontdekt gaat de auteur in op het eerste, in deze oorlog gevonden massagraf.182 Er wordt geen auteur genoemd aan het begin van het artikel en bovenaan staat Reuter als bron, maar het is mogelijk dat dit artikel door Westerman is geschreven. Wat hieruit opgemaakt kan worden zal ik iets verderop bespreken.

Het artikel begint met een citaat van de patholoog uit Mostar (een dorpje ongeveer 80 kilometer van de grens van Sarajevo). Deze patholoog stelt dat het lichamen zijn van Moslims en enkele Kroaten die zijn gedood door Servische militiemannen. Vervolgens wordt Karadzic geciteerd; hij ontkent dat het de Serviërs zijn geweest die dit bloedbad hebben aangericht. ‘In Mostar hebben niet de Serviërs, maar Kroaten tegen de Moslims hebben gevochten met de bedoeling ze op de vlucht te jagen. Het was een conflict tussen Serviërs en Kroaten en tussen Kroaten en Moslims'.183 Zonder dieper op deze uitspraak in te gaan stelt de auteur van het artikel het volgende: ‘De vondst van massagraven in de Neretva-vallei is het eerste bewijs dat in Bosnië massamoorden zijn begaan door Servische strijders. De ontdekking volgt op beschuldigingen dat Serviërs zich in kampen in Noord-Bosnië schuldig maken aan martelingen en executies en dat ze in hun campagne van 'etnische schoonmaak' Moslims en Kroaten verdrijven’.184

180

‘Serviërs en Kroaten staken strijd Bosnië’ NRC, 28 november 1992.

181

Ibidem.

182

Reuter, ‘Massagraven Islamieten Mostar ontdekt’ Volkskrant, 31-augustus, 1992.

183

Ibidem.

Aan de ene kant lijkt het negeren van de uitspraak een vorm van

Journalism of attachment. Het stuk is geschreven in Mostar, dus

hoogstwaarschijnlijk iemand die met zijn neus bovenop het geweld staat. Als dit stuk inderdaad is geschreven door een correspondent is de kans zeer groot dat dit Westerman is geweest, hij was op dit moment namelijk correspondent voor de

Volkskrant. Uit de inhoud van het artikel is af te leiden de auteur het publiek van

zijn of haar standpunt wil overtuigen door informatie meteen tegen te spreken. Door de uitspraken van de Serviërs ‘te negeren’ weet de auteur van dit artikel dit ook te doen. Vooral door de moslims weer in de slachtoffer rol te zetten en de Serviërs in die van agressor. De tweedeling tussen de good guys en de bad guys is duidelijk aanwezig in dit stuk, het meest duidelijk is dit terug te zien aan het eind van dit artikel.

‘De in staat van ontbinding verkerende resten van tachtig mensen zijn overgebracht naar een lijkenhuis aan de rand van

Mostar. Daar zoeken huilende vrouwen naar verwanten die moeten zijn vermoord toen de Servische strijdgroepen zich terugtrokken in de omringende bergen. Nezva Hajrizad (44) zegt

de lijken van haar broer, zwager en schoonvader te hebben herkend en dat ze nog steeds op zoek is naar haar man. Ze vertelt wat er is gebeurd. 'Het was 14 juni om vijf uur 's middags.

Onze familie had zich in de kelder verscholen tegen de bombardementen toen opeens de Chetniks binnenvielen. Zij namen alle mannen mee zonder hen toe te staan afscheid te

nemen of zelfs hun schoenen aan te trekken’.185

De huilende vrouwen roepen het slachtofferbeeld op waar de moslims in deze periode mee geassocieerd worden. Door een van de vrouwen te citeren weet de auteur van dit artikel de wanhoop duidelijk over te brengen en het publiek laten zien hoe de erg de situatie daar is.

Daarnaast kant kan dit ook een teken zijn van het monopolie wat persagentschappen hebben. Het is mogelijk dat dit artikel is geschreven voor een bureauredacteur op basis van materiaal aangeleverd door Reuters, een persbureau gevestigd in Londen. In hoofdstuk drie heb ik aangegeven dat correspondenten niet degene zijn die het nieuws bepalen, maar de internationale persbureaus en vervolgens de redacties in Nederland. Er wordt bijna kant en

185

Ibidem.

klaar nieuws aangeleverd wat de correspondent of redacteur vervolgens in een verhaal of artikel moet gieten. De uitspraak van Karadzic binnen de internationale politiek belangrijk, wat hem ook meteen belangrijk maakt voor de persagentschappen die hem in het blokje ‘breaking news’ hebben geplaatst. Vervolgens is deze uitspraak in het op dat moment geldende frame, waarin de Serviërs de agressor zijn, geplaatst.

Natuurlijk zijn er ook andere geluiden te horen. Zo is in de eerder aangehaalde NRC van 28 november een artikel te lezen waarin staat dat Kroaten, moslims en Serviërs ‘in het kader van die ‘etnische schoonmaak’ door soldaten van de tegenpartij verdreven worden’. Hier worden de drie groepen dus als ‘gelijkwaardig’ neergezet. Geen van allen wordt specifiek in de rol van agressor gestopt en geen van allen in de rol van slachtoffer. Verderop in het artikel wordt echter wel het volgende gezegd: ‘de hier in Noord-Bosnië gefotografeerde moslims, die door Serviërs zijn verdreven, moeten nog tot de gelukkigsten worden gerekend; zij zijn erin geslaagd het oorlogsgebied te verlaten en een school in het noorden van Bosnië een dak boven het hoofd te vinden’. Dit bevestigt weer het frame waarbinnen het nieuws in deze periode geplaatst wordt. Moslim krijgen de rol van slachtoffer en de Serviërs die van agressor. Ook bij dit artikel is niet met zekerheid te achterhalen wie de auteur is, al is de kans groot dat dit Van den Boogaard is, de op dat moment aanwezige correspondent voor de NRC of een medewerker van de redactie die deze informatie vanuit een van de internationale persbureaus aangeleverd heeft gekregen.

Nicole Lucas, journalist voor Trouw, publiceert op 18 augustus een artikel waarin dit beeld van Serviërs als agressor en moslims als slachtoffer in twijfel trekt.186 Zij citeert in dit artikel MacKenzie, de leider van de vredesmissie naar Bosnië:

‘Wat de Serviërs drie maanden geleden deden, was volstrekt onacceptabel; de stad werd gebombardeerd, burgers waren doelwit. Nu is de situatie complexer. Wat we zien, is dat het in het

belang van het Bosnische presidium is om de zaak gaande te houden en de Serviërs ertoe te brengen wraak te nemen om

zo de internationale gemeenschap ervan te overtuigen dat

186

Nicole Lucas, ‘Ook moslims hebben hun onschuld verloren. Makkelijke oplossingen voor een tragedie bestaan niet’ Trouw, 18-08-1992.

interventie een goed idee is. Dus ik leg de schuld bij beide partijen.’187

Vervolgens betoogt ze dat er niet is geluisterd naar dit betoog ‘door de consternatie die die ene broodmagere man op 30 juli teweegbracht’. Ze verwijst hier naar het mediamoment dat de foto van het kamp in Omarska veroorzaakte. Vervolgens vraagt ze zich af waarom het verdriet van alle bevolkingsgroepen die leiden onder de oorlog nu pas naar boven komt, al maandenlang wordt er verwoest, verwond en vermoord en al maandenlang zijn onschuldige burgers de slachtoffers van geweld.

‘November vorig jaar al bracht de organisatie voor de mensenrechten Amnesty International een rapport uit over mishandelingen en moorden in de ‘oorlogsgebieden' en een andere mensenrechtenorganisatie 'Helsinki Watch' deed dat in

februari nog eens dunnetjes over. Beide rapporten stelden overigens nadrukkelijk dat noch de Serviërs noch de Kroaten het

alleenrecht hadden op gruweldaden en wreedheden’.188

Nicole Lucas is een van de weinigen die in deze periode een tegengesteld standpunt inneemt. Zoals al benoemd had zij er moeite mee dat dit standpunt door het thuisfront niet met gejuich werd ontvangen. De redacties zaten te wachten op een stuk waarin het bestaande beeld werd bevestigd. Niet een artikel dat dit in twijfel trok. Dit is een bevinding die door het NIOD-rapport wordt ondersteund.189 In de onderzochte kranten (Volkskrant, NRC, Trouw en Telegraaf) wordt bijna 80% van de vermeende misdaden en schendingen van mensenrechten toegeschreven aan de (Bosnische) Serviërs. De Kroaten worden in iets meer dan 10% genoemd als schuldige partij, de moslims worden verantwoordelijk gehouden voor 4.2% van de gerapporteerde gevallen.

In het derde hoofdstuk heb ik betoogd dat het begrip journalism of attachment van toepassing is op de Balkanoorlog. Verschillende correspondenten hebben er bijvoorbeeld voor gekozen bepaald nieuws wat hun eigen standpunt niet ondersteunt te negeren. Ook heb ik beweerd dat journalism of attachment leidt tot het aansporen van actie. Een duidelijk voorbeeld is terug te zien in de

187

Ibidem.

188

Ibidem.

Volkskrant en het NRC van 31 december 1991.190 Op de laatste dag van het jaar publiceerden de kranten de volgende artikelen: ‘Joegoslavische oorlog schreeuwt om actie van Europese burgers’ (Volkskrant) en ‘Europese vredesactie is wat Joegoslavië̈ nodig heeft’ (NRC). Het stuk was een initiatief van de Volkskrant journalisten Anet Bleich en Ewoud Nysingh. Samen met Elsbeth Etty en Peter Michielsen van de NRC bespraken zij enkele dagen eerder wat zij als burgers aan de oorlog konden doen. Michielsen was op dat moment zo wanhopig ‘dat hij openstond voor een ongebruikelijke oproep’.191 Het stuk in het NRC eindigde dan ook met de volgende zin: ‘Als dan niemand bereid was in te grijpen, dan moesten desnoods ongewapende burgers zich maar tussen de strijdende partijen begeven’.

Er kan gesteld worden dat agendasetting, framing en priming van invloed zijn geweest op de beeldvorming van de Balkanoorlogen in de Nederlandse media. Door de foto van het kamp Omarska kwam de ernst van het geweld in het gebied voor het eerst binnen bij het Nederlandse publiek. Dit gebeurt grotendeels binnen het frame dat Todorova ziet. Het frame waarin etnische tegenstellingen samenkomen en zorgen voor spanningen, een kruitvat wat elk moment kan ontploffen, woorden die letterlijk worden gebruikt door de correspondenten.

Zoals ik hoofdstuk twee heb betoogd reageren mensen op het frame wat ze al kennen. Hoe vaker een individu in contact komt met een bepaalt frame hoe duidelijker dit frame is. Dit gebeurt ook rondom de oorlog in Bosnië. Er ontstond een frame dat in de media steeds weer werd bevestigd en er tegelijk voor zorgde dat correspondenten in dit frame het nieuws bleven presenteren. Het tweede frame wat ik onderscheid is de vergelijking met de Tweede Wereldoorlog. Door de gebeurtenissen keer op keer in dit frame te zetten werd de oorlog door het publiek zelf ook in dit frame geplaatst. Vervolgens wordt er binnen dit frame de vergelijking met de genocide op de Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog gemaakt om de ernst van de situatie te benadrukken.

Hier kom ik bij het proces dat ik in het derde hoofdstuk heb beschreven. Door de oorlog in deze frames te plaatsen, slachtoffer- en daderframe en de vergelijking met de Tweede Wereldoorlog wordt de ernst van de situatie in Bosnië benadrukt en wordt er aangespoord tot actie. Dit wordt versterkt door het feit dat veel correspondenten ‘kant hadden gekozen’ en zich hierdoor lieten beïnvloeden

190

Anet Bleich en Ewoud Nysingh, ‘Joegoslavische oorlog schreeuwt om actie van

Europese burgers’ Volkskrant, 31-12-1991 en Elsbeth Petty en Peter Michielsen, ‘Europese vredesactie is wat Joegoslavië̈ nodig heeft’ NRC, 31-12-1991.

in hun artikelen. Door de gebeurtenissen in de twee frames te plaatsen wisten ze de moslims als de slachtoffers neer te zetten, de ernst van de situatie te benadrukken en op deze manier aan te sporen tot actie.

In mijn inleiding heb ik aangegeven dat ik antwoord wilde geven op de stelling ‘Westerse stereotypering van de Balkan en de bevolking in dit gebied heeft geleid tot een subjectieve berichtgeving van de Bosnische oorlog in de Nederlandse kranten 1992’. Kort door de bocht is het antwoord hierop ‘ja, westerse stereotypering van de Balkan de bevolking in dit gebied heeft geleid tot subjectieve berichtgeving over de oorlog’. Ik heb aangetoond dat de associaties die vastkleven aan het stereotype ‘Balkan’ ook terug te zien zijn in de artikelen over de oorlog. Zoals Saïd in 1978 al aangaf gaf ‘het westen’ zichzelf een identiteit door zich af te zetten tegen ‘het oosten’. Een proces dat deels terug te zien is in de Balkan, waar de verschillende bevolkingsgroepen zichzelf definiëren door zich af te zetten tegen de ander.

Uit het boek van Westerman blijkt dat het wij-zij gevoel duidelijk aanwezig is in het gebied. Dit gevoel wordt gebaseerd op biologische en raciale verschillen, maar ook op gebeurtenissen die in de geschiedenis hebben plaatsgevonden. Ik heb beargumenteerd dat hier een tegenstelling te zien is. Said is van mening dat het westen het oosten een zelfbeeld oplegt, de agency ligt dus bij het westen. Dit beeld komt in de praktijk niet overeen met het zelfbeeld van de bevolking op de Balkan. De Europeanen zien de mensen op de Balkan als gewelddadige barbaren. Een beeld dat gebaseerd is op geweld en de vele oorlogen die hier gevoerd zijn. Het verschil hier is dat de bevolking op de Balkan deze oorlogen als noodzakelijk ziet, om onder het juk van de onderdrukker uit te komen.

Hier is het argument van Todorova terug te zien. Zij beargumenteert dat het Westen de Balkan associeert met geweld. Dit beeld bestaat volgens haar al honderden jaren en is door de oorlog herbevestigd als een gewelddadig en etnisch verdeeld gebied. Naar mijn mening is dit niet het geval. Naarden en Leerssen beargumenteren beiden dat het beeld over de Balkan niet altijd ‘slecht’ is geweest. Er hebben simpelweg meerdere beelden naast elkaar bestaan, waarvan dit er een is en tijdens de oorlog weer als frame is gebruikt. Frames worden volgens Leerssen nooit gefalsificeerd, maar verdwijnen naar de achtergrond. Als de context erom vraagt kan een frame weer ‘terugkeren’. Het gewelddadige frame over de Balkan bestond al, maar deze was niet top of mind. Met het uitbreken van de oorlog kon dit frame weer naar voren worden gehaald en in dit gewelddadige frame van etnische tegenstellingen wordt de Bosnische oorlog geplaatst.

Hiernaast heb ik nog twee andere frames waargenomen. Ten eerste de vergelijking met de Tweede Wereldoorlog. Om dit frame te benadrukken wordt vervolgens de vergelijking met de genocide gehaald. Door de vergelijking met de genocide te maken wordt de ernst van de situatie en de rol van de slachtoffers (moslims) verergerd. Dit het derde frame wat ik opmerk, de opdeling tussen slachtoffer en agressor. De moslims worden in de slachtofferrol geplaatst, de Serviërs in de rol van daders. Deze frames zijn onder andere ontstaan door jounalism of attachement. In de artikelen die de journalisten schrijven en dus aan het Nederlandse publiek worden gepresenteerd is de kant die de journalisten hebben gekozen, en dus het slachtoffer en het daderframe duidelijk terug te lezen. Hier kunnen de woorden van Praljak die ik in de inleiding heb geciteerd in geplaatst worden. Het frame waarin de oorlog geplaatst is, is het frame waarin de moslims de slachtoffers zijn. Zoals ik heb aangetoond zagen de Kroaten zichzelf als slachtoffers en staan niet achter de Nederlandse berichtgeving over de Bosnische oorlog.

Daarnaast heb ik beargumenteerd dat ook de internationale persbureaus en de redacties thuis van invloed zijn op wat nieuws is en hoe dit geïnterpreteerd moet worden. Journalisten krijgen druk opgelegd om het nieuws wat door de persbureaus aangeleverd wordt in een bestaand frame te plaatsen. In het geval van de Bosnische oorlog het frame van geweld. Hoe vaker het publiek een bepaald frame voorgeschoteld krijgt, hoe eerder ze dit herkennen en ‘top of mind’ zal zijn. Nieuws zal vervolgens weer eerder in dit frame geplaatst worden. Associaties die de journalist vaker met dit nieuws meegeeft zullen deel worden van dit frame. Het is een herhalend patroon dat ertoe leidt dat dit frame alleen maar meer in het bewustzijn aanwezig is.

Dit gezegd hebbende rijst de vraag: maar zijn de Serviërs ook niet slecht geweest in de oorlog? En hebben de moslims niet het meest geleden gehad in deze oorlog? Antwoord geven op deze vragen was niet het doel van deze scriptie. Ik heb geprobeerd het proces rondom beeldvorming van de Bosnische oorlog in de Nederlandse media in kaart brengen in het jaar 1992 en niet het antwoord te geven op wie de meeste en de ergste misdaden heeft gepleegd. Wat er concluderend vanuit deze scriptie gesteld kan worden is dat in de Nederlandse beeldvorming de Serviërs de bad guys zijn geweest. In hoeverre dit parallel loopt met de werkelijkheid en de media een waarheidsgetrouw beeld heeft geschetst kan ik vanuit dit onderzoek niet vaststellen. Wel geloof ik nog steeds in het feit