• No results found

Medische adviezen in Psychologie Magazine - Strategisch manoeuvreren in argumentatieve patronen met pragmatische argumentatie en autoriteitsargumentatie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Medische adviezen in Psychologie Magazine - Strategisch manoeuvreren in argumentatieve patronen met pragmatische argumentatie en autoriteitsargumentatie"

Copied!
70
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Medische adviezen in

Strategisch manoeuvreren in argumentatieve patronen met

pragmatische argumentatie en autoriteitsargumentatie

Masterscriptie Tekst en Communicatie

Universiteit van Amsterdam

Capaciteitsgroep taalbeheersing, argumentatietheorie en retorica

Danoesja van Oyen

Studentnummer: 10337873

danoesjavanoyen@hotmail.com

Scriptiebegeleidster: mw. dr. I.M. van der Geest

Tweede lezer: mw. dr. E.T. Feteris

(2)

Samenvatting

De centrale vraag van deze masterscriptie is: welke mogelijkheden hebben schrijvers van

populairwetenschappelijke gezondheidsadviezen in Psychologie Magazine om in argumentatieve patronen strategisch te manoeuvreren met het topisch potentieel van pragmatische argumentatie en autoriteitsargumentatie? De populairwetenschappelijke gezondheidsadviezen zijn te bestempelen als een argumentatief actietype met het institutionele doel om de (geestelijke) gezondheid van de lezers te bevorderen. In dit actietype - in zowel het medische domein als het journalistieke domein - wordt een stereotiep argumentatief patroon gebruikt om de gezondheidsadviezen aanvaardbaar te maken. In dit patroon is het kenmerkend dat een specifiek argumentatieschema van pragmatische argumentatie wordt ingezet in combinatie met een specifiek argumentatieschema van

autoriteitsargumentatie om te anticiperen op een specifieke kritische vraag: leidt datgene wat als oorzaak van het wenselijke effect wordt genoemd inderdaad tot het genoemde (on)wenselijke gevolg?

Het actietype is matig geïnstitutionaliseerd, maar toch hebben de schrijvers bepaalde

mogelijkheden om binnen deze institutionele precondities strategisch te manoeuvreren met de keuzes uit het topisch potentieel van pragmatische argumentatie en autoriteitsargumentatie. Deze strategische keuzes kunnen de schrijvers bovendien – binnen de eisen en beperkingen van het actietype –

aanpassen aan het referentiekader van de lezersdoelgroep van Psychologie Magazine. Deze

mogelijkheden werden geanalyseerd in speech events van het actietype op een geïntegreerde retorisch-dialectische wijze. Deze tekstanalyses dienen als empirische illustratie om de mogelijkheden te tonen die de schrijvers hebben om strategisch te manoeuvreren.

Het bleek dat de schrijvers inderdaad bepaalde strategische keuzes hebben gemaakt uit het topisch potentieel van het stereotiepe argumentatief patroon en deze argumentatieve zetten ook hebben afgestemd op het referentiekader van de lezersdoelgroep om het meningsverschil in eigen voordeel op te lossen. Zo kiezen de schrijvers bijvoorbeeld alleen voor de varianten van pragmatische argumentatie die de (on)wenselijkheid van het aan- of afgeraden gedrag in het standpunt het eenvoudigst aantonen, of maken zij bijvoorbeeld strategisch alleen gebruik van het argument van autoriteit door op deze manier de instemming te presenteren van een externe onderzoeker als teken van de aanvaardbaarheid van het gezondheidsadvies. Deze masterscriptie toont aan dat de schrijvers van dit actietype effectief te werk gaan in het overtuigingsproces en in staat zijn om een grote groep mensen te beïnvloeden op het gebied van (geestelijke) gezondheid. Bovendien is met deze masterscriptie een nieuw

argumentatief patroon geïdentificeerd. Het identificeren van stereotiepe argumentatieve patronen is momenteel object van onderzoek in het kwalitatieve pragma-dialectische onderzoek dat zich richt op de contextafhankelijkheid van argumentatieve discussies. Deze masterscriptie sluit aan bij het lopend onderzoek dat binnen de pragma-dialectiek wordt verricht naar de rol van argumentatief taalgebruik in schriftelijke communicatie binnen bepaalde professionele institutionele contexten.

(3)

Inhoudsopgave

1. Inleiding………...4 - 8 2. De institutionele context van de populairwetenschappelijke gezondheidsadviezen …..9 - 20

2.1 Het tijdschrift Psychologie Magazine als communicatieve praktijk………….9 - 11 2.2 De lezersdoelgroep als participant in een discussie……….11 - 14 2.3 Populairwetenschappelijk gezondheidsadvies als actietype………14 - 16 2.4 De institutionele precondities van het argumentatief actietype………...16 - 19 2.5 Conclusie………..19 - 20 3. Argumentatieve patronen in de populairwetenschappelijke gezondheidsadviezen…...21 - 39 3.1 Argumentatief patroon als anticipatie op een kritische vraag………..21 - 26 3.2 Mogelijke keuzes uit topisch potentieel pragmatische argumentatie………..26 - 30 3.3 Mogelijke keuzes uit topisch potentieel autoriteitsargumentatie……….30 - 35 3.4 Stereotiepe argumentatieve patronen in dit specifieke actietype……….35 - 36 3.5 Conclusie………..37 - 39 4. Analyse van populairwetenschappelijke gezondheidsadviezen………40 - 61

4.1 Tekstanalyse ‘Zachtjes tikt de regen op mijn iPad-scherm’………41 - 51 4.2 Tekstanalyse ‘Kerrie tegen dementie’……….51 - 56 4.3 Tekstanalyse ‘Snoep leidt af’………...56 - 60 4.4 Conclusie ……….60 - 61 5. Conclusie………...………62 - 67 Bibliografie………68 - 69 Bijlagen………...70

(4)

1. Inleiding

Het Nederlandse tijdschrift Psychologie Magazine biedt adviezen over psychologie en gezondheid. Het tijdschrift was voorheen een vakblad voor psychologen, maar is

tegenwoordig bestemd voor een breed publiek. De schrijvers stonden toentertijd voor het communicatieprobleem om een breder publiek aan te trekken zonder de wetenschappelijke psychologische identiteit van het blad te verliezen. Uiteindelijk zijn de schrijvers zodanig van koers veranderd, dat het eigen gewin van de lezers centraal staat. Dit deden de schrijvers door als doel te stellen om psychologische inzichten uit de wetenschap te vertalen naar

begrijpelijke en bruikbare adviezen voor de lezers in de vorm van populairwetenschappelijke teksten. Het blad zou op deze manier de lezers daadwerkelijk meer inzicht in zichzelf geven. Volgens de uitgever van Psychologie Magazine, WPG Media, is het succes van het tijdschrift hieraan te danken. Het blad blijft dus werken aan zijn rol als coachend medium. Het volgende voorbeeldfragment gaat over ‘avondpubers’: pubers die ’s avonds langer opblijven (Pek, 2017). Deze pubers klagen over slaaptekort:

‘’Volgens de onderzoekers kun je als ‘avondpuber’ je energieprobleem veel beter aanpakken met een verandering van je lichtconsumptie: […] wees zuinig met kunstlicht. Lampen, tablet, smartphone; ze hebben ’s avonds allemaal tot gevolg dat je langer wakker blijft. –The effects of self-selected light-dark cycles and social constraint on human sleep and circadian timing, Scientific Reports, 27 maart 2017

.

’’

De onderzoekers van de vermelde bron onder het artikel stellen dat dit probleem is op te lossen door een verandering in de lichtconsumptie. Dit voorbeeld kan geanalyseerd worden als onderdeel van een argumentatieve discussie in het kader van de ‘pragma-dialectische argumentatietheorie’. In deze theorie staat het model van een ‘kritische discussie’ centraal (Van Eemeren & Grootendorst, 1992). Dit model beschrijft een argumentatieve procedure waarmee men kan bepalen of een standpunt houdbaar is door iemand die deze verdedigt, in het licht van de reacties van iemand die dit standpunt aanvalt of betwijfelt. Het

gezondheidsadvies ‘wees zuinig met kunstlicht’ kan daarmee geanalyseerd worden als het standpunt van de schrijver, die het gebruik van kunstlicht afraadt. Lezers zouden vervolgens

(5)

kunnen twijfelen aan het standpunt van de schrijver, waardoor er sprake is van een meningsverschil.

De schrijvers van Psychologie Magazine anticiperen op de veronderstelde twijfel door argumentatie aan te voeren ter verdediging van het medisch advies. Met een argument in het voorbeeldfragment wordt gewezen op een onwenselijke gevolg: ‘Lampen, tablet, smartphone; ze hebben ’s avonds allemaal tot gevolg dat je langer wakker blijft.’ Dus als de lezer het advies niet opvolgt en zichzelf teveel blootstelt aan kunstlicht, zal deze last krijgen van het onwenselijke gevolg om langer wakker te blijven. Dit type argumentatie van het noemen van de voor- of nadelen van het aan- of afgeraden gedrag wordt beschouwd als ‘pragmatische argumentatie’, een subtype van causale argumentatie (Van Poppel, 2010). Het pragmatische argument wordt in het voorbeeldfragment verder ondersteund door uitspraken van

onderzoekers die het onwenselijke gevolg van het afgeraden gedrag bevestigen op basis van hun onderzoek. Dit type argumentatie waarbij een deskundige iets claimt om het standpunt aanvaardbaar te maken, wordt beschouwd als ‘autoriteitsargumentatie’, een subtype van kentekenargumentatie (Wierda, 2009). In dit subtype wordt het standpunt verdedigd door in het argument een bepaald kenmerk, kenteken of symptoom te noemen van hetgeen in het standpunt beweerd wordt.

Het valt op dat het autoriteitsargument anticipeert op een kritische vraag die gesteld kan worden bij het gebruik van een pragmatisch argument, namelijk: ‘leidt het aan- of

afgeraden gedrag dat als oorzaak wordt genoemd daadwerkelijk tot het genoemde

(on)wenselijke gevolg?’ (Van Poppel, 2010). De keuze om de (on)wenselijke gevolgen die in

de pragmatische argumenten worden gegeven te onderbouwen met een autoriteitsargument lijkt daarmee een strategische keuze te zijn: het autoriteitsargument anticipeert immers op de bovenstaande kritische vraag door het (on)wenselijke gevolg aan te tonen op basis van uitspraken van onderzoekers. Door in de argumentatie van het voorbeeldfragment strategisch in te gaan op de nadelige gevolgen van het afgeraden gedrag en deze nadelige gevolgen strategisch te bevestigen door uitspraken van onderzoekers, wordt getracht mogelijke twijfel over of weerstand tegen het medische advies weg te nemen. In feite wordt er dus geprobeerd de lezer te overtuigen van het standpunt dat het gezondheidsadvies aanvaardbaar is. En als het advies aanvaardbaar is geworden voor de lezer, kan hij of zij het gedrag uitvoeren of de intentie krijgen om het geadviseerde gedrag uit te voeren.

De argumentatieve zetten met een pragmatisch argument en een autoriteitsargument zijn ‘strategische manoeuvres’, waarin de schrijver een balans zoekt tussen de wens om het

(6)

standpunt effectief geaccepteerd te krijgen door het publiek (de lezers) en de wens dit op een redelijke manier te doen (Van Eemeren en Houtlosser, 2002, 2006). Deze paradoxale doelen weerspiegelen het communicatieprobleem van Psychologie Magazine om enerzijds een breed publiek aan te trekken (retorische doelen) en anderzijds de informerende, wetenschappelijke inslag te waarborgen (dialectische doelen). De strategische, argumentatieve keuzes van de schrijvers voor een variant van pragmatische argumentatie in combinatie met een variant van autoriteitsargumentatie kunnen worden opgevat als een selectieve, strategische keuze uit het ‘topisch potentieel’, het scala aan alle mogelijke argumenten om uit te kiezen.

Verder lijkt de combinatie van de twee strategische keuzes uit het topisch potentieel deel uit te maken van een ‘argumentatief patroon’. Volgens Van Eemeren (2012) is er sprake van een argumentatief patroon als de schrijvers rekening houden met de institutionele

precondities (de eisen en beperkingen waaraan de schrijvers van Psychologie Magazine zich moeten houden) en de kritische vragen (Leidt het aan- of afgeraden gedrag dat als oorzaak

wordt genoemd daadwerkelijk tot het genoemde (on)wenselijke gevolg?) die bij deze

specifieke argumentatieve uitwisselingen aan de orde zijn. Een argumentatief patroon wordt volgens Van Eemeren (2012) gekenmerkt door een constellatie van argumentatieve zetten waarin ter verdediging van een specifiek type standpunt (gezondheidsadvies) in een specifiek type verschil van mening (verondersteld verschil van mening tussen schrijvers en lezers) een specifiek argumentatieschema of een specifieke combinatie van argumentatieschema’s worden gebruikt in een specifieke argumentatiestructuur (een variant van pragmatische argumentatie met een variant van autoriteitsargumentatie in een specifieke structuur). Dit argumentatief patroon dient dus ter verdediging van de gezondheidsadviezen.

In dit licht is het interessant om te onderzoeken welke mogelijkheden de schrijvers van

Psychologie Magazine hebben om met pragmatische argumentatie en autoriteitsargumentatie

strategisch te manoeuvreren in dit argumentatief patroon om de lezers te overtuigen van de medische adviezen. Het populariseren van wetenschappelijke inzichten is een moeilijke opgave in deze context. De behoeftes van de lezers komen centraal te staan in de nieuwe koers van het blad. De schrijver probeert de lezers te overtuigen van het gezondheidsadvies, zodat de behoeftes van de lezers worden tegemoetgekomen met concrete adviezen waar zij daadwerkelijk iets aan hebben. Bovendien ontstaat er zo meer een gevoel van saamhorigheid, waardoor het publiek betrokken blijft. Toch moeten de schrijvers zich tegelijkertijd houden aan de eisen en beperkingen van Psychologie Magazine en moeten zij de wetenschappelijke inzichten adequaat en redelijk vertalen.

(7)

Het is van maatschappelijk belang deze kwestie te onderzoeken in de

populairwetenschappelijke artikelen met medische adviezen, omdat deze teksten de

gezondheid van een grote groep mensen kunnen beïnvloeden. De schrijvers kunnen de kennis van mensen over gezondheid en psychologie beïnvloeden, maar ook zelfs het gedrag. De teksten vormen dus een bijdrage aan de medische wereld in de Nederlandse maatschappij. Door in te zoomen op het argumentatief patroon, kan onderzocht worden welke

mogelijkheden schrijvers hebben om zoveel mogelijk effectief te werk te gaan in het overtuigingsproces.

Het is daarnaast op wetenschappelijk gebied relevant om argumentatieve patronen te identificeren binnen Psychologie Magazine, omdat deze patronen nog niet eerder zijn onderzocht. Deze kennis is een bijdrage aan theorievorming voor de pragma-dialectische argumentatietheorie. Zo kan bepaald worden in welke mate deze argumentatieve patronen stereotiep zijn voor de institutionele context waarin ze voorkomen, en wat voor invloed de institutionele context heeft op de mogelijkheden om strategisch te manoeuvreren in de argumentatieve patronen. Om vast te kunnen stellen dat bepaalde patronen stereotiep zijn, is in principe geen kwalitatief onderzoek nodig. Het identificeren van stereotiepe

argumentatieve patronen is momenteel object van onderzoek in het kwalitatieve pragma-dialectische onderzoek dat zich richt op de contextafhankelijkheid van argumentatieve discussies. Deze masterscriptie sluit dus aan bij het lopend onderzoek dat binnen de pragma-dialectiek wordt verricht naar de rol van argumentatief taalgebruik in schriftelijke

communicatie binnen bepaalde professionele institutionele contexten. Dit is een kwalitatief onderzoek naar een bepaald type argumentatief patroon, gebaseerd op literatuuronderzoek over de noties ‘strategisch manoeuvreren’ en ‘argumentatieve patronen’.

De centrale vraag van deze masterscriptie luidt: welke mogelijkheden hebben

schrijvers van populairwetenschappelijke gezondheidsadviezen in Psychologie Magazine om in argumentatieve patronen strategisch te manoeuvreren met het topisch potentieel van pragmatische argumentatie en autoriteitsargumentatie? Om de centrale vraag te

kunnen beantwoorden, wordt eerst per hoofdstuk een deelvraag beantwoord.

Hoofdstuk 2: wat zijn de eisen en beperkingen (institutionele precondities) waar

de schrijvers van de populairwetenschappelijke gezondheidsadviezen zich aan moeten houden? De institutionele precondities bieden zowel beperkingen als mogelijkheden voor het

strategisch selecteren van keuzes uit het topisch potentieel. Aangezien de

(8)

belangrijk om de institutionele context in kaart te brengen en de heersende (in)formele regels te achterhalen.

Hoofdstuk 3: welke keuzes uit het topisch potentieel van pragmatische

argumentatie en autoriteitsargumentatie kunnen de schrijvers theoretisch gezien maken in de stereotiepe argumentatieve patronen van dit actietype? Het prototypische

argumentatief patroon van dit actietype moet worden vormgegeven. Daarna kunnen alle mogelijke varianten van pragmatische argumentatie en autoriteitsargumentatie worden nagegaan die passen in dit argumentatief patroon. Zo wordt duidelijk welke keuzes de schrijvers in theorie kunnen maken.

Hoofdstuk 4: welke strategische keuzes uit het topisch potentieel van

pragmatische argumentatie en autoriteitsargumentatie maken de schrijvers

daadwerkelijk in de stereotiepe argumentatieve patronen van dit actietype? Enkele

concrete uitingen van dit actietype (speech events) worden geanalyseerd. De tekstanalyses illustreren de mogelijkheden om strategisch te manoeuvreren in de specifieke argumentatieve patronen, zoals deze zich voordoen in de argumentatieve praktijk van dit actietype. Ook kan daarnaast bekeken worden in hoeverre deze strategische keuzes zijn afgestemd op het referentiekader van het publiek.

(9)

2. De institutionele context van de populairwetenschappelijke

gezondheidsadviezen

Dit hoofdstuk geeft antwoord op de vraag: wat zijn de eisen en beperkingen, de institutionele precondities, waar de schrijvers van de populairwetenschappelijke gezondheidsadviezen zich aan moeten houden? De institutionele precondities bieden zowel beperkingen als

mogelijkheden voor het strategisch selecteren van keuzes uit het topisch potentieel.

Aangezien de populairwetenschappelijke gezondheidsadviezen nooit eerder zijn onderzocht, is het belangrijk om de institutionele context in kaart te brengen en de heersende (in)formele regels te achterhalen. Paragraaf 2.1 geeft achtergrondinformatie over het tijdschrift

Psychologie Magazine als communicatieve praktijk. In deze paragraaf wordt duidelijk wat het

institutionele doel van het blad is. Paragraaf 2.2 geeft een karakterisering van de

lezersdoelgroep en toont vanuit pragma-dialectisch perspectief waarom er sprake is van een argumentatieve discussie tussen de schrijvers en de lezers op basis van de tekstdoelen die een rol spelen bij ieder populairwetenschappelijk gezondheidsadvies. Paragraaf 2.3 gaat dieper in op het theoretisch kader van deze masterscriptie en op het feit dat er sprake is van een

argumentatief actietype in bepaalde domeinen. Paragraaf 2.4 achterhaalt de institutionele precondities per discussiefase in dit actietype. Paragraaf 2.5 trekt de conclusie van dit hoofdstuk.

2.1 Het tijdschrift Psychologie Magazine als communicatieve praktijk

Het is belangrijk om de institutionele context van de communicatieve praktijk van

Psychologie Magazine vast te stellen voor de analyse, omdat argumentatieve uitingen binnen

een institutie tot op zekere hoogte geconventionaliseerd zijn (Van Eemeren & Garssen, 2014). Daarom worden de mogelijkheden en beperkingen in het strategisch manoeuvreren in de argumentatieve patronen mede bepaald door de context waarbinnen de artikelen van dit tijdschrift een rol spelen.

Het tijdschrift Psychologie Magazine wordt elf keer per jaar uitgegeven in Nederland. Het maandblad werd voor het eerst uitgegeven in 1982. De oplage is sindsdien sterk

toegenomen, en stijgt anno 2018 nog steeds. Het blad heeft zich volgens de website van de uitgever van het blad ontwikkeld van een vakblad voor psychologen tot een populair blad voor een breder publiek. Psychologie is de academische discipline die zich bezighoudt met

(10)

het innerlijk leven en het gedrag van mensen. Psychologie Magazine vertaalt de kennis en inzichten die de psychologie als wetenschap oplevert voor een groter publiek. Het tijdschrift biedt populairwetenschappelijke artikelen over onderwerpen als gezondheid, relaties, werk, persoonlijke ontwikkeling, persoonlijkheid en over het menselijk brein. Psychologie

Magazine geeft - naar eigen zeggen op de website psychologiemagazine.nl - inzicht in wat

mensen beweegt: hun motieven en ambities, hun angsten en frustraties en over

camouflagetechnieken van mensen. Dit doen de schrijvers in de vorm van concrete adviezen en tips voor een gezond (geestelijk) leven. Ook verschillende trends in het medialandschap laten zien dat er in de maatschappij een groeiende behoefte is aan persoonlijke ontwikkeling en aandacht voor thema’s als geluk, emoties en mindfulness om de (mentale) gezondheid te kunnen bevorderen. Vergelijkbare tijdschriften met groeiende oplages die inspelen op deze thema’s zijn: Happinez Magazine, Flow, Mind Magazine en Wendy. Bij de doelgroepen van deze soort tijdschriften is dus sprake van een institutionele behoefte aan informatie en tips over (geestelijke) gezondheid.

Voormalig hoofdredacteur van Psychologie Magazine, Magazine Suzanne Weusten, heeft in 2002 op de website NRC.nl verteld dat de schrijvers de psychologie als een

wetenschap zien die de lezers kan helpen bij ellendige dingen. De schrijvers willen dus niet alleen informeren, maar ook een praktisch perspectief bieden door bijvoorbeeld niet ‘alles over depressie’ te schrijven, maar ‘weg met depressie!’ te schrijven. De huidige

hoofdredacteur, Sterre van Leer, heeft in 2017 op de website psychologiemagazine.nl ook aangegeven dat zij doorgaat met deze koers door mensen te helpen zichzelf en de wereld beter te begrijpen, ze te helpen om betere keuzes te maken en nieuwe inzichten uit de wetenschap te vertalen in een toegankelijk en leesbaar blad. Deze uitspraken representeren eveneens de institutionele behoefte van de lezersdoelgroep en het daaruit voortvloeiende institutionele doel. Er wordt gesuggereerd dat de artikelen niet slechts een informatieve functie, maar ook een praktische functie bevatten door de lezers te helpen met tips om zo hun (geestelijke) gezondheid te bevorderen. Geconventionaliseerde communicatieve praktijken, zoals het tijdschrift Psychologie Magazine, zijn verbonden aan bepaalde institutionele contexten waarin zij bepaalde doeleinden trachten te bereiken die in overeenstemming zijn met de reden van het bestaan van die organisatie. Het institutionele doel van Psychologie Magazine is: de

(geestelijke) gezondheid van de lezers bevorderen. Door dit institutionele doel na te

(11)

Verder zijn communicatieve praktijken zoals het tijdschrift Psychologie Magazine gebonden aan bepaalde conventies die afhankelijk zijn van bepaalde eisen (journalistieke regels) die binnen de journalistieke wereld van kracht zijn. Zo moeten redacteuren zich houden aan de heersende ‘objectiviteitsnorm’ (Bardoel & Wijfjes, 2015). Dit is een samenhangend stelsel van normen, routines en tekstuele conventies die zijn ontwikkeld voor schrijvers, waardoor het journalistieke proces objectiever zou moeten verlopen. Ook wordt in de beroepscode van het Genootschap van Hoofdredacteuren letterlijk gesteld dat de journalist transparant moet zijn en verantwoording moet afleggen over zijn of haar werkwijze. Deze normen, routines en tekstuele conventies komen aan bod in paragraaf 2.4.

2.2 De lezersdoelgroep als participant in een discussie

De populairwetenschappelijke gezondheidsadviezen in Psychologie Magazine streven meerdere tekstdoelen na, namelijk:

 informatie geven aan de lezers over nieuwe psychologische inzichten uit de wetenschap;

 advies uitbrengen aan de lezers op basis van deze inzichten;  de lezers overtuigen van dit advies;

 de lezers amuseren.

Het hoofddoel is dus: nieuwe psychologische inzichten uit de wetenschap vertalen naar begrijpelijke, concrete adviezen om de (geestelijke) gezondheid van de lezers te bevorderen.

Volgens Hoeken, Hornikx en Hustinx (2012) is het doel bij informatieve teksten om lezers te informeren en het doel bij persuasieve teksten is om lezers te overtuigen van een bepaald standpunt. Deze twee doelen spelen beide een rol bij de populairwetenschappelijke artikelen met medische adviezen. Aan de ene kant krijgen de lezers informatie over nieuwe wetenschappelijke psychologische inzichten, maar aan de andere kant krijgen ze ook concrete adviezen voorgeschoteld. De adviezen kunnen ze opvolgen aan de hand van praktische tips. De lezers zouden dus eerst overtuigd moeten zijn van het advies, voordat zij bereid zijn om deze tips uit te voeren. De schrijvers moeten hiervoor argumentatie aanvoeren. Dat betekent dat de populairwetenschappelijke gezondheidsadviezen voor de lezers zowel informatief als persuasief van aard zijn. In dit verband is het onderscheid tussen sturende en niet-sturende teksten van belang (Hoeken et al., 2012). Bij sturende artikelen verstrekt de schrijver

(12)

informatie met als doel dat de lezers een bepaalde conclusie trekken, terwijl bij niet-sturende artikelen de redacteur informatie verstrekt zonder daarbij de lezers in de richting van een bepaalde conclusie te sturen. Aangezien de populairwetenschappelijke, adviserende artikelen in Psychologie Magazine niet slechts informatief zijn, maar ook persuasief zijn, is hier sprake van sturende informatie. Deze sturende informatie is gericht op beïnvloeding van de attitude. Hoewel de sturende informatie er niet direct voor kan zorgen dat de lezer het advies uit gaat voeren, kan het er wel voor zorgen dat de lezer de intentie krijgt om het gedrag uit te voeren.

De populairwetenschappelijke artikelen met gezondheidsadviezen hebben dus een argumentatief karakter en kunnen dan ook geanalyseerd worden als een ‘argumentatieve discussie’ vanuit het oogpunt van de pragma-dialectische argumentatietheorie (Van Eemeren & Grootendorst, 1992). Een argumentatieve discussie is nodig om een verschil van mening te kunnen oplossen. In een argumentatieve discussie wordt met behulp van argumentatie

geprobeerd om vast te stellen in hoeverre een standpunt verdedigbaar is (Van Eemeren & Snoeck Henkemans, 2011). Er is sprake van een verschil van mening, zodra er een standpunt is dat niet door iedereen volledig gedeeld wordt. Dit is al het geval als er een standpunt naar voren wordt gebracht en een ander er niet meteen van overtuigd is dat dit standpunt

aanvaardbaar is, maar twijfelt. De populairwetenschappelijke artikelen met

gezondheidsadviezen van het tijdschrift Psychologie Magazine zijn dus te bestempelen als een argumentatieve discussie, omdat in deze artikelen sprake is van een impliciet verschil van mening. Deze is impliciet, omdat alleen de schrijver van het gezondheidsadvies aan het woord komt. De twijfel van de andere partij, de lezer, wordt dan als het ware verondersteld. De schrijver anticipeert op deze twijfel door argumentatie aan te voeren ter verdediging van het gezondheidsadvies. Het is uiteraard mogelijk dat dit een onjuiste veronderstelling is en dat er helemaal geen verschil van mening bestaat tussen het advies van Psychologie Magazine en de lezer(s). Wel kan uit het feit dat de schrijvers het nodig vinden een standpunt te verdedigen, afgeleid worden dat de redactie aanneemt dat een lezer daaraan twijfelt of zou kunnen gaan twijfelen.

De uitspraken waarmee de schrijvers de adviezen verdedigen in het artikel, vormen gezamenlijk een betoog. In principe moet er altijd van worden uitgegaan dat het betoog een serieuze poging is om iemand te overtuigen die het verdedigde advies nog niet onderschrijft. Anders zou het betoog met argumentatie immers overbodig zijn (Van Eemeren &

Henkemans, 2006). In de pragma-dialectische argumentatietheorie wordt het verschil van mening daarom ‘niet-gemengd’ genoemd, want er is maar één partij die een

(13)

verdedigingsplicht voor een standpunt op zich heeft genomen, aangezien de lezers niet direct kunnen reageren en alleen de schrijvers aan het woord komen. De populairwetenschappelijke, adviserende artikelen van Psychologie Magazine zijn dus onderdeel van een impliciete argumentatieve discussie met een (on)gemengd verschil van mening tussen de schrijvers die hun gezondheidsadvies verdedigen (de ‘protagonisten’) en de lezers die deze adviezen in twijfel kunnen trekken (de ‘antagonisten’). Het zou ook kunnen dat de lezers het helemaal niet eens zijn met het advies, waardoor er sprake is van een gemengd verschil van mening. Dat is waarschijnlijk de reden dat de schrijvers in hun betoog anticiperen op eventuele

tegenargumenten.

Uitgangspunt van de meeste sturende of argumentatieve communicatie is dat een goede tekst is toegesneden op de eigenschappen van de doelgroep (Hoeken et al., 2012). Bij het ontwerp van de artikelen moet de redactie dus rekening houden met de wijze waarop de argumentatie de lezers stuurt om de kans zo groot mogelijk te maken dat lezers het

gezondheidsadvies aanvaarden. Dit doen de schrijvers door ten eerste pragmatische

argumentatie te gebruiken. In het standpunt wordt bepaald gedrag aan- of afgeraden en met een pragmatisch argument wordt gewezen op (on)wenselijke effecten van die actie of

handeling. Het institutionele doel ‘de (geestelijke) gezondheid van de lezers bevorderen’ komt voort uit de institutionele behoefte dat lezers graag wenselijke effecten willen bereiken op het gebied van hun (geestelijke) gezondheid. De lezers hebben dus daadwerkelijk iets aan

pragmatische argumentatie, omdat zij dan weten welk wenselijk effect ze kunnen bereiken met het advies en de bijbehorende tips.

Ten tweede wordt autoriteitsargumentatie gebruikt ter ondersteuning van het

pragmatische argument. Het gebruik van autoriteitsargumentatie is niet alleen toegespitst op het populairwetenschappelijke tekstgenre, waarin het gebruikelijk is om de bronnen weer te geven, maar het is ook toegespitst op de ijkpersoon van het maandblad. De ijkpersoon van

Psychologie Magazine wordt op de website van de weekbladpers omschreven als

hoogopgeleid, intelligent, zelfbewust, nieuwsgierig, betrokken en kwaliteitsbewust. De ijkpersoon werkt en heeft een modaal inkomen. De ijkpersoon is een vrouw en geniet van het leven, maar dat gaat verder dan oppervlakkig geluk: ze leest veel, reist, is zeer geïnteresseerd in persoonlijke groei en ze denkt na over haar keuzes op het gebied van voeding en

gezondheid.

De geformuleerde Psychologie Magazine-lezeres staat bewust in het leven. Dit

(14)

het autoriteitsargument dat het wenselijke effect écht wordt bereikt, zodra het

gezondheidsadvies wordt opgevolgd. Het is kenmerkend voor deze doelgroep om autoriteit toe te schrijven aan de uitspraken van onderzoekers op het gebied van gezondheidsproblemen, vanwege de deskundigheid die de doelgroep aan de wetenschap toeschrijft als hoogopgeleid en intelligent persoon. Zo kan de schrijver door expliciet te refereren aan de deskundigheid van de onderzoekers deze als autoriteitsargument gebruiken.

Ook is de ijkpersoon van Psychologie Magazine ‘nieuwsgierig’. Hoeken et al. (2012) omschrijven meerdere vormen van nieuwsgierigheid. De juiste omschrijving die past bij deze specifieke doelgroep is dat de nieuwsgierigheid van deze lezersdoelgroep voortkomt uit interesse: de behoefte om eens iets nieuws te horen of te leren. De lezers hebben in dat geval niet het idee dat ze belangrijke kennis missen, maar ze gaan op zoek naar informatie waarvan ze verwachten dat die hen op een oppervlakkige of esthetisch aangename wijze kan

onderhouden.

2.3 Populairwetenschappelijk gezondheidsadvies als actietype

De pragma-dialectische argumentatietheorie biedt een theoretisch ideaalmodel voor een kritische discussie dat verloopt in vier fasen. In het ideale geval houden de schrijvers zich bij het oplossen van een verschil van mening aan bepaalde normatieve regels voor een goed verloop van de veronderstelde discussie met de lezers. In dat geval is een redelijke

discussiehouding vereist, omdat het bevorderlijk is voor het oplossen van het meningsverschil (Van Eemeren & Grootendorst, 1992). Het meningsverschil op redelijke gronden oplossen wordt bereikt door het doorlopen van vier discussiefasen: de confrontatiefase, waarin het meningsverschil tot uiting wordt gebracht; de openingsfase, waarin afspraken worden

gemaakt over de rolverdeling, regels en gedeelde uitgangspunten; de argumentatiefase, waarin de geuite standpunten kritisch worden getest en de afsluitingsfase, waarin wordt nagegaan of en ten gunste van wie het meningsverschil is opgelost.

De notie ‘strategisch manoeuvreren’ is door Van Eemeren en Houtlosser (2002, 2006) geïntroduceerd als aanvulling op de pragma-dialectische argumentatietheorie. Het kritische ideaalmodel met de oorspronkelijke dialectische doelen (het meningsverschil op redelijke wijze willen oplossen) werd zo aangevuld met retorische doelen in iedere discussiefase (het meningsverschil op effectieve wijze willen oplossen) die discussianten trachten te bereiken in de argumentatieve werkelijkheid, ondanks dat deze doelen op gespannen voet staan met

(15)

elkaar. Zo wordt de pragma-dialectische argumentatietheorie aangevuld met de notie van het ‘strategisch manoeuvreren’ die niet slechts plaatsvindt in een geïdealiseerde kritische

discussie, maar ook in een communicatieve praktijk zoals die zich in de werkelijkheid

voordoet. Dat betekent dat de schrijvers enerzijds het veronderstelde verschil van mening met de lezersdoelgroep op redelijke wijze zouden moeten oplossen, maar anderzijds de lezers ook willen overtuigen van de gezondheidsadviezen. De schrijvers zoeken een balans tussen redelijk zijn en effectief zijn door strategisch te manoeuvreren.

In dit licht is iedere argumentatieve zet een ‘strategische manoeuvre’ waarin wordt geprobeerd om zoveel mogelijk de retorische doelen te bereiken, zonder dat de strategische manoeuvre zal ontsporen ten opzichte van de dialectische doelen. Iedere strategische manoeuvre bestaat uit drie onafscheidelijke aspecten: de keuze uit een repertoire aan opties (het topisch potentieel), de aanpassing aan de verwachtingen van het publiek en de keuze over hoe de argumentatieve zetten worden gepresenteerd (Van Eemeren & Houtlosser, 2006). In deze masterscriptie worden alleen twee aspecten onderzocht: de strategische keuze uit het topisch potentieel en in hoeverre deze strategische keuzes zijn aangepast aan het

referentiekader van de lezersdoelgroep.

In elke discussiefase van een argumentatieve discussie kunnen alle drie aspecten van een strategische manoeuvre worden beïnvloed door de institutionele precondities. Ieder actietype heeft institutionele precondities die zowel eisen als beperkingen bieden voor de mogelijkheden om strategisch te manoeuvreren. De mogelijkheden en beperkingen bij het maken van keuzes uit het topisch potentieel zijn dus afhankelijk van de context van het actietype. Volgens Van Eemeren en Houtlosser (2006) zijn argumentatieve actietypen cultureel bepaalde communicatieve praktijken in de verschillende ‘discourse’-domeinen. De populairwetenschappelijke gezondheidsadviezen in het tijdschrift Psychologie Magazine zijn te bestempelen als ‘argumentatieve actietypen’. Het argumentatief actietype behoort tot het medische domein en het journalistieke domein. Het institutionele doel om de (geestelijke) gezondheid te bevorderen representeert het aspect dat behoort tot het medische domein. Het populairwetenschappelijke tekstgenre is daarnaast een vaststaande tekstsoort met eigen journalistieke conventies dat behoort tot het journalistieke domein. Het ene domein is meer geconventionaliseerd dan het andere. Het actietype behoort bijvoorbeeld niet tot het

academische domein, omdat het niet om wetenschappelijke stukken gaat. Als dat wel zo zou zijn, dan zouden de artikelen moeten voldoen aan strengere eisen. De artikelen zouden er dan geheel anders uitzien, afhankelijk van de institutionele eisen die gelden in het academische

(16)

domein. De artikelen zouden in het academische domein bijvoorbeeld veel wetenschappelijk jargon en bronvermeldingen bevatten. De bronvermeldingen moeten zich daarbij houden aan de APA-richtlijnen.

De dialectische doelen en de retorische doelen zijn intrinsieke doelen voor het strategisch manoeuvreren in de discussiefasen en de actietypen bieden extrinsieke beperkingen en eisen bij het strategisch manoeuvreren. Voor de analyse moeten

communicatieve actietypen die in wezen argumentatief zijn, zoals de gezondheidsadviezen van Psychologie Magazine, worden geanalyseerd als een argumentatief actietype vanuit het oogpunt van de pragma-dialectische argumentatietheorie. In de gehele argumentatieve situatie moeten de dialectische situatie en de retorische situatie worden gescheiden van elkaar

(Eemeren & Houtlosser, 2006). Zo kunnen de argumentatieve zetten in een bepaalde situatie eenvoudiger geanalyseerd worden als strategische manoeuvres. Door de retorische dimensie in het strategisch manoeuvreren, zijn de strategische manoeuvres sterk afhankelijk van de situatie of van de context waarin het manoeuvreren plaatsvindt. In een rechtszaak zal een advocaat bijvoorbeeld in zijn pleidooi redelijke stappen moeten ondernemen door zich aan de strafrechtelijke procedures te houden, maar hij zal ook proberen zo effectief mogelijk te argumenteren in het voordeel van zijn cliënt. Hij wil immers dat zijn cliënt de rechtszaak wint. De retorische omstandigheden verschillen in elk actietype.

2.4 De institutionele precondities van het argumentatief actietype

Het is van het belang om de context van het argumentatief actietype vast te stellen om de concrete werkelijkheid van argumentatie in echte gebruikscontexten te bepalen (Van Eemeren & Garssen, 2014). Sommige actietypen zijn sterk geïnstitutionaliseerd en hebben conventies die formeel worden gedefinieerd in expliciete regels, zoals in strafrechtelijke procedures van het juridische domein. En in andere gevallen zijn actietypen licht geïnstitutionaliseerd en hebben zij conventies die informeel in impliciete vereisen worden gedefinieerd, zoals een

chat in het persoonlijke domein. De populairwetenschappelijke gezondheidsadviezen van Psychologie Magazine zijn matig geïnstitutionaliseerd, want er zijn enkele expliciete

(17)

Om de institutionele precondities van dit actietype te achterhalen, moet de argumentatieve praktijk van de populairwetenschappelijke gezondheidsadviezen vergeleken worden met het ideaalmodel van een kritische discussie aan de hand van de vier fasen:

 De initiële fase (de confrontatiefase)

In deze fase wordt het verschil van mening verondersteld door de schrijver, maar is het is niet duidelijk of de lezers daadwerkelijk aan het standpunt zullen twijfelen (ongemengd) of dat zij het er niet mee eens zijn (gemengd). Het verschil van mening is in ieder geval impliciet, omdat er geen interactie mogelijk is tussen de schrijvers en de lezers. De schrijver bepaalt steeds het standpunt en heeft als enige de bewijslast in dit actietype. De standpunten in dit actietype moeten in alle gevallen prescriptief van aard zijn, want de standpunten moeten altijd bepaald gedrag aan- of afraden door middel van een advies over gezondheid of psychologie.

 De uitgangspunten (de openingsfase)

Er is geen sprake van een expliciete openingsfase in de artikelen, maar de lezers verwachten dat de schrijvers zich desalniettemin zullen houden aan de procedurele journalistieke regels voor het schrijven van populairwetenschappelijke artikelen. De schrijvers van Psychologie

Magazine zijn allemaal psychologen. Het zijn dus journalisten met verstand van zaken, die

hoogstwaarschijnlijk wel weten hoe ze de oorspronkelijke wetenschappelijke psychologische bronnen moeten interpreteren. De lezers verwachten dat de schrijvers zich aan deze regels houden, vanwege de objectiviteitsnorm die heerst in de journalistieke wereld. Zij verwachten dat de schrijvers adequaat zullen omgaan met de wetenschappelijke psychologische bronnen en dat deze bronnen zorgvuldig worden geselecteerd op relevantie en actualiteit.

De lezers verwachten ook transparantie van de bronnen. Het is dan ook verplicht om onder elk artikel de bron van het onderzoek te vermelden in kleine letters. Op deze manier wordt de transparantie gewaarborgd die in de beroepscode van het Genootschap van Hoofdredacteuren vermeld staat.

In paragraaf 2.2 is genoemd dat de lezersdoelgroep informatie verwacht die hen op een oppervlakkige of esthetisch aangename wijze kan onderhouden. De lezers verwachten daarom dat de schrijvers hun kennis op basis van de onderzoeken met behulp van

(18)

populariseringstechnieken vertalen naar luchtige en laagdrempelige teksten. Zo is het actietype voor iedereen in de lezersdoelgroep te begrijpen, ook voor degenen die geen psychologie hebben gestudeerd. Verder wordt verwacht dat de schrijvers korte artikelen (meestal niet langer dan een halve bladzijde) schrijven met concrete adviezen in de vorm van luchtige lijstjes, gevat in een aantrekkelijke lay-out. Ook de toon en de aanspreekvorm is zeer informeel.

Ten slotte weten de lezers en schrijvers dat de lezersdoelgroep ieder moment in de discussie kan afhaken, omdat de lezersdoelgroep niet verplicht is om het gehele artikel te lezen.

 De argumentatieve middelen (de argumentatiefase)

De schrijvers moeten in dit actietype verplicht pragmatische argumentatie en autoriteitsargumentatie gebruiken. Deze verplichting is enerzijds verbonden aan het

adviserende karakter, omdat pragmatische argumentatie vaak wordt gebruikt bij adviezen in het medische domein (Van Poppel, 2010). Anderzijds is de verplichting van een

autoriteitsargument het gevolg van het populairwetenschappelijke tekstgenre, omdat de adviezen met bijhorende wenselijke effecten wel wetenschappelijk verantwoord moet zijn. De eisen en beperkingen van pragmatische argumentatie in dit actietype zijn:

o minstens één pragmatisch argument is verplicht in ieder populairwetenschappelijk gezondheidsadvies;

o alle varianten van pragmatische argumentatie mogen in principe gebruikt worden;

o het pragmatisch argument moet gebaseerd zijn op actueel psychologisch onderzoek.

De eisen en beperkingen van autoriteitsargumentatie in dit actietype zijn:

o minstens één autoriteitsargument is verplicht in ieder populairwetenschappelijk gezondheidsadvies ter ondersteuning van het causale deel van het pragmatisch argument;

o het autoriteitsargument mag alleen verwijzen naar uitspraken van psychologische onderzoekers;

(19)

In de argumentatiefase kunnen lezers ten slotte geen kritische vragen stellen of

tegenargumenten geven, maar de schrijvers mogen wel anticiperen op kritische vragen.

 Het mogelijke discussieresultaat (de afsluitingsfase)

Er is geen expliciete afsluitingsfase. Het zal onduidelijk blijven of de lezers overtuigd zijn van het gezondheidsadvies. Een terugkeer naar de beginsituatie van het geschil is mogelijk als de lezer het artikel nog een keer leest, maar wederom is er geen interactie mogelijk.

2.5 Conclusie

Dit hoofdstuk heeft de institutionele context gekarakteriseerd rondom het argumentatief actietype, de populairwetenschappelijke gezondheidsadviezen in het tijdschrift Psychologie

Magazine. Het institutionele doel is om de (geestelijke) gezondheid van de lezers te

bevorderen. Er is vanuit pragma-dialectisch perspectief sprake van een argumentatieve discussie tussen de schrijvers en de lezers.

Dit actietype, dat behoort tot het medische domein en het journalistieke domein, is matig geïnstitutionaliseerd. De eisen en beperkingen, de institutionele precondities, waar de schrijvers van dit actietype zich aan moeten houden zijn weergegeven in tabel 1:

Kritische discussie Confrontatiefase Openingsfase Argumentatiefas e

Afsluitings fase Actietype Initiële situatie Uitgangspunten Argumentatieve

middelen Uitkomst Populairwetenschap pelijke gezondheidsadvieze n in het tijdschrift Psychologie Magazine -Impliciet verschil van mening: geen interactie

mogelijk.

-Gemengd of ongemengd verschil van

-De schrijver moet zich houden aan procedurele journalistieke regels

(objectiviteitsnorm en transparantie). -De schrijver heeft

-Geen typen argumentatie van tevoren verboden. -Pragmatische argumentatie is minstens 1 keer verplicht. Alle -Niet duidelijk of het geschil is opgelost, en een terugkeer naar de initiële

(20)

mening, maar de schrijvers gaan uit van een

verondersteld gebrek aan overeenstemming tussen hen en de lezers over (een deel) van het standpunt ten behoeve van de lezers. -Lezers hebben geen beslissingsbevoeg dheid. De schrijver bepaalt het standpunt. -Het standpunt is altijd prescriptief en moet relevant zijn voor de thema’s gezondheid en/of psychologie. als enige de bewijslast en lezers mogen ieder moment afhaken in de discussie. -De schrijvers moeten de discussie aangaan in begrijpelijke taal en korte artikelen door populariseringstech nieken te gebruiken (lijstjes, aantrekkelijke lay-out, informele toon, etc.) varianten mogen gebruikt worden. Het pragmatisch argument moet gebaseerd zijn op actueel psychologisch onderzoek. -Autoriteitsargum entatie is minstens 1 keer verplicht ter ondersteuning van ieder pragmatisch argument. Alleen uitspraken van psychologische onderzoekers. Geparafraseerd of geciteerd. -Geen interactie mogelijk, dus de lezers kunnen geen kritische vragen stellen of tegenargumenten geven. De schrijver kan wel anticiperen op eventuele kritische vragen. situatie is mogelijk als de lezer opnieuw het artikel leest.

(21)

3. Argumentatieve patronen in de populairwetenschappelijke

gezondheidsadviezen

Dit hoofdstuk geeft antwoord op de deelvraag welke keuzes de schrijvers uit het topisch potentieel van zowel pragmatische argumentatie als autoriteitsargumentatie theoretisch gezien kunnen maken in de specifieke argumentatieve patronen van dit actietype. Paragraaf 3.1 beschrijft waarom pragmatische argumentatie en autoriteitsargumentatie stereotiep zijn voor dit actietype en waarom er sprake is van een argumentatief patroon. Paragraaf 3.2 en

paragraaf 3.3 beschrijven alle potentiële strategische keuzes van zowel pragmatische argumentatie als autoriteitsargumentatie. Paragraaf 3.4 vult vervolgens het stereotiepe argumentatief patroon voor dit specifieke actietype in met de strategische keuzes die de schrijvers hoogstwaarschijnlijk maken in dit actietype. In paragraaf 3.5 wordt de conclusie getrokken van dit hoofdstuk.

3.1 Argumentatief patroon als anticipatie op een kritische vraag

Sommige actietypen van een bepaald domein maken meer of minder gebruik van specifieke argumenten. In een medisch actietype kan pragmatische argumentatie een specifiek middel zijn om een advies te verdedigen. En in een academisch actietype kan het gebruik van causale argumentatie een specifiek middel zijn om de waarheid van een wetenschappelijke claim aan te tonen. Voor het actietype van deze masterscriptie is de combinatie van pragmatische argumentatie met autoriteitsargumentatie een specifiek middel.

Volgens Van Poppel (2010) is pragmatische argumentatie een voor de hand liggende manier om de lezer te overtuigen van het aanbevolen gedrag. Dat kan de schrijver doen door de voordelige effecten van dat gedrag te noemen. Omgekeerd kan een handelswijze worden afgeraden op basis van de nadelen die deze met zich meebrengt. Zo heeft Van Poppel (2010) aangetoond dat er een systematisch verband bestaat tussen specifieke zetten met pragmatische argumentatie en de taalhandeling ‘adviseren’, die in gezondheidsbrochures centraal staat. In gezondheidsbrochures bestaat het standpunt uit een gezondheidsadvies, net als bij dit actietype. Van Poppel (2010) legt uit dat de schrijver in zijn of haar keuze uit de mogelijke argumentatieve zetten strategisch kan kiezen voor aspecten die het eenvoudigst te verdedigen zijn. De keuze voor pragmatische argumentatie levert dan een functionele bijdrage aan het oplossingsproces, omdat hiermee mogelijke kritiek of twijfel over een belangrijke

(22)

voorbereidende voorwaarde voor een aanvaardbaar gezondheidsadvies kan worden weggenomen, namelijk dat de handeling niet overbodig of zinloos is.

Pilgram (2012) toont verder aan dat de keuze voor autoriteitsargumentatie een

strategische manoeuvre is in de context van een medische consultatie, omdat een arts op deze manier een gedetailleerde medische discussie kan vermijden. Dit is waarschijnlijk ook het geval bij de populairwetenschappelijke gezondheidsadviezen in Psychologie Magazine. In een autoriteitsargument ondersteunt de schrijver het standpunt immers met een beroep op een bepaalde autoriteit en niet zozeer door te wijzen op oorzaken, gevolgen, eigenschappen of kenmerken van datgene waarop het standpunt betrekking heeft. Hoewel, de schrijvers wijzen alleen op de gevolgen met pragmatische argumentatie. Toch zullen zij niet te gedetailleerd ingaan op dit gezondheidsadvies. Het gebruik van autoriteitsargumentatie als keuze uit het topisch potentieel is dus ideaal voor een populairwetenschappelijk en kort artikel met een medisch advies, omdat de schrijvers dan niet teveel hoeven uit te weiden over het

gezondheidsadvies in kwestie.

De keuze van de schrijvers voor een autoriteitsargument kan daarnaast vanuit pragma-dialectisch oogpunt geanalyseerd worden als een poging om de discussiebijdrage aan te passen aan de verwachtingen, behoeften en wensen van de lezersdoelgroep. De doelgroep is hoogopgeleid bij dit actietype, dus deze lezers willen in de argumentatieve discussie graag transparante bronnen zien, omdat ze niet alles klakkeloos zullen aannemen. Aan de andere kant lezen zij het blad ook op een luchtige en ontspannen manier zoals is gebleken in paragraaf 2.2, waardoor ze niet te kritisch zullen zijn. Ze hebben geen behoefte aan een detailleerde medische discussie en vinden het gebruik van autoriteitsargumentatie

waarschijnlijk voldoende. Ook is het kenmerkend voor deze doelgroep om autoriteit toe te schrijven aan de uitspraken van onderzoekers op het gebied van gezondheidsproblemen, vanwege de deskundigheid die ze aan de wetenschap toeschrijven als hoogopgeleid en intelligent persoon. Zo kan de schrijver door expliciet te refereren aan de deskundigheid van de onderzoekers deze als autoriteitsargument gebruiken.

In de inleiding werd het persuasief verschijnsel van deze masterscriptie kort geïllustreerd. Het bleek dat het autoriteitsargument anticipeert op een kritische vraag die gesteld kan worden bij het gebruik van een pragmatisch argument, namelijk: ‘leidt het aan- of

afgeraden gedrag dat als oorzaak wordt genoemd daadwerkelijk tot het genoemde

(on)wenselijke gevolg?’. De keuze om de (on)wenselijke gevolgen die in de pragmatische

(23)

strategische keuze. Het autoriteitsargument anticipeert immers op de genoemde kritische vraag door het (on)wenselijke gevolg aan te tonen op basis van uitspraken van onderzoekers. Op deze manier wordt getracht mogelijke twijfel over of weerstand tegen het medische advies weg te nemen. In feite wordt er dus geprobeerd de lezer te overtuigen van het standpunt dat het gezondheidsadvies aanvaardbaar is. En als het advies aanvaardbaar is geworden voor de lezer, kan deze het gedrag uitvoeren of de intentie krijgen om het gedrag uit te voeren. De strategische, argumentatieve keuzes van de schrijvers voor een variant van pragmatische argumentatie in combinatie met een variant van autoriteitsargumentatie kunnen worden opgevat als een selectieve, strategische keuze uit het ‘topisch potentieel’, het scala aan alle mogelijke argumenten om uit te kiezen.

Bovendien bleek in de inleiding dat de combinatie van de twee strategische keuzes uit het topisch potentieel deel uitmaken van een ‘argumentatief patroon’. Volgens Van Eemeren (2012) is er sprake van een argumentatief patroon als de schrijvers rekening houden met de institutionele precondities en de kritische vragen die bij deze specifieke argumentatieve uitwisselingen aan de orde zijn. Een argumentatief patroon wordt volgens Van Eemeren (2012) gekenmerkt door een constellatie van argumentatieve zetten waarin ter verdediging van een specifiek type standpunt in een specifiek type verschil van mening een specifiek argumentatieschema of een specifieke combinatie van argumentatieschema’s wordt gebruikt in een specifieke argumentatiestructuur. Ook volgens Van Eemeren & Garssen (2014) zal in een argumentatieve discussie een specifiek ‘argumentatief patroon’ ontstaan als de

protagonisten in een actietype rekening houden met de institutionele precondities en de kritische vragen die bij een specifieke argumentatieve uitwisseling aan de orde zijn.

In dit actietype houden de schrijvers inderdaad rekening met de institutionele precondities die in hoofdstuk 2 zijn geformuleerd. Ook anticiperen de schrijvers in dit

actietype op twijfel door met een autoriteitsargument antwoord te geven op de kritische vraag bij het causale gedeelte van het pragmatische argument. Deze kritische vraag is: leiden acties van type X tot resultaten van type Y? Met andere woorden, leidt het aan- of afgeraden gedrag

dat als oorzaak wordt genoemd daadwerkelijk tot het genoemde (on)wenselijke gevolg?

Verder is deze argumentatieve uitwisseling inderdaad een specifieke uitwisseling, omdat er ten eerste altijd gebruik wordt gemaakt van een specifiek type standpunt: een prescriptief standpunt. Dat is in dit actietype een advies over (geestelijke) gezondheid. Ten tweede is er inderdaad sprake van een specifiek type verschil van mening, want deze is altijd impliciet en kan verder zowel gemengd als ongemengd zijn.

(24)

Het argumentatieve patroon is verbonden met de institutionele precondities voor het strategisch manoeuvreren in het betreffende actietype (Van Eemeren & Garssen, 2014). Argumentatieve patronen waarvan het optreden kan worden verklaard aan de hand van de institutionele precondities die van kracht zijn in de argumentatieve actietypen waarin ze voorkomen kunnen als ‘stereotiepe’ argumentatieve patronen worden beschouwd. Stereotiepe argumentatieve patronen zijn patronen die karakteristiek zijn voor een bepaald actietype. Dat wil in dit geval zeggen dat ze instrumenteel zijn voor het realiseren van het institutionele doel van het betreffende actietype. In dit geval is het stereotiepe argumentatief patroon dus

instrumenteel om de (geestelijke) gezondheid van de lezers te bevorderen. Het stereotiepe argumentatief patroon bestaat in dit actietype uit de volgende specifieke

argumentatiestructuur:

1. Doe handelswijze X

1.1 Handelswijze X leidt tot het wenselijke effect Y

1.1.1 Autoriteit A is van mening dat X leidt tot het wenselijke effect Y

Het stereotiepe argumentatieschema bestaat in dit actietype uit de volgende specifieke combinatie van de argumentatieschema’s van pragmatische argumentatie en

autoriteitsargumentatie:

Standpunt: Handelswijze X is aanvaardbaar

Want: Handelswijze X leidt tot het wenselijke effect Y

Want: Autoriteit A is van mening dat handelswijze X leidt tot het wenselijke effect Y

En: (Dat autoriteit A van mening is dat handelswijze X leidt tot het wenselijke effect Y, geeft aan dat handelswijze X aanvaardbaar is.)

Het stereotiepe argumentatieschema en de stereotiepe argumentatiestructuur kunnen

geïllustreerd worden aan de hand van het voorbeeldfragment uit de inleiding. Dit voorbeeld ging over ‘avondpubers’: pubers die ’s avonds langer opblijven en klagen over slaaptekort:

(25)

‘’Volgens de onderzoekers kun je als ‘avondpuber’ je energieprobleem veel beter aanpakken met een verandering van je lichtconsumptie: […] wees zuinig met kunstlicht. Lampen, tablet, smartphone; ze hebben ’s avonds allemaal tot gevolg dat je langer wakker blijft. –The effects of self-selected light-dark cycles and social constraint on human sleep and circadian timing, Scientific Reports, 27 maart 2017

.

’’

In dit voorbeeld zijn de stereotiepe argumentatiestructuur en het stereotiepe argumentatieschema als volgt:

1. Wees zuinig met kunstlicht.

1.1 Zuinig zijn met kunstlicht, zoals lampen, tablet, smartphone, leidt tot het wenselijke gevolg dat je niet lang wakker blijft.

1.1.1 Volgens de onderzoekers leidt zuinig zijn met kunstlicht tot het gevolg dat je niet lang wakker blijft.

Standpunt: zuinig zijn met kunstlicht is aanvaardbaar.

Want: zuinig zijn met kunstlicht leidt tot het wenselijke effect dat je niet lang wakker blijft. Want: volgens de onderzoekers leidt zuinig zijn met kunstlicht tot het wenselijke effect dat je niet lang wakker blijft.

En: (Dat onderzoekers van mening zijn dat zuinig zijn met kunstlicht leidt tot het wenselijke effect dat je niet langer wakker blijft, geeft aan dat zuinig zijn met kunstlicht aanvaardbaar is.

Het is kenmerkend voor dit argumentatief patroon met pragmatische argumentatie en

autoriteitsargumentatie in dit actietype dat er blijkbaar een autoriteitsargument gebruikt moet worden om aan te tonen dat handelswijze X leidt tot het gevolg Y, maar dat er bijvoorbeeld geen argument wordt gebruikt om expliciet aan te tonen dat het gevolg Y daadwerkelijk wenselijk is. Het is in dit voorbeeld ook niet nodig om aan te tonen dat het gevolg ‘dat je niet

(26)

lang wakker blijft’ wenselijk is, want dat is al vanzelfsprekend door de context dat de pubers klagen over slaaptekort. Bovendien zullen de lezers van het tijdschrift Psychologie Magazine voor zichzelf kunnen bepalen of zij een gevolg wenselijk vinden of niet. In dit actietype is het dus over het algemeen vanzelfsprekend dat een gevolg wenselijk is, omdat elk advies altijd het institutionele doel nastreeft om de (geestelijke) gezondheid te bevorderen. De

wenselijkheid van het gevolg heeft dan geen verdere argumentatie nodig in tegenstelling tot de waarschijnlijkheid van het optreden van het wenselijke gevolg.

3.2 Mogelijke keuzes uit topisch potentieel pragmatische argumentatie

Pragmatische argumentatie is een subtype van causale argumentatie en is gebaseerd op een causale relatie (Van Eemeren & Snoeck Henkemans, 2006), waarbij het argument aan het gevolg refereert en het adviserende standpunt of advies refereert aan de oorzaak. Bij pragmatische argumentatie wordt in het standpunt een bepaald doel of een bepaalde

handelwijze aanbevolen en de argumentatie bestaat uit het opsommen van gunstige effecten of consequenties van het te bereiken doel of van de uit te voeren handeling. Tevens kan pragmatische argumentatie gebruikt worden om een bepaald doel of een bepaalde handelswijze af te raden. Pragmatische argumentatie heeft dus altijd betrekking op een standpunt waarin de wenselijkheid van een handelswijze, actie of beleid centraal staat.

Volgens Van Poppel (2015) is het argumentatieschema voor pragmatische argumentatie meestal gebaseerd op het argument dat verwijst naar de wenselijke of onwenselijke gevolgen van die handeling. Het argumentatieschema voor pragmatische argumentatie wordt dan als volgt weergegeven:

Standpunt: Handeling X moet (niet) worden uitgevoerd Want: Handeling X leidt tot (on)wenselijk gevolg Y

(En: Als een handeling tot een (on)wenselijk gevolg leidt, dan moet die handeling (niet) worden uitgevoerd)

(27)

Pragmatische argumentatie komt vaak voor bij adviezen, zoals is besproken in de vorige paragraaf. In pragmatische argumentatie bestaat het topisch potentieel uit alle mogelijke effecten van het afgeraden of aanbevolen gedrag waarnaar de schrijvers zou kunnen

verwijzen. Dus het topisch potentieel voor ‘gevolg Y’ in pragmatische argumentatie bestaat uit alle mogelijke gevolgen van ‘actie X’. (Van Poppel, 2015). Het kan bijvoorbeeld een strategische manoeuvre zijn om juist géén negatieve gevolgen van een handeling te noemen. Een argument is bijvoorbeeld overtuigender als het zeer waarschijnlijk is dat dit gevolg optreedt en als dit gevolg zeer wenselijk is. Een strategische keuze uit het topisch potentieel is dan een argument waarin verwezen wordt naar een gevolg dat zeer waarschijnlijk optreedt door de handeling die in het standpunt wordt aangeraden en ook zeer wenselijk is. Van Poppel (2010) onderscheidt vier varianten van pragmatische argumentatiestructuren, waarin de (on)wenselijkheid van de gevolgen vaak impliciet blijft:

Variant I:

1 Handelswijze X is wenselijk 1.1a Handelswijze X leidt tot gevolg Y 1.1b Gevolg Y is wenselijk

(1.1a’-1.1b’ Als X leidt tot het wenselijke gevolg Y, dan is X wenselijk)

Variant II:

1 Handelswijze X is onwenselijk 1.1a Handelswijze X leidt tot gevolg Y 1.1b Gevolg Y is onwenselijk

(28)

Variant III:

1 Handelswijze X is wenselijk

1.1a Handelswijze X leidt niet tot gevolg Y 1.1b Gevolg Y is onwenselijk

(1.1a-1.1b’ Als X niet leidt tot het onwenselijke gevolg Y, dan is X wenselijk)

Variant IV:

1 Handelswijze X is onwenselijk

1.1a Handelswijze X leidt niet tot gevolg Y 1.1b Gevolg Y is wenselijk

(1.1a-1.1b’ Als X niet leidt tot het wenselijke gevolg Y, dan is X onwenselijk)

Een voorbeeldfragment van een populairwetenschappelijk artikel met een gezondheidsadvies van Psychologie Magazine is een artikel met het gezondheidsadvies voor senioren ‘’Neem

een hond’’ (Pek, 2018). Vervolgens wordt uitgelegd: ‘’Volgens onderzoekers krijgen senioren met een hond minder vaak hart- en vaataandoeningen dan senioren zonder hond.’’ De

argumentatiestructuur hiervan is (exclusief vergelijkingsargumentatie en autoriteitsargumentatie):

Variant I:

1. Een hond nemen is wenselijk voor senioren.

1.1a Een hond nemen leidt bij senioren tot minder hart- en vaataandoeningen. 1.1b De kans op minder hart- en vaataandoeningen is wenselijk.

(29)

Het argumentatieschema van deze argumentatiestructuur van variant I is:

Standpunt: Senioren moeten een hond nemen.

Want: Een hond nemen leidt bij senioren tot het wenselijke gevolg van minder hart- en vaataandoeningen.

En: (Als een hond nemen bij senioren leidt tot het wenselijke gevolg van minder hart- en vaataandoeningen, dan is zouden senioren een hond moeten nemen)

Pragmatische argumentatie dient volgens de pragma-dialectische argumentatietheorie te worden beoordeeld in overeenstemming met de kritische vragen die bij het

argumentatieschema van causale argumentatie hoort:

(a) Leidt datgene wat als oorzaak van het wenselijke effect wordt genoemd inderdaad tot het genoemde (on)wenselijke gevolg? Dus: brengt de uitvoering van de actie in het standpunt inderdaad dat (on)wenselijke gevolg met zich mee?

(b) Is hetgeen in de argumentatie als gevolg wordt gepresenteerd wel (on)wenselijk? Dus: Is het resultaat Y echt (on)wenselijk?

(c) Heeft de genoemde oorzaak (on)wenselijke neveneffecten? Dus: Heeft actie X geen grote (on)wenselijke neveneffecten?

(d) Zijn er nog andere factoren die samen met datgene wat als oorzaak wordt voorgesteld aanwezig moeten zijn om het genoemde (on)wenselijke gevolg te doen optreden? Dus: Zijn er nog andere factoren die samen met actie X aanwezig moeten zijn om gevolg Y te doen optreden?

(e) Kan het genoemde gevolg ook nog met andere middelen worden bereikt? Dus: Kan gevolg Y ook nog via andere middelen dan actie X worden bereikt?

Alleen kritische vraag (a) is kenmerkend voor de argumentatieve patronen in het actietype van deze masterscriptie. Er wordt nooit geanticipeerd op de kritische vraag (b), zoals is gebleken in de vorige paragraaf. Verder kunnen anticipaties op de overige kritische vragen wel

(30)

Met variant III kan ingespeeld worden op de mogelijke kritische vraag met betrekking tot negatieve neveneffecten van de aangeraden handelswijze (c) en met variant IV kan worden ingespeeld op de mogelijke kritische vraag met betrekking tot alternatieve handelswijzen (e) (Van Poppel, 2010).

Ten slotte zullen schrijvers proberen de keuze voor argumenten zo veel mogelijk aan te passen aan de overtuigingen en voorkeuren van de lezers (Van Poppel, 2015). In het geval van pragmatische argumentatie zal de schrijver dan bijvoorbeeld wijzen op een wenselijk gevolg waarvan hij of zij denkt dat het publiek dat inderdaad ook wenselijk en waarschijnlijk vindt. En omdat de doelgroep heterogeen kan zijn, kan de schrijver bijvoorbeeld op effecten wijzen die voor de meeste mensen relevant en (on)wenselijk zijn om zoveel mogelijk lezers aan te spreken, zoals niet het geval is in het voorbeeld over ‘senioren’.

3.3 Mogelijke keuzes uit topisch potentieel autoriteitsargumentatie

Het autoriteitsargument is binnen de pragma-dialectische argumentatietheorie een vorm van kentekenargumentatie. In een autoriteitsargument presenteert de schrijver van het artikel de instemming van een autoriteit met het standpunt als een teken van de aanvaardbaarheid van dit standpunt (Pilgram, 2012). Het argumentatieschema van de basisvorm van

autoriteitsargumentatie is volgens Pilgram als volgt:

Standpunt: Uitspraak X is aanvaardbaar Want: Autoriteit Y is van mening dat X

En: (Dat Y van mening is dat X, geeft aan dat X aanvaardbaar is.)

Dit type argument komt neer op: een standpunt is aanvaardbaar, want het is een claim van een deskundige en het feit dat deze deskundige iets claimt is kenmerkend voor de

aanvaardbaarheid van die claim. Bijzonder aan autoriteitsargumentatie, vergeleken met andere vormen van kentekenargumentatie, is de aanwezigheid van een specifieke bron dat beweert dat iets acceptabel is (Wierda, 2009). Daarbij heerst de overtuiging dat de gebruikte bron relevante kennis bezit van het gebied waarop het standpunt betrekking heeft. En dat is

(31)

belangrijk bij dit argumentatief actietype, omdat dit vakblad populairwetenschappelijke artikelen biedt over nieuwe inzichten uit de psychologie. De gebruikte bronnen hebben dus relevante kennis op het gebied van psychologie. Verder is het kenmerkend voor de

lezersdoelgroep van het tijdschrift Psychologie Magazine om autoriteit toe te schrijven aan de uitspraken van onderzoekers op het gebied van gezondheidsproblemen, vanwege de

deskundigheid die ze aan de wetenschap toeschrijven als hoogopgeleid en intelligent persoon. Zo kan de schrijver door expliciet te refereren aan de deskundigheid van de onderzoekers deze als autoriteitsargument gebruiken. Kritische vragen die gesteld kunnen worden bij autoriteitsargumentatie zijn:

(a) Is Y een autoriteit op het gebied van standpunt X? (b) Is Y betrouwbaar?

In dit actietype wordt verondersteld door de lezers dat de bron betrouwbaar is, dus er wordt nooit geanticipeerd op de kritische vraag (b). In sommige artikelen van dit actietype wordt er overigens wel een aantal keer geanticipeerd op de kritische vraag (a) om een specialisatie van de bron aan te duiden.

Wierda (2009) formuleert nog meer kritische vragen:

(c) De vraag naar alternatieve meningen: ‘Is er een andere deskundige te vinden die het tegenovergestelde beweert?

(d) De vraag naar objectiviteit: ‘Heeft deze persoon persoonlijke belangen bij het doen van deze bewering (wordt hij er bijvoorbeeld voor betaald), en zo ja, zou hij hetzelfde beweren als dit niet zo was?

(e) De vraag naar weergave: ‘Is de bewering van deze persoon correct weergeven?’ Er wordt in dit actietype nooit geanticipeerd op de kritische vragen (c), (d) en (e).

Verder maakt Wierda (2009) een onderscheid tussen ‘professionele expertise’, waarmee bijvoorbeeld een autoriteit als arts wordt opgevoerd en ‘ervaringsdeskundigheid’ is bijvoorbeeld een tevreden gebruiker van een medisch product. Dit zijn potentiële topische keuzes voor het autoriteitsargument. Een voorbeeld (Pek, 2018) is het volgende fragment:

(32)

‘’Autisme wél op het cv - De diagnose ‘autisme’ is vaak schrikken. Want wat betekent dat voor je toekomst? (…) Zeker wel, is de ervaring van het Autisme Expertisecentrum in Eemnes. De deskundigen daar merken namelijk dat cliënten niet alleen beperkingen hebben, maar ook vaak bijzondere kwaliteit. (…)’’

De argumentatiestructuur van dit voorbeeldfragment is: 1. Iemand met de diagnose ‘autisme’ heeft toekomst

1.1 Dat is de ervaring van Autisme Exertisecentrum in Eemnes

(1.1’ Dat de ervaring van Autisme Expertsecentrum in Eemnes is dat iemand met de diagnose ‘autisme’ heeft, maakt het standpunt aanvaardbaar)

1.1.1 De deskundigen merken namelijk dat cliënten niet alleen beperkingen hebben, maar ook vaak bijzondere kwaliteit.

(1.1.1’ Dat de deskundigen merken dat cliënten niet alleen beperkingen hebben, maar ook vaak een bijzondere kwaliteit, geeft aan dat het standpunt aanvaardbaar is)

In dit voorbeeld worden twee autoriteitsargumenten gebruikt: ‘de ervaring van Autisme Expertisecentrum in Eemnes’ en ‘de deskundigen daar’. In principe gaan deze twee premissen met autoriteitsargumentatie over dezelfde autoriteit. Toch lijkt het alsof er strategisch is gekozen uit het topisch potentieel van autoriteitsargumentatie voor zowel

ervaringsdeskundigheid als voor professionele deskundigheid, terwijl het feitelijk gezien een kwestie is van strategische keuzes uit de presentatiemiddelen. De ‘ervaring van…’ verwijst naar ervaringsdeskundigheid, maar het ‘Autisme Expertisdecentrum’ verwijst naar de expertise van professionele deskundigheid. Het woord ‘deskundigen’ komt voor in zowel ervaringsdeskundigheid als professionele deskundigheid. Er wordt in dit voorbeeld dus de indruk gewekt dat de autoriteit zowel beschikt over ervaringsdeskundigheid als over

professionele deskundigheid, zodat de betrouwbaarheid van de autoriteit toeneemt. Er zijn in het geval van ‘professionele expertise’ nog twee kritische vragen om te stellen:

(33)

(f) De vraag naar het behoren tot een groep: ‘Behoort de autoriteit wel echt tot de groep waar hij zogenaamd toe behoort?’ Dus: ‘Is deze persoon wel echt een onderzoeker?’

(g) De vraag naar de autoriteit van de betreffende groep: ‘Garandeert het feit dat de persoon tot deze groep behoort dat hij een autoriteit is?’ Dus: ‘Hebben de

onderzoekers verstand van X?’ [Waarbij X het gebied is waar het standpunt betrekking op heeft.]

Er wordt in dit actietype nooit geanticipeerd op de kritische vragen (f) en (g). Aangezien de schrijvers weinig of niet anticiperen op kritische vragen die bij autoriteitsargumentatie behoren, zou het kunnen dat de lezersdoelgroep in dit actietype veel vertrouwen heeft in de specifieke autoriteitsargumentatie in dit actietype. Dit komt onder andere doordat de hoogopgeleide lezersdoelgroep veel waarde hecht aan de wetenschap en daarom graag deskundigen zien. In Hoeken et al. (2012) wordt de ‘geloofwaardigheidsvuistregel’ ook vaak de ‘deskundigheidsvuistregel’ genoemd als het om de mening van een expert gaat: een expert dat als deskundige wordt opgevoerd voor bijvoorbeeld voeding is waarschijnlijk geen

deskundige op het gebied van medicijnen. De deskundigheid is daarom afhankelijk van het onderwerp. Een expert wordt alleen als een expert gezien als hij of zij uitspraken doet die betrekking hebben op het eigen expertisegebied. Verder kan de deskundigheid van de expert alleen bestaan door de relatieve ondeskundigheid van de ontvanger. Door het kennisverschil in dergelijke situaties gaan ontvangers dus af op de deskundigheid van de bron.

Deskundigheid kan ook gebaseerd zijn op de ervaring van de bron met het product of met de voorgestelde maatregel (Hoeken et al., 2012). Een ervaringsdeskundige heeft dan proefondervindelijk veel kennis opgedaan over het product of een situatie. Het verschil in kennis tussen de ervaringsdeskundige en het grote publiek is dus het gevolg van een (veel) ruimere ervaring in het gebruik van een product. Ook kan er op het gebied van

ervaringsdeskundigheid gebruik gemaakt worden van een typische consument (Hoeken et al., 2012). Deze ontleent zijn of haar geloofwaardigheid aan (gebruiks)ervaring en aan een redelijk hoge mate van belangeloosheid en oprechtheid. Bij deze categorie speelt niet zozeer de deskundigheid een rol, maar wel de mate waarin de lezer zich herkent in de getuige.

Pilgram (2012) maakt daarnaast een onderscheid tussen de term ‘argument van autoriteit’ en de term ‘argument met autoriteit.’ Het gebruik van het argument van autoriteit levert zowel beperkingen als mogelijkheden op bij het strategisch manoeuvreren. Een

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

With the purpose to close this gap and thus contribute to the discussion on women’s land rights as embedded in the process of women’s empowerment in Uganda, this research aims

Guiding the reader from situated interpretations and experiences of the grand risk – ‘the crisis’ – to its context-specific materialization regarding young people’s economic

Het behoeft geen betoog dat de Nederlandse woningmarkt wordt gekenmerkt door een grootschalige problematiek. De huidige crises hebben aangetoond dat de instituties

Daarnaast zijn voor drie primary goods (geluk, gemeenschap en creativiteit) geen meta- analyses of systematische reviews gevonden die een relatie tussen de betreffende primary good

It was this event of 1930, in which the Transvaal University College was transformed, through obtaining university status, into the University of Pretoria, which was

This study is an interrogation of South African women writers’ fiction as a potential instrument for the development and empowerment of the 21st century woman for active

We used our mock H i rotation curves to replicate the analysis of Papastergis & Shankar ( 2016 ) and fitted NFW and DC14 density profiles (with fixed concentration parameter) to

By situating the assertiveness discourse in the China threat literature, it becomes apparent that describing China’s actions as assertive is as much a political tool as