• No results found

De koopman in de zeventiende eeuw: verdorven of volmaakt?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De koopman in de zeventiende eeuw: verdorven of volmaakt?"

Copied!
55
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De koopman in de zeventiende eeuw: verdorven of volmaakt?

Een vergelijking tussen de roman Leven, op- en ondergang van den verdorven koopman en

De volmaakte koopman, handboek voor zeventiende-eeuwse kooplieden

Masterscriptie Geschiedenis (Dutch Golden Age) Daphne Acoca Universiteit van Amsterdam, augustus 2014 Eerste lezer: prof. dr. E.M.P. van Gemert, Historische Nederlandse letterkunde Tweede lezer: dr. Paul Knevel, Nieuwe Geschiedenis

(2)

Inhoudsopgave

1 Inleiding …3

2 De verdorven koopman …4

2.1 Context: stereotypen en moraal in romans anno 1682 …4

2.2 De verdorven koopman: het verhaal …7

2.3 Moraal en stereotypen …25

2.4 Doel van het werk en conclusie …31

3 De volmaakte koopman …33

3.1 Context: handel en economie in de Republiek in de zeventiende eeuw …33

3.2 De volmaakte koopman: moraal of praktische adviezen? …39

3.3 Diomedes in het licht van de zeventiende-eeuwse Republiek …43

3.4 Verdorven versus volmaakt …45

4 Conclusie …47

5 Bibliografie …50

Bijlage I – Inhoudsopgave De volmaakte koopman …51

Toelichting bij vroegmoderne citaten

Voor alle vroegmoderne tekstfragmenten geldt dat alleen de stok-s herspeld is naar een moderne letter ‘s’, de rest is integraal overgenomen. De interpunctie is zoveel mogelijk intact gelaten; af en toe is een spatie toegevoegd ten behoeve van de leesbaarheid (bijvoorbeeld na punten en komma’s). Wanneer er het vermoeden bestaat van een fout in de tekst is dat soo [sic, lees: zo] verbeterd. Cursiveringen zijn intact gelaten.

De inleiding van De verdorven koopman was niet genummerd, dit heb ik voor het overzicht wel gedaan en is duidelijk terug te vinden in de voetnoten.

(3)

1

Inleiding

In dit onderzoek wordt er een vergelijking gemaakt tussen Leven, op- en Ondergang van den Verdorven Koopman, een vroegmoderne Nederlandstalige roman verschenen in 1682, en De volmaakte koopman, Handelende Van alles wat in de Koopmanschap voorvalt, een handboek voor kooplieden dat in 1683 verscheen na te zijn vertaald uit het Frans.1 In de titel van beide werken ligt al besloten dat het om twee tegengestelde koopmannen gaat; tegelijkertijd is het zo dat de twee werken verschillende soorten teksten zijn. Zou het evenwel zo kunnen zijn dat de twee meer met elkaar gemeen hebben, dan men op het eerste gezicht zou denken? Om dit te onderzoeken luidt de hoofdvraag in dit onderzoek als volgt:

Had het verdorven leven van de hoofdpersoon uit 'de verdorven koopman' er anders uitgezien, wanneer hij zich aan de voorschriften in 'de volmaakte koopman' had gehouden?

Om op deze vraag een goed onderbouwd antwoord op te kunnen geven zal ik allereerst aandacht besteden aan de roman in de zeventiende eeuw, met als doel te achterhalen welke stereotypen en moraal daarin voorkwamen. Vervolgens wordt richt het onderzoek zich specifieker op De verdorven koopman: waar gaat het verhaal over en hoe kunnen we daaraan betekenis geven? Vanwege mijn achtergrond als Neerlandica ligt hier het zwaartepunt van het onderzoek.

In het derde hoofdstuk wordt kort een korte context geschetst van de handelssituatie in de zeventiende eeuw. In de tweede paragraaf wordt de focus verlegd naar De volmaakte koopman: wat is de inhoud van het handboek en welke adviezen zijn erin te vinden? Ik ga vervolgens in op overeenkomsten en verschillen met De volmaakte koopman, zowel qua inhoud als qua vorm. Tot slot zal in hoofdstuk 4 de hoofdvraag beantwoord worden.

(4)

2

De verdorven koopman

In dit hoofdstuk maken we kennis met de verdorven hoofpersoon uit de roman Leven, op- en Ondergang van den Verdorven Koopman, hierna kortweg De verdorven koopman genoemd. Allereerst schets ik kort een beeld van het genre roman ten tijde van het verschijnen van De verdorven koopman, het jaar 1682. Vervolgens vat ik de gebeurtenissen uit de tekst samen in paragraaf 2.2. In paragraaf 2.3 bespreek ik enkele belangrijke tendensen aan de hand van een selectie citaten. In de laatste paragraaf van dit hoofdstuk volgt een korte conclusie, die ik in hoofdstuk 4 vervolgens zal vergelijken met mijn bevindingen zoals die beschreven staan in hoofdstuk 3, waarin De volmaakte koopman aan bod komt.

2.1

Context: stereotypen en moraal in romans anno 1682

Ik gebruik de term ‘roman’ bij het classificeren van De verdorven koopman in de breedste zin van het woord. Van Gemert merkt op dat deze term in de loop van de zeventiende eeuw steeds vaker voorkomt, niet als dwingende soortnaam maar als verzamelnaam voor prozaverhalen over gebeurtenissen uit het leven van een of meer personen.2 Er was nauwelijks sprake van een vastomlijnde definitie van de roman en fictioneel proza van welke soort dan ook kon roman worden genoemd. De term werd bijzonder ruim geïnterpreteerd, zowel door de (vaak anonieme) schrijvers ervan als hun criticasters.3

In de begindagen van de zeventiende eeuw verschijnen er in de Republiek nog veel romantische of heroïsche verhalen, hoewel er ook reisverhalen op de markt zijn. Tussen 1670 en 1700, wanneer de markt voor de roman waarschijnlijk het hardst groeit, komen onderwerpen uit de contemporaine Nederlandse samenleving meer in zwang; een vernieuwend element.4 Franse romans waren in de laatste dertig jaar van de zeventiende eeuw de meest vertaalde: Timotheus ten Hoorn, de uitgever van De verdorven koopman, was één van de uitgevers die de Franse productie van romans het nauwlettendst in de gaten hield. Hij was mede verantwoordelijk voor de grotere productie en thematische verschuiving van verhalen over galante, hoofse liefde naar erotische schandaalromans.5

Het verschijnen van De verdorven koopman past goed in het hierboven geschetste beeld van romanproductie, hoewel deze roman – waarin toch heel wat vreemdgangers en dames van lichte zeden ten tonele verschijnen – niet in de erotische categorie valt. Timotheus ten Hoorn gaf heel wat aanstootgevender werken uit, waarvoor hij in 1678 al verschillende keren bij de schout moest verschijnen (samen met de illustrator van die werken, Romeyn de Hooghe), hoewel van een straf niets bekend is. In 1683 stuurde de kerkenraad van Utrecht bovendien een brief naar de kerkenraad van Amsterdam, met daarin het verzoek actie te ondernemen tegen de ‘onreyne tractaten gedruckt by Timotheus ten Hoorn.’6 Hoewel ook hier geen 2 Van Gemert 2012, 39.

3 Van Gemert 2008, 21. 4 Van Gemert 2012, 40. 5 Van Gemert 2008, 21-22. 6 Leemans 2001-2002, 102-103.

(5)

strafmaatregelen bekend zijn, wordt wel duidelijk dat niet alles maar zonder problemen gepubliceerd kon worden. Het is goed deze informatie in het achterhoofd te houden bij lezing van De verdorven koopman: de auteur van het werk is niet bekend, bovendien wordt in de inleiding duidelijk dat hoofdpersoon Diomedes de Labecha bewust een andere naam heeft gekregen, ‘om zijn kennelike vlekken met een onbekende naam, soo veel mogeliken te bedekken, op dat niemant denke dat onse pen een Brand-staav is om brandmerken te maken.’7

Van Gemert beschrijft twee dominante stereotypen in de roman van de zeventiende eeuw: deugdzame idealisten en ondeugdzame schelmen. Door middel van deze stereotypen kan de lezer reflecteren op maatschappelijk gewenst, of juist ongewenst gedrag. Literaire fictie heeft in de zeventiende eeuw dus een spiegelfunctie voor de Nederlandse samenleving. Omdat steden in die samenleving het meeste van invloed zijn, ligt het voor de hand om ‘de gedragsmodellen uit de romans te koppelen aan stedelijke burgers van de Noordelijke Nederlanden’.8 De verdorven koopman past helemaal in dat plaatje; bovendien is hij onmiskenbaar een ondeugdzaam personage, zoals later in dit hoofdstuk zal blijken.

Interessant is wel dat de verdorven koopman, hoewel verwant aan de schelm, een voorbeeld is van een ander stereotype personage. De koopman is slechts deels sociaal ongebonden, omdat hij getrouwd is en hij is bovendien niet volledig kwaadaardig, hoewel zijn acties soms anders doen vermoeden. (Daarover later in dit hoofdstuk meer.) De verdorven koopman is ook geen student of uitbater in de rosse buurt, andere stereotype personages die nauw verwant zijn aan de schelm. Het stereotype dat het beste op hem van toepassing is, is dat van de zogenaamde lichtmis. Kenmerken van de lichtmis zijn seksueel libertijns gedrag en een overvloedig kroegleven met drank en kansspelen, een levenswijze die de lichtmis ook tijdens het huwelijk nog volhoudt.9 In het vervolg van dit hoofdstuk zal inderdaad blijken dat deze omschrijving van toepassing is op Diomedes de Labecha, oftewel de verdorven koopman. Van Gemert spreekt echter ook van ‘fecale grappen’ – die zijn dan weer niet prominent aanwezig in deze roman, hoewel ze er wel in voorkomen. Desalniettemin zijn er verder wel veel overeenkomsten tussen de verdorven koopman en het stereotype lichtmis: meningsverschillen met slachtoffers worden regelmatig letterlijk uitgevochten en wanneer de grond hem te heet onder de voeten wordt, vlucht Diomedes inderdaad (tijdelijk) om elders zijn praktijken voort te kunnen zetten.10 Het feit dat er in de roman een afwisseling bestaat tussen goedmoedige en laaghartige streken wijst echter het duidelijkst richting het stereotype van de lichtmis. De verdorven koopman helpt bijvoorbeeld enerzijds op een humoristische wijze de echtgenoot van zijn nichtje om te stoppen met drinken; anderzijds schrikt hij er niet voor terug om (op een haar na) mensen van het leven te beroven. Van Gemert legt dit als volgt uit:

Het variabele handelen van de lichtmissen vergroot bij de lezer de gevoeligheid voor bedrog, en dat is maatschappelijk nuttig, want hoe eerder men een bedrieger onderkent, hoe beter. 7 De verdorven koopman, inleiding, 2-3.

8 Van Gemert 2012, 41. 9 Van Gemert 2012, 45. 10 Van Gemert 2012, 45.

(6)

Bovendien zorgt de herhaling van de streken – de eindeloze stapeling van gebeurtenissen in een roman! – voor de lach van de herkenning en behalve de ‘koddige’ streken worden dus ook de voddige lachwekkend. Zo zijn deze romans uiteindelijk moralistisch én vermakelijk en wellicht zelfs vooral het laatste.11

In paragraaf 2.4 kom ik uitgebreid terug op het tweeledige doel (zowel moraliseren als vermaken) zoals dat in bovenstaand citaat omschreven wordt. In paragraaf 2.2 zal al blijken dat in de inleiding van De verdorven koopman wordt gesproken over de spiegelfunctie die de roman voor de lezer moet hebben. Spies stelt onomwonden dat ‘iedere Neerlandicus het weet’: het doel van de literatuur is in de zeventiende eeuw niet het uiten van gevoelens – de literatuur heeft in de eerste plaats een opvoedkundige taak. Doel is mensen aan te zetten tot goed, sociaal en maatschappelijk wenselijk gedrag. Tachtig procent van de literatuur in de zeventiende eeuw bestond volgens Spies uit opvoeden, met name leren de hartstochten te beteugelen.12

11 Van Gemert 2012, 45. 12 Spies 2002, 79.

(7)

2.2

De verdorven koopman: het verhaal

In deze paragraaf zal ik de inhoud van Leven, op- en Ondergang van den Verdorven Koopman beschrijven. In paragraaf 2.3 bespreek ik vervolgens kort welke stereotypen er in het verhaal te vinden zijn, en welke moraal daaraan verbonden is.

Voor-reden

‘Alle dagen sijn ons als Spiegels, om ons de Grootheid en verdervelijkheid der mensche begeerte te doen zien, en te vertoonen dat sy een oorsake van alle kwaad is, gelijk sy inden beginne is geweest…’.13 Zo begint de inleiding (‘Voor-reden’) van De verdorven koopman. In deze inleiding wordt kort geanticipeerd op de inhoud van het werk. Er wordt ook duidelijk gemaakt dat de naam van het hoofdpersonage gefingeerd is en waarom daarvoor gekozen is:

‘…seker Verdorven Koopman hier met de naam van Diomedes de Labeche begroet, om zijn kennelike vlekken met een onbekende naam, soo veel mogeliken te bedekken, op dat niemant denke dat onse pen een Brand-staav is om brandmerken te maken: maar in tegendeel als een Pinceel, om, gelijk in Tafereel, alleen tot nut vermaak, ’t begin, Leven, Op- en Ondergang van desen verdorven Koopman te vertoonen, of om iemand als in een Spiegel een anders vlekken en vuilheid te doen sien…’.14

Het doel van de roman wordt in de inleiding ervan dus omschreven als vermaak, maar tegelijkertijd ook als voorbeeld. Er wordt immers gesproken over een spiegel, waarin de lezer iemand anders’ ‘vlekken en vuilheid’ kan zien. In de laatste paragraaf van dit hoofdstuk wordt hier dieper op ingegaan.

Deel 1: kennismaking met Diomedes de Labecha Jeugd en leerperiode

De lezer maakt kennis met Diomedes de Labecha via zijn vader, Justinus. Over hem wordt opgemerkt dat hij een hebberig karakter heeft. Justinus trouwt omwille van het geld met een meisje, waarmee hij een zoon krijgt: Diomedes de Labecha. Over die naam wordt opgemerkt dat het niet zijn werkelijke naam is, vanwege zijn ‘schandelijke daden’.15 Ook wordt duidelijk dat “Labecha” “wind, ijdelheid en lichtvaardigheid” betekent. Diomedes gaat naar school en gaat vervolgens in de leer bij een pruikenmaker in Brussel. Het eervolle, zelfredzame karakter van dit handwerk wordt benadrukt. Diomedes kijkt op de pruikenmakerij neer: hij vindt dat het niet genoeg verdient. De lezer blikt vooruit: de hebberigheid van Diomedes zal leiden tot zijn ondergang.16

13 De verdorven koopman, inleiding, 1. 14 De verdorven koopman, inleiding, 2-3. 15 De verdorven koopman, deel 1, 6. 16 De verdorven koopman, deel 1, 8.

(8)

Wanneer Diomedes veertien jaar oud is sterft zijn vader. Hij heeft schulden gemaakt en laat geen erfenis achter. Zijn zoon bezint zich op manieren om rijk te worden. Hij kiest voor de koophandel, waar wijlen zijn vader ook bij betrokken was – zonder veel succes. Vervolgens steelt Diomedes een aantal van de beste pruiken van zijn leermeester en vertrekt met een smoes naar Amsterdam. Hij reist via Antwerpen, waar hij de pruiken verpatst. In Amsterdam ontmoet hij vervolgens zijn nieuwe leermeester: een ‘Wijnkooper’.17

De volgende vier jaar is Diomedes bij hem in de leer. Hij leert goed proeven en leert de waarde van Rinse wijn kennen (die is beter van kwaliteit dan Franse wijn, en dus ook duurder). Terwijl hij in de leer is bidt hij vaak tot de god Bacchus; die spreekt hem meer aan dan de God uit de Bijbel. Ondertussen is hij begonnen met het zwart verhandelen van de wijn van de wijnkoper, die hiervan niets afweet. Hij lengt de wijn die hij versjachert bovendien aan met water, naar voorbeeld van zijn leermeester.

Diomedes’ eerste vrouw: Emilia

Terwijl Diomedes in de leer is en in het geniep een zwart handeltje drijft, heeft hij zijn oog laten vallen op de dochter van zijn meester, Emilia. Zij beschikt over een aardige bruidsschat. Op zijn twintigste doet hij een huwelijksaanzoek – Emilia’s vader wordt echter boos en weigert. Diomedes zweert het hem betaald te zetten. Vervolgens bederft hij alle wijn met zout. Wanneer zijn leermeester verhaal komt halen ontkent Diomedes alle betrokkenheid. Als klap op de vuurpijl geeft hij zijn leermeester aan bij de schout en koopt hij degenen die hem assisteerden bij het bederven van de wijn om: die functioneren nu als zijn getuigen. De wijnkoper wordt veroordeeld tot een grote geldboete. Emilia is ondertussen haar ouderlijk huis ontvlucht en heeft daarbij tienduizend gulden van haar vader gestolen. Die is nu zijn wijn, zijn geld, zijn dochter en zijn eer kwijt. Tot overmaat van ramp krijgt hij ook nog de tering. Op zijn sterfbed wil hij graag zijn dochter nog zien; hierdoor ziet hij zich genoodzaakt toestemming te geven aan Diomedes om met haar te trouwen, want anders komt ze niet terug naar haar vader. Kort na haar bezoek sterft hij, en Diomedes en Emilia erven al zijn nagelaten bezittingen. Diomedes is niet rouwig om de dood van wijlen zijn schoonvader, maar blij om het geld dat hij geërfd heeft.

Een verloren gegane lading wijn

Diomedes bestiert hierna zijn eigen wijnhandel – zijn eigen knechts bedriegen hem echter net zoals hij dat zelf deed toen hij nog in de leer was. Hij controleert zijn knechts wel, maar betrapt ze niet op hun wangedrag. Ondertussen neemt hij het zelf ook niet te nauw met de regels: hij lengt zijn wijn aan met water en drijft louche handeltjes. Wanneer zijn knechts per schip een lading wijn moeten afleveren drinken ze ervan. Door hun dronkenschap leveren ze de wijn aan de verkeerde schipper, die de wijn op zijn beurt zonder commentaar in ontvangst neemt. Wanneer Diomedes lucht krijgt van het misverstand is hij woedend op zijn verzakende knechten en gaat hij tevergeefs op zoek naar de wijn. Tijdens zijn zoektocht naar de verkeerd afgeleverde lading wijn raakt hij in gevecht met een Engelse schipper, waarbij hij overboord in het IJ valt. De waterschout wordt erbij gehaald en na onderzoek wordt de Engelse schipper door toedoen van Diomedes ten onrechte gevangen genomen. Wanneer dit onrecht na enige 17 De verdorven koopman, deel 1, 11.

(9)

dagen uitkomt moet Diomedes een boete van driehonderd gulden betalen. Hij probeert zijn knechten voor de boete te laten opdraaien, maar die zijn inmiddels gevlucht. Hierop zoekt Diomedes zijn troost in de kroeg; hij bedrinkt zich. Emilia is hier allesbehalve blij mee en probeert haar man op andere gedachten te brengen; die wil echter niet naar haar luisteren en gaat bij wijze van reactie naar de kroeg om te dobbelen en nog meer te drinken.

Het bacchanaal van Emilia

Emilia is een verhouding begonnen met haar dienaar, Salvatius. Ze richt een bacchanaal aan waarbij de aanwezigen met elkaar het bed delen. Emilia’s dienstmeisjes, verbolgen dat zij geen deel hebben mogen nemen aan het feestmaal, verzinnen echter een list: ze verkleden zich als duivels met behulp van omgeknoopte dierenhuiden en stichten vervolgens brand in huis. Alle gasten inclusief Emilia zelf vluchten vervolgens halfnaakt het huis uit, de straat op. Het gehele gezelschap, op zoek naar warmte en onderdak, dringt vervolgens midden in de nacht het huis van de nicht van Emilia binnen: Magdelon. Die schrikt van de menigte die ineens in haar woning staat, hun witte hemden doen haar denken aan een meute spoken. In haar angst valt ze van de trap en krijgt prompt een miskraam. De gehele menigte legt zich vervolgens te slapen in het huis van Magdelon – de vrouwen durven inmiddels niet meer met de mannen te slapen uit angst voor de duivel.

Wanneer Diomedes enige tijd later thuiskomt en het hele verhaal hoort (nadat hij een vrouw in het gezelschap bedreigd heeft), sluit hij iedereen op in een kamer en wacht zijn vrouw thuis op. Die begraaft ’s morgens de foetus van Magdelon opdat er geen sporen zijn die richting het schandaal van het bacchanaal wijzen. Diomedes verkoopt de vrouwen in het gezelschap aan hun boze en verbaasde mannen; die ranselen hun ontrouwe echtgenotes af met stokken (door Diomedes aan hen gegeven) totdat die breken of totdat ze zelf moe zijn van het slaan. Vervolgens bedreigen de mannen hun vrouwen met de dood en laten hen afvoeren naar de gevangenis. Diomedes laat zijn Emilia boeten door zich al haar bezittingen toe te eigenen.

De eerste schuldeiser

Diomedes neemt nieuwe knechten, die hij leert wijn te brouwen met water. Ook deze knechten bedriegen hem echter; ze verkopen zijn wijn, die van slechte kwaliteit is, in het geheim. Door die slechte kwaliteit kan Diomedes zijn wijn nergens verkopen: de wijn is te zeer verdund. Hij neemt wederom zijn toevlucht tot dobbelen en drinken en raakt langzamerhand zijn nering kwijt. Hij is platzak. Om het tij te keren verzint hij een list: hij koopt drie schepen op en verkoopt ze weer door. Zijn laatste (slechte) wijn verkoopt hij door aan een goedgelovige koopman; hij doet het voorkomen alsof het Rinse wijn is. Nadat hij de list ontdekt heeft komt de koper verhaal halen in Amsterdam – Diomedes verdedigt zich door de man uit te maken voor dief, waarna de goedgelovige man in elkaar geslagen wordt. Onterecht belandt hij in de gevangenis, uiteraard woedend op Diomedes. Ondertussen is die laatste blij met de verkoop van zijn slechte wijn; hij neemt zich voor het ervan te nemen. Hij krijgt een schuldeiser op bezoek, die hij betaalt omdat hij er niet onderuit komt. Ondertussen koopt hij echter zijn knechten om: zij moeten de schuldeisende koopman beroven van het zojuist door Diomedes betaalde geld. De knechts bedriegen hem echter en gaan er met de buit

(10)

vandoor. De schuldeiser keert de volgende dag terug om verhaal te halen, maar Diomedes ontkent alle betrokkenheid bij de beroving. De koopman gelooft het verhaal en vertrekt. Het einde van de waarschuwende Emilia

Emilia is bedroefd over de gang van zaken en waarschuwt Diomedes voor de gevolgen van zijn daden: ze voorspelt een slechte afloop. Diomedes legt zijn vrouw het zwijgen op door haar te chanteren met het schandelijke verhaal van het bacchanaal. Emilia wordt daarop ziek, ze krijgt de tering. Ondertussen feest haar man gewoon door en zondert zich van haar af; bovendien beschuldigt hij haar ervan de Spaanse ziekte (syfilis) te hebben. Wanneer Emilia sterft is Diomedes daar niet rouwig om. Hij verkoopt meteen al haar kleren om haar te vergeten. Met het gehele vermogen van wijlen zijn vrouw wil hij naar Den Haag vertrekken, maar onderweg daar naartoe treft hij een koopman die hij eerder al bedroog. Diomedes hitst een menigte tegen de man op, die wordt afgetuigd en vervolgens in het water gesmeten. ‘Versuipt daar gij hond’ wordt hem toegeroepen.18 De koopman weet vervolgens te ontkomen en vlucht naar de stad. Diomedes dankt het bedrog voor deze afloop en reist vervolgens alsnog door naar Den Haag, waar hij een zekere Leopoldus ontmoet, die koopman is bij de Oost-Indische Compagnie.

Leopoldus

Diomedes speldt Leopoldus een verhaal over de erfenis van een zogenaamde oom op de mouw, die in Brussel zou wonen. Leopoldus gelooft hem en vertrekt per boot met een aantal goederen om zaken te doen. In plaats van naar Antwerpen te vertrekken, zoals aangekondigd, gaat Diomedes echter naar Rotterdam: daar doet hij zich op een veiling voor als een vooraanstaand koopman en koopt daar ‘Hofstede’, waarover eerder al is opgemerkt dat het ‘niet verre van Haarlem gelegen’ is.19 Vervolgens reist hij voor zijn plezier naar Middelburg, zodat de tijd dat hij wegblijft geloofwaardig is (hij pretendeert immers naar Antwerpen te reizen). In Middelburg koopt hij vier renpaarden en een rijtuig, en ook chique kleding: hij doet zich zo voornamer voor dan hij daadwerkelijk is. Daarna keert hij geheel in de rouw (in verband met het overlijden van zijn imaginaire oom) terug naar Leopoldus. Van hem ontvangt Diomedes rentebrieven, waarmee hij naar Amsterdam vertrekt. Daar koopt hij nieuwe meubels, stoffen en schilderijen voor zijn huis. Hij betaalt hiervoor echter niet en vreest voor alle gemaakte schulden, daarom wil hij een nieuw koopmanschap starten. Opnieuw vertrekt hij daarom naar Den Haag, ditmaal om actiën op de OIC te kopen, met als onderpand valselijk verkregen aankoopbewijzen van een zogenaamd in Rotterdam gekochte partij haring. Leopoldus gelooft hem; Diomedes ondertekent vervolgens met een valse handtekening en naam: Desirus. Hij vertrekt daarna snel uit Den Haag en vermomt zich door middel van een pij als christen – eerder al had hij door middel van een zwarte pruik ‘hem selver voor een Jood uitgemaakt.’20 Zo verkleed gaat hij naar Rotterdam, waar hij door middel van de actiën het eerste deel van Hofstede kan betalen. Daarna keert hij huiswaarts.

De boze koopman Amindes 18 De verdorven koopman, deel 1, 70. 19 De verdorven koopman, deel 1, 75. 20 De verdorven koopman, deel 1, 84.

(11)

Diomedes, terug in Amsterdam, wil werk maken van zijn nieuwe koopmanschap. De eerder in het water gegooide koopman dwarsboomt dit plan echter: deze houthandelaar, Amindes genaamd, is woedend op Diomedes en komt verhaal halen in de haven. Met een ingewikkelde manoeuvre verkoopt Diomedes hem het hout van een andere koopman, Lamerius, op diens schip nog wel, waarvan hij veinst de eigenaar te zijn. De truc komt echter aan het licht en Diomedes wordt veroordeeld: hij moet de waren teruggeven en bovendien een boete betalen, te voldoen binnen drie dagen. Na vier dagen poogt hij echter de Haagse trekschuit te nemen met medenemen van al zijn bezittingen in goud, zonder het hout te hebben teruggegeven en ‘zonder een stuiver te hebben betaald.’21 Hij wordt echter achtervolgd door Amindes. Dan zit er voor Diomedes niets anders op dan het hout terug te geven en zijn wijnen, waar hij niet meer in wil handelen, onder de prijs te verkopen, om Amindes de boete te kunnen betalen. De graankoopman Jeronimo

Nu heeft Diomedes nog maar weinig geld. Hij verzint een nieuwe list om hier verandering in te brengen: hij nodigt de graankoper Jeronimo bij hem thuis uit, terwijl hij ondertussen opzichtig zijn geld zit te tellen. Jeronimo biedt hem tarwe en rogge te koop aan; Diomedes betaalt slechts een deel van het graan en ondertekent het contract met salpeterinkt, die door het papier heen zal bijten. Zonder ervoor betaald te hebben verkoopt Diomedes het graan alweer door. Tegelijkertijd laat hij mensen op de beurs het gerucht verspreiden dat de koning van Frankrijk een leger op de been wil brengen; hij heeft ook Fransen omgekocht om dat gerucht te bevestigen en bovendien heeft hij vervalste Franse brieven verspreid die het gerucht eveneens onderschrijven. Op de beurs stijgen de graanprijzen als gevolg van de gecreëerde angst voor een naderende oorlog; tegelijkertijd dalen de prijzen van de staatsobligaties. Diomedes, op de hoogte van de werkelijke gang van zaken, kan zijn voordeel hiermee doen. Theophilus, een koopman, leest de vervalste brief en koopt alle rogge van Diomedes tegen een hoge prijs. Jeronimo heeft ondertussen de valse akte van koopmanschap ontdekt, die vol gaten zit als gevolg van het gebruik van de salpeterinkt. Hij gaat verhaal halen bij Diomedes – die ontkent alle schuld en bezweert de man dat hij betaald heeft, volgens hem is Jeronimo degene die liegt en hij dreigt met de rechter. Jeronimo heeft onvoldoende bewijs en kan derhalve niets tegen Diomedes beginnen.

De jood Mordechai

De prijs van staatsobligaties is ondertussen nog steeds heel laag als gevolg van de oorlogsgeruchten die nog altijd de ronde doen. Diomedes koopt een aantal obligaties van Mordechai, een jood, en vraagt hem om er nog meer te verkopen. Hij nodigt zowel Mordechai als een aantal vrienden bij hem thuis uit en pretendeert dat het een per ongeluk gemaakte dubbele afspraak is. Diomedes en Mordechai tellen samen het geld dat zal worden besteed aan het kopen van nog meer staatsobligaties. Diomedes zegt niet meer geld uit te willen geven dan hij op dat moment heeft; daarom vertrekt Mordechai om een rentebrief te wisselen voor een exemplaar van iets lagere waarde. Diomedes bergt ondertussen zijn geld op in een andere kamer van het huis, in het zicht, met al zijn uitgenodigde vrienden als getuigen (deze gasten hebben echter alleen gezien wat er gebeurde, ze hebben niets kunnen horen). Vervolgens arriveert Mordechai weer met de rentebrief van lagere waarde en de koop wordt gesloten. 21 De verdorven koopman, deel 1, 91.

(12)

Mordechai ondertekent het contract en Diomedes bergt het veilig weg. Wanneer de jood vervolgens om zijn geld vraagt reageert Diomedes verontwaardigd: hij heeft immers al betaald? Alle gasten kunnen voor hem getuigen! Mordechai reageert boos en geschrokken – de andere aanwezigen kiezen echter partij voor Diomedes en verjagen de man, waarna Diomedes zijn verklaring laat vastleggen door een notaris. Hij lacht in zijn vuistje om zijn verdubbelde fortuin en dankt het bedrog hierom. Mordechai kan niet direct stappen ondernemen; de lezer verneemt hier echter dat hij opnieuw zijn opwachting zal maken in het tweede deel van het verhaal.

Oom Arpatius

Een aangetrouwde oom van Diomedes, Arpatius, is een vermogend man. Diomedes zint op een list om hem zijn vermogen afhandig te maken. Daarom zoekt hij hem op en koopt een aantal ossen van hem met obligaties als onderpand. Hij ondertekent opnieuw met salpeterinkt. Wanneer zijn Arpatius dit ontdekt schrijft hij zijn neef een waarschuwende brief – Diomedes daagt hem echter voor het gerecht door middel van valse schuldaktes aan wijlen zijn vader en een valse kwitantie van de eerder gekochte ossen. Hij krijgt gelijk van de rechter.

Mancelius en het verhaal over de broers Tiboud en Hilarius

Door een kennis, Manuelius, wordt Diomedes uitgenodigd voor een feestmaal. Eén van de gasten, een Fransman, vertelt aan tafel een verhaal over ‘schandelike ontrou en snoode ondankbaarheit.’22

Hilarius en Tiboud zijn beide zoons van de overleden Franse edelman Huibert. Hilarius, de jongere van de twee broers, wil na de dood van hun ouders graag trouwen met het meisje waarop hij verliefd geworden is: Angelika. Prettige bijkomstigheid is dat hij op die manier minder tijd met zijn broer Tiboud, ‘van een wreveligen aart zijnde’, zal hoeven doorbrengen.23 Tiboud heeft echter ook zijn zinnen op dit meisje gezet. Hij hoort echter van de pogingen van zijn broer om Angelika het hof te maken en is woedend: hij denkt dat Hilarius met hem spot. Hierop probeert hij zijn jongere broer te vermoorden. Het gerucht van de broedermoord doet al snel de ronde en Angelika raadt Tiboud aan te vluchten. Hilarius blijkt echter niet werkelijk dood te zijn; hij geneest wonderlijk genoeg, besluit ook te vertrekken en duikt onder in Wenen aan het keizerlijk hof. Angelika is uiteraard zeer bedroefd over de vlucht van haar geliefde. Tiboud krijgt vergiffenis van de koning om zijn daden, zijn eer is hersteld. Omdat ze op het punt staan te trouwen stemt Angelika ermee in om de liefde met hem te bedrijven. Echter, daar bleek het Tiboud allemaal om te doen: zodra hij het bed met Angelika gedeeld heeft keert hij zich van haar af. Zij blijft op hem wachten en probeert tevergeefs via een page contact met hem te zoeken. Terwijl ze verscheurt wordt door spijt over haar toegeeflijkheid hoort ze dat Hilarius nog in leven is. Tiboud is ondertussen met al zijn bezittingen naar Italië vertrokken. Op weg naar Venetië wordt hij echter door zeerovers belaagd en als slaaf verkocht; nu wil hij wel weer contact met Angelika, om haar om vergiffenis te vragen. Ze is blij met de brief die hij haar schrijft en verheugd over het feit dat ze weer iets voor Tiboud kan betekenen. Ze wil nog altijd met hem trouwen, maar helaas is de borgsom hoog. Daarom 22 De verdorven koopman, deel 1, 121.

(13)

vraagt ze Hilarius om haar te helpen met de betaling. Mild als hij is stemt hij ermee in de helft van het bedrag te betalen. Tiboud kan zo terugkomen en pretendeert zich te verheugen over het aanstaande huwelijk – op de trouwdag zelf is hij echter absent en berooft hij zijn broer, waarna hij er vandoor gaat met ‘een snoode hoer’!24 Angelika baart enkele dagen later een zoon, een schande, ongetrouwd als ze is. Tiboud klopt ondertussen bij zijn broer aan, maar die wil niets meer van hem weten. Ook Angelika heeft nu genoeg van hem; ze waarschuwt hem voor het oordeel Gods, maar dat heeft een averechts effect: Tiboud vertelt rond dat ze met zowel hem als Hilarius het bed gedeeld heeft. Hierop daagt Angelika Tiboud voor de rechter, maar die wordt door hem omgekocht. Angelika is woedend en nodigt Tiboud uit om de ruzie bij haar thuis goed te maken, haar woede verbergend. Eenmaal in haar huis steekt Angelika hem neer en rukt hem ‘de ooghen uyt de kop en de neus uyt het aangezicht’.25 Tiboud smeekt haar om een snelle dood, maar Angelika wil hem zien lijden. Ze snijdt hem ook nog de tong uit, en Tiboud sterft uiteindelijk in het bijzijn van een aantal angstige dienaars. Angelika krijgt door die dienaars toch berouw en wil zichzelf van het leven beroven. De dienaars proberen het nog te voorkomen, maar uiteindelijk springt Angelika in de put en wordt daar dood gevonden. Hier eindigt het verhaal van de Fransman.

De gasten gaan aan tafel, en Diomedes laat zijn oog vallen op Christina, een dame van lichte zeden. In plaats van het bed te delen maakt zij hem echter zijn horloge afhandig; Diomedes heeft geen bewijs voor deze beroving. Dan komt Manuelius samen met de Fransman die eerder het verhaal vertelde naar zijn huis; ze pretenderen een koop te willen sluiten, maar lichten Diomedes ondertussen op zonder dat hij dit doorheeft, waarna wordt opgemerkt dat ‘den mensch de goederen die hy door ’t bedrog bekomt veeltyds wederom door ’t bedrog verliest.’26

De wraak van boer Kees

Een boer, Kees genaamd, is ooit bedrogen door Diomedes en zint daarom op wraak. Allereerst stuurt hij een dienstmaagd (Guurt) naar Diomedes, die hem met een truc voor veel geld goedkope hangers in bewaring geeft. Ondertussen reist de boer zelf naar Amsterdam en verkoopt Diomedes een stel ossen. Die laatste heeft inmiddels het bedrog met de hangers ontdekt en vertelt dit verhaal aan Kees (hij weet natuurlijk niet dat die bij de list betrokken is). Bij het huis van boer Kees aangekomen wacht Guurt met een arrestatiebevel; Diomedes probeert zich uit de situatie te redden en beschuldigt haar van het bedrog. Hij denkt dat de boer voor hem zal getuigen, maar helaas: die zat natuurlijk zelf in het complot. Er ontstaat een gevecht; uiteindelijk wordt Diomedes het huis uitgejaagd, waarna boer Kees zijn verhaal doet bij de notaris. Diomedes wordt voor de rechter gedaagd en schuldig bevonden: hij moet een boete betalen en tot die tijd zit hij vast. Hij beraamt echter een vluchtplan, klimt uit het raam en keert terug naar Amsterdam (nadat hij per abuis bij een boerin in bed beland is wanneer hij door een dak zakt…).

De wraak op Manuelius

24 De verdorven koopman, deel 1, 135. 25 De verdorven koopman, deel 1, 141. 26 De verdorven koopman, deel 1, 149.

(14)

Manuelius verschijnt opnieuw ten tonele en beschuldigt Diomedes er voor de rechter van dat hij hem nog geld schuldig is. Diomedes verliest het proces en wil het verloren geld terugwinnen met een list. Hij stuurt een man die zich voordoet als Philippus naar Manuelius met een brief die zogenaamd van een oom komt, met daarin het advies om een lading haring te kopen. Manuelius vertrekt naar Rotterdam om de koop te sluiten; Philippus en een aantal pages (zijn helpers) gaan in zijn afwezigheid allereerst met onder meer diens vrouw Leonora aan de haal en stelen vervolgens een grote som geld van hem. Diomedes houdt zich onwetend terwijl de vrouw van Leonora wordt veroordeeld tot een geldboete vanwege haar aanstootgevende gedrag. Wanneer Manuelius thuiskomt scheidt hij van zijn vrouw, tot genoegen van Diomedes. Hij wil echter nog meer wraak nemen en laat een partij Rinse wijn verkopen aan Manuelius, die hij vervolgens verwisselt voor een zure, waardeloze variant. De vervangende vaten bevatten bovendien buskruit, waarmee de kelder van Manuelius wordt opgeblazen. Die is doodsbang en denkt dat de duivel in zijn kelder huist; Diomedes houdt zich ondertussen wederom onwetend. Manuelius gaat zelf op onderzoek uit in zijn kelder (zijn knechts durven niet te gaan kijken), waarbij hij bijna verdrinkt en in een paniekerige situatie belandt wanneer één van zijn knechts per ongeluk in de kelder valt. Uiteindelijk ontdekt hij de truc met het buskruit en daagt daarop Lucas, de kennis van Diomedes die hem de wijnvaten verkocht heeft, voor de rechter. Lucas moet voor de boete opdraaien en Diomedes lacht in zijn vuistje: zijn bedrog heeft opnieuw gewerkt.

Antonette, de nicht van Diomedes

Een nicht van Diomedes, Antonette genaamd, is getrouwd met Ambrosius, die teveel drinkt. Ze roept de hulp in van Diomedes om haar man een lesje te leren. De twee verzinnen een list. Wanneer Ambrosius dronken thuiskomt wachten de twee totdat hij slaapt; vervolgens trekken ze hem een doodskleed aan en leggen ze hem in een kist in een kelder. Antonette en Diomedes, gekleed in resp. rouwkleding en een bokkenvel (alsof er een duivel aanwezig is), zijn in de kelder en ontsteken als klap op de vuurpijl een lading buskruit. Ambrosius wordt verschrikt wakker en waant dood en zich in de hel; hij smeekt om vergiffenis. Ze binden hem vast, ranselen hem met een zweep en dwingen hem al zijn zonden op te biechten. Ambrosius, bang als hij is, biecht alles op: hoe hij mensen bedrogen heeft en geld afhandig gemaakt heeft, maar ook het feit dat hij zijn vrouw bedrogen heeft. Vervolgens dienen Antonette en Diomedes hem een slaapdrank toe; vervolgens pretenderen ze te drinken in een nieuw nagebouwd ‘decor’ zoals eerder in de kelder, dit keer in het huis zelf. Ambrosius denkt te dromen en raadt zijn vrouw de drank af. Antonette beseft hierop dat haar list gewerkt heeft en bedankt iedereen voor de hulp. Hierna wordt Ambrosius verwonderd wakker; Antonette pretendeert nergens vanaf te weten. Pas na vijf jaar ontdekt Ambrosius het bedrog, maar hij houdt zijn woede hierover voor zich en leeft rustig verder.

Selesto en Amsidon

Diomedes gaat opnieuw aan het werk; hij koopt van een koopman (Constant) goederen, waar hij in eerste instantie ook voor betaalt – hij laat het betaalde echter terugroven door een knecht. Constant beschuldigt hem van diefstal, waarop Diomedes hem vermoordt (hij blijkt

(15)

later echter toch nog te leven) en vervolgens naar Parijs vlucht. Daar sluit hij zich aan bij een dievenbende; hij laat zich Amsidon noemen. In die hoedanigheid steelt hij met een list geld van ene Selesto: die wordt gearresteerd door helpers van Amsidon, waarna die pretendeert dat Selesto’s geld hem toebehoort. De dienaren doen achteraf alsof de diefstal een vergissing was; Amsidon is inmiddels onvindbaar. Om zijn geld terug te krijgen verzint Selesto een list: hij doet alsof hij een zak zand, waarvan hij zegt dat er geld in zit, wil wisselen voor zilvergeld. Men gaat Amsidon halen om dit te bewerkstelligen. Die wisselt de zak zand, waarvan hij denkt dat er veel geld in zit, ‘slim’ om voor zilvergeld. Wanneer hij het bedrog ontdekt heeft komen zijn helpers, die eerder hielpen Selesto te arresteren, verhaal halen. De buit is echter verdwenen. Hierop ontstaat er oproer dat uitmondt in een steekpartij. Amsidon, oftewel Diomedes, vlucht weg naar Rouen en vervolgens terug naar Amsterdam; Constant blijkt immers nog te leven (hij zal dus niet vervolgd worden wegens moord).

Er wordt aangekondigd dat dit een misrekening is: iedereen is immers boos op Diomedes vanwege zijn eerdere listen en bedrog. Zo laat een schuldeiser hem achtervolgen tot Haarlem om zijn geld te krijgen, en klopt er een bedelaar aan die Diomedes vervolgens bont en blauw slaat in zijn eigen huis. De lezer krijgt te horen dat in deel twee zal blijken dat Diomedes nog veel meer te wachten staat.

Deel 2: De ondergang van Diomedes de Labecha

Het heeft lang geduurd, zo begint de verteller dit deel, waarbij hij kort de gebeurtenissen uit het eerste deel herhaalt. In het tweede deel van De verdorven koopman gaan allerlei schuldeisers, kooplieden en bedrogen ambachtslui hun geld halen bij Diomedes. Zijn voorhuis wordt bezet en de rechter wordt erbij gehaald; overal in de stad krijgt onze koopman rekeningen gepresenteerd. Hoewel iedereen hem goede raad geeft en adviseert zijn schulden te vereffenen, blijft Diomedes de betaling uitstellen. De rechter ziet in dat Diomedes wel degelijk een bedrieger is en dat zijn aanklagers hem niet valselijk beschuldigen, zoals hij steeds probeert te bewijzen. Diomedes wordt aangemerkt als een ‘Persoon die valsche Schrifte maakte, anders goederen, door bedrog, ontstal, ende nevens Koopman, Dief was, en sijn Koophandel niet als door bedrog dreef, daar toe hy ook andere verleyde, ende dienaars van helsche handelingen maakten.27 Diomedes krijgt er lucht van dat men hem wil opsluiten en besluit te vluchten met medeneming van goed en juwelen. Hij begraaft voor de zekerheid ook nog een flinke hoeveelheid goud en juwelen net buiten de stad. Vervolgens vertrekt hij via Rotterdam naar Middelburg.

Gevangen genomen en weer ontsnapt

Diomedes’ doel is om naar Engeland te reizen; daarom heeft hij een Engels sprekende dienaar bij zich, die als tolk zal fungeren. Deze dienaar is echter een bekende van Leopoldus en schrijft hem wat Diomedes van plan is. Hierdoor kan die laatste gevangen worden genomen, wanneer hij zich veilig waant en dronken in een herberg vertoeft. De aanwezige menigte 27 De verdorven koopman, deel 2, 9.

(16)

scheldt hem uit voor dief en wenst ‘dat men hem maar ophangen soude, dat hy ’t dobbel overwaardig was’.28 Wanneer Diomedes, die door zijn dronkenschap geen weet heeft van wat hem zojuist is overkomen, ontwaakt in zijn kerker, weet hij niet waar hij is: hij denkt aanvankelijk dat hij in het kakhuis is opgesloten. Eindelijk realiseert hij zich in welke benarde positie hij zich bevindt. Hij beklaagt zich over zijn achteloosheid en over het verlies van zijn geld; vervolgens zint hij op manieren om te ontsnappen. De kerker biedt daar echter geen mogelijkheden toe en hij is ten einde raad.

Zijn schuldeisers in Amsterdam blijken bij zijn terechtstelling reeds op de hoogte van zijn opsluiting: meerderen hebben het verzoek ingediend hem in de hoofdstad te laten straffen, zodat hij als afschrikwekkend voorbeeld kan dienen. Diomedes is door dit vooruitzicht zo bang geworden dat hij de gok neemt af te dalen in het secreet: zo wil hij ontsnappen. Wadend door de drek komt hij terecht in het secreet naast het zijne: daar is juist een juffrouw op gaan zitten! Wanneer Diomedes haar billen betast schrikt ze hevig en vlucht weg voor deze duivel; zo heeft Diomedes de ruimte om uit het secreet te kruipen.

Diomedes’ tweede vrouw: Olympia

Diomedes kalmeert het geschrokken meisje en overtuigt haar van zijn rijkdom en onschuld, zodat ze verliefd op hem wordt. Diomedes merkt op dat het huis waarin ze woont getuigt van rijkdom in de vorm van allerlei stoffen en ziet daarin een kans zichzelf uit zijn benarde positie te halen; hij doet haar daarom huwelijksbeloften. Vervolgens onthult hij dat hij geld nodig heeft. Het meisje, Olympia, is dusdanig dol op hem dat ze ‘veel liever had alle deze penningen te betalen, als Diomedes te verlaten’, met als voorwaarde dat hij haar zijn bezittingen zal geven.29 Ondertussen wordt zijn ontsnapping opgemerkt: er wordt tevergeefs naar hem gezocht, want Olympia heeft hem een schuilplaats aangewezen. Diomedes laat echter weten dat hij al zijn schulden kan voldoen, waarop hij wordt vrijgelaten om zijn schuldeisers af te betalen. Dat doet hij; vervolgens trouwt hij met Olympia en neemt haar mee naar zijn huis in Amsterdam. De moeder van Olympia, Livia, is niet gelukkig met het huwelijk en de verhuizing van haar dochter, maar kan niets anders doen dan erin toestemmen. Ze verhuist naar Amsterdam om in de buurt van Olympia te kunnen zijn.

Handel in stoffen

Diomedes drijft samen met zijn vrouw haar handel in kostbare stoffen en bezint zich ondertussen alweer op manier om zijn rijkdom snel te doen toenemen. Hij begint de stoffen letterlijk met twee maten op te meten: de kortere (valse) maat gebruikt hij bij de verkoop. Wanneer zijn klanten hier erg in krijgen beginnen ze hem te mijden; hierdoor loopt zijn omzet sterk terug. Daarom legt Diomedes contact met de Oost- en West-Indische Compagnie. Zo kan hij weer een aantal stoffen verkopen, echter ook hier verkoopt hij meer stof dan hij daadwerkelijk levert.

Nieuwe schuldeisers

28 De verdorven koopman, deel 2, 12. 29 De verdorven koopman, deel 2, 25.

(17)

Diomedes krijgt bezoek van twee schuldeisers, bij wie hij nog een rekening van de borg voor Hofstede heeft openstaan. Olympia verkeerde in de veronderstelling dat dit al betaald was en schrikt ervan hoeveel haar kapitaal zal slinken. Om een nieuw schandaal te voorkomen belooft Diomedes echter te betalen. Vervolgens vertrekt hij met het verschuldigde geld richting Haarlem. In de trekschuit ontmoet hij een jonge vrouw, die weduwe blijkt te zijn; hij vergezelt haar naar Haarlem en bedriegt zijn vrouw vervolgens in een herberg. Nadat Diomedes in slaap gevallen is, sluipt de juffrouw echter samen met een dienaar zijn kamer binnen en besteelt hem van het geld, waarmee hij zijn openstaande schuld moest vereffenen. Wanneer hij wakker wordt en ontdekt dat hij bestolen is maakt hij een groot misbaar; de jonge vrouw pretendeert echter van niets te weten. De waardin bezweert hem ook dat er enkel eerlijke mensen in de herberg aanwezig zijn en legt hem het zwijgen op. Diomedes wil echter zijn geld terug hebben en maakt een groot misbaar. Er ontstaat een gevecht en hij wordt door omstanders gesommeerd te zwijgen, anders zullen ze hem neersteken. Niemand gelooft dat hij bestolen is, zelfs niet als hij zijn kleren toont, waar alle zilveren knopen aan ontbreken. Diomedes mag van de waardin vertrekken zonder te betalen voor zijn overnachting; het geld zal hij later nazenden (hij heeft immers niets meer over). Te voet keert hij terug naar Amsterdam, waar hij Olympia een verhaal op de mouw speldt over hoe hij het geld is kwijtgeraakt. Zij gelooft hem niet, maar kan hem de waarheid desalniettemin niet ontfutselen. Opnieuw vraagt Diomedes Olympia om het geld om zijn schulden te vereffenen. Zij protesteert hevig maar hij is ‘blind en doof’ voor haar protesten.30 Uiteindelijk geeft ze toe en Diomedes betaalt zijn schuldeisers zonder verdere tegenslag.

Nieuw bedrog van Diomedes

Wanneer hij thuiskomt is Olympia niet blij om hem te zien. Zijn kapitaal is danig geslonken en de zaken gaan slecht. Om dat te verdoezelen is Diomedes vaak in de kroeg te vinden, waar hij niet alleen drinkt maar ook tot gokken overgaat. Zo verliest hij veel geld. Wanneer Olympia erachter komt dat haar geldkas opnieuw geplunderd door het gokgedrag van haar echtgenoot is barst ze in tranen uit; ze vervloekt de dag dat ze ooit met Diomedes getrouwd is. Hij verzint echter een manier om weer wat winst te maken: met een aantal balen stof gaat hij naar een koopman, bij wie hij pretendeert een rekening te hebben openstaan. Hij betaalt hem uiteindelijk een (imaginaire) schuld af, en koopt vervolgens een grote hoeveelheid kostbare stoffen, die hij slechts deels betaalt (de koopman vertrouwt hem immers omdat hij ongevraagd een niet-bestaande schuld kwam vereffenen) en vervolgens in zijn winkel uitstalt. Olympia denkt dat er wel weer bedrog in het spel zal zijn, maar Diomedes wil niet naar haar luisteren.

Diomedes wordt bedrogen

Diomedes wordt benaderd door een koopman die pretendeert uit Hoorn te komen: hij wil een aantal balen stof kopen en nodigt Diomedes uit om mee te gaan naar zijn winkel met de vraag of hij wil helpen bij het ordenen van zijn waren. Hij belooft daar ook de gekochte waren te zullen betalen. Wanneer Diomedes echter in Hoorn aankomt, wordt hij naar een speciaal voor 30 De verdorven koopman, deel 2, 46.

(18)

deze gelegenheid gehuurd pand begeleid, waar hij verzocht wordt te wachten op een dienstmaagd. De bedrieglijke koopman vlucht vervolgens stilletjes met zijn handlanger (die in het gehuurde pand aanwezig was en het spelletje meespeelde) de stad uit, om niet meer terug te komen. Wanneer Diomedes ontdekt dat hij om de tuin geleid is, is hij ontsteld en zoekt hij tevergeefs naar de bedriegers. Uiteindelijk keert hij, zichzelf vervloekend, terug naar Amsterdam. Daar leest Olympia hem de les. Diomedes probeert haar te vertellen dat hij daadwerkelijk bedrogen is, maar omdat hij zo dikwijls tegen haar gelogen heeft, gelooft ze hem niet nu hij de waarheid spreekt.

Diomedes verkleedt zich als monnik

Diomedes verzint een nieuwe list om zijn nagenoeg lege geldkist wat nieuw leven in te blazen. Hij koopt op de voddenmarkt oude kleren, waaronder een pij, waarmee hij zich verkleedt. Wanneer Olympia hem zo in hun huis aantreft ziet ze hem wederom voor de duivel aan. Diomedes vertrekt naar Rotterdam en wordt op de trekschuit vanwege zijn kleding aangezien voor een ‘Mennonist’ aangezien; een soort monnik, die bovendien van goede komaf moet zijn.31 Hij speelt zijn rol met verve en berispt allerlei mensen om hun extravagante kledingstijl. Hij predikt vervolgens de nederigheid en bekritiseert geldhonger. Het gezelschap dat zich om hem heen verzameld heeft hangt aan zijn lippen. Wanneer ze Rotterdam bijna bereikt hebben verandert hij van onderwerp: hij spreekt over het koopmanschap ‘als een suivere begeerte die wel geoorloofd was, als ’t gewin niet overmatig ware’.32 Zo komt het gesprek op zijn handel; een aanwezige koopman raadt hem een goedkope partij graan aan.

De graankoopman Arondus

Diomedes koopt de partij graan en huurt een schip om de koopwaar samen met de verkoper, Arondus genaamd, en hemzelf zogenaamd naar huis te begeleiden. Dan ontvangt de koopman waarmee hij zaken doet echter een brief van een handlanger van Diomedes: hiermee wordt de graanverkoper weggelokt van het schip dat de waren vervoeren zal. Na de argeloze koopman in een herberg te hebben achtergelaten (de waard is omgekocht), kan Diomedes naar Amsterdam terugkeren, waar de schipper van de gehuurde boot het graan aflevert, dat hij vervolgens voor veel geld verkoopt.

Olympia is bij zijn thuiskomst ongerust over de herkomst van het geld, maar tegelijkertijd blij met de nieuwe stoffen voor in haar winkel die ze ermee kan kopen. De waard van de herberg intussen gaat op zoek naar het verdwenen schip; wanneer het echter al vertrokken blijkt besluiten hij en de waardin het er maar bij te laten; de afspraak die ze met Diomedes maakten was sowieso niet zuiver geweest, dus een gang naar de schout had hier geen zin. Arondus intussen wordt bevrijd (na lang vastgebonden te hebben gezeten). Hij vertelt het hele verhaal aan de justitie; die kan echter niet achterhalen waar zowel de zogenaamde monnik als het schip en de waard naartoe zijn gegaan. Er zit voor de bedrogen koopman dus niets anders op dan de zaak te laten rusten.

31 De verdorven koopman, deel 2, 66. 32 De verdorven koopman, deel 2, 69.

(19)

Olympia sterft

Na een kort ziekbed sterft de vrouw van Diomedes; zij laat hem al haar bezittingen na, tot vreugde van Diomedes. Hij geniet volop van zijn erfenis en Livia, de moeder van wijlen Olympia, kan dit slecht verdragen en wil zich door haar schoonzoon laten onderhouden. Ze trekt bij hem in en pretendeert een grote geldkist op haar kamer te hebben – in werkelijkheid is deze met stenen gevuld. Hierop geeft Olympia hem te kennen dat ze hem graag erfgenaam van haar bezittingen wil maken, mits zij zonder kost en inwoning bij hem mag wonen als een echte moeder. Diomedes, in de veronderstelling dat ze zeer welvarend is, stemt hiermee in en het testament wordt opgemaakt. Hij is blij met de gang van zaken en probeert het Livia naar de zin te maken, hoewel hij ook door blijft gaan met dobbelen, drinken en hoerenlopen. Diomedes als Trojaans paard

Diomedes hoort dat er Franse dames in een bordeel zitten. Wanneer hij het bed met twee van hen besluit te delen, blijken het twee jongemannen in plaats van meisjes te zijn. Ze overmeesteren Diomedes en willen hem alleen laten gaan op voorwaarde dat hij hen helpt een list te verzinnen om een koopman waar ze problemen mee hebben, Brutus, terug te pakken. Diomedes bedenkt een list: hij raadt de twee, Barnhardus en Harmanus , aan om een man in een kist te stoppen en vervolgens zijde te gaan kopen bij de koopman met wie ze problemen hebben. De boeven gaan akkoord, mits Diomedes zelf zich laat opsluiten in de kist. Ze kopen zijde bij Brutus, stoppen die in een kist en verwisselen de kist met zijde elders voor de kist met Diomedes. Vervolgens veinzen ze de laatste boot te hebben gemist en laten de kist (met daarin Diomedes) achter in Brutus’ huis: de truc wordt vergeleken met het paard van Troje. ’s Nachts wordt de winkel van Brutus leeggeroofd en Diomedes is vrij om te gaan. Omdat hij echter de buit graag voor zichzelf wil houden, laat hij drie man zich verkleden als de schout en zijn helpers. Hij meldt Barnhardus en Harmanus dat ze verraden zijn en op het punt staan om opgepakt te worden; ze slaan op de vlucht en de buit is voor Diomedes. Wanneer Brutus zijn winkel leeg vindt beseft hij dat hij bestolen is; hij kan echter niet ontdekken wie de dader is en moet de zaak laten rusten.

De dood van Livia

Diomedes besluit enkel nog in zijde te willen handelen; hij slijt echter al zijn waren in de veronderstelling dat hij met de erfenis van Livia wel weer nieuwe (zijden) stoffen zal kunnen inslaan en zet flink de bloemetjes buiten met het geld van de verkochte waren. Hij krijgt echter al schuldeisers op zijn dak in verband met allerlei stoffen die hij op krediet gekocht heeft. Livia wordt intussen ernstig ziek. Diomedes vraagt zijn schuldeisers nog even geduld te hebben maar helaas: de erfenis van Livia blijkt helemaal niet te bestaan. Hierop is hij zo boos dat hij, wanneer ze eenmaal gestorven is, haar in een kist op straat legt. Hij wordt op deze schandalige daad aangesproken (door een oude vrouw die toevallig passeert) en begraaft hij haar uiteindelijk braaf, hoewel met tegenzin.

Uit angst voor zijn schuldeisers vlucht hij daarna weg, zijn handel veilig stellend zodat hij de kostbare stoffen niet kwijtraakt. Ene Odiard neemt zijn zaken waar en is door Diomedes geïnstrueerd om het, wanneer de schuldeisers druk op hem uitoefenen, met hen op een akkoordje te gooien. Vervolgens haalt Diomedes een truc uit met twee doosjes ringen: in het

(20)

ene doosje stopt hij dure exemplaren, in het andere waardeloze rommel. Daarna verkleedt hij zich als jood en gaat naar Utrecht om de ringen te verpatsen; door middel van een wisseltruc verkoopt hij de nepringen (hij laat een aantal dukaten vallen om de winkelier af te leiden). Terug in Amsterdam is hij van plan de echte ringen ook te verkopen, maar hij treft een oude bekende met wie hij in een herberg besluit te gaan dubbelen. Hij verliest zoveel dat hij de dure, echte ringen kwijtraakt. Van het geld dat de neppe ringen hebben opgebracht kan hij echter wel een nieuwe winkel beginnen.

Ambiche en Ampidoria

Twee vrouwen, Ambiche en Ampidoria, pretenderen een geesteszieke dochter te hebben die adergelaten moet worden. Ze gaan hiervoor naar een chirurgijn, met wie ze de afspraak maken dat hij haar koste wat kost moet behandelen, hoe zeer ze ook protesteert, want ze lijkt gezond. De chirurgijn, Fernelius, gelooft dit verhaal. Vervolgens gaan de twee dames naar Diomedes om zijde te kopen. Ze nemen zijn dienstmaagd mee; die zal de betaling in ontvansgt nemen als de zijde afgeleverd is. Diomedes staat dit toe en twijfelt er niet aan dat ze goeds in de zin hebben; edoch de dienstmaagd wordt naar de chirurgijn gebracht en door Fernelius vastgebonden en adergelaten zonder dat ze daar iets over te zeggen heeft. Als ze flauw is van het bloedverlies en de twee bedriegsters al vertrokken zijn met de zijde, beseft de chirurgijn dat hij fout zat. De dienstmaagd overleeft het bedrog en gaat Diomedes het hele verhaal vertellen. Bij thuiskomst van zijn lijkbleke dienstmaagd vervloekt hij de vrouwen. Joachim en Martinus

Joachim en Martinus, twee schuldeisers van Diomedes, besluiten de verdorven koopman te bedriegen zoals hij eerder bij hen deed. Ze zeggen een zekere ‘Jean de la Rue’ te kennen, ‘(en niet te onregt, mits hy dezen naam van de straat opraapte)’, een koopman te Rotterdam die graag zaken met Diomedes zou willen doen.33 Diomedes vertrekt daarop naar Rotterdam, echter daar wordt hij overvallen door Joachim en Martinus in gezelschap van twee diefleiders. Diomedes wordt gevangen gezet in een herberg. Hij zal op vrije voeten gesteld worden mits hij zijn schulden betaalt. Ondertussen gaat het verhaal van zijn opsluiting door Rotterdam; Arondus, de eerder door Diomedes bedrogen graankoper, krijgt er lucht van en gaat verhaal halen in de herberg: hij herkent Diomendes als de eerder als monnik verklede bedrieger en eist zijn geld. Diomedes weet hem er echter van te overtuigen dat hij niet de Mennonist is; vervolgens krijgt hij geld opgestuurd om zich vrij te kopen, edoch een nieuwe schuldeiser dient zich aan. De dienstmaagd van Diomedes krijgt de sleutel van de geldkist waarmee Diomedes de schuld wil voldoen; ze zendt hem sleutel en het benodigde geld toe, maar steelt de rest van zijn geld uit de kist. Uit zijn winkel steelt ze bovendien veel kostbare stoffen, om zichzelf, haar minnaar en diens vrienden mooi te kunnen kleden. Diomedes weet echter van niets en betaalt zonder daar erg gelukkig mee te zijn zijn schulden af; zijn schuldeisers vinden het jammer dat hij niet geruïneerd is.

Zenodorus

Diomedes reist naar Antwerpen in de hoop zich opnieuw te kunnen verrijken. Hij ontmoet in Antwerpen Zenodorus, die hij aanbiedt om hem een jaar te onderhouden, mits hij het voor 33 De verdorven koopman, deel 2, 134.

(21)

doet komen dat hij een zeer bemiddeld man is, zodat hij zogenaamd kan instaan voor de toekomstige aankopen van Diomedes. Zenodorus gaat hiermee akkoord. Vervolgens ondervraagt hij zijn dienstmaagd over het verdwenen geld; ze pretendeert echter van niets te weten en Diomedes moet zich bij zijn verloren geld neerleggen.

Opnieuw bedenkt hij manieren om aan geld te komen. Hij verkoopt een deel van de stoffen in zijn winkel en steekt daarvan Zenodorus in het nieuw. Ook huurt hij twee dienstmaagden en een page in, alsmede een rentmeester. Hij vult geldkisten met loden stukken en laat die door rentmeester Pedro zijn huis binnen dragen, allemaal met de pretentie een rijk man te zijn. Ook zorgt hij ervoor dat overal het geluid van klaterende munten te horen is en dat allerlei (handels)brieven luidkeels worden voorgelezen. Zo trekt hij een rookgordijn op.

Zenodorus staat inmiddels bekend als een rijk man; Diomedes kan zo op krediet goederen kopen en weer verkopen, met als verzekering dat de rijke Zenodorus voor hem in kan staan. Wanneer Diomedes weer wat geld heeft verdiend gaat hij door met zichzelf op een onzedelijke manier te vermaken.

Diomedes’ derde vrouw: Fernelia

De dienstmaagd van Diomedes, Fernelia, besteelt haar meester ondertussen, maar Diomedes komt hierachter. Hij confronteert haar met haar daden, maar in plaats van bang te zijn voor zijn dreigementen chanteert ze hem en verzint een list om haar situatie nog aangenamer te maken. Ze pretendeert luidkeels te bidden in haar kamer: zo wekt ze bij Diomedes de schijn van deugdzaamheid. Hij is hierdoor geprikkeld en besluit dat hij haar ten huwelijk wil vragen. Fernelia wil hier zogenaamd niets van weten, maar besteedt ondertussen extra veel tijd aan haar uiterlijk opdat Diomedes geïnteresseerd blijft. Na lang aandringen stemt ze echter toe in een huwelijk en ze trouwen. Tijdens de huwelijksnacht verstopt Cicilia, de andere dienstmaagd van Diomedes, twee ratten in het bed omdat ze jaloers is op het geluk van Fernelia. Die is heel bang voor ratten en valt flauw; het hele bruiloftsgezelschap komt de kamer binnenstormen om te kijken waar het eerdere geschreeuw vandaan kwam. Fernelia wordt bijgebracht met wat azijn, maar is zo geschrokken dat ze het bed niet met Diomedes deelt en drie dagen ziek wordt.

Het ware gezicht van Fernelia

Diomedes kan nu hij eenmaal met Fernelia getrouwd is, geen enkel nadeel aan haar ontdekken, en hij is bijzonder eerlijk tegen haar. Ze verheugt zich hierover, omdat ze met die eerlijkheid later haar voordeel zal kunnen doen. Ze houdt haar deugdelijke schijn bijzonder lang op en gaat zogenaamd veel naar de kerk, ondertussen laat ze van alle sloten in het huis een sleutel bijmaken. Vervolgens steelt ze al het geld van Diomedes en onthult ze nooit daadwerkelijk naar de kerk te gaan. Diomedes ziet zijn liefde in haat veranderen en dreigt van haar af te willen gaan. Dit maakt op Fernelia geen indruk: ze chanteert hem met het dreigement al zijn ‘schelmeryen’ openbaar te maken en hem zo aan de galg te helpen.34 Diomedes ziet in dat er niets anders op zit dan haar te gehoorzamen. Fernelia kan alles maken en maakt misbruik van haar positie; zo richt ze bacchanalen aan, laat ze zichzelf dure kostuums aanmeten en neemt ze voor haar eigen vermaak twee winkelknechten in huis. Ze 34 De verdorven koopman, deel 2, 181.

(22)

gaat zelfs zo ver tijdens een feestelijk bacchanaal alle gasten op te hitsen tegen haar man, zodat, wanneer Diomedes thuiskomt, hij met knuppels uit zijn eigen huis verdreven wordt. Diomedes is hierop zo boos en bedroefd dat hij zich bedrinkt in een herberg en daar zijn geld vergokt. Uiteindelijk keert hij huiswaarts; Fernelia is echter niet onder de indruk van de verwijten die hij haar maakt.

Fernelia vernedert Diomedes

Tien maanden na de huwelijksvoltrekking baart Fernelia een zoon: Antonius. Diomedes hoopt dat de bevalling zijn vrouw fataal zal worden, maar sterven deed zij niet. Nauwelijks is ze weer hersteld of ze pakt haar oude leven van feesten en losbandigheid weer op; ze gaat zelfs zo ver haar man te verzekeren dat de zoon die ze baarde niet de zijne is; Diomedes kan hier niets tegen beginnen.

De vernederingen stapelen zich verder op: zo slaapt Fernelia met een zwerver, die ze de kleren van Diomedes geeft terwijl die ligt te slapen, wanneer hij wakker wordt. Ook schenkt ze haar favoriete vrijer Alepius een groot aantal stoffen uit de winkel van Diomedes, huurt een huis voor hem met daarin de helft van Diomedes’ bezittingen en laat hem schriftelijk beloven met haar te zullen trouwen na de dood van haar man.

Wraak van Diomedes

Diomedes kan er niet meer tegen en besluit wraak te nemen op Alepius. Hij gaat naar Zenodorus en stelt een obligatie op, die hij vals ondertekent met een handtekening van Alepius’. Vervolgens klopt Zenodorus met het vervalste papier aan bij Alepius om het geld te innen. Wanneer die laatste verbaasd reageert en zegt onschuldig te zijn, stapt Zenodorus naar de rechter, waarna Alepius schuldig bevonden wordt en de zogenaamde schuld moet voldoen. Hierna ontruimt Zenodorus op aandringen van Diomedes het huis van Alepius. Vervolgens veilt hij de weggehaalde spullen.

Fernelia heeft wel door dat niemand anders dan haar man hierachter kan zitten en wil het hem betaald zetten. Diomedes maakt zich hierom grote zorgen; hij ziet alles heel somber in nu hij geen stuiver meer bezit: ‘hy sag niet of ’t baarden hem schrik, sorg en swarigheid’.35

Mislukte handelspogingen van Diomedes

In een poging uit zijn dal te klimmen gaat hij naar een koopman, om een flinke partij graan te kopen. Wanneer hij Zenodorus hier echter garant voor wil laten staan, besluit de koopman hem eerst te testen, aangezien hij de reputatie van Zenodorus niet kent. Hij biedt Zenodorus – via een tussenpersoon – eerst graan aan voor een gunstige prijs; vervolgens stuurt hij andere tussenpersonen die proberen rentebrieven en land van hem te kopen, waar ze ook een grote som geld tegenover stellen. Zenodorus moet echter driemaal het aanbod afslaan, aangezien hij geen geld, rentebrieven of land bezit. Hieruit concludeert de schrandere koopman dat Zenodorus nergens garant voor kan staan. Hij weigert Diomedes het graan te verkopen. De bedriegerij van Zenodorus ontmaskerd

Vervolgens wendt Diomedes zich tot koopman Kleanus om van hem een partij rijst, indigo en ivoor te kopen. Om de zaken soepeler te laten gaan dan bij de vorige mislukte aankoop, zetten 35 De verdorven koopman, deel 2, 198.

(23)

ze als de koop moet worden gesloten de vertrekken van Zenodorus vol met zakken lood, die geldzakken moeten voorstellen. Hoewel Kleanus aanvankelijk onder de indruk is barsten de zakken open omdat ze te vol zitten: zo worden ze ontmaskerd en de koop is van de baan. Kleanus is verbaasd over het voorval en vertelt het rond: zo verspreidt zich het (waarachtige) gerucht dat de rijkdom van Zenodorus bedriegerij is, in het leven geroepen zodat Diomedes zijn oplichterij kan voortzetten.

Fernelia heeft bovendien anonieme brieven laten verspreiden, waarin alle oplichterij van Diomedes met hemzelf in verband wordt gebracht. Daarop verlaat ze huis en haard in het gezelschap van een nieuwe vrijer, die lijdt aan de Spaanse ziekte.

Diomedes verraadt Zenodorus

Zenodorus en Diomedes zijn intussen in Parijs en krijgen ruzie: Zenodorus stelt dat ze gezamenlijk bedrog hebben gepleegd, en de opbrengsten daarvan dus moeten delen – Diomedes is het daarmee oneens. Er breekt een gevecht uit waarbij laatstgenoemde een steekwond oploopt; hij vergeeft Zenodorus maar neemt zich stilletjes voor wraak te nemen. Op reis naar Rotterdam, waar Diomedes zogenaamd goud heeft begraven voor in tijden van nood, veinst hij ziek te worden; hij laat een dokter ontbieden en koopt de man om. De dokter zegt dat Diomedes’ ziekte ongeneeslijk is. Daarop laat Diomedes Zenodorus zelfstandig zoeken naar het niet-bestaande goud. Wanneer hij vertrokken is, staat Diomedes kerngezond op uit zijn ziekbed en stelt hij meerdere schuldeisers op de hoogte van de bestemming, waar hij Zenodorus zojuist naartoe heeft gestuurd. Vervolgens vertrekt hij weer naar Parijs.

Wanneer Zenodorus te Rotterdam aankomt staat men hem al op te wachten: na een worsteling, waarbij een man gedood wordt door Zenodorus, wordt hij gevangen genomen en naar Amsterdam gevoerd, waar hij het verraad van Diomedes verneemt en hem vervloekt. Hij wordt vanwege de moord op één van zijn schuldeisers ter dood veroordeeld, en sterft door middel van het zwaard, als ware hij een edelman.

Opnieuw Fernelia

Diomedes heeft nu werkelijk geen geld meer en verkeert in een armoedige staat: hij verkoopt al zijn kleren aan een kleerkoopster, hult zich in oude plunje en gaat bedelen voor zijn geld. Hij steelt een stuk kant en is van plan met de opbrengst nieuwe kleren te kopen om zijn aanzien wat te vergroten, onderweg naar de kleermaker wordt hij echter bestolen. Droevig en wanhopig zit hij langs de weg, waar hij een bedelares tegenkomt. Het blijkt Fernelia, zijn derde vrouw, die hem verlaten heeft. Na even herkennen de twee elkaar als de bedelaars die ze zijn geworden en vertellen elkaar hun belevenissen. Ze besluiten samen verder te gaan en bestelen een horlogemaker, om weer wat geld te besteden te hebben. Ze worden echter betrapt en terecht gesteld: ze worden gegeseld en vervolgens verbannen uit Frankrijk en vertrekken als zwervers naar ‘Biscajen’.36 *

Het einde van Diomedes de Labecha

Op weg naar Bilbao treffen ze een landhuis aan; ze mogen in een hooischuur er vlakbij overnachten. ’s Nachts breken ze in in het landhuis en ontvreemden zes zilveren schalen. In 36 De verdorven koopman, deel 2, 233.

(24)

Bilbao aangekomen verkopen ze hun buit. Ze kopen nieuwe kleren en trekken in bij een herberg; hun bedrog komt echter uit. Fernelia heeft zich aanvankelijk uit de voeten gemaakt en wil Diomedes voor de diefstal laten opdraaien; hij biecht echter alles op, zodat zijn vrouw wordt opgespoord en beiden gevangen worden gezet.

Na enige dagen worden ze ondervraagd en vervolgens terecht gesteld. Ze bekennen al hun misdaden, aangezien hun ‘Conscientie nu ontwaa[a]kt scheen te sijn’.37 Diomedes wordt ter dood veroordeeld, Fernelia wacht een lot van geseling en brandmerking. Diomedes bidt nog om vergeving, maar het mag niet baten: hij sterft aan de galg. Nadat Fernelia haar straf heeft ondergaan wordt ze gebeten door een dolle hond, waarna ook zij na een kort ziekbed sterft. ‘Dit was dan ’t einde van hun bejden, en wy beschouwen er in hoe de Bedriegeryen den Mensch bedriegen, en de boosheden hem verworgen, en dikmaal tot de uiterste rampsaligheid brengen’.38

2.3

Moraal en stereotypen

In deze paragraaf zal ik nader ingaan op de betekenis van De verdorven koopman. Hoe kunnen we de gebeurtenissen in deze roman uitleggen? Welke moraal is er verbonden aan de keuzes die Diomedes maakt? Op zeer veel manieren blijkt dat de protagonist immorele keuzes maakt, met alle gevolgen van dien. De verteller waarschuwt ook veelvuldig voor de rampzalige afloop. Om het overzicht te bewaren toon ik dat hier via een beperkt aantal citaten aan. Het is voor dit onderzoek niet relevant om een eindeloze opsomming te presenteren van alle momenten die het immorele karakter van Diomedes onderstrepen; daarom heb ik een selectie gemaakt van relevante passages.

37 De verdorven koopman, deel 2, 238.

(25)

Het negeren van waarschuwingen

Diomedes is ongelofelijk hardleers: hij heeft steeds opnieuw de kans om van zijn slechte keuzes en fouten te leren, maar laat dit na. Steeds opnieuw waarschuwt wordt Diomedes gewaarschuwd of terecht gewezen door andere personages: zijn vrouw bijvoorbeeld, of de oude vrouw die hem erop wijst dat hij zijn schoonmoeder fatsoenlijk moet begraven. De verteller grijpt de gebeurtenissen in het verhaal ook regelmatig aan om de lezer moraliserend toe te spreken – hierop kom ik verderop in deze paragraaf nog terug.

Diomedes slaat alle goedbedoelde adviezen keer op keer in de wind, door wie ze ook gegeven worden. Zoals in het begin van het eerste deel, wanneer Olympia probeert te achterhalen wat haar man heeft uitgespookt. Tevergeefs, hij vertelt haar niets. Toch spoort ze hem aan zijn gedrag te veranderen: ‘…latende voort niet na hem tot het goede te vermanen, en dat hy sijn kwade handelingen soude laten varen; maar tevergeefs…’39 Ook Arpatius is een voorbeeld van iemand die Diomedes waarschuwt, in dit geval via een brief:

…foey u; weet gy niet dat den Hemel alles siet, en dat u die ’t eeniger tijd straffen sal, doch op dat gy sulcks moogd ontgaen, en genade vinden laet af van u kwaden handel, geeft een ieder ’t zijne, en my dat gy my schuldig zijt…40

In plaats van het advies van Arpatius op te volgen, daagt Diomedes hem echter voor de rechter: hij neemt het vooruitzicht van straf uit de hemel niet serieus.

Ook de verteller waarschuwt veelvuldig voor het noodlottige einde van Diomedes, dat onherroeperlijk nadert. Wanneer Diomedes zich in het tweede deel inlaat met een jonge vrouw, teneinde overspel met haar te plegen, en hij vervolgens naast haar in slaap valt, lezen we in De verdorven koopman het volgende:

…Maar ô armen mensch, weet gy niet dat gy nooit wakende zijt! ende denkt gy niet met wat perikulen gy slaapt, op een bedde van ydelheid, daar uit de ongeneugte gebooren word (…) U handel is andere te bedriegen, maar let dat gy door andere wederom al slapende bedrogen sult worden, en dat u vreugde als een droom verdwijnen zal, zoo dat gy’er niet af behouden zult als de gedagten, die vol droefheid zijn, doch noch iets nut by haar hebben, soo gy die tot leeringen, die u voordeel konnen geven, gebruikt.41

Vaker in het verhaal spreekt de verteller tussen de gebeurtenissen door de lezer toe, of wordt er vooruitgelopen op de rampzalige afloop van Diomedes. Diens immorele handelingen of keuzes worden bovendien vaak gevolgd door een stichtelijke noot, waarbij een gebeurtenis in het verhaal steeds een aanleiding is voor een meer algemene passage. Nadat hij Mordechai bedrogen heeft bijvoorbeeld, dankt Diomedes het bedrog, waarop de volgende opmerking volgt:

39 De verdorven koopman, deel 2, 55.

40 De verdorven koopman, deel 1, 116.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Subsidies van de Organisatie voor zuiver Wetenschappelijk Onderzoek (afk. Z.W.O.) maakten het mogelijk dat het werk aan de Inleiding en deel I kon worden voortgezet, mede

 Het opstellen van een thematische structuurvisie voor de ondergrond door een provincie is aan te bevelen om invulling te geven aan de wijze van planning

De gemeenteraad heeft besloten geen zienswijze in te dienen en heeft de aangepaste beleidsbegroting 2019 voor kennisgeving aan genomen.. Met vriendelijke groet, burgemeester

De gemeenteraad heeft besloten geen zienswijze in te dienen en heeft de stukken voor kennisgeving aan genomen.. Met vriendelijke groet, burgemeester

Hoewel wij begrip hebben dat deze groep inwoners meer energie en tijd vraagt, zijn wij niet positief over het zonder meer opschuiven van de termijn van 2 jaar traject naar 2,5

14 Hierbij moet niet uit het oog worden verloren dat dergelijke zinnen meestal niet vrij werden bedacht, maar dat er bloemlezingen of verzamelingen van citaten in omloop geweest

Coes vat myn reden Gy en hebt myn niet verstaen, Maer ik meen hier naer beneden In dat duister graf te gaen Lieve dood ik vraeg excuis Ik geloof gy hebt abuis Ik en zal u niet

Nieuw lied van een koopman met kanten en een jonge