I. Vande noodwendigheid en nuttigheid des Koophandels. Pag. 1 II. Des Schrijvers oogmerk, en order in dit werk. 3
III. Dat d’Onwetendheid, Onvoorzichtigheid, en Eer-zucht Bankeroeten veroorzaaken. 38
IV. Dat men op de neiging der Kinderen moet letten, en wat voor geeften en lichaamen tot de Koophandel vereist worden. 44
V. Dat de Kinderen een Koophandel na haar zin verkiezen moeten 49
VI. Dat de Leergasten hun tijd voltrekken, en de Kinders den Handel ook eerst wel verstaan moeten, eerze tot Meester aangenomen worden. 57
VII. Hoe de Leergasten zich zullen gedragen, en wat ze leeren moeten. 64 VIII. Van de Maten, in de Koophandel gebruikelijk. 72
IX. Regelen om Inlandsche en Uitlandsche Maten te vergelijken. 76 X. Van de Gewichten, met de Schaal of met den Uissel [lees: wissel]. 81
XI. Wat ’t onderscheid der Gewichten, en Regelen om de Reductie daar af te maken.122 89
XII. Onderscheid van ’t Lions gewicht met dat van alle de Fransche Steden, en vreemde Landen; nevens Regelen om’er de Reductie af te maken. 96 XIII. Onderscheid van ’t Rowaans gewicht; met de Reductie. 104
XIV. Van de Langte en Breedte van alderhande Waaren van Goud, Zilver, en Zijde, met Wol, Katoen, en Gaarn doorwerkt. 110
XV. Van de Langte en Breedte van allerhande soorten van Lakenen, Kamelotten, Barrakaanen, en andere Wolle-waaren, zo die binnen als buiten Vrankrijk, in de Manufactuuren gemaakt worden. 113
XVI. Van het Verwen [sic, lees: verven] van alderhande Lakenen en Stoffen, zo slecht als de Karmozijn koleur. 118
XVII. Dat de Leergasten, na dat ze hun Leer-jaaren voldaan hebbende, noch bij de Koopluiden moeten dienen. 125
XVIII. Hoe de Dienaars, die bij Grossiers in dienst zijn, zich behooren te draagen om bekwaam te worden. 128
XIX. Van den oorspronk der Wissel-brieven, en der zelver nuttigheid in de Koophandel. 134
XX. Hoe veelerlei soorten van Wissel-brieven ‘er zijn, van hun Waarden, en hoe die gestelt moeten worden. 138
XXI. Van de Tijs, welke de Trekkers der Wissel-brieven tot de Betaaling geeven, van d’Edossementen, of Orders die op de rug gesteld worden; en van hun Acceptatien. 154
XXII. Van de Protesten, en Wissel-gebruik, bij mangel van Addeptatie en Betaaling der Wissel-brieven; en van d’Aankondigingen, welke den Trekkers en Order-geevers daar af gedaan moeten worden. 165
XXIII. Van de Wissel-sedels, van die aan Order of aan den Houder betaalbaar zijn; en voorts van alle soorten van Sedels of Handschriften in Koopmanschap. 206 XXIV. Van het Wissel-gebruik bij mangel van Betaaling der Wissel-Sedels, en andere
Sedels, die aan Order of aan den Houder betaalbaar zijn. 217
XXV. Van Gijzeling in materie van Wissel-brieven, en Wissel-Sedels, gelijk ook andere Sedels, welke voor Waaren aan den Order of aan den Houder betaalbaar zijn. 221 XXVI. Formulieren van allerhande soorten van Wissel-brieven, en de Orders welke op de
rug gezet worden. 230
XXVII. Van Wissel en Her-Wissel, en van het onderscheid, ’tgeen tusschen Wissel en Interest is. 145 [sic, lees 245]
XXVIII. Dat de meeste Steden van Vrankrijk niet altijd hun Correspondentien in de vreemde Landen hebben, en welke de Regelen zijn om de Wissel te maaken. 259 XXIX. Van de Disconto, en de Regelen om die te maaken, nevens het onderscheid tussen
Disconto en Wissel. 270
122 Reductie is hier geschreven als ‘Redu-εtie’ (bij benadering), symbool overgenomen als ‘c’. In vervolg ook.
XXX. Van d’Aanneeming der Leer-gasten tot het Meesterschao[sic, lees Meesterschap]. 275
XXXI. Dat de Koopluiden, zo ras zij den Handel drijven, voor mondig gehouden worden. 277
XXXII. Dat de Koopluiden, zo ras zij den Handel in ’t Klein willen drijven, inacht hebben te neemen. 281
XXXIII. Van de Order, welke Koopluiden in ’t klein of Winkeliers in ’t Groot, moeten houden: ook van ’t stellen hunner Boeken. 284
XXXIV. Formulieren van Journaalen, Inkoop- Verkoop- en Schuld-boeken voor de geenen, die een middelmaatigen Handel drijven. 305
XXXV. Hoe zich de Winkeliers in ’t inkoopen der Waaren hebben te draagen. 334 XXXVI. Hoe zich de Winkeliers hebben te draagen, als zij op Credit verkoopen.
341
XXXVII. Hoe men zijn schulden invorderen, en zijn recht daar omtrent waarneemen moet. 352
XXXVIII. Hoe de Kooplieden hun Inventarissen moeten maaken. 358
XXXIX. Formulier van een Inventaris voor hen, die bij d’el verkoopen. 371 XL. Van Compagnieschappen, in Commandite en Annonime; en wat daar in
t’observeren is. 388
XLI. Formulieren, die van Compagnieschappen onder Kooplieden, in Commandite, gewonelijk gemaakt worden. 420
XLII. Van den Handel in ’t Gros, en haar voortreffelijkheid. 480
XLIII. Op wat manier de Geassocieerden te zaamen leeven, en wat Order zij in hun Zaaken moeten houden. 483
XLIV. Hoe de Grossiers zich draagen moeten in ’t inkoopen der Waaren in de Manufactuuren. 489
XLV. Van de Manufacturen: wat men in ’t namaaken of inventeren t’observeren heeft. 496
XLVI. Van d’Order, die men in de Manufactuuren moet houden. 505
XLVII.Hoe de Grossiers zich in ’t verkoopen hebben te draagen, het zij in de Stad of op Markten. 514
XLVIII. Van den Handel op Holland, Vlaanderen, Engeland, en Italien; wat Waaren, en hoe die met voordeel gekocht en verkocht kunnen worden. 529
XLIX. Van den Handel op Spanje, West-Indien, en Poortegaal; wat Waaren herwaarts en derwaarts gevoert, en tot voordeel vernegotieert kunnen worden. 553
L. Van de Noorsche Handel, langs d’Oostzee en de Rivieren; wat Waaren herwaarts en derwaarts worden gevoert, en wat in dien Handel dient geobserveerd te worden. 569
LI. Van den Handel t’Archangel en in gantsch Muskovien, zo herwaarts als derwaarts; hoe men de Waaren daar verhandelt, en de Commercie met voordeel drijft. 588 LII. Dat de Franschen den Handel op d’Oost-zee en Muskovien met zo veel en meer
voordeels konnen drijven, als de Hollanders. 590
LIII. Dat de Franschen alle de Landen, welke de Spanjaarden, Poortegeezen, Engelschen, de Hollanders, tegenwoordig in Amerika en Afrika bezitten, eerst
ontdekt hebben; mitsgaders welke de redenen zijn, waarom zij’er zich niet hebben gehouden. 602
LIV. Van den Handel op de Fransche Amerikaansche Eilanden, Kanada, Senegal, den de Kusten van Guinee, van Cabo verd af tot Cabo de bonne Esperance.123 628 LV. Van de Commissionarissen, der zelver nutheid tot handhaaving des Koophandels,
en hoe veelerley’er zijn. 636
LVI. Van de Commissionarissen, welke Waaren voor Reekening van de Koopluiden inkoopen; en haar plicht. 638
LVII. Van de Commissionarissen, welke de Waaren voor Rekening der Kooluiden [sic, lees: Koopluiden] en Manufacturiers verkoopen. 646
LVIII. Van de Commissionarissen of Correspondenten der Wisselaars en Negotioanten, wegens de Trattes en Remises der Wissel-brieven. 663
LIX. Van de Commissionarissen, die de Waaren van d’eene Oord ontfangen en na d’ andere verstuuren. 674
LX. Van de Commissionarissen der Voerluiden, Bestelders geheeten; en wat Maximen zij t’observeren hebben. 681
LXI. Van d’Agenten des Banks. Van Makelaars in Waaren, als mede van haar nuttigheid en plicht. 684
LXII. Van de Respijt- en Vrijgelei-brieven, welke de Negotianten tegen hun
Crediteurs verkrijgen; en wat zij voor en na ’t verkrijgen van de zelven doen en observeren moeten. 722
LXIII. Van de Scheidingen der Goederen, tusschen Negotianten en hun Vrouwen, met der zelver Formaliteiten. 752
LXIV. Van de Fallissementen door ongeluk: wat deze, als ook hun Crediteurs en Directeurs t’observeren hebben. Mitsgaders van bedriegelijke Bankeroeten, en haar straffe. 760
LXV. Van de Cessien en Afstanden van Goederen, zo vrijwillig als gerechtiglijke, met haar Formaliteiten: mitsgaders van het Benefictie van Cessie voor de Negotianten. 816
LXVI. Formulieren van Rehabilitatie-brieven voor de Negotianten, welke Respijt- en Vrygelei-brieven verkrijgen, mitsgaders voor de geenen, die Fallissement gemaakt, en Cessie van Goederen aan hun Crediteurs gedaan hebben. 829
LXVII.Besluit van dit werk.
E I N D E.