• No results found

Beeldcultuur : Hoe kun je als fotograaf opvallen in de beeldcultuur?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Beeldcultuur : Hoe kun je als fotograaf opvallen in de beeldcultuur?"

Copied!
75
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Beeldcultuur

Hoe kun je als fotograaf opvallen in de

beeldcultuur

Else Loof

2004/2005

Academie St. Joost, Breda

Studierichting Fotografie

Studentnummer 98775

elsephoto@hotmail.com

www.elseloof.web1000.com

(2)

Voorwoord

Als kind was ik altijd al bezig met foto’s en beelden. Alles wilde ik vastleggen. Toen ik eenmaal van mijn ouders een camera had gekregen was er geen stoppen meer aan. Bij gebeurtenissen had ik altijd mijn minolta’tje bij me. Tijdens mijn jaren op de middelbare school zag ik fotograferen nog steeds als een leuke hobby. Gedurende deze jaren werd duidelijk dat ik een creatieve opleiding wilde gaan volgen, maar welk creatief vak was nog de vraag. Pas tijdens mijn oriëntatie jaar in Den Bosch, wat een soort inleidend jaar voor de kunstacademie was, werd duidelijk dat fotografie mij het meeste van alles boeide.

Tijdens mijn periode op de kunstacademie heb ik heel veel gezien en geleerd over het vakgebied. Ook tijdens mijn stage bij BN/deStem heb ik veel te maken gehad met beelden in de praktijk. Zo werden er onder andere beelden uit verschillende kranten met elkaar vergeleken en gediscussieerd over waarom er voor een bepaald beeld werd gekozen.

Het werd me duidelijk dat er tegenwoordig heel veel beeld in de omloop is en dat het in de huidige maatschappij een zeer belangrijke rol speelt. De reden dat ik tot het onderwerp van deze scriptie ben gekomen is ontstaan uit nieuwsgierigheid naar de hoeveelheid beeld die we dagelijks tegenkomen. Ik had wel eens gehoord over ‘beeldcultuur’ maar hoe het nou precies zat wist ik niet. Dit leek me interessant om te onderzoeken. Des te langer ik over het onderwerp nadacht, des te meer ik me ging afvragen wat voor gevolgen het zou hebben voor ons als fotografen als er steeds meer beeld zou komen. Heeft het nog wel zin om een studie tot fotograaf te volgen? Hebben we tegenwoordig niet alles al een keer gezien? En hoe kunnen fotografen nog een opvallend beeld maken? Dit waren vragen die me bezig gingen houden. Om een antwoord op deze vragen te kunnen geven is het onderwerp van deze scriptie ontstaan.

(3)
(4)

Inhoudsopgave

- Inleiding

- 1. Het fenomeen beeldcultuur

• 1.1 Welke beelden kom je dagelijks tegen? Pagina 7

• 1.2 Beeldcultuur Pagina 9

• 1.3 Wat is beeldcultuur? Pagina 10

• 1.4 Het beeld door de geschiedenis Pagina 11

• 1.5 Verliest het woord het van het beeld? Pagina 14

• 1.6 De invloed van de visuele media Pagina 18

- 2. Rol van de kunst in beeldcultuur

 2.1 Reactie van beeldend kunstenaars op de beeldcultuur Pagina 22

 2.2 Wat is kunst Pagina 25

 2.3 Verschil tussen kunst en commercie Pagina 27

- 3. Fotografie in de beeldcultuur

 3.1 Fotografie in de kunst Pagina 32

 3.2 Amateurfotografie en beeldcultuur Pagina 33

 3.3 ‘Permanent Food’. Tijdschriften en beeldcultuur Pagina 36

- 4. Mijn eigen ervaring met de beeldcultuur

 4.1 Welke beelden blijven er bij mij hangen? Pagina 41  4.2 Hoe kijk ik als fotograaf tegen de beeldcultuur aan? Pagina 45  4.3 Hoe gaan hedendaagse fotografen om met de beeldcultuur? Pagina 47

- Conclusie

 Hoe kun je als fotograaf opvallen in de beeldcultuur? Pagina 56

- Bronnenoverzicht Pagina 65

(5)

Inleiding

’s Ochtends, je wordt wakker, het journaal, beeld na beeld flitst voorbij over de nieuwste gebeurtenissen, reclame, videoclips.... Op de fiets. Billboard na billboard zoemt langs je heen, beelden op bussen en auto’s. De krant...

Nieuwsfoto’s, portretten, advertenties, reclamefoto’s. Op school nog eens beeld na beeld, want wij zijn niet voor niks beeldenmakers, een videofilm, kaarten, flyers, posters. Het internet.... pop-ups, reclame, webplaatjes, illustraties, covers, foto’s..

Weer thuis de post.... Reclamefolders, krantjes, postzegels. Beelden via tv, video, computerspelletjes, reclamezuilen, mupi’s, lichtkranten en tijdschriften....

Kortom, een knettergekmaakende hoeveelheid aan beelden die je op een dag tegenkomt. En deze hoeveelheid aan beelden zou je inderdaad knettergek maken als je ze ook daadwerkelijk allemaal zou onthouden. Dit is gelukkig niet het geval. Je onthoudt maar een klein deel van de beelden die je op een dag tegenkomt. Maar waarom onthoud je maar een bepaald deel van die beelden? De huidige generatie beeldconsumenten ontwikkelt een mediafilter in het hoofd. De hersenen scannen de beelden en wij onthouden daardoor alleen beelden die ons aanspreken, boeien of emoties bij ons oproepen. Beelden die iets met ons doen.

De grote vraag als beeldenmaker is dan natuurlijk: Hoe maak ik een beeld dat bij mensen blijft hangen? Een beeld dat door de dagelijkse filter van beeldenblur heenprikt en opvalt? Wat wordt onthouden? Hoe maak ik iets wat mensen nog nooit hebben gezien? Kortom: hoe maak ik een beeld waar mensen over praten, dat op hun netvlies gebrand blijft staan?

Doordat er dagelijks zo’n ruime hoeveelheid aan beelden beschikbaar is, moet je dus van goede huize komen om een beeld te maken dat mensen nog echt boeit, waar ze even de moeite voor nemen om naar te kijken. Als je tegenwoordig een beeld wil zien, hoef je het maar op internet in Google in te tikken en je hebt binnen no-time een grote variëteit aan beelden gevonden. Je kunt het zo gek niet bedenken of het staat op het internet. Van melige amateurkiekjes tot serieuze rampen, en van gemanipuleerde foto’s tot de keiharde werkelijkheid.

(6)

Door deze overvloed aan visualiteit, en het gemak waarmee het kan worden opgeroepen, krijg je het idee dat iedereen alles al een keer gezien heeft en dat alle beelden al een keer gemaakt zijn. We leven in een beeldcultuur, maar wat houdt dit nou precies in? Wat is een goede definitie van

Beeldcultuur? Houdt dit in dat we minder lezen en meer televisie kijken? Of zit er meer achter dan dat? En wat voor een rol speelt het in het dagelijkse leven?

Doordat mensen dagelijks zoveel beelden tegenkomen, nemen ze ook niet meer de moeite of de rust om er naar te kijken, zoals ze bijvoorbeeld in een museum zouden doen. Je zou mensen dus moeten overvallen met beelden op momenten, of plaatsen waarop ze het niet verwachten. Of op plekken waar mensen de tijd hebben om ernaar te kijken. Bijvoorbeeld op een toilet of in een wachtruimte. Je dwingt ze dan min of meer om ernaar te kijken. Ik vraag me af of mensen het beeld dan wel zullen onthouden. Kun je op deze manier een eigen Beeldcultuur creëren?

De kunst wordt in de huidige beeldcultuur bedreigd. Alles hebben we al een keer gezien. Hoe wil de kunst zich nog onderscheiden van de grote hoeveelheid beelden? Hoe reageren de kunstenaars op die beeldmassa? Gaan de verschillende beeldmedia steeds meer samen? En hoe onderscheiden de verschillende beeldmedia zich nog van elkaar? Staat fotografie op zichzelf? Of komt er vaak grafisch vormgeving of andere soorten nieuwe media bij kijken?

(7)

Op al deze vragen ga ik in deze scriptie proberen een antwoord te geven. Tevens ga ik het koppelen aan mijn eigen ervaring met de beeldcultuur. Hoe ik er zelf als fotograaf tegen aankijk. Welke beelden er bij mij blijven hangen tijdens de dagelijkse beeldenspervuur en waarom. Ook zal ik het gaan terugkoppelen naar de Journalistieke fotografie, omdat ik daar tijdens mijn stage bij BN/de Stem veel mee te maken heb gehad. Ik denk dat journalistiek een belangrijk deel van de beeldcultuur is. Maar de belangrijkste vraag waar ik antwoord op wil geven is hoe het staat met de rol van fotografie binnen de beeldcultuur, omdat het belangrijk is voor ons fotografen om te weten waar we aan toe zijn. Of we nog de moeite moeten doen om origineel te zijn, om beelden te maken die mensen nog nooit hebben gezien. Of dat we met een opvallende presentatie al een heel eind komen. Kortom: Wat moet een fotograaf doen om nog op te vallen in de hedendaagse Beeldcultuur?

In deze scriptie behandel ik het begrip beeldcultuur enerzijds om aan te duiden in wat voor

maatschappij we in leven en anderzijds als aanduiding van de beeldenvloed die we dagelijks te zien krijgen. Het is belangrijk te weten hoe we als beeldenmakers in de toekomst hiermee om moeten gaan. Zijn er strategieën waarmee je het beeld kunt laten opvallen? Moet het beeld bijzonder zijn? Zoals een aantal jaar geleden een tot aliën vervormd meisje te zien was in een reclame voor playstation? Of de alom bekende foto van een stervende aids-patiënt in een reclame voor het kledingmerk Benneton?

Of ligt het aan de presentatie? Zoals bijvoorbeeld een reclame voor het automerk Jaguar. De makers van deze reclamespot hebben een Hollywood-achtige actiefilm gemaakt die ongeveer een kwartier duurt, waaruit op het einde blijkt dat het een reclame is voor Jaguar. Reclamemakers maken een film die mensen prikkelt, maar is uiteindelijk bedoeld om hen iets te verkopen. Maar hoe moeten wij als fotografen, die stilstaande beelden maken, met ons werk nog de aandacht trekken van opdrachtgevers?

Verder ga ik in deze scriptie onderzoeken hoe het zit met de beeldende kunst. Is zij nog bijzonder genoeg om zich te onderscheiden van de hedendaagse beeldenvloed. Wat maakt kunst nog bijzonder? Gaat kunst niet uiteindelijk op in commercie? En hoe reageren hedendaagse

(8)

beeldende kunstenaars op de beeldcultuur?

Ik ga onderzoeken hoe het zit met fotografie in de beeldcultuur. Wordt professionele fotografie bedreigd door de opkomende amateurfotografie en de overstelpende hoeveelheid beeld op databanken? Ik behandel beeldende tijdschriften, met als uitgangspunt ‘Permanent Food’. Een tijdschrift dat alleen uit beelden bestaat en wat als inspiratie dient voor beeldend kunstenaars.

Ik ga bekijken wat ik nou zelf, als fotograaf merk van de enorme beeldenvloed van iedere dag. Welke beelden kom ik op een dag tegen? En welke beelden blijven er bij mij hangen? Ik ga beschrijven hoe ik zelf tegen de beeldcultuur aankijk. Vind ik het overdonderend? Of ben ik er aan gewend en kan ik me er heel makkelijk voor afsluiten? Ik heb een onderzoek gedaan onder enkele hedendaagse Nederlandse fotografen. Hoe kijken zij tegen beeldcultuur aan? Hoe gaan ze ermee om? Wordt hun manier van fotograferen hierdoor beïnvloed? En hoe denken zij dat een fotograaf nog kan opvallen in de huidige beeldcultuur.

Tot slot zal ik in de conclusie laten zien hoe je volgens mijn onderzoek als fotograaf zijnde nog kan opvallen in de hedendaagse beeldcultuur.

(9)
(10)
(11)

1.1 Welke beelden kom je dagelijks tegen?

Pak een willekeurige dag uit je leven en houdt bij welke beelden je de hele dag tegenkomt. Dit heb ik geprobeerd te doen en het is bijna niet bij te houden. Ik heb heel goed opgelet en volgens mij is nog meer dan de helft aan me voorbijgegaan. Toch heb ik een poging gedaan om de dagelijkse hoeveelheid beeld te omschrijven. Daarbij heb ik vooral naar fotobeeld gekeken. Ik heb dit gedaan op maandag 6 december 2004. De reis begint in Overloon waar mijn ouders wonen. Hier stap ik ’s morgens op de trein en reis naar Breda. De dag eindigt ’s avonds rond 23.00u als ik in slaap val op mijn studentenkamer in Breda:

Maandag 6 december 2004. De wekker gaat, de lamp gaat aan en het eerste wat ik zie zijn twee

foto’s op mijn nachtkastje van een paar vrienden. Langzaam sta ik op en kleed me aan. Vervolgens zit ik in de auto onderweg naar het station. Langs de weg staat een billboard van een vrouw in haar ondergoed, een reclame voor C&A.

In de trein lees ik de Spits, waarin veel beelden te zien zijn: Foto’s van de begrafenis van Prins Bernhard, camerabeelden van een overval, foto’s van een vermist persoon, een lonkende

reclameadvertentie van een strandvakantie en een foto van een man met één tand die een ballon vasthoudt. Een glamourfoto van R&B zangeres Oleta Adams die een nieuw tournee gaat maken, scènes uit tv-series die deze avond op televisie te zien zijn, foto van een man met een grote neus

tussen de bananen. Dan de sportfoto’s: een zwoegende schaatser, 2 hockeyers in actie, actiefoto van 2 voetballers en een keeper die zijn overwinning viert...

Pfoeh dat waren heel wat beelden in een hele korte tijd. Ik pak mijn boek om even niet naar alles om me heen te hoeven kijken. Ik stap uit de trein en loop tegen een billboard aan van Esprit.

Loop verder naar de bus. Terwijl ik in de bus zit te wachten totdat hij vertrekt valt mijn oog op een affiche voor het nationaal ballet in een bushokje. Dit vind ik op de één of andere manier een bijzonder affiche. Mijn blik blijft even hangen. De bus gaat rijden en ik verdiep me weer in mijn

(12)

boek.

Aangekomen op mijn studentenkamer komt er meteen een nieuw bombardement aan beelden op me af: foto’s van vrienden, een schilderij, een poster van een tropisch strand, enkele zelfgemaakte foto’s. Om me heen hangen kaarten,

flyers posters die ik er allemaal zelf heb neergehangen. Het is een drukte van jewelste aan beelden om me heen.

Even later ben ik op weg naar fotolab ‘de Afdruk’ om m’n films weg te brengen. Hé weer een reclameaffiche van C&A, maar dit keer een ander model in haar ondergoed. Via de stad fiets ik richting school. En onderweg kom ik wéér een affiche van C&A tegen. Ook een paar andere billboards flitsen voorbij.

Op school aangekomen zie ik nóg meer beelden, de hele school hangt vol met beelden. Je kunt er niet aan ontvluchten. Maar wat wil je met een gebouw vol beeldenmakers? Weer een groot bombar-dement aan beelden in een korte tijd.

Eenmaal aangekomen op de

afdeling fotografie, duik ik de doka in om de contactprints van mijn eigen foto’s te kunnen bekijken, vervolgens bekijk ik de foto’s van medeleerlingen die ook bezig zijn in de doka. In de les bespreek ik de door mij gemaakte foto’s met een leraar, ook kijk ik met mijn klasgenoten

mee hoe hun foto’s besproken worden.

Dan even naar de bibliotheek, die volhangt met posters en volstaat met boeken en tijdschriften. Ik blader in wat fotoboeken. Vervolgens ga ik even surfen op het internet. Pop-ups, msn-afbeeldingen, plaatjes in je mailbox. Ook bekijk ik nog enkele sites van fotografen. Al gauw zit je weer helemaal volgestopt met beeld.

Op de weg terug naar huis, kom ik weer langs al die billboards en bushokjes, alleen nu is alles verlicht door het duister. Eenmaal thuis aangekomen ga ik achter mijn computer zitten. Beeldbewerken van mijn foto’s. Na verloop van tijd ga ik even zitten bladeren in de Rails die ik die ochtend uit de trein heb meegenomen.

(13)

Deze staat ook boordevol met mode-, reclame- en kunstachtige foto’s. Hier staan, vind ik, vaak ook hele bijzondere foto’s in. Iedere keer heeft ‘Rails’ een ander onderwerp als thema. Er staan deze keer beelden in van ‘enge’ plekken, plekken waar het zou spoken.

Nog even televisie kijken voor het slapen gaan. Ieder kwartier worden series onderbroken door reclame, nog even het journaal, waarin de gebeurtenissen van deze dag in een sneltempo aan je voorbij flitsen.

En dan slapen, eindelijk rust... DROOMBEELDEN

1.2 Beeldcultuur

We leven in een tijd waarin het woord het langzaam van het beeld lijkt te verliezen. De tijd die mensen met een boek of krant doorbrengen neemt af, terwijl de tijd met geïllustreerde tijdschriften, voor de televisie of het beeldscherm toeneemt. Mensen documenteren hun leven met foto’s of een videocamera en niet meer door middel van een dagboek. In de reclame is niet langer de slagzin belangrijk, maar wordt het corporatie image (collectief beeld) des te meer gebruikt. De

jongerencultuur wordt bepaald door bewegende beelden op TMF en MTV en er zijn telefoons in de omloop

waarmee je stilstaande en bewegende beelden kunt maken en kunt oproepen. Er is zelfs al een documentaire gemaakt, geheel opgenomen met een mobiele telefoon.

“Cell Stories” regisseur/cameraman Edward Lachman. (VS,

2004).

Voor deze ontwikkelingen zijn vele oorzaken aan te wijzen. Belangrijke factoren zijn de toenemende mogelijkheden om beelden elektronisch te produceren en te reproduceren. Maar beelden hebben blijkbaar ook iets wat in hun voordeel is tijdens de strijd om aandacht. Ze zijn verleidelijker, toegankelijker, directer en universeler dan woorden. Misschien worden daarom de technische mogelijkheden hieromtrent zo veel gebruikt.

Maar wat betekenen deze ontwikkelingen voor de samenleving? Waar ontwikkelt deze beeldcultuur zich naartoe? Gaat deze ontwikkeling ten koste van het gesproken en geschreven woord? En wat verliezen we daarmee en wat kunnen we ermee winnen?

(14)

1.3 Wat is beeldcultuur?

“Humans are highly visual animals, and we often think in pictures. From cave paintings, till the computer. The visual image has assisted the human race in describing, classifying, ordering, analysing and ultimately reaching a greater understanding of the world. Images trigger an intellectual

response, where the viewer transforms the static image into an intellectual or an emotional experience. Our ability to read visual images demonstrates our power to think in the abstract.”

(Richard Bright, 20001)

Opeens was het woord er: ‘beeldcultuur’. Het dook overal op, en iedereen wist meteen wat ermee werd bedoeld. Hoewel beeldcultuur nog een vrij nieuwe term is, is het begrip al zo ingeburgerd dat niemand er meer bij stilstaat. Het is een begrip dat een maatschappelijk verschijnsel benoemt, en een hoop lijkt te verklaren. Maar wat ís beeldcultuur nou eigenlijk? Het heeft natuurlijk met de toegenomen hoeveelheid aan beelden te maken. Ook speelt het een rol in het feit dat beelden steeds meer elektronisch worden geproduceerd, vervolgens digitaal worden bewerkt en verspreid. Schriftelijke cultuurproducten zoals boeken, kranten en tijdschriften lijken het te verliezen van het beeld. En er is de angst dat de grenzen tussen beeld en werkelijkheid zullen vervagen, omdat beelden de plaats innemen van werkelijke ervaringen. Dit zijn in het kort de kenmerken, maar eigenlijk bestaat er nog geen heldere definitie van beeldcultuur.

Over het algemeen wordt er op drie verschillende manieren gesproken over beeldcultuur. Ten eerste, in beperkte zin. Beeldcultuur verwijst dan naar de manier waarop een specifieke groep met beelden omgaat. Hoe ze gereproduceerd en gebruikt worden, en hoe ze samenhangt met andere kenmerken van die groep.

Ten tweede wordt er over beeldcultuur gesproken om het te onderscheiden van woordcultuur. Het gaat, min of meer los van plaats en tijd, om de analyse van de bijzondere eigenschappen van beelden, hun mogelijkheden en hun samenhang met andere cultuurelementen.

En tot slot een betrekkelijk nieuwe opvatting. Deze treffen we aan in de zogeheten ‘visual studies’ een onderdeel van de ook betrekkelijk nieuwe ‘cultural studies’. Nicholas Mirzoeff (kunsttheoreticus) introduceert het begrip ‘visual culture’ in zijn boek An introduction to visual culture (1999). Het begrip wordt hier gebruikt als tijdsdiagnostiek: we leven in een tijd van beeldcultuur. De huidige postmoderne wereld, wordt het best visueel verbeeld en begrepen, net zoals de negentiende eeuw op klassieke wijze vertegenwoordigd werd door de krant en de roman.

1 Richard Bright is oprichter en directeur van het Interalia Centre, Briston (UK), een internationaal centrum voor onderzoek

(15)

En daarom is beeldcultuur ook een strategie, een methode om de wereld te onderzoeken en te begrijpen. Volgens Mirzoeff houdt beeldcultuur zich bezig met visuele gebeurtenissen waarin informatie, betekenis of plezier wordt nagestreefd door de consument, met behulp van visuele technologie.

Eén van de belangrijkste aspecten van de beeldcultuur is dat de beelden een beroep doen op het individu, en op de individuele belevingen van een beschouwer. Het beeld is overal, we kijken er niet langer alleen naar, maar we worden er ook in ondergedompeld.

1.4 Het beeld door de geschiedenis

Sommigen bedoelen met beeldcultuur de visualiteit of de picturaliteit, terwijl anderen het hebben over de mechanische reproduceerbaarheid van beelden, bewegende beelden of het live uitzenden van beelden. Door de verschillende definities is het moeilijk om een revolutie, explosie of versnelling vast te stellen. De geschiedenis van het beeld gaat veel verder terug dan je denkt, en is in feite ouder dan die van het woord. Het is begonnen met eeuwenoude grotschilderingen van de oermens, gevonden in Frankrijk en Spanje. De grotschilderingen van Altamira en Lascaux laten zien dat ook de primitieve

grotschilderingen uit Lascaux

mens behoefte had aan beelden. Zij maakten deze beelden als voorafbeelding van een geslaagde jacht en als rituele poging om greep te krijgen op het leven en op de natuur. Het uitgangspunt van de schilderingen was het geloof in de magische werking van het beeld, om de werkelijkheid te bezweren.

De eerste vormen van het schrift zijn rond 3300 v Chr. ontwikkeld en het eerste alfabet dateert pas van ongeveer 1600 v Chr. Communicatie via symbolen, tekeningen, hiërogliefen en

(16)

andere soorten symbolen daarentegen is minstens 25.000 jaar oud. Onze ‘westerse’ beschaving is er dus altijd een van het kijken geweest.

De traditie van het beeld is dus door de hele geschiedenis heen niet ondergeschikt geweest aan het woord. Vooral in de Middeleeuwen werd informatie uit beelden en gesproken woorden gehaald, omdat een groot deel van de bevolking analfabeet was. Zelfs na de uitvinding van de boekdrukkunst in de 15e eeuw, bleef het beeld de belangrijkste vorm van communicatie. Beeld is

dus altijd al belangrijk geweest, maar niet overheersend. Niet zoals het woord van de bijbel wel overheersend is geweest. Dit heeft onder andere geleid tot het Calvinisme. In het Islamitische geloof werd het zelfs door de Koran verboden om mensen af te beelden. In de Koran zijn ze bang dat een afbeelding zal leiden tot afgoderij, ook als het afbeeldingen zijn van bijvoorbeeld dieren. Ze zijn bang dat men in de verleiding zou komen om uiteindelijk een afbeelding te maken van God of zijn Boodschapper. Zij gingen zich uitten in het schoonschrift.

Volgens Susan Sontag2 is het opvallend dat mensen uit niet-geïndustrialiseerde landen zich

nog steeds niet gerust voelen als ze gefotografeerd worden, omdat ze het voelen als een soort overtreding, als iets wat onrespectvol is. Ze zien het als een beroving van iemands persoonlijkheid of cultuur. Terwijl in geïndustrialiseerde landen vinden mensen het juist leuk om gefotografeerd te worden. Zij vinden dat juist doordat er een foto van hen bestaat, zijzelf echt worden. Ze zijn zelf beelden die door foto’s werkelijkheid worden. De foto’s bevestigen dat ze bestaan en van dit soort bevestigingen heeft men er nooit genoeg. Daarom blijven mensen foto’s maken.

De industriële revolutie bracht met de uitvinding van de fotografie in 1839 en de uitvinding van de film rond 1900, nieuwe technologische media op de markt, waarmee op grote schaal beeld kon worden verspreid. Het verspreiden van beeld werd helemaal toegankelijk toen in de jaren veertig de televisie in iedere huiskamer verscheen. De jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw werden gekenmerkt door een grootschalige beeldinflatie, wat ook wel ‘visuele hysterie’ genoemd zou kunnen

worden. Natuurlijk kwam dit omdat in deze periode de visuele technologieën van internet en digitale beeldreproductie op gang kwamen

Beeld is er dus altijd op een continue manier geweest in de geschiedenis, daarom is het moeilijk te bepalen op welk punt in de geschiedenis er ineens een explosie van beeld is ontstaan. Vooral in de Westerse cultuur is beeld altijd heel dominant geweest. “De macht van het beeld is van alle tijden, en is niet exclusief voor het heden.” (José van Dijck3 2002). Overigens beweerde Susan Sontag al in

1977 in haar boek On photography dat een samenleving modern is wanneer het produceren en 2 Susan Sontag is een Amerikaanse publiciste die in haar boek On photography als eerste schreef over de rol van fotografie

in de moderne cultuur.

3 Jose van Dijck is hoogleraar Televisie, Media en Cultuur aan de Faculteit der Geesteswetenschappen van de Universiteit

(17)

consumeren van beelden een van haar

hoofdactiviteiten is. “A society becomes ‘modern’ when one of its chief activities is producing and consuming images, when images that have extraordinary powers to determine our demands upon reality and are themselves coveted substitutes for firsthand experience become indispensable to the health of the economy, the stability of the polity, and the pursuit of private happiness.”

Dit wil echter niet zeggen dat we altijd al in een beeldcultuur hebben geleefd. De beeldenvloed die we tegenwoordig kennen is niet te vergelijken met ook maar iets in de geschiedenis. Door de nieuwe media en de mogelijkheid tot het digitaal verspreiden van beelden is de beeldenvloed ineens groter geworden dan ooit te voren.

Andersom wordt volgens Frank van Vree4 de geschiedenis aangeduid aan de hand van beelden.

Beelden worden gebruikt als historisch bronmateriaal. Iedereen kent de fotografische iconen die een gebeurtenis in de geschiedenis vertegenwoordigen. Bijvoorbeeld de moord op Kennedy, de val van de Berlijnse muur, het meisje tussen de schuifdeuren van een goederenwagon op weg naar de vernietiging en het vliegtuig dat zich in de tweede toren van het WTC boort. Op dit moment is de foto van een man die zijn kind uit het water draagt al een icoon voor de zeebeving in Azië.

4 Frank van Vree is historicus en hoogleraar Journalistiek en Cultuur aan de universiteit van Amsterdam. Hij stelt dit in zijn

(18)

De vraag is: zal de geschiedenis van onze eigen tijd straks alleen nog maar verteld worden aan de hand van de bekende beelden? Beelden die nu al iconen van een hele episode zijn

geworden? Bij het zien van deze beelden gaan we heel even terug in de geschiedenis. Critici zijn het er over eens dat door deze iconen, de geschiedenis wordt gecomprimeerd tot een enkelvoudig verhaal, dat maar één interpretatie toe laat. Ze laten niet de verbanden en de verschillende motieven, vormen en gedachten zien. Het worden clichébeelden. Op deze manier raken we nog verder

verwijderd van de werkelijke kennis van geschiedenis. Daarom is volgens critici de visualisering van de cultuur geen goede vooruitgang.

“Het verleden loopt gevaar een snel uitdijende verzameling beelden te worden, makkelijk terug te vinden, maar geïsoleerd van tijd en ruimte, beschikbaar in een eeuwig heden door een druk op de knop van de afstandsbediening.” (Anton Kaes5 1990).

Volgens Roland Barthes6 komen foto’s in verschillende culturen terecht en dus zal niet

iedereen dezelfde betekenis uit een foto halen. Als het publiek niet klaar is voor de boodschap die in de foto zit, dan zal de foto volgens hem helemaal niet gezien worden. Deze zelfde gedachte is ook terug te zien in het boek On Photography van Susan Sontag. Eén van Sontag’s stellingen is dat een foto slechts optimaal invloed op de kijker kan hebben, wanneer de kijker de foto bewust heeft meegemaakt. Wanneer ik dus het beeld voor me haal van de vliegtuigen die in de torens van het World Trade Center vliegen, dan kan ik dit beeld optimaal opnieuw beleven, terwijl mijn kleinkinderen in de toekomst dat volgens Sontag niet zullen kunnen omdat zij de gebeurtenis niet hebben

meegemaakt maar ik wel. Iedere generatie zal foto’s dus anders beleven.

1.5 Verliest het woord het van het beeld?

Wat is er nou eigenlijk aan de hand met de beelden van de huidige samenleving? Het aanbod van beelden is duidelijk enorm gegroeid. Het is een feit dat er meer beelden in de omloop zijn dan honderd, vijftig of zelfs tien jaar geleden. Dit komt doordat technologische ontwikkelingen de productie, verspreiding en de beschikbaarheid van beelden ingrijpend heeft uitgebreid. Beelden zijn gemakkelijk te bekijken op nieuwe media, dus steeds vaker op beeldschermen. Maar wat voor invloed heeft dit op het gebruik van taal? Gaan we taal steeds vaker vervangen door beeld? Is het beeld werkelijk het woord aan het verdringen?

5 Anton Kaes is een Duits-Amerikaanse film- en literatuurwetenschapper.

6 Roland Barthes (1915-1980) was een vooraanstaand criticus en in de jaren zestig en zeventig en was hoogleraar

(19)

De toename van het aantal beelden hangt ook samen met de uitbreiding van het visuele domein: Als de kennis over het bestaan toeneemt, neemt het aantal beelden daarvan ook toe. Beelden zijn in dit opzicht praktisch. Beelden vervullen ook een functie in omgevingen waarin schrift niet functioneert. Bijvoorbeeld als de bevolking analfabeet is, of men de taal van het land niet spreekt. In feite vertegenwoordigt alles wat in een afbeelding te zien is, een gebied waar alle andere communicatiemiddelen per definitie tekort schieten.

Steeds vaker worden ingewikkelde structuren, kwesties of ontwikkelingen gevisualiseerd, duidelijk gemaakt met diagrammen, schema’s, infographics enz. Hier wordt door vele media, zoals kranten, boeken, tijdschriften maar ook door audiovisuele media steeds vaker gebruik van gemaakt.

Het is duidelijk dat beelden hier functies vervullen die vroeger door woorden werden vervuld. Hierdoor ga je jezelf afvragen of het toegenomen aanbod aan beelden heeft geleid tot verdringing van het woord? Het lijkt erop dat dit inderdaad zo is. In de gedrukte media neemt het aantal foto’s en andere

afbeeldingen toe. Maar wordt het woord nu echt bedreigd? Dit is niet zeker.

De aanslag in 2001 op het WTC had een hoog visueel gehalte. Ook nu kun je de beelden nog herinneren. Maar de gebeurtenis bestond niet alleen uit beelden. Over achtergronden, oorzaken, verdenkingen, maar ook over gebeurtenissen die zich niet voor de camera afspeelden, kon alleen in woorden verslag worden gedaan, en dat is dan ook veel gebeurd. Tekst speelt dus nog steeds een belangrijke rol, ook in een modern medium als internet. Een scène uit de documentaire Fahrenheit

9/11 (2004) van Michael Moore, die gaat over deze aanslagen, is een voorbeeld van het beeld

dat verliest van het geluid. Regisseur Michael Moore laat in deze film de bekende beelden van de instorting van de twin towers weg. Er is alleen maar zwart. Het geluid van gillende mensen laat je huiveren.

Na de gebeurtenissen van 11 september ontstond het idee dat beelden nu definitief de plaats van de werkelijkheid zijn gaan innemen. Dat we datgene wat we van de wereld weten niet meer zelf meemaken, maar we krijgen het te zien via beelden. Beelden kunnen ons een beeld geven van wat er om ons heen gebeurd, ze kunnen ons informeren. Maar vaak dreigt hier het gevaar van eenzijdige informatie. Er wordt gedacht: ‘Het is maar een beeld’. Beelden kunnen dus een belangrijke bron van informatie zijn, maar ze vervangen zeker niet de werkelijkheid. De echte, authentieke werkelijkheid

(20)

zullen wij als mensen zelf moeten ervaren, daar kan een beeld nooit aan tippen.

Het beste voorbeeld van beeldcultuur is misschien wel het internet. Ruim twintig jaar lang bestond internet uit alleen tekst en werd het bestaan ervan nauwelijks opgemerkt. Maar toen werd het mogelijk om ook plaatjes te laten zien en in een tijdsbestek van enkele jaren wist het internet een grote maatschappelijke positie te veroveren. Overigens bestond die beeldcultuur natuurlijk al langer, de digitale media fungeerden meer als verspreider.

Descartes zei: ‘ik denk dus ik ben’, maar sinds enige tijd is het niet meer belangrijk wat je denkt, het gaat om je image, het beeld dat je oproept. Ontwikkelingen als bijvoorbeeld MTV, het wereldwijde massamedium dat alleen maar draait om beeld en klank, vormt daarvoor het bewijs. Het mooie van digitale media is dat ze je in staat stellen op relatief eenvoudige wijze zelf beeld te maken.

Sterker nog: de digitale media hebben in hoog tempo de tekst achter zich gelaten ten gunste van beeld.

Een revolutie is pas echt geslaagd als de oude macht niet alleen volledig is overwonnen maar als ook haar functies zijn verenigd in de nieuwe verhoudingen. En daar leek volgens Fransisco van Jole7 sprake van.

Maar op een revolutie, volgt altijd een tegenrevolutie. Zo gauw een cultuur wereldwijd is, is het vaak interessanter om de eigen omgeving opnieuw te waarderen. En in plaats van beeld richt men zich op de taal. Bijvoorbeeld de slogans van de Amerikaanse kunstenares Jenny Holzer (waar ik later op

terug zal komen in het hoofdstuk ‘reactie van de kunst’), wijzen ook in de richting van een tegenreactie. Waarom worden woorden populair als beeldende kunst, juist in een tijd dat het beeld lijkt te overheersen? Want een beeld zegt toch meer dan duizend woorden? En dat is precies het probleem, volgens Van Jole. Vaak wil je geen duizend woorden zeggen. Wie bijvoorbeeld stop wil zeggen, zegt dat beter en krachtiger met een woord dan met een beeld. Daarom staat het woord STOP tegenwoordig uitgeschreven op verkeersborden.

7 Francisco van Jole is internetdeskundige. Tevens is hij mediacolumnist voor de

Volkskrant en co-presentator van TROS radio Online. Hij stelt dit in zijn essay De opkomst (en ondergang) van de digitale beelcultuur, in November 2001.

(21)

Hetzelfde geldt voor woorden als liefde, macht en haat. Alleen een woord als oorlog wordt verslagen door de beelden van zichzelf. En daar zien we na Vietnam dan ook steeds minder beelden van. Wat overigens een vreemde ontwikkeling is, als er sprake is van een allesoverheersende

beeldcultuur die sinds die tijd is opgerukt.

Misschien zijn mensen ook wel minder gefixeerd op beeld dan we voortdurend denken als het gaat om digitale media? Er is onderzocht dat de aandacht van mensen tijdens het bekijken van webpagina’s veel meer aandacht besteden aan de tekst dan aan het beeld. Ook bleek dat foto’s in bijvoorbeeld tijdschriften veel beter bekeken worden dan foto’s op het web. Hoezo digitale beeldcultuur?

Het is daarom waarschijnlijk niet voor niets dat het grootste deel van de virtuele wereld die internet geschapen heeft bestaat uit tekst. Zelfs in veel online spelletjes, die een belangrijk onderdeel van de beeldcultuur zijn, zit bijvoorbeeld een mogelijkheid tot chatten ingebouwd. En zelfs als het beeld oppermachtig is, dan is de kans nog groot dat ze uiteindelijk opgenomen wordt in de taal. De smiley zou het bijvoorbeeld tot leesteken kunnen schoppen. Het is dan een beeld dat aangepast is in de taal en niet andersom.

Ook volgens Hans van Driel8 lijkt er van een strijd tussen een woord- en beeldcultuur

nauwelijks sprake. De beide culturen hebben altijd naast elkaar bestaan en functioneren vanuit hun eigen kenmerken. De woordcultuur kent een langere traditie, maar beide culturen worden al jaren vanuit verschillende wetenschappelijke disciplines bestudeerd en beschreven.

Maar wat maakt beelden dan uniek? Net als woorden verwijzen beelden naar iets. Waar ze naar verwijzen hangt af van de aard van het beeld. Soms verwijzen ze naar een reële werkelijkheid, soms naar een idee in het hoofd van bijvoorbeeld een kunstenaar. En alles daartussen is ook mogelijk. Alle mogelijke sferen in beelden kunnen ook met woorden worden aangeduid, maar de belangrijkste voorsprong die beelden op woorden hebben is dat ze op een veel directere manier naar de werkelijkheid verwijzen. Ze geven minder mogelijkheid tot een verkeerde interpretatie of een misverstand. Beelden zijn iconische tekens. Ze lijken op de werkelijkheid waarnaar ze verwijzen. De angst is er bij velen dat het beeld het gaat verliezen van het woord. Bang dat de mensen steeds dommer worden, doordat ze steeds meer t.v. kijken en van andere nieuwe media gebruik maken. Deze angst is niet terecht volgens José van Dijck “Mensen maken media, en media zijn zo intelligent als we ze gebruiken. De nostalgie naar het schrift lijkt op het verlangen naar een overledene die nog springlevend is.” Mensen die het woord als machtsmiddel gebruiken zouden ook moeten leren om andere mediavormen kritisch in te zetten, in plaats van zich er van af te keren. Plato zat immers ook gevangen in een paradox: hij verafschuwde het geschreven woord, maar dankt er wel zijn beroemdheid aan.

(22)

1.6 De invloed van visuele media

Overal om ons heen verschijnen steeds meer verschillende media. Deze media worden vaak met elkaar gecombineerd om ons een zo optimaal mogelijke beleving te laten ondergaan. Wat voor invloed heeft dit nou op ons visuele vermogen? Kunnen wij hier nog aan ontsnappen? Of worden we er onbewust in ondergedompeld?

Ons wereldbeeld, ons gedrag en ons denken wordt dus steeds vaker beïnvloed door visuele media. In de tijd waarin wij leven krijgen we steeds grotere hoeveelheden aan beelden en mediaboodschappen te verwerken: van kunst tot entertainment en van nieuws tot reclame en alles wat daartussenin zit. Deze beeldcultuur wordt geholpen door economische en technologische ontwikkelingen. Iedereen moet steeds harder op zoek naar manieren om met de overvloed aan (visuele) informatie om te gaan. Daarmee groeit de behoefte aan hulpmiddelen die ons helpen de beelden die we dagelijks te zien krijgen te filteren.

Maar wanneer wij ons bewust of onbewust steeds beter weten af te sluiten van informatie, immuun of verveeld raken van het dagelijkse bombardement aan beelden, zijn er nieuwe technieken en strategieën nodig om de consument te bereiken en te beïnvloeden. Dat geldt natuurlijk niet alléén voor commerciële beeldmakers. Ook autonome filmers, fotografen, beeldend kunstenaars, architecten, televisiemakers en (grafisch) vormgevers willen hun publiek blijven bereiken. Ook zij worden gedwongen om rekening te houden met de toenemende impact van de beeldcultuur en de reactie daarop van hun publiek. Dat wil niet zeggen dat ze minder beelden hoeven te maken want de hedendaagse mediamens is inmiddels behoorlijk vaardig geworden en kan veel informatie tegelijkertijd verwerken. De consument wordt steeds vaker ondergedompeld in een geheel door elektronische media gecreëerde omgeving, die meerdere zintuigen tegelijkertijd aanspreekt. Immersie (onderdompeling) is een strategie die inmiddels op steeds meer gebieden wordt toegepast.

Onze hersenen moeten dus steeds vaker en sneller onderscheid maken tussen wat voor ons persoonlijk belangrijk of interessant is, en wat niet. Wij hebben daarvoor onbewust een filter ontwikkeld dat ongewenste, oftewel voor ons persoonlijk niet belangrijke, visuele indrukken buitensluit. De keuzes die wij daarbij maken, hangen af van onze gemoedstoestand, onze kennis, onze interesses en de omstandigheden. In het verkeer bijvoorbeeld maken we andere keuzes dan voor de televisie. Maar ook het medium of de mediale context (bijvoorbeeld met tekst of muziek, in de krant of in het museum) waarin de beelden tot ons komen zijn bepalend voor onze openheid ervoor en voor de manier waarop wij het aangereikte beeldmateriaal beoordelen en waarderen. Die mediale context is overigens snel aan het veranderen door de onderlinge ‘versmelting’ van verschillende media. (Bijvoorbeeld van film, video, fotografie, telefonie, televisie, radio onderling en/of met digitale netwerken). Deze versmelting is kenmerkend voor het tijdperk van de ‘postmedia’. Het idee van het

(23)

fi lteren van beelden is natuurlijk niet nieuw, net als de behoefte aan hulpmiddelen daarbij. De JA/NEE sticker op de brievenbus is waarschijnlijk het meest eenvoudige voorbeeld.

In de reclame en marketing is een ontwikkeling gaande in het ‘immersief’ maken van de media omgeving, zodat er aan de boodschap niet meer valt te ontsnappen. Bij het mogelijk maken van die immersieve campagnes worden reclame- en marketingbureaus fl ink geholpen door de snelle ontwikkeling van de mediatechnologie. De komst van internet en van de mobiele telefonie (naast de reclamebillboards op straat die langzaam worden vervangen door grootformaat videoscreens met bewegend beeld) maakt het voor hen mogelijk om de consument op vele uiteenlopende en liefst ook onverwachte plaatsen en momenten te bereiken en onder te dompelen in reclameboodschappen. Alleen een advertentie in een tijdschrift of het spotje op de televisie is niet meer genoeg, alle media worden zoveel mogelijk tegelijkertijd ingezet en het liefste op een manier waarop er in het dagelijks leven niet aan te ontsnappen valt.

Je leert je hele leven lang met media omgaan. En door een instinctieve kennis kun je alle media leren gebruiken, ook de media die tijdens je leven nieuw op de markt worden gebracht. Nieuwe media overwinnen de technische beperkingen van de oude media. En we snappen deze nieuwe media ómdat ze gebaseerd zijn op oude media. We zitten ons hele leven in de media en zullen erin blijven vanuit een verlangen op een gegeven moment door deze media de echte, authentieke werkelijkheid te beleven.

“‘This is visual culture. It is not just a part of daily life, it is your daily life” (Nicholas Mirzoeff, An introduction to visual culture 1999)

(24)
(25)
(26)

2.1 Reactie van beeldend kunstenaars op de beeldcultuur

In de gehele kunstwereld is hetzelfde probleem gaande als waar wij fotografen mee worstelen, namelijk: Hoe kan ik me als beeldenmaker en kunstenaar nog onderscheiden in de enorme hedendaagse beeldenvloed? Wat moet ik doen om mijn werk bijzonder te maken? Zo bijzonder dat het duidelijk tot beeldende kunst en niet tot beeldenvloed wordt gerekend? Ik heb een

onderzoek gedaan naar de manier waarop hedendaagse beeldende kunstenaars bezig zijn zich te onderscheiden van al het andere aangeboden beeld.

Beeldend kunstenaars presenteren hun werk steeds vaker in driedimensionale installaties, waar de bezoeker kan binnentreden en het kunstwerk kan ervaren. Soms worden er zelfs complete tentoonstellingen als ‘ervaring’ aangeboden. Discussies over het museum als ‘ervaringsplek’

worden steeds heviger, onder andere doordat het onderscheid tussen het (kunst)museum en de entertainmentindustrie steeds moeilijker te maken is. Het hedendaagse museum wordt gedwongen te concurreren met andere aanbieders van vrijetijdsactiviteiten zoals natuur- en pretparken,

winkelcentra, bioscopen en evenementen als concerten en themadagen, die allemaal met hun tijd mee moeten gaan om te overleven. Aantrekkelijke totaalconcepten voor de tentoonstellings vormgeving en hands on exposities zijn nieuwe manieren om meer publieksgroepen naar het museum te lokken. Aan het ‘ouderwetse’ museum kan voor de generatie die met het playstation is opgegroeid niet zo veel meer worden beleefd. Toch moet het museum ook een plek blijven die juist reflecties biedt op onze huidige samenleving, en kunstenaars toont die daar uitspraken over doen. Het museum zou dus een reflectie moeten geven op de huidige beeldcultuur.

Opvallend is dat het tentoonstellingsconcept van de beleving, vanuit de kunst zelf is ontstaan. Als reactie op een veranderende maatschappij, waarin de media en de

entertainmentindustrie een centrale rol spelen. Beeldend kunstenaars raakten geïnteresseerd in de film. Daarom was de videokunst in de jaren negentig zo populair. Steeds vaker maakten kunstenaars

gebruik van projecties. Tegelijkertijd zochten kunstenaars door middel van het bouwen van

installaties naar nieuwe, vaak rauwe expressievormen. De laatste jaren worden deze twee manieren van tentoonstellen steeds meer in elkaar verwikkeld en leiden tot zowel ingewikkelde als suggestieve totaalomgevingen, waarin audiovisuele middelen een belangrijke plaats innemen.

Wie in de huidige mediamaatschappij mensen nog een nieuwe ervaring wil aanreiken, of het nu een commerciële of een artistieke intentie heeft, moet in staat zijn verwachtingspatronen te doorbreken, het ‘mediasurvival filter’ van de hedendaagse mediamens te ontregelen of te

overweldigen. Steeds meer beeldenmakers lijken zich dit te realiseren en reageren met hun werk op deze ontwikkelingen. Dat geldt voor fotografen, filmers, beeldend kunstenaars, grafisch ontwerpers, architecten, designers, modeontwerpers en reclamemakers.

(27)

In hun aanpak vallen grofweg drie posities te onderscheiden.

Als eerste de positie van ‘communicator’. Deze zet alle mogelijke technische hulpmiddelen in om een omgeving te creëren die kan concurreren met de media realiteit. Hij kiest ervoor om iemand onder te dompelen in nieuwe media. Deze strategie heet immersie (onderdompeling). Een voorbeeld hiervan is Alfredo Jaar.

Alfredo Jaar “The Eyes of Gutete Emerita” 1996, Multi-media lightbox

Aan de andere kant is er de positie van de beeldenmaker die kiest voor verassing, het ontregelen van de mediafilter. Dat kan op vele manieren. Maar in een tijd waarin onderdompeling en een opeenstapeling van prikkelingen de overheersende strategie lijkt te zijn, is niets zo effectief als het creëren van oorverdovende stilte, door te kiezen voor één soort media: alleen beeld, geluid of wat dan ook, met minimale, zo transparant mogelijke omgeving. Een voorbeeld hiervan is Rineke Dijkstra.

Rineke Dijkstra ‘Hilton Head Island’ en

(28)

De derde positie is die van de beeldmaker als criticus van de mediamaatschappij. Dat gebeurt op een andere manier dan tien, vijftien jaar geleden: de duidelijke stellingen en revolutionaire praktijken lijken verdwenen. De beeldmaker kiest zijn eigen middelen, maar is nu meer een behendige

mediagebruiker dan een activist. Voorbeelden hiervan zijn de werken van Jenny Holzer.

Jenny Holzer ‘Mother and Child’ en ‘Baltic’

Door kunstenaars en cultuurwetenschappers zijn uitspraken gedaan dat de kunst -en dus ook beeldcultuur- in de toekomst onder de massacommunicatie zullen gaan vallen, in plaats van een autonome positie. Wat staat de creatieve geest in de 21ste eeuw te wachten, en wat voor gevolgen heeft dit voor de beeldcultuur?

Volgens Henck van Dijck9 is het commercialiseringproces al een tijdje gaande. Kunst is

ook leven en communicatie. Het kunstwerk is al een bron voor vele commerciële activiteiten zoals de productie van kunstboeken, posters, en andere gadgets. Hooguit kan er worden gezegd dat de kunst zich inhoudelijk op een ander niveau afspeelt. Maar ook dit is relatief en afhankelijk van de beschouwer en de bedoeling van de maker(s). Zeker tegenwoordig wordt er door sommige ontwerpers ‘goede’ reclame gemaakt. Is er sprake van een soort “overlapping” tussen Kunst en reclame? Zij gebruiken over en weer dezelfde middelen en materialen. Ook het publiek is meer gelijkwaardig geworden. Het zou niet verwonderlijk zijn als kunst in de massacommunicatie opgaat als stijlvorm en specialisatie.

(29)

De vraag is alleen, hoe de musea en de verzamelaars hierop zullen reageren, en ook de kunstcriti-cus, de historicus en het kunstwereldje? In feite ligt ieder terrein of materiaal open voor de kunste-naar om vorm en inhoud aan te geven. Kwaliteit, en aandacht voor moderne tijdsaspecten zijn dus belangrijk. Iedere tijd is immers behoefte aan onafhankelijke, creatieve denkers, zelfs de massamedia zijn ervan afhankelijk en zullen waarschijnlijk ook blijven.

2.2 Wat is kunst?

Waarom is kunst kunst en is het niet ‘gewoon een beeld’? Waarin onderscheidt kunst zich van alle andere beelden? Waarom krijgt een beeld een bepaalde ‘kunststatus’? Wat maakt zo’n beeld bijzonder? En bovenal: Wie bepaalt of het kunst is of niet? Het is belangrijk te weten waarom het ene beeld wél tot de kunst behoort en een ander beeld niet. Zo kun je zien wat je moet doen om je als kunstenaar te onderscheiden.

Wat onder kunst wordt verstaan verandert volgens Kitty Zijlmans10 per tijd en cultuur. Ook de

hedendaagse kunst slaat steeds weer nieuwe wegen in. De grenzen van de kunst moeten steeds opnieuw worden benoemd en ook weer opnieuw ter discussie worden gesteld. Tegenwoordig wordt gekeken naar kunst in de breedste zin van het woord, namelijk de gehele artistieke productie van een tijd. Er wordt niet alleen nog maar naar het verleden gekeken, maar ook naar het heden.

In deze tijd zijn de begrippen beeldcultuur en visualiteit (‘visuality’) erg actueel. Wat is de rol van kunstgeschiedenis in deze discussie? En wat is de rol van de beeldcultuur in de kunst? Kunst is een typische uitdrukkingsvorm van de cultuur en dus ook een product van de cultuur. Visuele kunst en beeldende kunst hebben veel met elkaar te maken, maar vallen niet direct samen. Het verschil zit hem in het gehanteerde kunstbegrip. Het kunstbegrip staat op het moment onder druk door de vele wisselwerkingen tussen de beeldenstroom en de combinatie tussen kunst en andere visuele media. Het aantal producenten van beeld wordt zowel in de privé-sfeer als op professioneel gebied steeds groter. Kunstenaars moeten tegenwoordig het beeldgebied delen met andere professionele beeldproducenten, onder andere in de pers, de media, de reclamewereld, uitgeverijen en het internet. Dan hebben we het nog niet over de beelden die in privé-sfeer gemaakt worden. Deze privé-sfeer is overigens behoorlijk openbaar geworden door de komst van het internet.

10 Kitty Zijlmans is kunsthistoricus en is hoogleraar moderne en hedendaagse kunstgeschiedenis aan de Universiteit van

(30)

Maar welke invloed heeft het bombardement aan beeld op ons onderscheidingsvermogen? Beelden die tot kunst worden gerekend, verschillen over het algemeen van zeggingskracht en waarde dan ander beeldmateriaal. Beeldend kunstenaars zijn immers specialisten in het toepassen van andere betekenissen in het beeld. Maar bestaan deze verschillen nog écht? Kunst is een begrip wat een bepaalde norm vormt, het is een waardetoekenning. Wanneer een object als kunst wordt beschouwd, wordt het in een bepaald perspectief geplaatst. Er gaan dan andere criteria gelden. ‘Gewone’

objecten kunnen dan een hele andere betekenis krijgen. Zoals Marcel Duchamp deed met zijn gesigneerde urinoir.

Kunst is beeld zonder beelden. Maar hoe hangt ze samen met die andere beelden een waarin onderscheidt ze zich? Op welke manier zijn kunstwerken anders van betekenis dan overige visuele producten? Ook kunstwerken zijn te plaatsen in een sociale

omgeving, ze hebben allerlei verschillende onderwerpen als thema. Van het heden tot het verleden. Ze zijn dus vaak heel actueel. Kunstwerken worden beoordeeld binnen het domein van de kunst zelf. Het voldoet aan de artistieke tradities en verwijst en zet zich tegelijkertijd af tegen de daarbinnen heersende codes en regels. En juist dit spanningsveld maakt het volgens Kitty Zijlmans zo boeiend. Behalve de artistieke traditie en de ‘framing’ van het kunstwerk, speelt er nog een criterium mee en dat is kwaliteit. En kwaliteit is een lastig begrip. Het hangt af van de context, traditie en cultuur van een tijd en is niet altijd objectief. Kunstwerken zijn geen neutrale afbeeldingen van de werkelijkheid, maar door tijd, plaats en cultuur bepaalde representaties.

Het gangbare kunstbegrip lijkt momenteel achter te lopen bij de ontwikkeling van de media. Kunstenaars gebruiken tegenwoordig allerlei nieuwe technische snufjes en experimenteren met digitale beeldmanipulatie, computersimulaties en internet, terwijl het kunstbegrip van de meeste nog is gebaseerd op de traditionele kunstvormen, met kenmerken als oorspronkelijkheid, authenticiteit, individualiteit en het handschrift van de meester. Hier zijn we immers mee opgevoed. Wij willen het meesterschap kunnen zien en dat is lastig bij nieuwe media, waarvan de criteria nog niet duidelijk zijn uitgeschreven. Kunst heeft een andere waardering. Van kunst verwachten wij iets anders, een andere werking, een schok, even stil moeten staan, een nieuw inzicht, een bepaalde kwaliteit, een andere ervaring.... Digitaal geproduceerd of niet, deze eigenschappen blijven van belang. De kunstenaar is immers degene die van zijn message meer maakt dan van zijn medium.

(31)

2.3 Verschil tussen kunst en commercie

In deze beeldcultuur ontstaat de vraag, wanneer is iets nou kunst en wanneer is iets nou commercie? Verschillende kunstenaars verdienen hun brood met commerciële doeleinden. Is dat wat ze in

opdracht maken dan geen kunst? En kan iemand die commerciële beelden maakt geen kunstenaar zijn? Is er nog een grens tussen deze twee gebieden? Of is deze eigenlijk al verdwenen?

In de postmoderne jaren ‘80 en ‘90 werden de verschillen tussen kunst en kitsch, kunst en design en kunst en reclame geminimaliseerd en zelfs opgeheven. Dit had grote consequenties voor de beeldcultuur, waar ineens allerlei soorten afbeeldingen zich gingen opdringen. De beeldtaal van de reclame werd een inspiratiebron voor ‘autonome’ kunstenaars en fotografen. En andersom werd de ‘autonome’ kunst een inspiratiebron voor reclamemakers. Tegenwoordig zijn kunst en cultuur nog steeds populair en krijgen belangstelling van een steeds breder publiek. Tegelijkertijd wordt de cultuur steeds meer ‘gekoloniseerd’ door commercie. Ze wordt een commercieel product.

Het meest in het oog springende kenmerk van het postmodernisme is het in twijfel trekken van lang gekoesterde begrippen als waarheid en authenticiteit. In de beeldende kunst resulteert die twijfel vaak in eclecticismemet een flinke dosis ironie. Postmodernisten spelen een spel met citaten uit ‘hoge’ en ‘lage’ cultuur, die ze met elkaar laten botsen. Er wordt ook gespeeld met verschillende stijl(element)en uit verschillende historische perioden. Daardoor wordt de kenbaarheid van de wereld ter discussie gesteld.

Het elitaire karakter van de beeldende kunst werd vanaf toen steeds vaker bekritiseerd. Verschillende kunstenaars hebben zich in hun werk hiertegen verzet. Walter Benjamin geldt wel als één van de meest bekende critici die over de veranderende rol van de beeldende kunst schreef. Hij voorspelde dat door de toenemende mogelijkheden van reproductie, de waarneming en de maatschappelijke functie van het kunstwerk zouden veranderen. Het kunstwerk zou zijn aura verliezen. Het idee van authenticiteit waarmee de kunst van oudsher was omgeven, werd minder belangrijk. De cultus rond kunstbeschouwing zou definitief tot het einde behoren.

De postmoderne cultuur wil de oude grens tussen autonome kunst en commerciële massakunst uitwissen. De schaalvergroting zorgt ervoor dat de cultuur het leven van elke dag beïnvloed, maar ook steeds sneller als koopwaar circuleert in een wereldwijde cultuurindustrie. Dit heeft geleid tot een waardering - en in sommige gevallen tot een ontdekking - van de massacultuur.

De ideeën van de Franse cultuurfilosoof Pierre Bourdieu zijn interessant volgens René van Erven10. In enkele studies analyseert Bourdieu een aantal verschillende ‘culturele praktijken’.

10 René van Erven stelt dit in zijn essay ‘Paradox van de Kunst’ gepubliceerd op het discussieforum www.beeldcultuur.nl in

(32)

Bourdieu noemt de kunstwereld ‘een praktijk waarbij de werkelijke economische krachten worden ontkend’. De hedendaagse economie wordt gekenmerkt door vraag en aanbod. Aanbieders van koopwaar zijn in de regel op zoek naar zoveel mogelijk kopers en maken daarom publiekelijk reclame. De kunsteconomie wordt daarentegen bepaald door ‘de productie van geloof’. Kunst heeft niet een zo groot mogelijke kopersgroep, maar een klein gezelschap van intimi die de kunst op zijn ‘echte’ waarde kan beoordelen. Deze waarde wordt bepaald door de kunstproducent. Het werk van ‘gemusealiseerde kunstenaars’ kan rekenen op een blijvende culturele waardering, maar ook een vaste en hoge commerciële waarde. Daarbij vindt een constant gevecht plaats om culturele erkenning.

De door Jameson genoemde ‘vervaging van de oude grens’ tussen hoge en lage cultuur heeft niet geleid tot het verdwijnen ervan. Het postmodernisme in de beeldende kunst, met de vele knipogen naar de massacultuur, resulteert eerder in een reproductie van de grenzen tussen hoge en lage cultuur. Roy Lichtensteins gebruik van afbeeldingen uit stripboeken is immers ook opgenomen in de kunstwereld.

Roy Lichtenstein “No woman has ever changed the face of art history.”

Bourdieu beweert dat er binnen het gebied van de kunst te weinig over de inhoud wordt

gediscussieerd. Deze kritiek is onterecht volgens René van Erven. Binnen de kunstwereld vinden op allerlei niveaus inhoudelijke discussies plaats. Zowel in de hoge cultuur als daarbuiten. Het continue gevecht om culturele erkenning in een tijd van een beeldenovervloed, stimuleert de inhoudelijke discussies binnen het gebied van de kunst. Zo blijft kunst iets aparts.

(33)
(34)
(35)

Volgens internetdeskundige Francisco van Jole12 is de ontwikkeling van de belevingscultuur in 1888

in gang gezet, In dit jaar introduceerde George Eastman namelijk de Kodak boxcamera. Hij wilde de fotografie bereikbaar maken voor de gewone consument, maar tot zijn verbazing bleek er weinig interesse te zijn. De camera was makkelijk te gebruiken, maar niemand kon een reden bedenken om er een aan te schaffen. Wat of wie moesten ze fotograferen? Eastman startte hierop een

marketingcampagne om het verschijnsel fotoalbum te promoten. Hij bedacht momenten die geschikt waren om vast te leggen voor het nageslacht, zoals kerstfeesten, verjaardagen en vakanties.

Het resultaat is bekend: het is een soort van sociale plicht geworden om deze gebeurtenissen te fotograferen.

Het fotoalbum als synoniem voor iemands leven leidt er toe dat het leven een

aaneenschakeling van belevenissen is. Foto’s zijn het bewijs van een belevenis. Ze bevestigen het eigen bestaan. Hoe meer beleving, hoe rijker het leven.

De opkomst van de digitale fotografie versterkt deze opvatting. De financiële beperkingen van het fotograferen worden opgeheven omdat de opnames niets meer kosten. Daarnaast is er meteen resultaat te zien, net als bij een polaroid. Deze techniek vraagt natuurlijk om snapshots. Als je hierbij de mogelijkheid van een digitaal fotoalbum voegt, ontstaat er een soort minisamenvatting van iemands leven.

“The urge to have new experiences is translated into the urge to take photographs: experience seeking a crisis-proof form.”

(Susan Sontag On Photography 1977)

De industrie geeft deze ontwikkeling nog een extra impuls door de digitale camera te combineren met mobiele telefoons. Je maakt onderweg foto’s en stuurt deze direct door vanaf je mobiele telefoon, naar je eigen internetsite. Het is een ultieme manier om je leven als beleving te presenteren. Tekst is geheel overbodig.

Of deze trend zich nog lang zal voortzetten is de vraag, maar het geeft wel aan dat er behoefte is aan nog meer belevenissen in nog minder tijd. We gaan door het leven als een stel Japanse toeristen, die voortdurend bezig zijn met het vastleggen van belevenissen. Zo blijft er weinig aandacht over voor het leven zelf.

“Visual culture does not depend on pictures themselves, but the modern tendency to picture or visualize existence.”

(Nicholas Mirzoeff An introduction to visual culture 1999)

(36)

3.1 Fotografie in de kunst

Als gevolg van de beeldcultuur, staat de kunstfotografie onder druk. Doordat er zoveel variatie aan beeld is, interesseert men zich niet meer alleen voor de zaligmakende klassieke fotografie, die vroeger tot de kunstcollecties behoorde. Toch is er behoefte aan kunstfotografie, dat blijkt uit de grote hoeveelheden fotografie in de musea en aan de speciale musea die (vooral de laatste tijd) voor fotografie worden opgericht. Waarom willen fotografen benoemd worden tot kunstenaars? Is het plaatsen van fotografie in musea een manier om foto’s te onderscheiden van de dagelijkse beeldenvloed? Wordt op deze manier toch nog onderscheid gemaakt tussen ‘professionele’ fotografie en ‘amateur’ fotografie? Denken fotografen door hun foto’s te benoemen tot kunst, een hogere

waardering te krijgen? En wanneer is fotografie dan wél en wanneer is het geen kunst?

Veel fotografen werken tegenwoordig graag voor bladen om zo via internet een massale verspreiding van hun fotobeelden te bereiken. Kunst kun je namelijk ook in de vorm van bijvoorbeeld mode

maken. Internet is daarom een belangrijk podium voor fotografen om hun werk aan de wereld te laten zien. In de musea zie je dan ook allerlei soorten fotografie hangen, van reclamefotografie tot documentaire fotografie, van modefotografie tot persfotografie. Vaak gaat het ook niet meer alleen om de esthetische uitstraling van een foto, maar om wat er op de foto te zien is. Het onderwerp van een foto is dus belangrijk geworden. Een voorbeeld hiervan zijn de foto’s van Ari Versluis en Elli Uytenbroek die in een serie van 12, verschillende modetrends onder jongeren en ouderen laten zien.

Ari Versluis en Elli Uytenbroek Exactidudes

Een belangrijke oorzaak van de behoefte om fotografie tot kunst te rekenen, is denk ik te vinden in de maatschappelijke waardering voor fotografie en film.

Deze twee media hebben in Nederland lange tijd een gevecht moeten voeren voor hun erkenning als vorm van beeldende kunst. En toen dat eenmaal gebeurde lag ook meteen vast onder welke voorwaarden dit tot

(37)

beeldende kunst kon worden gerekend; namelijk alleen de films en fotografie waarin een ‘esthetische’ behandeling van ritme en lichtval te zien was, zoals de bovengenoemde klassieke foto’s.

Fotografen hoeven zich tegenwoordig dus niet meer zozeer bezig te houden met het maken van ‘kunst’. Een mooie modefoto, of een geslaagde foto uit de krant kan ook in een museum komen te hangen. Maar de foto’s zullen hoe dan ook meer aandacht krijgen als ze in een museum als kunst tentoongesteld worden. Kunst is iets bijzonders, kunst heeft een status. Een foto wordt in een museum uit zijn oorspronkelijke context getrokken en krijgt bijzondere aandacht. Zo is het niet meer een opvallend beeld in bijvoorbeeld een modeblad of in een krant, maar een kunstwerk. Wat voor soort fotograaf je ook bent, als je goede beelden maakt kun je dus eveneens een kunstenaar zijn. Dit is volgens mij de reden waarom fotografen hun werk graag in een museum tentoonstellen.

3.2 Amateurfotografie en beeldcultuur

Een opvallend verschijnsel wat zich voordoet in de digitale fotografie wereld is de toestroom van amateurkiekjes. Wat er ook gebeurt, er is altijd wel iemand in de buurt die het vast kan leggen. Eén op de drie Nederlanders heeft een digitale camera en met steeds meer mobiele telefoons kunnen foto’s worden gemaakt. Als er iets gebeurt zie je meteen een hoop mensen hun mobiel in de lucht steken om een foto van het voorval te maken. Een voorbeeld hiervan is de treinramp in Amsterdam in 2004, waar passagiers digitale foto’s maakten nog voor de schermen werden opgezet om de slachtoffers uit beeld te houden. Dit is vooral voor de fotojournalistiek een bedreiging. Fotograaf zijn is een open beroep geworden, iedereen kan zich tegenwoordig fotograaf noemen. Zo werd er op 22 augustus 2004 in de Noorse hoofdstad Oslo een kunstroof vastgelegd door een amateur. Deze was

toevallig in de buurt van de auto, waarmee de dieven zich uit de voeten wilden maken.

kunstroof Oslo

Op de foto zie je een hoop overbodige details (zoals een prullenbak, verkeersborden), maar je ziet ook 2 mannen lopen met ingelijste werken en een derde man die de achterklep van de auto open doet. Het is een foto die professionele nieuwsfotografen niet gauw zullen maken. Deze zouden een ‘goede’ foto maken, die scherper van beeld is en zonder overbodige elementen.

(38)

Dit is een voorbeeld uit een groeiend aantal fotografen dat geschiedenis gaat schrijven, namelijk de amateurs. De vliegtuigspotters bestonden al langer, zij legden incidenteel een vliegramp vast. Sinds kort hebben we dus ook treinreizigers die na hun ongeluk de gecrashte wagons

fotograferen en als hoogtepunt waren er natuurlijk de honderden bewijzen van het Amerikaanse wangedrag in de Iraakse Abu Ghraib gevangenis. Deze foto’s verschenen eerst in een digitaal

fotoalbum op internet, van een teruggekeerde Amerikaanse soldaat. Toen deze foto’s ontdekt werden door de pers en gepubliceerd werden, werd dit natuurlijk een schandaal. Deze amateurfoto’s gaan vervolgens de archieven in, maar ook in de mappen met historische momenten. De kracht van deze beelden is flink toegenomen door de onbegrensde toegankelijkheid van het internet en door de snelheid van de digitale fotografie.

Amateurbeelden gemaakt in de Abu Ghraib gevangenis in Irak

Het meest recente voorbeeld is de foto die in de Telegraaf werd geplaatst na de moord op Theo van Gogh. De foto werd door een voorbijganger gemaakt met zijn mobieltje. Op deze foto is het lijk van van Gogh te zien waar het mes nog in vast steekt. Maar door een amateur gemaakt of niet, de Telegraaf was deze dag wel de meest verkochte krant. Hieruit blijkt dat de lezer kiest voor de sensatie van wat er op de foto staat afgebeeld en niet voor de kwaliteit van de foto, die in dit geval te wensen over laat.

Amateurbeelden duiken dus meer en meer op in de media. Ze laten de lezer of kijker meestal spectaculaire gebeurtenissen zien die ze anders niet zouden zien. En zijn daardoor ook realistischer

(39)

en geloofwaardiger. Maar ze roepen ook vaak vragen op.

“Het is geen toeval dat er meer amateurbeelden opduiken in de media”, zegt professor Luc Pauwels13. “Ook op het

Internet zie je meer websites verschijnen met eigen beelden. De grens tussen het private en het publieke wordt doorbroken. Het toont ook aan dat het de wens is van de massa om meer het publieke forum te gebruiken. Nieuwsbeelden van amateurs gaan daar nog een stapje verder in: ze worden zelf een beetje journalist.’’ Anton Groothuis stond op een dag in mei 2000 met zijn camera op het balkon van zijn Enschedese woning toen hij een zware explosie zag. Zijn snel gemaakte foto van de vuurwerkramp, waarop achter een flatgebouw enorme rookwolken zijn te zien, haalde diverse kranten.

Deze foto werd gepubliceerd in De Telegraaf, de dag na de moord op Theo van Gogh

Wat moet de journalistiek met die ontwikkeling? Het ANP heeft besloten erin mee te gaan. Ze hebben een overeenkomst gesloten met www.nu.nl om foto’s te gebruiken die bezoekers van de nieuwssite kunnen opsturen als ze denken dat ze iets bijzonders hebben gemaakt met hun digitale camera. Amateurs van wie de foto door het ANP wordt opgepikt, krijgen een beloning van 65 euro. ‘Meer dan vroeger kunnen passanten nieuwsfoto’s maken ‘, zegt Leo Blom, chef van de fotoredactie van het ANP. De samenwerking met Nu.nl is een proef van enkele maanden. ‘Er moet wel een paar keer een echt succes zijn geboekt, willen we hiermee verder gaan.’

Grote concurrentie dus door de opkomst van de amateurfotografie. Dit is iets waar professionele fotografen, en vooral persfotografen mee moeten leren omgaan. Volgens Hans Aarsman (fotograaf) is het gevolg hiervan dat professionele persfotografen zich nu meer en meer gaan richten op esthetiek in hun foto’s. Hij ziet als een aanduiding hiervan dat World Press Photo zijn laatste winnaar author noemde in plaats photographer. Gelukkig voor de persfotografen zijn amateurkiekjes die écht iets te betekenen hebben vaak incidenteel.

(40)

Maar door de opkomst van dit soort nieuwe media als digitale camera’s en telefooncamera’s komen de grenzen tussen professionele fotografie en amateurfotografie vooral binnen de journalistiek onder druk te staan. Door de straks overweldigende aanwezigheid van mobiele camera’s kunnen straks bijvoorbeeld misdadigers makkelijker op heterdaad worden betrapt, zoals in Oslo is gebeurd. Ook kunnen zo de meest gruwelijke details van een gebeurtenis worden weergegeven, die persfotografen uit ethische overwegingen niet zullen maken, zoals bij de moord op Theo van Gogh. Mensen zullen vaker hun getuigenis vast kunnen leggen. Dit is een groot voordeel voor de misdaadbestrijding. Niet alleen zullen gebeurtenissen nog vaker vastgelegd worden, maar ze kunnen ook snel verspreid worden via het internet. Dit zal ook deel van de privacyrechten aantasten, vooral van misdadigers. Deze zullen dan met foto en al op het internet verschijnen. Al met al zal deze ontwikkeling de beeldcultuur weer een stapje verder helpen: Nóg meer opvallende beelden van ‘schokkende’

gebeurtenissen met een nóg snellere verspreiding hiervan. Dit wordt smullen voor de sensatiebeluste maatschappij.

3.3 ‘Permanent Food’. Tijdschriften en beeldcultuur

Tegenwoordig komen er steeds meer tijdschriften op de markt die alleen maar uit beelden bestaan. Deze tijdschriften geven een beeld van de tijd waarin wij leven. Je hoeft niet meer te lezen, alleen nog maar lekker te kijken, zoals bij een ouderwets prentenboek. Ondertussen kun je je fantasie de vrije loop laten.

Voorbeelden van deze tijdschriften zijn Purple, TANK, More Food, Permanent Food, sec,

Wish u where here xxx, Commons & Sense, enz. Deze zijn typerend voor de ontwikkeling van de

beeldcultuur. Ze bieden alleen nog maar beeld, beeld en nog eens beeld. Je hoeft niet meer op zoek naar enige samenhang of betekenis in de klassieke vorm. Je kunt naar een beeldenstroom kijken zonder te interpreteren. Je kunt kijken zonder het zien.

De eerste die hiermee begonnen is, is Ed van der Elsken. In zijn boekje Hallo uit 1978 heeft hij beelden uit zijn eigen archief met elkaar gecombineerd. Een nieuw concept dat toen het uitkwam niet werd begrepen, maar inmiddels erkend wordt als een belangrijke inspiratiebron voor een aantal hedendaagse fotografen. Ed zette steeds twee foto’s naast elkaar die een associatieve relatie met elkaar hebben, afgewisseld met enkele foto’s over een dubbele pagina. Een geestig, ontroerend en verrassend boekje, waar de kijker zijn eigen invulling aan kan geven.

Hallo werd in de tijd dat het werd uitgegeven (1978) niet als een volwaardig boek van Ed

van der Elsken gezien, maar als iets wat hij tussendoor heeft gemaakt. Het is een beetje in de vergetelheid geraakt. Opvallend is dat er nu met hetzelfde concept door tijdschriften als ‘Permanent

(41)

Food’ wordt gewerkt met bestaande beelden.

‘Permanent Food’ wordt samengesteld door de Italiaanse kunstenaars Maurizio Cattalan en Dominique Gonzales-Foerster, en bestaat alleen uit beelden. De beelden in het boek worden vaak geselecteerd op een bepaald thema, zoals bijvoorbeeld het thema ‘filmsterren’, Met dit onderwerp in gedachten wordt het boek in elkaar gezet. Een verzameling van alleen maar beelden die iets met het onderwerp te maken hebben. Soms zijn het dezelfde ‘soort’ beelden, dus bijvoorbeeld alleen krantenknipsels, wat het heel collageachtig maakt. Een andere keer worden totaal verschillende beelden met een verschillende komaf, dus bijvoorbeeld film-stills, modefoto’s, reclamebeelden en illustraties met elkaar gecombineerd.

De beelden in Permanent Food, bestaan uit tijdschriftpagina’s van over de hele wereld, die Cattalan en Gonzales-Foerster per post ontvangen. Zij vragen kunstenaars afbeeldingen in te sturen die hen fascineren. Op die manier krijgen foto’s uit allerlei tijdschriften en folders en soms ook eigenhandig gemaakte tekeningen een tweede leven in Permanent Food, dat zo weer fungeert als inspirerende beeldverzameling voor anderen.

‘Er is al zoveel, waarom alsmaar meer maken?’ vinden zij. ‘Waarom zou je in onze wereld van veel-meer-meest alsmaar nieuwe dingen blijven produceren?’ Het magazine gaat in op deze ontwikkelingen en bekijkt het fenomeen hergebruik van verschillende kanten. Zo ontstaan als

vanzelf dwarsverbanden. En hyperlinks natuurlijk. ‘Wat is het verschil met het huidige hergebruik ten opzichte van het aloude ‘je laten inspireren door?’ vinden zij. ‘Wat is er nu anders dan vroeger, toen architecten ook keer op keer met variaties op de Palladiaanse villa op de proppen kwamen? Collages zijn van alle tijden: de San Marco in Venetië is van stukjes originele Griekse en Romeinse resten in elkaar gepuzzeld. Hergebruik is doodgewoon.’ aldus Cattelan en Gonzales-Foerster.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In principe bepaalt de lens veel meer, maar elke sensor heeft wel een bepaald “ karakter”.. Meer pixels geeft wel meer opties

de Flora- en faunawet (zie punt 7.), de openheid van het landschap en het behoud en beleven van de cultuurhistorische waarden, moet worden geconstateerd, dat door genoemde

AF-S DX ED 18–55 mm f/3.5–5.6G-objectief; enkelvoudige opnamestand; enkelvou- dige servo autofocus; beeldkwaliteit ingesteld op JPEG Normaal; beeldformaat inge- steld op L;

Er zal hierbij voldoende licht moeten zijn om dat anders de sluitersnelheid zo laag worden dat fotograferen uit de hand niet meer mogelijk zal zijn en dient men een statief

openbare regionale scholengemeenschap lek en linge in culemborg is een mooi voorbeeld van een school die gebruikmaakt

Via deze uiteenlopende laagdrempelige oefeningen en vertrekkende vanuit de (heden- daagse) beeldcultuur hopen we de leerlingen enkele ‘klassieke’ stijlstromingen bij te brengen

Niet één, niet twee, maar meestal drie keer moet het ding afgaan voordat iemand zich geroepen voelt om de barre wandeling van twintig meter naar de voordeur te maken om te zien

• Als de batterij gedurende langere tijd niet zal worden gebruikt, plaats deze dan in de camera en laat hem leeg lopen voordat u hem uit de camera verwijdert voor opslag. De