• No results found

De Krim, een republiek in de Russische Federatie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De Krim, een republiek in de Russische Federatie"

Copied!
42
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Krim, een republiek in de

Russische Federatie

Militair-historisch onderzoek naar het oorlogsparadigma van de annexatie van de Krim door Rusland in maart 2014

(2)

Masterscriptie Krijgswetenschappen, UvA

Hoofdvraag: Wat is, gebruikmakend van de oorlogsparadigma definitie van Rupert Smith en de paradigmatheorie van Thomas Kuhn, het oorlogsparadigma van de annexatie van de Krim? Versie: 4.0 Begeleider: Prof. dr. W. Klinkert Auteur: Koen L. de Brauw Student nummer: 10648275

(3)

1.0  Inleiding  

4

 

2.0  Theoretisch  kader  

8

 

2.1  Paradigma’s   8  

2.1.1  Oorlog  als  wetenschap   9  

2.2  Oorlogsparadigma’s   11  

2.2.1  Vier  niveaus  van  oorlog   12  

2.3  ‘Interstate  Industrial  Warfare’   13  

2.3.1  Vier  niveaus  van  oorlog  &  het  ‘Interstate  Industrial  Warfare’  oorlogsparadigma   15  

2.4  ‘War  Amongst  the  People’   16  

2.4.1  Vier  niveaus  van  oorlog  &  het  ‘War  Amongst  the  People’  oorlogsparadigma   18  

2.5  De  derde  optie   19  

3.0  Poetins  Oorlogen  

21

 

4.0  De  annexatie  van  de  Krim  

23

 

4.0.1  Aanleiding  conflict   24  

4.1  Militair   24  

4.1.1  Pro-­‐Russische  troepen   25  

4.1.2  Oekraïense  troepen   26  

4.2  Twee  cases   27  

4.2.1  Case  I:  HQ  ingenomen   27  

4.2.2  Case  II:  De  bestorming  van  Belbek   28  

4.3  Bevolking   29  

4.4  Politiek   30  

4.4.1  Pro-­‐Russisch   30  

4.4.2  Wat  was  de  reactie  van  de  regering  in  Kiev?   31  

5.0  Analyse  

32

 

5.1  Tactisch   32  

5.2  Operationeel   33  

5.3  Militair-­‐strategisch   33  

5.4  Politiek   34  

5.5  Vier  niveaus  van  oorlog  &  het  oorlogsparadigma  van  de  Krim   36  

6.0  Smith  en  het  ‘War  amongst  the  people’  oorlogsparadigma  

37

 

7.0  Conclusie  

39

 

(4)

1.0 Inleiding

Vanaf 27 februari 2014 werd het Oekraïense schiereiland de Krim langzaam maar zeker overgenomen door gewapende pro-Russische groepen, die zichzelf lokale zelfverdedigingsmilities noemden. Deze groepen blokkeerden de (nieuwe) grens met het Oekraïense vaste land, bezetten regeringsgebouwen en installeerden dezelfde dag een nieuwe minister-president, Sergey Aksyonov. Aksyonov was (en is) de leider van een kleine pro-Russische partij, die in de regionale verkiezingen van 2010 nog slechts 4% van de stemmen kreeg. In een sessie van het parlement van de Krim, wederom op 27 februari, werd Aksyonov gekozen tot nieuwe minister-president.1 Deze sessie werd nauwlettend in de gaten gehouden door mannen die dezelfde dag, bewapend met machinegeweren en raketwerpers, het parlementsgebouw bezet hadden.2 De nieuwe minister-president riep een referendum uit voor 16 maart, waarin de bevolking van de Krim gevraagd zou worden of ze bij Oekraïne wilden blijven of onafhankelijk wilden worden, om vervolgens aansluiting te zoeken bij de Russische Federatie. Bij het referendum stemde 98% voor onafhankelijkheid en aansluiting, wat vervolgens ook gebeurde: de Krim sloot zich op 19 maart 2014

aan bij Rusland.

Een groot deel van de gewapende pro-Russische groepen bestonden uit mannen die al snel bekend kwamen te staan als de ‘groene mannen’. Niet verrassend ontstond deze naam omdat ze allemaal de nagenoeg gelijke groene camouflage outfit droegen. Bovendien waren ze goed bewapend, met moderne Russische wapens en Russische pantservoertuigen. Wat ontbrak was enige vorm van insigne, vlag of ander herkenningsteken op de uniformen. Al snel werd het vermoeden uitgesproken dat deze groene mannen in werkelijkheid geen zelfverdedigingsmilities waren, maar Russische soldaten. Dit zou

betekenen dat de afscheiding van de Krim toch wat minder democratisch zou zijn verlopen dan minister-president Aksyonov wilde doen geloven. De Russische minister-president Vladimir Poetin bleef echter ontkennen dat het ging om Russische troepen. Als antwoord op een vraag in een interview op 3 maart, hoe hij kon verklaren dat het geen Russische troepen waren terwijl ze wel Russische uniformen en wapens hadden, zei hij dat die uitrustingsstukken uitrusting overal in winkels te koop waren.3 Pas op 16 april gaf hij toe

dat de groene mannen wel degelijk Russische soldaten waren.4 Deze soldaten waren volgens hem ‘helaas’

nodig geweest om de Russische burgers te beschermen. Dit soort bekentenissen zorgt ervoor dat, samen met rapportages van aanwezige journalisten, het beeld over de annexatie steeds duidelijker wordt. Nu kan daarom al met iets meer zekerheid een antwoord gegeven worden op de vraag hoe de annexatie tot stand is gekomen; hierin is het van belang om de annexatie niet alleen te beschrijven, maar ook om het op een theoretisch niveau te analyseren en te begrijpen.

Waarom is dat van belang? De beantwoording van die vraag begint met het stellen van een nieuwe: als een annexatie succesvol blijkt door de toepassing van een nieuwe strategie of tactiek, wat houdt een

1 T. Sullivan & Y. Karmanau, 'Sergey Aksyonov, Crimea's New Prime Minister, Has A Murky Past', 08/03/2014, 2 Shuster, ‘Putin’s Man in Crimea Is Ukraine’s Worst Nightmare’, 10/03/2014, Time, http://ti.me/Pmk5jr 3 Interview met President Poetin op 4/3/2014, gevonden op http://eng.news.kremlin.ru/news/6763 4 K. Lally ‘Putin’s remarks raise fears of future moves against Ukraine’, 17/04/2014, Washington Post, http://wapo.st/1tdW6lF

(5)

commandant tegen om die strategie of tactiek niet vaker toe te passen? Het antwoord is: niet heel veel. Een succesvolle strategie of tactiek zal opnieuw worden gebruikt. Ondanks dat de annexatie over een relatief klein gebied gaat, de Krim is 27.000 km2 groot, is het belang er niet van te onderschatten. Want, de lessen die geleerd zijn op de Krim, kunnen gebruikt worden bij een groter gebied (of land).

Vergelijkbaar zijn de amfibische landingen bij Dieppe, op 19 augustus 1942. De lessen die daar geleerd zijn door de Geallieerden (ondanks dat de landingen een fiasco waren), hebben invloed gehad op de landingen van D-Day.5 Een (on)succesvol verlopen strategie kan dus een belangrijke les vormen voor latere momenten van conflict. Na de annexatie van de Krim, in de strijd om Oost-Oekraïne, zijn inmiddels ook vermoedens gerezen dat er wederom Russische troepen zonder tekenen die hun herkomst aangeven aanwezig zijn. Een manier om te voorkomen dat een succesvolle strategie of tactiek opnieuw wordt gebruikt, is om er een adequaat antwoord op te bedenken. Dat antwoord vereist dat we de strategieën en tactieken die de pro-Russische troepen hebben toegepast goed begrijpen. Vandaar dat alleen een

beschrijving niet toereikend is, het vraagt om een diepere analyse op theoretisch niveau. Wat was de strategie van de pro-Russische troepen in de annexatie? Wat was hun doel? Wat was de rol van de ‘groene mannen’ daarin? Om te bepalen op welke manier de annexatie van de Krim tot stand is gekomen, gaan we kijken naar het toegepaste oorlogsparadigma.

De Britse oud-generaal Rupert Smith, commandant van de Britse 1st Armoured Division ten tijde van de Eerste Golfoorlog in 1991, van UNPROFOR in Bosnië in 1995, van Noord Ierland tussen 1996 en 1998 en vice-SACEUR tussen 1998 en 2001, definieert een oorlogsparadigma in zijn boek The Utility of Force (New York 2007) als volgt: ‘Paradigms of war are of great importance because they are the structures, conceptual and factual, through which force is applied.’ Oftewel, oorlogsparadigma’s zijn de manieren hoe een leger reageert op dreigingen en crisissen: het bepaalt de reacties en oplossingen die er bedacht worden. De term oorlogsparadigma is afgeleid van de term paradigma van de wetenschapsfilosoof Thomas S. Kuhn, in zijn werk The Structure of Scientific Revolutions (Chicago 1962). Hij definieert paradigma’s als ‘universially recognized scientific achievements that for a time provide model problems and solutions to a community of pratitioners.’6 Wetenschappelijke paradigma’s zijn de structuur waarmee wetenschappers naar hun vakgebied kijken en problemen die ze tegenkomen oplossen.

Smith stelt dat er op dit moment twee verschillende oorlogsparadigma’s zijn. Het eerste oorlogsparadigma dat hij benoemt is het ‘Interstate industrial warfare’ oorlogsparadigma. Dit oorlogsparadigma is ontstaan met de Napoleontische oorlogen en gaat uit van een conflict tussen twee of meer staten waarin

conventionele legers het tegen elkaar opnemen op slagvelden. Conventionele legers zijn legers in de klassieke zin, met een hiërarchisch officierskorps, discipline, getrainde soldaten en gebruik makend van tactieken en strategieën. De conventionele legers worden gesteund in het conflict door een industrieel achterland, dat wapens en munitie produceert, manschappen levert en de oorlog moreel ondersteund. Het doel van het conflict is het vijandelijke leger verslaan, zodat de eigen wil opgelegd kan worden aan de vijand. Op deze manier werd gevochten door Napoleon, tijdens de Frans-Duitse oorlog, de Eerste

Wereldoorlog, de Tweede Wereldoorlog en werd verwacht dat als de Koude Oorlog ooit heet zou worden, er tussen de NAVO en het Warschaupact ook op dezelfde manier gevochten zou worden.

5 Onder andere dat het veroveren van een havenstad (dat geacht werd nodig te zijn voor de bevoorrading) vroeg in de invasie een moeilijke of bijna onmogelijke opgave was en dus moest er opzoek gegaan worden naar een andere oplossing.

(6)

Het tweede paradigma van Smith staat in scherp contrast met het eerste, hij noemt het het ‘War amongst the People’ oorlogsparadigma. In dit oorlogsparadigma hebben legers hele andere doelstellingen dan in het eerste. Belangrijkste verschil is dat waar in het eerste paradigma het conflict gewonnen kan worden met harde militaire doelstellingen -het verslaan van het leger van de vijand-, dat in het tweede niet zo is. Een overwinning kan alleen behaald worden door de politiek. Dat komt omdat er niet gevochten wordt aan de rand van een samenleving, op een slagveld, maar midden in een samenleving: in steden, dorpen en gemeenschappen. Het resultaat daarvan is dat burgers niet langer toeschouwers zijn, maar midden in het conflict staan. Om de overwinning te behalen is het niet langer nodig om het vijandelijk leger te verslaan, maar om de bevolking te overtuigen. De taak van het leger is dan niet langer een harde militaire

overwinning te halen, maar te helpen condities creëren waarin er in de politiek een beslissing geforceerd kan worden. Dit vraagt andere tactieken en strategieën en een andere indeling van een leger.

Zal de annexatie van de Krim binnen één van deze oorlogsparadigma’s vallen, of niet? Om dat te onderzoeken gaan we eerst de twee bestaande paradigma’s uiteenzetten aan de hand van de vier niveaus van oorlog, om vervolgens de annexatie van de Krim op dezelfde manier te analyseren. De vier niveaus, het politieke, strategische, operationele en tactische zijn een tijdloze manier van het beschrijven en begrijpen van conflicten. Door op dezelfde manier te de huidige oorlogsparadigma’s en de annexatie van de Krim te analyseren, kunnen we een antwoord vinden op de hoofdvraag: Wat is, gebruikmakend van de oorlogsparadigma definitie van Rupert Smith en de theorie van Thomas Kuhn, het oorlogsparadigma van de annexatie van de Krim?

Er zijn er drie opties mogelijk. Aan de ene kant lijkt het een conflict dat weer teruggrijpt op het Koude Oorlog tijdperk en daarvoor. Een conflict waarin militair geweld werd gebruikt voor territoriale expansie. De reden is misschien wel veranderd, in dit geval het beschermen van de Russische bevolking over de Russische grens, maar de manier waarop de annexatie tot stand komt is in de kern absoluut ouderwets: onder de dwang van het geweer. Dat zou betekenen dat het conflict het ‘Interstate Industrial Warfare’ paradigma zou volgen. Aan de andere kant lijkt het zo dat de militairen juist worden gebruikt om een conditie te creëren waarin de Krim relatief vreedzaam van eigenaar kan wisselen. Dan gaat het dus niet zozeer om een harde militaire overwinning waarin de vijandelijke troepen verslagen worden, maar veeleer om een politieke overwinning die gefaciliteerd wordt door militairen. In dat geval zou het betekenen dat het ‘War Amongst the People’ paradigma gevolgd zou worden. Een derde optie zou kunnen zijn dat het er juist tussenin zit. Dan zou het gaan om een nieuw oorlogsparadigma dat alleen al daardoor voor

verwarring zorgt en mensen op het verkeerde been zet. Voor alle opties is wat te zeggen. Optie één lijkt op het eerste gezicht op te gaan, omdat de annexatie gepaard is gegaan met een grote hoeveelheid bewapende troepen en pantservoertuigen; een annexatie onder de dwang van het geweer. Maar als er verder gekeken wordt lijken er ook andere aspecten te zijn die de eerste optie tegenspreken en voor de tweede spreken. Zo zijn er door de pro-Russische en Oekraïense troepen relatief weinig schoten gelost. Er zijn geen grote vuurgevechten uitgebroken tussen de twee partijen en ook bij de bezetting van de

Oekraïense kazernes is er door de Oekraïners bijna alleen maar symbolisch verzet getoond. Ook de derde optie zou kunnen, juist omdat het elementen heeft van optie één en twee. De verwarring die er is, is logisch als het juist iets heel nieuws zou betreffen. Doordat optie drie ook tot de mogelijkheden behoort, is het des te belangrijker uitsluitsel hierover te krijgen, want een nieuwe manier van oorlogvoeren, met nieuwe doelen en dus een nieuw paradigma, maakt het des te dringender een adequaat antwoord te

(7)

verzinnen.

De eerste stap in het onderzoek is het opzetten van een helder theoretisch kader; de lens waarmee gekeken wordt naar het conflict op de Krim. Hierin gaan we nader kijken naar de term paradigma, een

uitgebreidere beschrijving van de oorlogsparadigma’s van Smith en wat de criteria zijn voor een paradigma verschuiving op de Krim. In het tweede deel gaan we kijken naar de oorlogen van Rusland onder president Poetin en een zo helder mogelijke beschrijving van wat er afspeelde op de Krim (en het politieke spel daar omheen). In de beschrijving gaan we kijken naar drie aspecten: het militaire, het politieke en het civiele aspect. Hoewel deze scriptie primair een onderzoek is naar de militaire kant van de annexatie, is het toch van belang om in dit deel stil te staan bij politieke aspecten, omdat politiek en militair in conflicten nou eenmaal nauw met elkaar verweven zijn. Omdat de bronnen over de annexatie nog schaars zijn en er zeker geen boek over te vinden is, zullen we gaan kijken naar twee korte cases die goed gedocumenteerd zijn. Door de aanwezigheid van journalisten, webcams en camera’s kan er een beeld gevormd worden wat er precies gebeurde. Deze cases moeten illustreren hoe de verschillende pro-Russische en Oekraïense troepen op de Krim te werk gingen en zullen bijdragen aan een beter totaalbeeld. Vervolgens richten we ons op analyse: door met de lens van het theoretisch kader te kijken naar de beschrijving van de Krim kunnen we een antwoord formuleren op de hoofdvraag.

Uiteindelijk kan deze analyse gebruikt worden bij het bedenken van een adequaat antwoord op de tactiek en strategie die op de Krim gebruikt zijn. Want, zoals reeds eerder aangegeven, voor een adequate oplossing moet eerst het probleem goed begrepen worden. Een antwoord aandragen is echter niet één van de doelen, dit onderzoek zal zich exclusief richten op het analyseren van het probleem.

(8)

2.0 Theoretisch kader

Het theoretisch kader dat gehanteerd wordt is afgeleid van de theorie van Thomas Kuhn over wetenschappelijke revoluties. Het draait om het begrip paradigma. De term was van oorsprong een linguïstieke term, maar werd ook toegepast op de wetenschap door Thomas Kuhn in zijn boek The Structure of Scientific Revolutions, over de aard van veranderingen in wetenschap. In dit boek is zijn belangrijkste punt dat wetenschap zich niet cumulatief of evolutionair ontwikkelt, maar revolutionair. Nieuwe ontwikkelingen, theorieën of uitvindingen zorgen ervoor dat oude ideeën, concepten of apparaten overbodig worden, omdat ze simpelweg niet meer kloppen of relevant zijn. Zo’n revolutie noemde hij een paradigm-shift; een paradigma verandering. Vijftig jaar later zijn de structuren en terminologie van Kuhns werk nog steeds relevant. Zo relevant zelfs, dat in 2013, 51 jaar na de eerste druk, een vijfde versie werd uitgebracht. Alan Richardson, een vooraanstaand hoogleraar aan de British Columbia University in Vancouver, zegt in zijn review over de vijfde editie: ‘The Structure of Scientific Revolutions is the most important, most well-read, most influential, and, in many ways, greatest book in history and philosophy of science of the second half (if not the whole) of the twentieth century.’7

Kuhn heeft het in zijn boek niet specifiek over een oorlogsparadigma, hij beschrijft de aard van een wetenschappelijke revolutie. In dit hoofdstuk zullen we kijken naar een aantal aspecten van de theorie van Kuhn en die vervolgens toepassen op het fenomeen oorlog. Wat houdt de term paradigma precies in? Daarbij moet de vraag of oorlog wel als wetenschap gezien kan worden opgehelderd worden. Het gaat in het werk van Kuhn immers om wetenschappelijke revoluties. Doordat oorlogvoeren veel onzekerheden kent, lijkt het minder wetmatig dan een wetenschap à la natuurkunde. Daarna zullen we kijken naar het oorlogsparadigma. Hoe vertaalt de wetenschappelijke term paradigma zich door naar een

oorlogsparadigma? Vervolgens moeten we dieper ingaan op de huidige oorlogsparadigma’s. Het

begrijpen van die paradigma’s is essentieel als we willen bepalen of de annexatie van de Krim binnen één van de huidige oorlogsparadigma’s valt, of onderdeel is van een nieuw oorlogsparadigma. Een nieuw oorlogsparadigma begint niet zomaar. De laatste stap is daarom kijken naar wat de criteria voor een eventuele verandering zijn. Wat moet er gebeuren voordat er een verandering plaatsvind?

2.1 Paradigma’s

De Oxford dictionary omschrijft het woord paradigma als volgt: ‘A typical example or pattern of

something; a pattern or model’ en ‘A world view underlying the theories and methodology of a particular scientific subject.’8 Kuhn stelt dat activiteiten gedefinieerd en gecontroleerd worden door traditie. Traditie bestaat volgens hem uit principes en gebruiken die hun bestaansrecht hebben bewezen in het verleden voor de groep waar die tradities bij horen. Deze groep kan een groep mensen zijn, maar ook een groep ideeën of een groep van regels. Deze tradities sturen of controleren welke oplossingen een groep bedenkt voor problemen en crisissen die ze tegenkomen, lees: een door de praktijk van alledag geverifieerde

7 A. Richardson, ‘book review The Structure of Scientific Revolutions, 50th anniversary edition’, HOPOS: The Journal of the

International Society for the History of Philosophy of Science, vol. 3 no. 1, p.154

(9)

manier van denken en doen. Een crisis is een situatie die afwijkt van ‘normale’ problemen. Een situatie die nieuw is waardoor er geen tradities zijn die de situatie in eerste instantie kunnen oplossen. De traditie bevestigt zichzelf door crises overbrugbaar en dus oplosbaar te maken.9 Een paradigma is een zienswijze

over hoe een groep problemen die ze tegenkomt overbrugt. Vertaald naar een oorlogsparadigma, gaat het erover hoe een groep omgaat met een militair probleem. Het probleem kan zijn dat er geweld gericht is tegen de groep of hoe een groep geweld toe kan passen op een andere groep. Crisissen zijn dan situaties waarin de gebruikelijke oplossingen, bijvoorbeeld een bepaalde tactiek of strategie, niet helpen omdat het een situatie is die nog niet eerder is voorgekomen en dus geen oplossing heeft binnen het (bestaande) oorlogsparadigma.

Echter, de wijze van oorlogvoeren kan veranderen; de tradities van een groep kunnen veranderen. Als een oude traditie haar bestaansrecht niet meer kan bevestigen, omdat het niet meer toereikend is als oplossing voor een crisis die de groep ervaart, ontstaat er ruimte voor een nieuwe traditie. De oude traditie vervalt dan en een nieuwe traditie ontstaat in de vorm van een succesvolle oplossing voor het voorheen

onoplosbare probleem. Tradities zijn in de kern conservatief want, zolang de traditie zijn bestaansrecht bewijst, blijft de traditie behouden. Een traditie zal pas vervangen worden als dat bestaansrecht niet meer bevestigd kan worden. Dat gebeurt als de traditie niet toereikend is om een probleem overbrugbaar te maken. Belangrijk om te beseffen is dat op het moment dat de traditie zijn bestaansrecht niet meer kan bevestigen, het probleem al aanwezig is. Een nieuwe oplossing zal daarom plotseling komen, niet geleidelijk. Door de conservatieve aard zal de wisseling van tradities altijd plotseling zijn en nooit geleidelijk. Het is geen evolutie, maar een revolutie, een plotselinge omslag. In elk paradigma komen dit soort revoluties voor, Kuhn noemt dit een paradigm-shift, een plotselinge verandering in het paradigma.10

2.1.1 Oorlog als wetenschap

Is het mogelijk om oorlog te benaderen als wetenschap? In ieder geval niet als een exacte wetenschap, want dan zouden er wetmatigheden of regels gevonden moeten kunnen worden die bepaalde handelingen verklaren (of kunnen voorspellen). Als wetmatigheden gevonden kunnen worden, dan kan er ook een verwachtingspatroon geschapen worden. Regels zijn immers logisch en dus zouden er dan patronen in oorlog ontwaard kunnen worden. Dit gaat in tegen de idee van de ‘fog of war’ van Von Clausewitz, het idee dat oorlog onzeker en onduidelijk is, omdat het afhangt van factoren die je zelf niet kan bepalen of weten. Deze variabelen, om nog maar even in de termen van de exacte wetenschap te blijven, zijn er volgens Von Clausewitz drie: Je eigen kracht, de kracht van de tegenstander en de intentie van de tegenstander. Informatie over deze drie zal nooit perfect zijn en het is daarom onmogelijk oorlog op een wetmatige manier te bekijken: ‘Der Krieg ist das Gebiet der Ungewißheit; drei Vierteile derjenigen Dinge, worauf das Handeln im Kriege gebaut wird, liegen im Nebel einer mehr oder weniger großen Ungewißheit. Hier ist es also zuerst, wo ein feiner, durchdringender Verstand in Anspruch genommen wird, um mit dem Takte seines Urteils die Wahrheit herauszufühlen.’11 [‘War is an area of uncertainty;

three quarters of the things on which all action in War is based are lying in a fog of uncertainty to a greater or lesser extent.]’ Maar hoewel het geen sprake is van exacte wetenschap, zijn er aan hoe een oorlog gevoerd zou moeten worden wel verwachtingen te verbinden en is er te trainen op mogelijkheden.

9 D. Hollinger, ‘T. S. Kuhn’s Theory of Science and Its Implications for History’, The American Historical Review, vol. 78 no. 2 (april 1973), p.373

10 D. Hollinger, ‘T. S. Kuhn’s Theory of Science and Its Implications for History’, p.374 11 K. von Clausewitz, Von Kriege (1837), p. 23

(10)

De militair historicus John Lynn schrijft in hoofdstuk zes van zijn standaardwerk Battle hoe tradities en ideeën over hoe oorlog gevochten zou moeten worden bepalend zijn. Lynn legt het hebben van tradities als volgt uit: ‘Forces have definitions of and expectations regarding warfare. They aim to train in accord with those conceptions.’12 De tradities -en dus het paradigma- bepalen hoe een leger op situaties reageert.

Die tradities worden bijgebracht op militaire scholen. Zo leert een nieuwe generatie leiders om te gaan met bepaalde situaties, leren ze tactieken, etc. Dit zijn de tradities in de zin van Kuhn. Scholen zijn volgens Kuhn een essentieel onderdeel van wetenschap, want door middel van tekstboeken en lessen worden de paradigma’s van een bepaalde wetenschap geleerd aan een nieuwe generatie.13

Nog een parallel tussen oorlog en wetenschap lijkt te bestaan in de volgende stelling: als er een nieuw paradigma komt wordt het oude paradigma overbodig. Toen de Romeinse legioenen de Griekse hoplieten door superieure mobiliteit bij de slag van Korinthe wisten te verslaan, was de hopliet als tactiek niet meer relevant.14 Het middeleeuwse kasteel, met hoge en rechte muren, verloor door de uitvinding van het

kanon haar defensieve waarde. De muren waren gebouwd om katapulten te weerstaan, kanonnen schoten er zo doorheen. Hoewel de ene manier van vechten overbodig kan worden, kunnen mensen er door de conservatieve aard van tradities nog steeds mee doorgaan. Niet iedereen heeft meteen door dat een tactiek overbodig is geworden en sommigen zullen vasthouden aan de methodes die ze kennen. In de theorie van Kuhn zullen verdedigers van het oude paradigma zichzelf in bochten wringen om vol te houden dat ze het bij het rechte eind hebben; Ad hoc aanpassingen van het oude paradigma moeten voorkomen dat het paradigma verloren gaat.15 Ook Lynn ziet dat. Hij waarschuwt dat traditie kan leiden tot het vast blijven

zitten in niet langer functionele handelingen en denkpatronenen het niet flexibel genoeg zijn om te veranderen. Dit wordt versterkt doordat hoge officieren, die de beslissingen nemen, vaak een stuk ouder zijn dan de mannen die de tactieken of strategieën uiteindelijk moeten uitvoeren.16 Oude mannen zullen

meer vastzitten in hun gebruiken, gewoontes en tradities. Lynn gebruikt een mooie vergelijking: ‘When the military is caught without a range of responses, it may have to use the wrong methods; if all you have is a hammer, everything looks like a nail.’17 Kuhn bevestigt de conclusie van Lynn over traditie: ‘In

science [...] novelty emerges only with difficulty, manifested by resistance, against a background provided by expectation.’18 Die weerstand komt deels door traditie en deels omdat het omgooien van de ene traditie naar de andere een kostbare en langdurige zaak is, die het liefst niet wordt ondernomen.19 Ondanks dat ze vaak onvermijdelijk zijn, worden nieuwe tradities pas geaccepteerd als het niet anders kan: op het moment dat er een crisis is.

Dit betekent dat ondanks dat oorlog bestaat uit onzekerheden, oorlogsparadigma’s een belangrijk onderdeel zijn van oorlogvoering.

12 J. Lynn, Battle (Urbana-Champaign 2003), p.342

13 T. S. Kuhn, the structure of scientific revolutions (Chicago 1962), p.43

14 Hoplieten waren Griekse soldaten bewapend met een lange speer en schild. Samen vormden ze een muur van speren en schilden die moeilijk te doorbreken was. Hoewel het verdedigend potentieel enorm was, was de formatie log en kon ze moeilijk draaien, een punt wat effectief uitgebuit werd door de Romeinen.

15 Kuhn, p.78

16 C. Townshend, The Oxford History of Modern War (Oxford 2004), p.5 17 idem, p.342

18 idem, p.64 19 Kuhn, p.76

(11)

2.2 Oorlogsparadigma’s

Militaire denkers en leiders worden dus net zoals wetenschappers geleid door ideeën, theorieën en begrippen die zichzelf in het verleden hebben bevestigd: de tradities van Kuhn. Deze tradities worden geleerd aan nieuwe generaties officieren op militaire scholen en bepalen hoe een leger reageert op

conflicten. De tradities zullen niet zomaar veranderen, want verandering betekent dat ideeën, theorieën en begrippen moeten veranderen, iets wat liever niet gedaan wordt. In een oorlogsparadigma moet een eventuele verandering, net als in ieder ander paradigma, gedreven worden –volgens Kuhn- door een crisis. Hoe vaak oorlogsparadigma’s veranderen hangt af van hoe het begrip oorlogsparadigma geïnterpreteerd wordt.

Die interpretatie wordt in de literatuur op twee verschillende manieren gedaan. De eerste manier, onder andere gebruikt door de Britse historicus Geoffrey Parker, is dat het oorlogsparadigma bepaald wordt door de middelen die gebruikt worden in een conflict. Veranderen de middelen, bijvoorbeeld door de uitvinding van de tank, dan verandert het paradigma. Een nieuwe uitvinding dwingt de militaire leiders tot het herzien van hun strategieën en tactieken en heeft dus als gevolg dat de tradities van het paradigma veranderen. Best zegt dat veranderingen in het oorlogsparadigma in de laatste 500 jaar gekomen zijn door drie soorten revoluties: revoluties van administratieve, technologische en ideologische aard. Zo was de ‘leveé en masse’ ten tijde van de Franse Revolutie een ideologische revolutie; het was de eerste keer dat het mogelijk werd de bevolking van een land op te roepen om het land te verdedigen. Oorlogen daarvoor waren het domein van koningen en hun ambities. Iets waarvan de normale bevolking het belang niet van inzag en niet leek te interesseren. Koningen waren daarom afhankelijk van huurlingen voor hun legers. Vanaf de ‘levée en masse’ werd het mogelijk omvangrijke dienstplichtlegers te formeren, omdat het belang van de staat voor het eerst gelijk stond aan het belang van het volk. Het effect daarvan was een exponentiële groei van het aantal soldaten en als gevolg daarvan de schaal van oorlogen, omdat de omvang van een leger niet meer gelimiteerd werd door de hoeveelheid huurlingen die ingehuurd konden worden, maar door de omvang van het eigen volk. De revoluties van de Duitse generaal Helmut von Moltke waren technologisch en administratief van aard. Nieuwe wapens werden gebruikt en een superieure mobilisatie via spoorlijnen zorgden ervoor dat hoewel Frankrijk de oorlog verklaarde aan Pruisen in 1870, Pruisen veel sneller dan Frankrijk gemobiliseerd was. Vervolgens wist Pruisen, ondanks dat ze een kleiner leger had, Frankrijk te verslaan. Technologische en organisatorische innovaties zorgden voor een Pruisisch militair overwicht. Dat zorgde vervolgens voor een verandering in het

oorlogsparadigma.

De tweede manier is dat oorlogsparadigma’s niet gaan om de middelen, maar om de doelen. Dit is de interpretatie die Rupert Smith in zijn boek gebruikt en de interpretatie die in deze scriptie gebruikt zal worden. Het verschil met de eerste interpretatie zit hem in het feit dat ondanks dat de middelen kunnen veranderen, de doelen niet met elke nieuwe uitvinding of technologische revolutie veranderen, maar wel de manier waarop die doelen bereikt worden. Het oorlogsparadigma zal dan niet met elke nieuwe

uitvinding veranderen. Sterker nog, Smith zegt dat de twee huidige oorlogsparadigma’s zijn ontstaan in de Napoleontische oorlogen en sindsdien niet meer zijn veranderd, omdat de doelen in oorlog niet meer zijn veranderd. Zoals we in de volgende paragrafen zullen zien, zijn er in de laatste 200 jaar veel oorlogen gevochten volgens het ‘Interstate industrial warfare’ paradigma. Zowel de Frans-Duitse oorlog van 1870 als de Tweede Wereldoorlog volgde dit paradigma, ondanks dat de wapens, tactieken en strategieën voor

(12)

een groot deel anders waren. Of er nou een tank of een musket gebruikt werd, het uiteindelijke doel van beide conflicten was het zelfde: het verslaan van het vijandelijke leger.

2.2.1 Vier niveaus van oorlog

Om het oorlogsparadigma tastbaarder te maken, kijken we naar de vier niveaus van oorlog. Een oorlog wordt in beginsel op vier niveaus gevoerd: het politieke, het strategische, het operationele en het tactische niveau. Door de twee bestaande oorlogsparadigma’s en de annexatie van de Krim op dezelfde manier te analyseren kunnen we verschillen en gelijkenissen ontdekken. Aangezien we net hebben gezien dat het oorlogsparadigma bestaat uit tradities, kunnen we voor elk niveau ontdekken wat die tradities zijn. Een korte uitleg over de vier niveaus.

Het politieke is het hoogste niveau van de vier, op dit niveau wordt de doelstelling van het conflict bepaald. Daarnaast wordt op dit niveau ook de beslissing gemaakt of een oorlog gestart (of gestopt) wordt. Vroeger was de politieke top vaak hetzelfde was als de militaire top. Middeleeuwse koninkrijken zijn een voorbeeld waar de koning ook de hoogste commandant was van het leger. Tegenwoordig zijn de twee bijna altijd gescheiden, waardoor de militaire top op het strategische niveau de uitvoerder wordt van het politieke doel. Het doel op het strategische niveau kan nooit hetzelfde zijn als het politieke niveau. Smith: ‘..the political objective and the military strategic objective are not the same, and are never the same. The military strategic objective is achieved by military force, whist the political objective is achieved as a result of the military succes.’20 Elk niveau onder het politieke niveau bevindt zich volledig

binnen het niveau daarboven. Dus het strategische niveau bevindt zich binnen het politieke niveau, het operationele binnen het strategische en het tactische niveau tenslotte binnen het operationele niveau. Terug naar de militaire uitvoering op het strategische niveau. In de stap van het politieke doel naar het strategische doel, moet de politieke wens in een militaire wens worden omgezet. Een voorbeeld: de Geallieerden hadden in de Tweede Wereldoorlog als politiek doel het verslaan van Nazi-Duitsland en Japan. Om dit doel te bereiken moest het middel om tegenstand te bieden afgenomen worden van de Duitsers en de Japanners: hun leger. Het militair-strategische doel was dus het verslaan van het leger. Pas wanneer de Duitse en Japanse legers verslagen waren, kon het politieke doel vervuld worden. Op het tactische niveau ontstaat er een krachtmeting tussen de twee tegenstanders. Deze krachtmetingen, van individuele gevechten tot de verovering van een stad bepalen uiteindelijk of het politieke doel gehaald kan worden. Tussen het strategische en tactische zit het operationele niveau. Het operationele niveau is pas ontstaan toen legers zo groot werden dat ze niet meer door één commandant waren te besturen. Tot de 19e eeuw konden oorlogen op het tactische niveau worden beslecht. Een overwinning op het slagveld betekende, misschien na meerdere achtereen volgende slagen, een overwinning op het strategische niveau. Maar, vanaf de 19e eeuw worden de legers zo groot dat een enkele overwinning op het tactische niveau zich niet langer vertaalde naar een overwinning op het strategische. Het vereist steeds meer gevechten, vaak tegelijk en op meerdere fronten.21 De coördinatie van de verschillende gevechten op

tactisch niveau is waar het operationele niveau zich bevindt. Een commandant van het operationele niveau moet toewerken naar het strategische doel en de individuele tactische gevechten zo organiseren dat

20 Smith, p.217

(13)

ze samenwerken naar dat strategische doel.22 Een voorbeeld hiervan is de uitbraak van de Geallieerden uit Normandië in 1944. Dit vereiste niet één slag op tactisch niveau, maar een continue operatie en

coördinatie van verschillende Geallieerde legers die vochten tegen verschillende Duitse legers, om uiteindelijk uit Normandië te ontsnappen. Het operationele doel daarin, uitbreken uit Normandië, viel binnen het strategische doel, het verslaan van het Duitse leger. Op het tactische niveau werden de verschillende gevechten uitgevochten.

Nu kunnen we het onderzoek vervolgen, beginnend bij de twee huidige paradigma’s. We zullen ze beide aan de hand van de vier niveaus gaan analyseren: wat is het doel van het paradigma op elk niveau?

2.3 ‘Interstate Industrial Warfare’

Volgens Smith. zijn voor oorlogsparadigma ‘Interstate industrial warfare’, twee elementen essentieel: het speelt zich af tussen staten en is gebaseerd op een industrieel achterland en een bevolking die het conflict ondersteunt door het eigen leger te voorzien van wapens, manschappen en morele steun.23

Dit paradigma is ontstaan ten tijde van de Napoleotische oorlogen. Voor het eerst werden toen industrie en massa gebruikt om oorlogen te voeren. Waar oorlog daarvoor conflicten tussen relatief kleine legers huurlingen waren, kon er nu een enorm potentieel aan manschappen aangeboord worden: het volk. Dit werd mogelijk omdat vanaf de Franse Revolutie -een revolutie van het volk- het voortbestaan van de staat in het belang van het volk was. Revolutionair Frankrijk werd van alle kanten aangevallen door staten die het revolutionaire experiment wilden beëindigen. Het Franse volk moest dus vechten voor zijn eigen revolutie. Het effect hiervan was dat op het hoogtepunt in 1793, na de ‘levée en masse’, het Franse leger bestond uit ongeveer 700.000 man, een ongekend aantal. Nadat Frankrijk had laten zien hoe succesvol de ‘Leveé en masse’ was, probeerden andere landen het over te nemen, hoewel dat wel betekende dat ze in veel gevallen democratischer moesten worden.24 Maar als ze dat wisten te bereiken dan kregen ze de

mogelijkheid te beschikken over een machtig wapen: de dienstplicht.

Door de dienstplicht werd het volk op verschillende manieren betrokken bij conflicten, zij het op afstand. Het front van het conflict was een fysiek andere plek dan het ‘thuisfront’: de steden en dorpen. Omdat het volk belang had bij het winnen van het conflict, had het leger ook een belang om het volk te beschermen. Werd het volk niet beschermd en kwam het midden in het conflict terecht, dan was het moeilijk om het eigen leger te steunen.

Doordat alle staten volgens het ‘Interstate industrial warfare’ oorlogsparadigma vochten, was het in ieders belang om te zorgen dat de conflicten (zo veel mogelijk) gescheiden bleven van de bevolking. Dit

gemeenschappelijk belang werd (en is) vastgelegd in het oorlogsrecht. De basisconcepten van het huidige Internationaal Humanitair Recht (IHR), waar het oorlogsrecht onderdeel van is, zijn ongewijzigd van hoe ze tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog voor het eerst werden opgeschreven door Francis Lieber.25

22 Smith, p.17 23 R. Smith, p.31

24 G. Parker, Cambridge History of Warfare (Cambridge 2005), p.2 t/m 7

25 C. Sommaruga, Effective implementation of International Humanitarian Law in Changing Circumstances, speech ASIL Proceedings, 12/4/1997

(14)

Lieber, een Pruissische immigrant en advocaat, schreef in 1863 General Orders 100, voor het leger van de Unie. Deze wetten werden later bekend onder de naam Lieber Code.26 De kern van de Lieber Code is de scheiding tussen combattanten (mensen die vechten) en non-combattanten (mensen die niet vechten). non-combattanten moeten in oorlog zo veel mogelijk gespaard blijven. Artikel 18 van de Lieber code, over het bombarderen van steden, is een voorbeeld hoe de Lieber Code probeerde combattanten en non-combattanten probeerde te scheiden. Het artikel zegt: 'Commanders, whenever admissible, inform the enemy of their intention to bombard a place, so that the noncombatants, and especially the women and children, may be removed before the bombardment commences.'27 De basis die Lieber bedacht, is

tegenwoordig nog steeds belangrijk. Het Rode Kruis zegt het volgende over het IHR van tegenwoordig: 'it’s still based on the balance between military necessity and human dignity found in the Lieber Code.'28 Hoewel het IHR zeker niet perfect is, en in het geval van een totale oorlog grote tekortkomingen toont, kan het in een beperkte oorlog levensvatbaar zijn. Het probleem met het IHR is dat het alleen werkt als alle partijen in een conflict zich aan de wetten houden. Bij een totale oorlog is de inzet en de wil om te winnen zo hoog, dat geen van de strijdende partijen zich beperking zal opleggen, als die de kans om te winnen verminderen. Bij een beperkte oorlog met duidelijke, beperkte doelstellingen is de bereidheid van de strijdende partijen om zich te beperken in het geweld volgens de wetten van het IHR groter.

Vanaf de Napoleontische oorlogen werden industrie en massa toegepast in de conflicten tussen

natiestaten. Het doel was altijd hetzelfde, Von Clausewitz zei daarover: ‘Destruction of the enemy forces must always be the dominant consideration.’29 Smith bevestigt dit, want volgens hem heeft ‘industrial war

the overarching purpose of achieving the desired political outcome by the destruction of the opponent’s ability to resist.’30 Neem de mogelijkheid om tegenstand te bieden weg, door de vernietiging van het vijandelijke leger, en je kan jouw wil opleggen aan de tegenstander. Het verslaan van de tegenstander betekent dat de gevechten op het tactische niveau gewonnen moeten worden en dat ze vallen binnen (en meewerken aan) een haalbare politiek-strategische doelstelling.

Met de legers waarmee gevochten werd ten tijde van de Napoleontische oorlogen (relatief kleine legers vergeleken met 100 jaar later), kon de wil en mogelijkheid van je tegenstander om tegenstand te bieden binnen een klein aantal slagen worden gebroken. Maar, met grotere legers en een efficiënte staat die gesteund wordt door een industrieel achterland en het volk, is het moment dat een tegenstander de wil en mogelijkheid verliest om zich te verzetten steeds verder weg: waar het Napoleon in 1806 nog lukte om in een aantal dagen Pruisen te verslaan, kostte het de Geallieerden in de Tweede Wereldoorlog zes jaar om Nazi-Duitsland te verslaan. De reserves die landen konden aanspreken na de Napoleontische oorlogen, zowel in soldaten als in materieel, leidde ertoe dat er langdurige en grote conflicten nodig waren om de wil op te leggen aan de tegenstander. Zo groot, dat er meerdere legers op meerdere fronten tegelijk aan het vechten waren.

26 H. Kinsella,The image before the weapon. A critical history of the distinction between combatant and civilian (Ithaca, 2011), p. 4

27 http://www.icrc.org/applic/ihl/ihl.nsf/ART/110-20019?OpenDocument 28 The Lieber Code: Limiting the Devastations of War

http://www.redcross.org/images/MEDIA_CustomProductCatalog/m16240360_Lieber_Code_lesson.pdf 29 Quote in G. Parker, Cambridge History of Warfare, p.5

(15)

Na de Tweede Wereldoorlog bleven staten hun legers op dezelfde manier trainen en organiseren, met het oog op een nieuwe confrontatie: de Koude Oorlog. Dit werd voorgesteld als een ‘industrieel’ conflict op ongekende schaal in Europa tussen de NAVO en het Warschaupact. Daarbij zou ook het meest

destructieve wapen uit de Tweede Wereldoorlog worden ingezet: de atoombom.

Hoewel de manier waarop Westerse staten in de 200 jaar na de Napoleontische oorlogen oorlog voerden veranderde, veranderde het doel niet: de eigen wil opleggen aan de tegenstander. Dit doel bereiken vraagt om een steeds langere oorlog, omdat het industriële achterland en de bevolking het militaire potentieel van een land enorm vergroot en een steeds sterkere staat dat potentieel steeds efficiënter kan aanboren. De Tweede Wereldoorlog kostte aan 50 miljoen mensen het leven voordat Duitsland en Japan de wil en mogelijkheid verloren door te vechten. Tegenwoordig zijn de meeste Westerse en voormalige Soviet-staten nog steeds deels op deze manier geconfigureerd, hoewel de dreiging van een industriële oorlog gering is31 De Koude oorlog is nooit warm geworden en afgezien van de Eerste Golfoorlog volgden weinig van de conflicten van het Westen na de Koude Oorlog het ‘Interstate Industrial Warfare’ oorlogsparadigma, maar blijkbaar zijn de indrukken en ervaringen van de Tweede Wereldoorlog en de Koude Oorlog niet zo makkelijk uit te wissen.

2.3.1 Vier niveaus van oorlog & het ‘Interstate Industrial Warfare’ oorlogsparadigma

Afgezet tegen de eerder besproken indeling van de vier niveaus van oorlogvoering laat het ‘Interstate Industrial Warfare’ oorlogsparadigma zich als volgt omschrijven. Het politieke doel spreekt voor zich: het doel is om de eigen wil op te leggen aan de tegenstander. Het strategische niveau is een vertaling van deze politieke wens naar een militair doel. Het politieke doel kan behaald worden door de middelen van de tegenstander om tegenstand te bieden te vernietigen: het leger. Het conflict is dan primair een exercitie van macht; het eigen leger moet sterker zijn en langer kunnen volhouden dan die van de tegenstander. Als dat volbracht is, dan kan de wil van de een opgelegd worden aan de ander. Op het tactische niveau moet de strategische wens tot uiting komen: de vijandelijke troepen verslaan. Een overwinning op het tactische niveau hangt niet alleen af van de technische staat van het materieel, maar ook van de

organisatie, doctrine en (misschien wel de belangrijkste) de wil om te winnen. Vanaf de Napoleontische tijd worden oorlogen zo complex en groot, omdat de grote van legers toeneemt en staten in staat zijn veel langer tegenstand te bieden, dat de organisatie die daar voor nodig is niet meer geleid kan worden door één persoon. Het aansturen van meerdere legers die tegelijkertijd op meerdere plekken kunnen vechten vraagt om een niveau tussen het strategische en het tactische: het operationele niveau. Als de kenmerken van elk niveau in een tabel wordt gezet, krijgen we het volgende:

(16)

Tabel 1: ‘Interstate Industrial Warfare’

Niveau ‘Interstate’

Politiek Eigen wil aan de tegenstander opleggen

Strategisch Leger van de tegenstander verslaan

Operationeel Samenhangende, omvangrijke militaire campagnes

Tactisch Fysieke vernietiging of buiten gevechtstelling vijandelijke gevechtskracht

2.4 ‘War Amongst the People’

Het tweede oorlogsparadigma van Smith heeft fundamenteel andere doelen dan het eerste. Direct na 1945 dachten ‘statesmen, soldiers, and the scientists who worked for them and provided them with ideas could still delude themselves that the next war would be like the previous on - give or take a few cities turned into smoking radiating ruins.’32 Maar met de komst van het Mutually Assured Destruction (MAD) principe, waarin de VS en de SU beide genoeg nucleaire wapens hadden om de wereld volledig te vernietigen werd het Interstate Industrial war paradigma zo gewelddadig dat het datgene waarvoor gevochten werd, de staat en het volk, erdoor vernietigd zou worden. Dit zorgde voor een trend: in de 19e

eeuw waren 70% van de slachtoffers militairen, maar sinds 1945 zijn van de vijftig miljoen mensen die zijn omgekomen in oorlog 70% burger.33 Dat komt omdat sinds 1945 90% van de conflicten

kleinschalige, lokale conflicten zijn, uitgevochten met relatief simpele wapens.34

De origine van dit oorlogsparadigma ligt wederom bij de Napoleontische oorlogen. Maar deze keer ontstond het niet in grote gevechten tussen staten, maar in een langdurig, kleinschalig conflict in Spanje. In 1808 veroverde Napoleon Madrid en kroonde zijn broer Joseph koning van Spanje. De kroning betekende niet het einde van het Spaanse verzet. Sterker nog, ondanks dat hun land bezet was en hun legers verslagen vochten de Spanjaarden door. Ze wisten dat ze in een directe confrontatie de Fransen niet konden verslaan en dus bedachten ze andere manieren om de Franse bezetter te breken. Met kleine mobiele groepen die directe confrontaties met de Fransen vermeden door altijd te blijven bewegen, door te schuilen onder de bevolking, door nooit aan een bepaald gebied vast te houden en door alleen de confrontatie aan te gaan als het in hun eigen voordeel was. In plaats van uit te zijn op een vernietiging van de vijandelijke troepen (iets wat ze nooit voor elkaar zouden krijgen), was het doel de wil van de Fransen om te vechten te eroderen. Ze noemden dit de kleine oorlog; de guerrilla.

Doordat het bereiken van dat doel niet afhangt van militaire macht, kan een militair zwakkere partij een militair sterke partij verslaan. Smith: ‘ [guerrilla] allows the militarily weak to engage the strong to

32 Townshend, p.343 33 Parker, p.395 34 idem

(17)

advantage. It is based on only using military force in tactical acts… the object is to constantly and expensively undermine the stronger army and to thereby break the will of the government and the people to make war. ...the object at the strategic level [is] winning the clash of wills: to erode te capability to govern, and to form the intent of the people. ’35

Dat laatste, ‘to form the intent of the people’, is een volgend punt waarin het tweede paradigma zich onderscheid van het eerste. In het eerste paradigma is de mening en steun van het volk belangrijk in een conflict. Maar waar in het ‘industriële’ oorlogsparadigma alleen de mening en steun van het eigen volk belangrijk is (de mening van het volk van de tegenstander is niet relevant omdat zij niet direct te maken hebben met het conflict), is het volk bij het ‘war amongst the people’ paradigma van veel meer belang. Niet alleen is het nodig als een bron van mankracht, het is ook een plek om te schuilen en, uiteindelijk, moet het volk ook overtuigd raken van de eigen ideologie. Want, het conflict speelt zich niet af aan fronten aan de rand van de samenleving, maar middenin. Bijkomend houdt dat in dat het oorlogsrecht, dat uitgaat van een scheiding tussen combattanten en non-combattanten, van heel beperkte waarde is, want in ‘War amongst the people’ bestaat die scheiding niet: de burger is het doel. Doordat een overwinning van een conflict alleen behaald kan worden op het politieke niveau is de mening van het volk van essentieel belang: het conflict kan niet gewonnen worden door een partij zolang het volk haar versie van vrede niet steunt. Alle partijen in het conflict zullen dus hun best doen om het volk te overtuigen, onder andere door een beter alternatief dan de andere partij te bieden.

Legers van Westerse landen, die georiënteerd waren naar het ‘Interstate industrial war’ oorlogsparadigma, zijn geregeld terecht gekomen in conflicten die het ‘War amongst the People’ oorlogsparadigma volgden. Voorbeelden zijn de Boerenoorlog in Zuid-Afrika tussen Groot-Brittannië en de Boeren Republieken aan het einde van de 19e eeuw, de oorlog die Nederland vocht in Indonesië tussen 1945 en 1949, de oorlog die Frankrijk vocht in Algerije van 1954 tot 1962, de Sovjet Unie (SU) in Afghanistan van 1979 tot 1989 en de oorlogen van de Amerikanen in Vietnam en Irak. Als er gemeten wordt naar factoren die belangrijk zijn in het ‘industriële’ paradigma, dan hadden de Westerse landen absoluut moeten winnen. Ze hadden een groot militair overwicht, technisch geavanceerdere wapens, meer geld, meer troepen en meer

discipline. De op papier zwakkere partij was vaak slechts licht bewapend, meestal alleen met wapens die ze konden tillen en bestond uit non-professionele troepen. Maar, ondanks die militaire superioriteit wisten de professionele legers het niet te winnen van de zwakkere tegenstanders. Smith: ‘conflicts have more and more been of apparently asummetric of grossly mismatched opponents -technologically armed industrial state forces against often poorly armed non-state actors- yet it is the latter that gave often either prevailed or else turned a military victory into a political disaster.’36 Dat komt omdat de tegenstanders in deze conflicten verschillende doelen hadden: ze volgden verschillende oorlogsparadigma’s. Het Westerse leger volgt het ‘Industriële’ oorlogsparadigma en probeerde haar tegenstander militair te verslaan op het strategische niveau: daaruit zou dan een politieke overwinning volgen. Maar haar tegenstander was helemaal niet uit op een militaire beslissing -die ze nooit zou winnen- op het strategische niveau. De zwakkere partij volgt het ‘War amongst the People’ oorlogsparadigma en was dus uit op het eroderen van de wil van de tegenstander door te constant en overal te vechten en de publieke opinie te bespelen: die twee elementen moeten samen voor een overwinning zorgen op het politieke niveau. De militaire

35 R. Smith, p.177 36 Smith, p.240

(18)

confrontaties vinden dan alleen plaats op het tactische niveau, doordat er gevochten wordt met kleine groepen strijders.

Ook in dit oorlogsparadigma bleven de doelen hetzelfde, hoewel de middelen veranderden. De vorm die het conflict krijgt om de doelen te bereiken is niet altijd hetzelfde. Want, hoewel dit oorlogsparadigma is ontstaan door een guerrilla, is het inmiddels in veel verschillende conflicten toegepast. Het is gebruikt door revolutionairen, partizanen, rebellen en vrijheidsstrijders. Misschien kunnen we daar straks nog een groep aan toevoegen als het blijkt dat Rusland bij de annexatie van de Krim dit oorlogsparadigma heeft gevolgd: een staat.

2.4.1 Vier niveaus van oorlog & het ‘War Amongst the People’ oorlogsparadigma

De vertaling van het ‘War amongst the people’ oorlogsparadigma naar de vier niveaus van oorlog ziet er als volgt uit. Het politieke niveau kent dezelfde doelstellingen als in het eerste oorlogsparadigma: het verslaan van je tegenstander zodat je jouw versie van vrede kan opleggen. Maar in plaats van dat te bereiken door de tegenstander op het strategische niveau militair te verslaan, moet de wil om te vechten van de tegenstander geërodeerd worden. Het is een krachtmeting van de wil om te winnen: wie houdt het langste vol? Gevechten vinden alleen plaats op het tactische niveau, omdat de zwakkere partij directe confrontaties op grotere schaal wil vermijden, want ze wil een beslissende slag ten alle kosten

voorkomen. Om dat te doen zal de zwakkere partij werken met relatief kleine formaties die niet gebonden zijn aan fronten; ze kunnen overal toeslaan. Het operationele niveau is van beperkt belang omdat

aanvallen beperkt gecoördineerd moeten worden, door de kleine formaties zijn grote bewegingen zoals bij het conventionele paradigma niet belangrijk. Als we dat in een tabel zetten naast het ‘industriële’

paradigma, dan ziet dat er zo uit:

Tabel 2: ‘War Amongst the People’

Niveau ‘Interstate’ ‘Amongst the People’

Politiek Eigen wil aan de tegenstander

opleggen Eigen wil aan de tegenstander opleggen

Strategisch Leger van de tegenstander verslaan Wil van de tegenstander om te vechten eroderen

Operationeel Samenhangende, omvangrijke

militaire campagnes -

Tactisch Fysieke vernietiging of buiten gevechtstelling vijandelijke gevechtskracht

Continue vechten, overal & op kleine schaal, beslissende slag ontwijken

(19)

Het ‘War amongst the People’ paradigma heeft dus fundamenteel andere doelen dan het ‘Interstate industrial War’ paradigma.

2.5 De derde optie

In de inleiding zijn drie mogelijke opties uiteen gezet voor het oorlogsparadigma van de annexatie van de Krim. Met opties één en twee is de annexatie verlopen volgens één van de bestaande oorlogsparadigma’s, met optie drie is het mogelijk dat er een nieuw oorlogsparadigma is ontstaan hetgeen betekend dat er een paradigmaverandering heeft plaatsgevonden. Zoals we hebben gezien is een verandering altijd plotseling en dat betekend dat er elementen waren op de Krim die de Russische militaire leiders dwongen tot een andere oplossing: de doelen van het paradigma moeten veranderen. Volgens Smith: ‘a shift occurs when an anomaly finally does subvert the existing traditions of scientific practice.’ Dus een

paradigmaverschuiving op de Krim zou dan moeten betekenen dat er een anomaly -een crisis- was die ervoor zorgde dat Rusland de Krim niet op een ‘normale’ manier kon overnemen. Wanneer kan er dan sprake zijn van een paradigmaverandering op de Krim?

De structuur die gevolgd wordt bij een verandering in het paradigma heeft volgens Kuhn drie stappen. Het begint met het besef dat er iets plaatsvindt wat afwijkt van de normale tradities, gebruiken en verwachtingen, zoals die waren beschreven in paragraaf 2.2. De afwijking wordt vervolgens verder geanalyseerd: is deze afwijking echt niet op te lossen binnen het huidige paradigma? Indien het antwoord op deze vraag negatief is, is de laatste stap dat het paradigma wordt aangepast. Dat kan zowel een aanpassing van het huidige paradigma zijn als een heel nieuw paradigma. Daarmee is de afwijking niet langer afwijkend, maar de (nieuwe) normaal geworden, want de oplossing voor het probleem wordt toegevoegd aan de tradities van het nieuwe of bestaande paradigma.37

Als we naar de aard van een paradigma kijken moeten er tekenen gevonden kunnen worden die erop duiden dat er iets aan de hand is wat niet verklaard kan worden met het normale oorlogsparadigma. Het feit dat er een crisis is, is te zien aan twee universele tekenen volgens Kuhn: ‘All crises begin with the blurring of a paradigm and the consequent loosening of the rules for normal research.’38 De eerste

indicatie van een crisis is inherent aan een crisis zelf; verwarring en onduidelijkheid. De tweede indicatie, de ‘loosening of the rules’, gaat erover dat er meer out-of-the-box oplossingen bedacht worden, die niet persé binnen het normale paradigma vallen. Op deze momenten hoeft het overigens nog niet altijd duidelijk te zijn dat er daadwerkelijk een crisis is, maar deze twee elementen zijn een noodzakelijke indicatie dat er sprake van is of gaat komen.

Vervolgens komt de crisis op een van drie manieren tot zijn einde. Ten eerste kan het zo zijn dat uiteindelijk toch blijkt dat het huidige paradigma de crisis kan oplossen. In dat geval vindt er geen verandering van het paradigma plaats, maar wel vaak een oprekking. Ten tweede kan het zelfs zo zijn dat radicale nieuwe manieren tekort schieten om de crisis op te lossen. Het probleem wordt dan aan de kant geschoven om hopelijk opgelost te kunnen worden door een latere generatie. In het geval van het

37 Kuhn, p.52 38 Kuhn. p.84

(20)

oorlogsparadigma betekent dit, dat een land of groep verslagen of zelfs bezet wordt. De crisis (in dit geval het niet kunnen verslaan van de vijand) wordt dan niet opgelost, maar doorgeschoven naar een later tijdstip. De derde optie is dat er een nieuw paradigma ontstaat, die de crisis wel kan oplossen.39

In de analyse van de Krim zijn we daarom op zoek naar een crisis; pas met een crisis is optie drie mogelijk. Daarin zijn twee elementen van belang. Ten eerste, als we op zoek zijn naar een situatie die afwijkt van het normale, wat is het normale? Daarvoor moeten we een korte uitstap maken naar de andere oorlogen die Rusland heeft gevoerd. En ten tweede, wie moet er in een crisis hebben gezien? Zijn wij (als toeschouwers van het conflict) dat? Dat is niet het geval. Degene die de crisis moet zien is degene die het plan tot annexatie moet opstellen, in dit geval Rusland. Rusland moet erkennen dat er een probleem is wat niet opgelost kan worden met het huidige paradigma, een probleem wat de planners dwingt tot een andere aanpak. Wij als toeschouwers kunnen niet door de ogen van de Russische planners kijken, maar we kunnen wel de effecten van hun planning zien. Dan is de vraag, kunnen we bepalen of er sprake is van een crisis is of niet om te bepalen of optie drie mogelijk is? Ja, want eigenlijk kijken we in dit onderzoek in tegenovergestelde richting: we kijken naar de uitkomst van een conflict, analyseren hoe dat conflict gevoerd werd en pas dan, als het blijkt dat er een nieuwe aanpak is, kunnen we bepalen of er een crisis was. Zijn deze elementen aanwezig, dan is de derde optie mogelijk en is Rusland met de annexatie van de Krim een nieuw oorlogsparadigma gestart.

De lens die uiteen is gezet in de laatste pagina’s moet het oog trainen voor de volgende delen. We hebben gezien wat een oorlogsparadigma is, wat de huidige oorlogsparadigma’s zijn, hoe een paradigma

verandert en de criteria waarnaar we opzoek moeten gaan bij de analyse van de onderhavige annexatie.

(21)

3.0 Poetins Oorlogen

Is de annexatie van de Krim door Rusland een doorontwikkeling van de vorige oorlogen, of is er een verzameling van nieuwe tactieken en strategieën te zien? Marcel van Herpen, hoofd van de Cicero Foundation in Maastricht, een denktank over Oost-Europa, analyseert de oorlogen van Poetin in zijn boek Putin’s Wars (Plymouth 2014). De annexatie van de Krim was niet de eerste annexatie, of de eerste oorlog, van Rusland sinds Poetin aan de macht is. De eerste was tegen de facto onafhankelijke republiek Tsjetsjenië, tussen 1999 en 2009: de Tweede Tsjetsjeense Oorlog. De Eerste Tsjetsjeense Oorlog was tussen 1994 en 1996, onder de leiding van Boris Yeltsin. Na 1996 verloren de Russen hun wil om te vechten en trokken zich terug. Ondanks dat de Tsjetsjenen numeriek in de minderheid waren en minder goed bewapend waren, was hun motivatie door te blijven vechten vele malen groter dan die van de Russen. De Tsjetsjenen vochten voor de onafhankelijkheid van hun vaderland, terwijl het Russische leger vooral bestond uit dienstplichtigen. In 1996 trokken de Russen zich terug en werd Tsjetsjenië in alles behalve naam een onafhankelijke republiek. Hun onafhankelijkheid van Rusland was kort, want tussen 1999 en 2009 hebben de Russen dat ‘rechtgezet’. De oorlog startte nadat islamitische strijders uit Tsjetsjenië de buurrepubliek Dagestan aanvielen. Van Herpen zegt in zijn boek dat dat niet getolereerd kon worden en deze aanval werd aangegrepen als casus belli.40 Na tien jaar vechten was de Tsjetsjeense

Republiek in 2009 weer onderdeel van Rusland. Om dit doel te bereiken zijn de Russen hardhandig te werk gegaan. Geschat wordt dat in de twee Tsjetjeense oorlogen ongeveer 250.00 Tsjetsjeense burgers zijn omgekomen, 15 tot 20 procent van de totale bevolking.41 De Russische troepen begonnen de tweede oorlog in 1999 met het bombarderen van Grozny, de hoofdstad van Tsjetjenië, terwijl er nog 15.000 tot 40.000 burgers in de stad aanwezig waren. Van Herpen: ‘the crude logic was that fifteen to forty thousand civilians [...] might well be sacrificed for the defeat of several thousand seperatist fighters.’42 Rusland

claimde in 2009 de overwinning. In de jaren daarvoor werden de Russische troepen langzamerhand vervangen door Tsjetsjeense troepen, waardoor het een clonflict tussen Tsjetsjenen werd. De ene groep gesteund door Rusland, de andere niet. De groep die niet gesteund werd door de Russische regering, is uiteindelijk opgenomen in de groep die wel gesteund werd (en wordt) door Rusland, onder leiding van Razman Kadyrov.43 Uiteindelijk zijn de Tsjetsjeense rebellen dus niet militair verslagen door Rusland,

maar hebben ze eieren voor hun geld gekozen.

Wat is daarmee het paradigma wat gevolgd werd door de Russen? De Russen waren, zeker in het begin, uit op de militaire vernietiging van de rebellen. Dat daarbij grote hoeveelheden burgers omkwamen, werd voor lief genomen. Daarmee lijkt het dat deze oorlog in het begin het ‘Industrial interstate war’ paradigma volgde. Maar in de loop van het conflict veranderde dat. Met de introductie van Tsjetsjenen die voor de Russen vochten en later het overlopen van de rebellen naar de pro-Russische kant, werd het conflict niet beëindigd met het militair verslaan van de tegenstander, maar met het wegnemen van de wil om te vechten. Daarmee volgde het dus de lijnen van het tweede paradigma, ‘War amongst the people.’

40 M. van Herpen, Putin’s wars (Plymouth 2014), p.176 41 idem, p.199

42 idem, p.189 43 idem

(22)

De tweede oorlog was de oorlog met Georgië, van 8 tot 13 augustus 2008. In deze oorlog veroverde Rusland twee Georgische provincies, Zuid-Ossetië en Abchazië. De casus belli was volgens de Russen deze keer dat de Georgische troepen het vuur hadden geopend op Russische burgers in de hoofdstad van Zuid-Ossetië, Tskhinvali.44 De Georgiërs begonnen als eerste met schieten op de Russen en niet

andersom. Echter, de Georgiërs schoten op Russen die zich al op Georgisch grondgebied bevonden.45 Hierin hadden ze weinig keus. Ze konden of blijven afwachten en toekijken hoe Rusland steeds meer en meer troepen het land binnen bracht, of aanvallen en de opbouw stoppen. Op dat moment was het Georgische leger al kansloos, ze wisten dat ze niet konden winnen. Het Georgische leger bestond uit ongeveer 17.000 troepen, terwijl de Russen 40.000 manschappen op Georgisch grondgebied hadden.46

Vijf dagen na de start was het voorbij en de twee provincies zijn nog steeds onderdeel van Rusland. Was het Russische leger hier uit op het verslaan van het Georgische leger? Het was volgens de Russen geen oorlog, maar een humanitaire interventie missie, die nodig was om de Russische burgers daar te beschermen. Maar Ronald D. Asmus, een voormalige Amerikaanse diplomaat zei over de oorlog: ‘Moscow was trying to de facto annex these two disputed enclaves bit by bit in slow motion -testing to see if the West would protest and daring Tbilisi to try to stop them.’47 Vijf dagen lang hebben Russische en Georgische troepen met elkaar gevochten om de controle van de twee afvallige provincies. Vijf dagen na het begin werd er akkoord gegaan met een staakt-het-vuren dat was voorgesteld door de Franse president Sarkozy. Daarmee lijkt het conflict het ‘Interstate industrial warfare’ oorlogsparadigma te hebben gevolgd: beide partijen waren uit om het vijandelijke leger te vernietigen en daarmee de mogelijkheid om tegenstand te bieden te eindigen.

Rusland heeft in de laatste twee oorlogen die ze gevoerd heeft gebruik gemaakt van beide paradigma’s. Als optie drie nog een mogelijkheid wil blijven dan moeten de Russische leiders voor een derde manier gekozen hebben: een oorlog met nieuwe doelen.

44 Idem, p.205 45 idem, p.231 46 idem, p.225

(23)

4.0 De annexatie van de Krim

Bron: BBC

Na Tsjetsjenië en Georgië is de annexatie van de Krim het derde conflict van Rusland onder Poetin. Op 26 februari 2014 verschijnen op verschillende plekken op de Krim gewapende mannen. In de maand die daarop volgt wordt de Krim bijna zonder bloedvergieten stap voor stap los gemaakt van Oekraïne. De Oekraïense troepen gaven slechts sporadisch verzet en de interim-regering in Kiev trad terughoudend op. Op 24 maart 2014 kwam het conflict op de Krim tot een einde, toen de Oekraïense interim-premier Oleksandr Turchynov de overgebleven troepen de opdracht geeft het schiereiland te verlaten.48 Wat

gebeurde er tussen 26 februari en 24 maar 2014?

Om de deelvraag te beantwoorden gaan we kijken naar drie dimensies van het conflict: de militaire dimensie, de politieke dimensie en de civiele dimensie. De beschikbare bronnen hierover zijn nog beperkt, maar er kan met behulp van aanwezige journalisten en filmbeelden een algemeen beeld worden geschapen. Om meer duidelijkheid te krijgen hoe de troepen precies te werk gingen, zullen we twee cases bekijken. Beide cases, de bestorming van het Oekraïense marine hoofdkwartier in Sebastopol en de bestorming van Belbek luchtmachtbasis, zijn goed gedocumenteerd. Zowel door neutrale journalisten (als er zoiets als een neutrale journalist bestaat), als door Oekraïense en Russische journalisten. Wat deze twee cases nog interessanter maakt is de aanwezigheid van webcams. Bij beide cases stond er een webcam met livestream gericht op de toegangspoorten. Wat de webcams lieten zien stond al op het internet voordat iemand er wat aan kon doen. De twee cases moeten meer inzicht geven in de werkwijze van de

(24)

verschillende groepen die de Krim uit Oekraïense handen wilden hebben. Maar voordat we daar naar gaan kijken zullen we kort zien hoe dit conflict is ontstaan.

4.0.1 Aanleiding conflict

Het begin van het conflict wordt ingeluid door de val van pro-Russische president Viktor Yanukovych op 26 februari 2014, na bijna drie maanden van steeds zwaardere protesten in Kiev. Die protesten

ontstonden nadat Yanukovych besloot niet akkoord te gaan met het EU-associatie verdrag. Een paar weken later, op 17 december, ontvangt Yanukovich een hulppakket van Rusland, in de vorm van 15 miljard dollar en kortingen op de levering van aardgas. Dit wordt door de protesterenden opgevat als omkoping door Rusland, waardoor de protesten doorgaan en heviger worden. Op 16 januari worden de protesten nog heviger, omdat de regering anti-protest wetten aanneemt. Die wetten luiden een escalatie in. Betogers nemen overheidsgebouwen in, de regering stapt op en op 20 januari vallen de eerste slachtoffers. Op 20 februari verandert het Bevrijdingsplein in Kiev in een slagveld, als er in 48 uur 77 betogers worden neergeschoten door de Berkut, de oproer politie van Kiev.49

De onrusten op de Krim beginnen later dan die in Kiev, pas in januari 2014 ontstaan er protesten op de Krim, veelal pro-regering. Vanaf 23 februari ontstaan er pro-Russische protesten in Sebastopol. Het grootste deel van de bevolking van Sebastopol is Russisch en duizenden mensen gaan de straat op om te protesteren tegen de betogers in Kiev.50 De bevolking van Sebastopol is niet alleen grotendeels Russisch,

ook wordt een deel van Sebastopol geleased door de Russische overheid, omdat het de historische thuishaven van de Russische Zwarte Zee vloot is. De protesteerders zijn op 23 februari nog vreedzaam, maar die vreedzaamheid blijft niet lang. Op 27 februari bestormen honderd gewapende mannen het Krimse parlementsgebouw, om daar een nieuwe regering af te dwingen. De zittende regering van de Krim heeft de dag daarvoor de kant gekozen van de revolutionaire regering in Kiev toen Yanukovych afgezet werd. De gewapende mannen zeggen dat ze de Russische inwoners van de Krim moeten beschermen tegen de nieuwe regering in Kiev.51 Rusland behoudt zich het recht voor om Russen over de grens te

beschermen. De toenmalige Russische president Medvedev zei op 8 augustus 2008, de dag dat de oorlog met Georgië begon: ‘I must protect the lives of Russian citizens wherever they are.’52

Dit is het begin van het conflict op de Krim.

4.1 Militair

Op 28 februari verschijnen er ongemarkeerde troepen bij de civiele luchthaven van Simfernopol: de ‘groene mannen’. Deze troepen hebben een heel ander karakter dan de gewapende mannen die het parlementsgebouw bestormden. Ze zijn beter bewapend en uitgerust en gaan geordend te werk. Dit is niet de enige plek waar ze verschijnen, want ook bij het militaire vliegveld van Sebastopol is een blokkade aan de gang, door dezelfde soort mannen.53 Wie het zijn is niet duidelijk. Russia Today (RT), een

49 Auteur onbekend 24/02/2014, ‘Why is Ukraine in trouble?’, BBC News, http://bbc.in/1lqlMt7

50 H. Amos, ‘Ukraine crisis fuels secession calls in pro-Russian south’, 23/02/2014, The guardian, http://bit.ly/1dnY9JB 51 S. Shuster , ‘Ukraine’s New Leaders Struggle to Govern Under the Gun’, 27/02/2014 Time, http://ti.me/1plEp2p 52 Quote in V. Herpen, p.231

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Aanleiding voor deze discussie was de precaire financiële situatie waarin het merendeel van de studenten zich rond deze tijd bevond en meer in het bijzonder het hoge zelfmoordcijfer

6 oktober 2020; Administratief reglement van het ministerie van Binnenlandse Zaken van de Russische Federatie voor het verlenen van staatsdiensten voor de registratie en afgifte

Dit bepaalt de gehele verdere strijd der feministen, een vooruitstrevende beweging zonder oog voor de politieke belan- gentegenstellingen, hetgeen enigszins

Het is in dat opzicht veelzeggend dat Waegemans enkele belangrijke werken over de politieke praktijk in de Republiek niet heeft opgenomen in zijn bibliografie, zoals het

Sinds de Europese Unie en de Russische Federatie aan elkaar grenzen, zijn we behalve vrienden ook buren geworden.. De afgelopen jaren werden onze banden

De recreatiesector heeft voor alle annuleringen vanaf 13 maart 2020, én die vallen onder de navolgende voorwaarden, én in ieder geval voor de gevallen dat nakoming van de overeenkomst

In other words, the higher the number of interstate conflicts a state experienced before and after its anthem’s lyrics were written, the more likely it is that the anthem will have

Behorende bij notitie Standplaatsbeleid