• No results found

Brandveiligheid is zo goed als het zwakste element

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Brandveiligheid is zo goed als het zwakste element"

Copied!
86
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Pagina | 1

BRAN

DVEILIG

HEI

D IS ZO

G

OED

ALS

HET Z

WAKS

TE

E

LEME

N

T

EE

N C

ASE

STU

DIE O

VE

R EEN

ZORGI

NS

TE

LLING

AFSTU

DEE

RSC

RIPTIE

FAISSE

L K

O

LE

N

AVANS

H

O

G

ES

CHO

O

L

JUNI 2014

(2)

Pagina | 2

Omslag:

Ontwerp: Faissel Kolen Foto: Darwin Bell

Sebastian Dooris

Licentie: Creative Commons BY-NC

Titel

Brandveiligheid is zo goed als het zwakste element

Ondertitel

Een casestudie over een zorginstelling

Auteur(s)

Dhr. F. Kolen (2027011)

E-mail : faissel.kolen@gmail.com

Opleiding: Bouwkunde

Uitstroomprofiel: Bouwtechnisch ontwerp

Onderwijsinstelling

Avans Hogeschool

Academie voor Bouw en Infra (AB&I) Postbus 90.116 4800 RA Breda Bezoekadres Prof. Cobbenhagenlaan 13 5037 DA Tilburg Afstudeerdocenten Dhr. B. van Berkel Mevr. L. Schellen Afstudeerlocatie

Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant Brandweer Midden- en West-Brabant Sector Risicobeheersing Postadres Postbus 3208 5003 DE Tilburg Bezoekadres Fabriekstraat 34 5038 EN Tilburg Bedrijfsbegeleider Dhr. M. Roelofs

(3)

Pagina | 3

VOORWOORD

Vijf jaar na het begin van mijn HBO-studie bouwkunde, met afstudeerrichting bouwtechnisch ontwerpen (BTO), aan de Avans Hogeschool in Tilburg, sluit ik deze studie af met dit

afstudeeronderzoek.

Dit afstudeeronderzoek heb ik in samenwerking met de sector Risicobeheersing van brandweer Midden- en West-Brabant kunnen voltooien. Graag wil ik mijn bedrijfsbegeleider dhr. M. Roelofs bedanken voor de steun en expertise tijdens mijn afstudeertraject. Ook alle adviseurs van

risicobeheersing in Tilburg wil ik bedanken voor hun steun, input en expertise. Daarnaast wil ik de Teammanager Veiligheid van de zorginstelling bedanken voor het interview die ik heb mogen afnemen.

Als laatste wil ik de docenten van Avans Hogeschool bedanken voor de kennis die ik heb opgedaan aan deze opleiding. In het bijzonder wil ik mijn afstudeer begeleiders en mijn studieloopbaan begeleidster bedanken voor ondersteuning tijdens afstuderen.

Voor u als lezer wens ik u veel plezier met het lezen van dit afstudeeronderzoek.

Faissel Kolen Juni 2014

(4)

Pagina | 4

SAMENVATTING

Bepaalde soorten gebouwen worden getoetst op brandveiligheid door de sector risicobeheersing van de brandweer. De brandveiligheid wordt gewaarborgd door drie basiselementen, de bouwkundige, installatietechnische en organisatorische brandveiligheid. De minimale eisen hiervoor worden geregeld door het ‘Bouwbesluit 2012’. Deze drie basiselementen moeten in balans zijn, ze kunnen elkaar compenseren. Maar net als bij een ketting, hangt de totale sterkte af van de zwakste schakel. Naast de toetsing, controleert de sector risicobeheersing, samen met het bevoegd gezag, gebouwen op brandveiligheid. Geregeld worden er problemen met brandveiligheidsvoorzieningen

geconstateerd. Van een rookmelder die verkeerd is geplaatst tot een vluchtroute die niet goed is uitgevoerd.

De problemen met deze voorzieningen hebben gevolgen voor de veiligheid van mensen in het gebouw. Als alarmsignalen vaak loos zijn zullen mensen deze niet serieus meer nemen, waardoor in geval van een echte calamiteit de ontruiming laat op gang komt. Daarnaast zorgen loze meldingen ervoor dat de repressieve dienst van de brandweer moet uitrukken, wat een belasting is voor de maatschappij.

De problemen rondom brandveiligheid ontstaan in het bouwproces tijdens het ontwerp en worden later in het gebruik geconstateerd. De sector risicobeheersing wordt pas in het proces betrokken bij de toetsing en controle op brandveiligheid, waardoor problemen pas laat ontdekt worden.

Het doel van dit onderzoek is om een voorstel aan te dragen aan de sector risicobeheersing, waarin middelen worden voorgedragen om de veiligheid van mensen te vergroten. Door middel van een risico-inventarisatie is besloten om te focussen op zorginstellingen en is de volgende

onderzoeksvraag opgesteld:

Wat moet de sector risicobeheersing doen om de overlast rondom zorginstellingen te reduceren ?

Om deze vraag te kunnen beantwoorden is een casus onderzocht. In deze casus hebben er veranderingen plaatsgevonden in het bouwproces. Zo is risicobeheersing eerder betrokken in het bouwproces om advies in te winnen. Daarnaast is de omgevingsvergunning voor brandveilig gebruik eerder aangevraagd, om in te spelen op het uiteindelijk gebruik.

Tijdens de bouw van het complex zijn er problemen geconstateerd met brandveiligheids-voorzieningen. De brandveiligheidsvoorzieningen zijn in te delen volgens de basiselementen van brandveiligheid.

Bouwkundige voorzieningen zoals brandwerende scheidingen hebben vaak te problemen met materialen. De materialen worden niet op de juiste manier toegepast of ze worden niet de juiste gebruikt.

Problemen met brandmeldinstallaties(BMI) hebben vaak te maken met de uitvoering of gebruik er van. Zo is een verkeerd uitgevoerde of niet werkende BMI een veel voorkomend probleem. Ook is de verwarring tijdens een calamiteit een probleem dat naar voren is gekomen.

In een zorginstelling zijn er meerdere partijen betrokken bij het ontwikkelen van een gebouw. Alle partijen hebben een eigen mening over (brand)veiligheid, waardoor er vertraging kan ontstaan in het bouwproces.

(5)

Pagina | 5 De voornaamste adviezen aan risicobeheersing zijn als volgt:

 Vooroverleg stimuleren bij ontwerpbureaus

 Voorlichting geven over het belang van het juist toepassen van materialen en juiste materialen gebruiken

 Een dialoog aangaan met de zorg-tak van de zorginstelling

 Open staan voor nieuwe ideeën, zoals het gebruik van rookmelders die verwerkt zitten in een armatuur

 Strenger optreden bij onjuistheden met brandveiligheidsvoorzieningen

Ook is er advies gegeven aan twee externe partijen. Zo is het advies aan de zorginstelling is om de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor brandveilig gebruik gelijktijdig te doen met die van de bouwvergunning. Alleen moet er wel rekening gehouden worden met de risico’s bij tussentijdse wijzingen.

Glasfabrikanten moeten een uniform systeem ontwikkelen voor het herkennen van brandwerend glas, om verwarring tijdens het plaatsen te voorkomen.

Opdrachtgevers moeten zich ervan bewust worden dat wijzigingen in het gebruik, gevolgen hebben voor het verloop van het bouwproces.

Een laatste advies aan alle regio’s van de brandweer is om regionale problemen landelijk kenbaar te maken, en hier gezamenlijk een standpunt in te nemen.

Dit onderzoek is gefocust op een zorginstelling, die 24-uurszorg verleent in een woonvoorziening. Hierdoor is er maar een beperkt beeld van de problemen met brandveiligheidsvoorzieningen. Al zijn er signalen dat de oorzaken, van deze problemen, in soortgelijke projecten voorkomen.

Buiten het bouwproces kan de sector risicobeheersing ook invloed uitoefenen op brandveiligheid. Zo kan RB colleges geven aan studenten om de bewustwording over brandveiligheid te vergroten. In een vervolg onderzoek is het van belang dat er naar meerdere zorginstellingen wordt gekeken, zodat de problemen in dit onderzoek breder aangepakt worden.

(6)

Pagina | 6

SUMMARY

Buildings are assessed for fire safety by the Fire Prevention Division (FPD), in the fire department. Fire safety is guaranteed by three basic components: construction safety, system safety and organisational safety. The minimum requirements for fire safety are regulated by “Bouwbesluit 2012”. The three basic elements should be balanced, however they can compensate each other. Just as the saying goes: ‘A chain is only as strong as its weakest link ‘. The weakest element is crucial for the bigger picture.

In addition to the assessment of fire safety, the Fire Prevention Division checks the fire safety of buildings, along with the Authority. During the checks, there are often problems with fire safety facilities. For example, an incorrectly situated smoke detector or an escape route, which is not properly executed.

Issues with these facilities have implications for the safety of people in the building. For example, when there are too many false alarms, people will no longer respond adequately, causing the eviction to fail.

Issues with fire safety arise during the design and are only discovered in the use phase of the building. The Fire Prevention Division is only involved during the assessment of fire safety, so the issues are discovered late.

The purpose of this study is to make a proposal to the Fire Prevention Division. This proposal will contain solutions to increase the safety of people in buildings. The results of the risk assessment are the reason to focus on residential groups with healthcare.

The question for this study is:

What kind of measures should be taken, to reduce the nuisance caused by healthcare institutions ?

During research it became clear that the construction phase is different than usual. The Fire

Prevention Division is earlier involved in the design of a building. Also, the application for the permit for safe use of a building, is applied during the design.

Issues with construction safety facilities are only discovered during the construction phase. Some of these issues are due to misuse of construction materials and using the wrong materials.

Fire alarm systems got some issues as well. Some fire safety alarms are installed the wrong way. Which causing issues during eviction, compromising the safety of people.

Last but not least, different stakeholders, in the healthcare institution, do not all follow the same view about fire safety. This is causing some design issues.

As stated earlier, the proposal to the Fire Prevention Department will contain solutions to increase the safety of people in buildings. Some of these are:

 Encourage architects to participate in consultations

 Raise awareness on the importance of proper application of materials

 Raise awareness on the importance of using appropriate materials

(7)

Pagina | 7

 Be open to new ideas: Approve the use of smoke detectors, which are part of the luminaire

 Intensify actions in case of inaccuracies with fires safety facilities

In addition to these solutions, there are also recommendations to the healthcare institution and manufacturers.

 Take risks into account when changes occur, during the construction phase (healthcare institution)

 Develop a uniform system for the recognition of fire resistant glass

So, let's pull back from the anecdotes for a second and look at the solutions from high above.

 Clients should be aware that changes in the user phase, affect the course of the construction process.

 Last but not least, the Fire Prevention Departments across The Netherlands should put regional problems on the national agenda.

This study has limitations because of focus on residential groups with healthcare. Issues here are too specific to make a statement.

The solutions above are focussed on the construction process, but the Fire Prevention Department may also influence professional practitioners before the constructions progress starts. Students could learn about fire safety during their studies, if the Fire Prevention Department give some lecture nout the subject.

A future study about this subject is desirable, in this study several healthcare institutions should be examined. To provide a solution for these issues.

(8)

Pagina | 8

INHOUD

VOORWOORD ... 3 SAMENVATTING ... 4 SUMMARY ... 6 INLEIDING ... 10 Aanleiding ... 10 Probleemstelling... 10 Doelstelling ... 11 Onderzoeksvragen... 11 Onderzoeksmethode ... 12 Leeswijzer ... 12

HOOFDSTUK I: Inventarisatie van de problemen ... 15

1.1 Introductie ... 15 1.1.1 Opbouw hoofdstuk ... 15 1.2 Brandveiligheidsvoorzieningen ... 16 1.2.1 Brandveiligheid ... 16 1.2.2 Voorzieningen... 17 1.2.2.2 Installatietechnische voorzieningen ... 19 1.2.2.3 Organisatorische voorzieningen ... 19 1.3 Risico-inventarisatie ... 20 1.3.1 Onderzoek overheid ... 20 1.3.2 Onderzoek cijfers ... 21 1.4 Deelconclusie inventarisatie ... 23 HOOFDSTUK 2: Casus ... 26 2.1 Introductie ... 26 2.1.1 Opbouw hoofdstuk ... 26 2.2 Introductie Casus ... 27 2.2.1 Omschrijving doelgroep ... 27 2.2.2 Organisatorische omschrijving ... 27 2.2.3 Procedurele omschrijving ... 28 2.2.4 Ruimtelijke omschrijving ... 28 2.2.5 Bouwkundige omschrijving ... 29 2.2.6 Installatietechnische omschrijving ... 30 2.3 Proces ... 31

(9)

Pagina | 9

2.3.1 Traditionele bouwproces ... 31

2.3.2 Gewijzigde bouwproces bij zorginstelling ... 35

2.4 Brandveiligheid in het complex ... 36

2.4.1 Bouwkundige problemen ... 37

2.4.2 Installatietechnische problemen ... 38

2.4.3 Organisatorische problemen ... 41

2.5 Conclusie ... 41

2.5.1 Eerste bevindingen ... 42

HOOFDSTUK 3: Conclusies & Aanbevelingen ... 44

3.1 Conclusies & Aanbevelingen ... 44

3.2 Aanbevelingen externe partijen ... 46

3.3 Discussie ... 47

3.3.1 Vervolgonderzoek ... 47

LITERATUUR ... 49

VERKLARENDE WOORDENLIJST ... 52

BIJLAGENOVERZICHT ... 54

Bijlage 1: Toelichting Tabel Hoofdstuk 1.2.2 ... 55

Bijlage 2: Opbouw gevels casus ... 57

Bijlage 3 Interviews Hoofdstuk 1 ... 58

A: Interview vragen ... 58

B: Interview adviseur risicobeheersing A ... 59

C: Interview adviseur risicobeheersing B ... 61

D: Interview adviseur risicobeheersing C ... 65

E: Interview adviseur risicobeheersing D ... 67

Bijlage 4 Interviews Casus ... 70

A: Interviewvragen zorginstelling ... 70

B: Interview zorginstelling ... 73

C: Interviewvragen sector risicobeheersing ... 79

(10)

Pagina | 10

INLEIDING

Aanleiding

Bepaalde soorten gebouwen worden getoetst op brandveiligheid door de sector risicobeheersing van de brandweer. De adviseurs van de sector risicobeheersing voeren controles uit bij gebouwen die opgeleverd worden.

Voorafgaand aan de controles wordt de omgevingsvergunning voor ‘bouwactiviteit’ getoetst op brandveiligheid volgens het ‘Bouwbesluit 2012’. In het Bouwbesluit 2012 staan de regels waaraan een te bouwen object minimaal aan moet voldoen. Deze regels worden getoetst door het bevoegd gezag en de sector risicobeheersing. Als het ontwerp voldoet aan de regels van het bouwbesluit , wordt er een vergunning afgegeven door het bevoegd gezag. Vervolgens worden er controles uitgevoerd om te checken of het gebouw uitgevoerd is zoals als in de omgevingsvergunning is aangevraagd.

Tijdens de controles worden er echter problemen met brandveiligheid geconstateerd. De problemen komen voor op bouwkundig, installatie technische en organisatorische niveau. Denk bijvoorbeeld aan brandcompartimenten die niet volgens voorschriften zijn uitgevoerd, verkeerd geprojecteerde rookmelders of de BHV die niet op orde is.

De gevolgen van deze problemen zijn groot omdat de brandveiligheid in gebouwen waar mensen in verblijven niet meer optimaal is. Het risico bestaat dat de vluchtroutes niet veilig meer zijn, de brandcompartimenten een brand niet lang genoeg kunnen beperken of het gebouw niet sterk genoeg is en eerder bezwijkt.

Daarnaast zorgen sommige van deze problemen voor onnodig veel loze meldingen van brandmeldinstallaties. Uit statistieken blijkt dat 62% van alle brandmeldingen in 2012 loos is.(CBS,2013)

De loze meldingen zijn een belasting voor de maatschappij. Mensen die verblijven in een gebouw worden verstoord in hun werkzaamheden als het brandalarm afgaat. Bij een brandmelding moet een gebouw ontruimd worden, in geval van een loze melding kan dit irritaties opwekken . Het kost namelijk enige tijd om weer terug te keren naar de situatie vóór de melding.

Als reactie op een brandmelding zal de repressieve dienst van de brandweer uitrukken met optische- en akoestische signalen. Hierdoor wordt het reguliere verkeer verstoord, wat voor onveilige situaties kan zorgen.

De repressieve dienst bestaat voor ruim 80 % uit vrijwilligers (CBS,2013). De vrijwilligers werken normaal bij een andere werkgever dan de brandweer. Dit zorgt er voor dat de werkgevers ten tijde van een melding geen gebruik kunnen maken van de werknemer omdat ze voor een onbepaalde tijd afwezig zijn.

Probleemstelling

In de aanleiding is omschreven dat problemen met brandveiligheidsvoorzieningen gevolgen heeft voor de maatschappij en de veiligheid van mensen. De problemen rondom brandveiligheid ontstaan in het bouwproces van een te bouwen gebouw en worden later in het gebruik geconstateerd. In dit onderzoek wordt er gekeken naar de problemen rondom brandveiligheid. Maar uit de risico-inventarisatie is gebleken, dat op alle drie de niveaus van brandveiligheid problemen zijn in

(11)

Pagina | 11 zorginstellingen. In deze sector is dus de meeste winst te behalen in het reduceren van de overlast voor de gebruikers en de maatschappij. De hoofdvraag van dit onderzoek wordt dan als volgt:

Wat moet de sector Risicobeheersing, binnen Brandweer Midden- en West Brabant, doen om de overlast rondom zorginstellingen te reduceren ?

Doelstelling

Het antwoord op de probleemstelling moet een voorstel zijn voor de sector Risicobeheersing. In dit voorstel worden middelen voorgedragen om de veiligheid van personen te vergroten en de

maatschappelijke overlast door verkeerde ontwerpbeslissingen van brandveiligheidsvoorzieningen te reduceren.

In dit voorstel komen aanbevelingen voor het bouwproces, met als doel verkeerde

ontwerpbeslissingen tegen te gaan. Om de veiligheid van personen in gebouwen te vergroten worden er ook aanbevelingen op alle drie de niveaus van brandveiligheid(bouwkundig, installatietechnisch en organisatorisch).

Onderzoeksvragen

Om de hoofdvraag te beantwoorden zijn een aantal onderzoeksvragen opgesteld. Deze onderzoeksvragen zijn gericht op de risico-inventarisatie en op het onderzoek naar de casus.

Risico-inventarisatie

1. Wat zijn brandveiligheidsvoorzieningen ? a. Wat is brandveiligheid ?

b. Hoe zijn de voorzieningen verdeeld ? 2. Wat is overlast en waar komt het voor ?

a. Wat zijn de resultaten uit de onderzoeken van de overheid ?

b. Hoe verhouden de resultaten uit het onderzoek van de overheid met de statistieken ?

Casus onderzoek

1. Wat houdt de casus in ?

a. Wat is de doelgroep in de casus ?

b. Welke organisatie zit er achter de casus ?

c. Welke procedures zijn er gevolgd in het bouwproces van de casus ? d. Wat voor gebouw betreft de casus ?

2. Hoe ziet het traditioneel bouwproces eruit ?

a. Wat is de rol van de sector risicobeheersing van de brandweer in het bouwproces? b. Wat is de rol van de zorginstelling in het bouwproces ?

c. Wat zijn de aandachtpunten in dit proces ? d. Wat zijn de voor- en nadelen van dit proces ? 3. Waarin is in de casus afgeweken van het bouwproces ?

a. Wat zijn de voor- en nadelen van dit proces ? 4. Hoe staat het met de brandveiligheid in de casus ?

a. Wat zijn de bouwkundige problemen ? b. Wat zijn de installatietechnische problemen ? c. Wat zijn de organisatorische problemen ?

(12)

Pagina | 12

Onderzoeksmethode

Het onderzoek bestaat uit drie delen: de risico-inventarisatie, een casestudie en conclusies en aanbevelingen. De onderzoeksvragen worden beantwoord aan de hand van verschillende onderzoeksmethodes .

Voor de risico-inventarisatie is gebruik gemaakt van een literatuurstudie en aantal diepte-interviews. In de literatuurstudie is analyse gedaan naar bestaande onderzoeken, van het voormalige ministerie VROM, over brandveiligheid.

Om te controleren of de resultaten uit dit onderzoek overeen komen met de statistieken, is er ook een statistisch onderzoek gedaan met de publicaties ‘Brandweerstatistiek’ van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Ook zijn diepte-interviews gehouden met adviseurs risicobeheersing van de brandweer , ter ondersteuning van de literatuurstudie.

Voor de casestudie is alleen gebruik gemaakt van diepte-interviews. Deze diepte interviews zijn gehouden bij de zorginstelling en de sector risicobeheersing van brandweer. Het interview is bij de zorginstelling is gehouden met de Teammanager Veiligheid. Het doel van dit interview is de

problemen met brandveiligheidsvoorzieningen in kaart te brengen vanuit het oogpunt van de zorginstelling.

Daarnaast is een interview gehouden met een adviseur risicobeheersing (RB) over deze casus. Ook hier is doel om de problemen in kaart te brengen, maar dit keer vanuit het oogpunt van RB. Verder moet het interview duidelijk maken wat de rol van RB is in het bouwproces.

Door middel van conclusies en aanbevelingen word een antwoord gegeven op de hoofdvraag van dit onderzoek.

Leeswijzer

Zoals in de onderzoeksmethode is vermeld, bestaat het onderzoek uit drie delen: de risico-inventarisatie, een casestudie en conclusies en aanbevelingen. Dit zijn tevens ook de drie

hoofdstukken van dit onderzoek. In Figuur I.1 wordt de indeling van de hoofdstukken weergegeven. Het eerste hoofdstuk is een risico-inventarisatie van de problemen met

brandveiligheidsvoorzieningen. Dit is opgesplitst in drie onderwerpen. Allereerst wordt uitgelegd wat brandveiligheidsvoorzieningen zijn.

Als tweede worden de problemen met brandveiligheidsvoorzieningen uitgezocht doormiddel van een literatuurstudie.

Als laatste worden de statistieken bekeken om de literatuurstudie te valideren. Om vervolgens een beslissing te maken wat voor casus er onderzocht gaat worden.

In het tweede hoofdstuk wordt er onderzoek gedaan naar een casus. De casestudie wordt ook weer in drie delen uitgewerkt. Om te beginnen wordt de casus in vijf thema’s geïntroduceerd. Er wordt gekeken naar de doelgroep, organisatie, de procedures, bouwkundige en installatietechnische aspecten van de casus.

Na de introductie wordt er gekeken naar het bouwproces. Als eerste wordt het traditionele proces uitgelicht, waarna het bouwproces in de casus wordt toegelicht.

(13)

Pagina | 13 Afsluitend worden de problemen met brandveiligheidsvoorzieningen geanalyseerd. De problemen zijn onderverdeeld volgens de basiselementen van brandveiligheid: bouwkundige,

installatietechnische en organisatorische problemen.

Het onderzoek wordt afgesloten met conclusies en aanbevelingen. Allereerst zijn de conclusies en adviezen aan de sector risicobeheersing uitgewerkt. Waarna er aanbevelingen volgen aan andere partijen. Als laatste volgt een aanbeveling voor een eventueel vervolgonderzoek.

Figuur I.1 Opbouw onderzoek

Inleiding Hoofdstuk I 1.1 Introductie 1.2 Brandveiligheids-voorzieningen 1.3 Risico-inventarisatie 1.4 Deelconclusie Hoofdstuk I Hoofdstuk II 2.1 Introductie 2.2 Introductie casus 2.3 Proces 2.4 Brandveiligheid in het complex 2.5 Deelconclusie Hoofdstuk II Hoofdstuk III 3.1 Conclusies & Aanbevelingen risicobeheersing 3.2 Aanbevel-ingen externe partijen 3.3 Discussie

(14)

Pagina | 14

HOOFDSTUK 1

Inventarisatie

van de

(15)

Pagina | 15

HOOFDSTUK I: Inventarisatie van de problemen

1.1 Introductie

Veiligheid is voor iedereen belangrijk, dus ook brandveiligheid. Als individu kan je tijdens een calamiteit veel zelf doen om je veilig te stellen. Maar dat is niet altijd zo, soms zijn mensen afhankelijk van anderen. Voorbeelden hiervan zijn gedetineerden, die afhankelijk zijn van cipiers, kleine kinderen, die afhankelijk zijn van de medewerkers van het kinderdagverblijf etc. etc. Om deze mensen veilig te krijgen bij een calamiteit zoals een brand, worden er eisen gesteld voor gebouwen omtrent brandveiligheid. Echter wordt hier niet altijd aan voldaan en worden er gebreken geconstateerd bij controles, terwijl de regels juist bedoeld zijn om mensen veilig te stellen.

1.1.1 Opbouw hoofdstuk

Dit onderzoek gaat over problemen met brandveiligheid in gebouwen, er wordt dan ook eerst aandacht besteed aan brandveiligheid. Daarna worden de voorzieningen die de brandveiligheid waarborgen uitgelicht.

Om de problemen met brandveiligheid aan te pakken, moet duidelijk worden waar deze problemen voorkomen en hoe groot de problemen zijn. Dit wordt aan de hand van onderzoeken van het voormalige ministerie van VROM gedaan. Vervolgens worden de statistieken van het CBS

geanalyseerd, om te controleren of de meldingen overeenkomen met de locatie, waar de meeste problemen zijn.

Ten slotte wordt er een conclusie getrokken uit de resultaten van het onderzoek en de statistieken. Hierin wordt duidelijk waar het onderzoek zich verder op zal toespitsen.

In het onderstaande schema (figuur 1.1) is af te lezen wat de opbouw is van het hoofdstuk.

Figuur 1.1. Opbouw hoofdstuk 1 Inventarisatie

Hoofdstuk I 1.1 Introductie 1.2 Brandveiligheids-voorzieningen Brandveiligheid Voorzieningen Bouwkundige voorzieningen Installatie-technische voorzieningen Organisatorische voorzieningen 1.3 Risico- inventarisatie Onderzoek overheid Onderzoek statistieken 1.4 Deelconclusie hoofdstuk I

(16)

Pagina | 16

1.2 Brandveiligheidsvoorzieningen

Brandveiligheidsvoorzieningen zijn voorzieningen die de brandveiligheid waarborgen in een gebouw. Het zijn twee componenten die afhankelijk zijn van elkaar. In het onderstaande (figuur 1.1)

overzicht is af te lezen wat elk component inhoud. Het component brandveiligheid omvat alles wat nodig is om de brandveiligheid te waarborgen. Het tweede component bestaat uit de voorzieningen die de brandveiligheid moeten waarborgen.

Figuur 1.1 Overzicht van relatie voorzieningen en de brandveiligheid

1.2.1 Brandveiligheid

Brandveiligheid bestaat uit drie verschillende aspecten; in deze paragraaf worden deze aspecten ook uitgelegd. De aspecten van brandveiligheid komen overeen met de drie elementen waar een gebouw uit bestaat. Een gebouw bestaat uit een bouwkundig-, installatietechnisch- en een gebruikselement. Deze drie elementen worden aangestuurd door het bouwbesluit. Voor het gebruikselement wordt maar een beperkt deel geregeld, namelijk de brandveiligheid.

De drie aspecten voor brandveiligheid zijn als volgt(Basis voor brandveiligheid, september 2013):

- Bouwkundig brandveiligheid

- Installatietechnische brandveiligheid

- Organisatorische brandveiligheid

Het gebruikselement, van een gebouw, wordt in de brandveiligheid door organisatorische

voorzieningen geregeld. Bij brandveiligheid wordt er niet alleen gekeken naar het gebruik van een gebouw, maar ook naar het coördineren van de veiligheid tijdens een brand.

Een juiste verhouding tussen de verschillende aspecten is van belang om tot een veilig gebouw te komen. Het is mogelijk dat de verschillende aspecten elkaar compenseren: Bijvoorbeeld als organisatorische maatregelen niet voldoen, kan dit worden opgevangen door installatietechnische maatregelen.

Echter de totale veiligheid hangt af van het zwakste element en heeft dus overeenkomst met het spreekwoord: “De sterkte van de ketting wordt bepaald door de zwakste schakel”. Dat betekent als de organisatorische maatregelen zwak zijn, dat de totale brandveiligheid ook zwak kan zijn.

(17)

Pagina | 17

Bouwkundig

Bouwkundige brandveiligheidsmaatregelen zijn onder andere maatregelen voor de volgende onderdelen:

- (sub)Brand- en rookcompartimentering - Gebruik van materialen

- Faciliteiten om te vluchten

- Hoofddraagconstructie van het gebouw

Installatietechnisch

Installatietechnische brandveiligheidsmaatregelen zijn alle systemen die het vluchten in gang zetten, denk hierbij onder andere aan de volgende:

- Brandmeldinstallatie (BMI) - Ontruimingsalarminstallatie - Rook- en warmte afvoerinstallatie - Sprinkler

- Blusgasinstallatie

Organisatorisch

Organisatorische brandveiligheidsmaatregelen zijn oplossingen die mensen helpen om het gebouw veilig te verlaten:

- Alle maatregelen die de ontvluchting organisatorisch regelen (BHV) - Alle maatregelen die de beginnende brandjes kunnen bestrijden (BHV)

Alle drie de aspecten hebben voorzieningen die de brandveiligheid waarborgen. Deze voorzieningen worden besproken in de volgende paragraaf (1.2.2) van dit hoofdstuk.

1.2.2 Voorzieningen

Er zijn een hoop verschillende brandveiligheidsvoorzieningen; in deze paragraaf worden een aantal van deze voorzieningen besproken. Deze lijst (Tabel 1.1) met voorzieningen is gebaseerd op de problemen die geconstateerd zijn in de onderzoeken van het voormalige ministerie van VROM, welke in paragraaf 1.3 worden toegelicht.

Tabel 1.1. Een aantal voorzieningen voor brandveiligheid

Bouwkundige voorzieningen Installatietechnische

voorzieningen Organisatorische voorzieningen Compartimenterings-voorzieningen: - Kleefmagneten - Deurdrangers - Doorvoeren BMI (Brandmeldinstallatie) - Rookmelders - Thermische melders - Handmelders Ontruimingsinstallatie - Slow-whoop - Noodverlichting Brandblussysteem - Sprinklerinstallatie Rook- en Warmte Afvoer installatie (RWA

Brandslanghaspel Kleine blusmiddelen

BHV

Ontruimingsplan

De voorzieningen voor brandveiligheid zijn te verdelen in drie categorieën, deze komen overeen met de drie elementen van brandveiligheid: bouwkundige, installatietechnische en organisatorische voorzieningen.

(18)

Pagina | 18

1.2.2.1 Bouwkundige voorzieningen

Bouwkundige voorzieningen zijn maatregelen aan de constructie van een gebouw die de

branduitbreiding beperken tot een beheersbaar probleem en voorkomen dat het pand binnen een bepaalde tijd instort. Het beheersbaar houden van een brand in een object/gebouw, is essentieel voor de repressieve dienst van de brandweer.

Om een brand in een gebouw beheersbaar en intact te houden, is het opgedeeld in

brandcompartimenten. Brandcompartimenten moeten in de meeste gevallen een weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag(WBDBO) van minimaal 60 minuten hebben(Bouwbesluit 2012, 2011).

De WBDBO zorgt ervoor dat de gebruiker van het pand voldoende tijd heeft om het gebouw te ontvluchten, daarnaast geeft het de brandweer tijd om in te grijpen bij een brand. Een brand kan onder normale omstandigheden, door de brandweer, binnen 60 minuten onder controle zijn. (Brandweer Nederland , z.d.)

Ook moet er nagedacht worden over het gebruik van materialen om de brandontwikkeling en dus uitbreiding te beperken. Deze maatregelen stellen de repressieve dienst in staat om de brand te blussen met (deels) behoud van het gebouw.

Een constructie moet tijdens een brand zijn sterkte behouden voor een bepaalde tijd, dit is vastgelegd in het bouwbesluit:

…een te bouwen bouwwerk heeft een bouwconstructie die zodanig is dat het bouwwerk bij brand gedurende redelijke tijd kan worden verlaten en doorzocht, zonder dat er gevaar voor instorting is… (Bouwbesluit 2012, 2011)

De bevelvoerder van de brandweer kan dan een aanvalsplan maken om mens en dier te redden. Om de WBDBO te waarborgen in brandscheidingen worden er voorzieningen voor

brandcompartimenten toegepast.

Compartimenteringvoorzieningen

Het is niet altijd mogelijk om een compartiment volledig af te sluiten. Om een compartiment, in geval van een calamiteit, toch af te sluiten zijn er een aantal voorzieningen die dit regelen. Denk hierbij aan het volgende:

- Deurdrangers:

Deze zitten aan de bovenkant van de deur en zorgen ervoor dat de deuren altijd dichtvallen. - Kleefmagneten:

Het is niet altijd gewenst dat deuren continue dichtvallen. Denk hierbij aan ziekenhuizen waar verpleegsters met bedden rondrijden en altijd de deur open kunnen/willen houden. Om de deuren toch open te houden in een normale situatie worden er kleefmagneten toegepast. Zodra er een melding van een brand binnenkomt vallen de deuren automatisch dicht.

- Doorvoeren:

Bij compartimentgrenzen heb je te maken met doorvoeren van leidingen. Om de

brandwerendheid te waarborgen van op een compartimentgrens, moeten deze doorvoeren, bij brand, afgesloten worden. Dit kan door brandmanchetten, brandkleppen of andere voorzieningen.

(19)

Pagina | 19

1.2.2.2 Installatietechnische voorzieningen

Naast bouwkundige voorzieningen zijn er ook installatietechnische voorzieningen. Deze voorzieningen zorgen voor de veiligheid van de gebruikers in het gebouw. Met name bij het alarmeren van de gebruikers, het in gang zetten van de BHV en het in werking stellen van de systemen die een (beginnende) brand beheersbaar houden.

Brandmeldinstallatie (BMI)

Een BMI is een systeem dat een beginnende brand signaleert en samenwerkt met verschillende onderdelen om een brand te detecteren en stuurt het andere delen van het systeem aan om die brand te beperken. Daarnaast stuurt het systeem de ontruimingsinstallatie aan.

Voorbeeld:

Rookmelders en handmelders geven een signaal aan de brandmeldcentrale zodra het rook detecteert of het glaasje van handmelder is ingedrukt. Hierop reageert de brandmeldcentrale en zorgt ervoor dat de ontruimingsinstallatie in werking wordt gesteld.

Ontruimingsinstallatie

Een ontruimingsinstallatie omvat alle systemen die het ontruimen van het gebouw in gang zet. Zo stuurt de ontruimingsinstallatie de slow-whoop installatie aan, waardoor de mensen worden gealarmeerd om te gaan ontruimen.

Rook- en warmteafvoer installatie

Een rook- en warmteafvoer installatie (RWA) is een systeem dat bij brand de rook en warmte afvoert , om de vluchtroutes rookvrij te houden.

Sprinklerinstallatie

Een sprinklerinstallatie is een systeem dat een beginnende brand kan detecteren en beheersen. Een sprinkler systeem werkt met afzonderlijke sproeikopjes die, door middel van een zekering,

geactiveerd worden bij een bepaalde temperatuur. Hierdoor kan de beginnende brand zeer lokaal worden beperkt.

1.2.2.3 Organisatorische voorzieningen

Organisatorische voorzieningen zijn maatregelen die de bedrijfshulpverlening in staat stelt om de gebruikers in het pand tijdig te waarschuwen en eventueel een evacuatie in gang te zetten bij een calamiteit , zoals een brand.

Brandslanghaspel

Een brandslanghaspel is een brandslang die opgehangen is op een vaste plaats. Met deze voorziening kunnen beginnende brandjes worden geblust.

Kleine blusmiddelen

Naast de brandslanghaspel, zijn er ook andere attributen om beginnende brandjes te doven. Denk hierbij aan kleine blusmiddelen zoals brandblussers en branddekens. Brandblussers heb je in verschillende soorten zoals , schuim, CO2 en poeder, welke elk voor een andere type brand gebruikt

wordt.

BHV

BHV staat voor bedrijfshulpverlening, de bedrijfshulpverlening zorgt er voor dat er bij een calamiteit hulp wordt verleent aan de personen in het gebouw. Hiervoor zijn mensen binnen het bedrijf aangesteld die hiervoor een diploma hebben. Tijdens een brand zorgt de BHV er voor dat het pand op een verantwoorde manier wordt ontruimd.

(20)

Pagina | 20

Ontruimingsplan

Een ontruimingsplan is een onderdeel van het BHV-plan. In een ontruimingsplan wordt precies beschreven wat er moet gebeuren bij een ontruiming, van wie de coördinatie heeft tot aan wat de aandachtpunten zijn bij het ontruimen.

1.3 Risico-inventarisatie

In deze paragraaf worden de problemen met brandveiligheidsvoorzieningen in kaart gebracht. Dit wordt gedaan door het analyseren van bestaande onderzoeken naar brandveiligheid. In periode van 2010 tot 2012 zijn er diverse onderzoeken gedaan door het toenmalig ministerie VROM naar

brandveiligheid in diverse instellingen. Deze onderzoeken zijn gericht op instellingen waar veel verminderd zelfredzame personen verblijven: denk hier bij aan kinderdagverblijven, zorginstellingen en justitiële inrichtingen. Alhoewel mensen in justitiële inrichtingen meestal wel zelfredzaam zijn, zijn ze wel afhankelijk van andere mensen om in veiligheid te komen.

Om een beeld te krijgen van de overlast en de omvang daarvan, is er ook onderzoek gedaan naar de statistieken van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Deze cijfers zijn verkregen uit publicaties van Brandweerstatistiek 2010 tot en met 2012.

Ook zijn er een aantal interviews afgenomen met de adviseurs risicobeheersing van de brandweer om een beeld te krijgen van de problemen die zij hebben geconstateerd met brandveiligheid. In een van de interviews is de ernst van de problemen naar voren gekomen.

“In project STOOM zie je heel duidelijk bepaalde gebruiksfuncties en type gebouwen terug komen. Als je naar de top 10/20 kijkt van uitrukken dan zie je dat er 85 % van de loze meldingen van

zorginstellingen komen. Specifieker bij instellingen die te maken hebben met lichamelijke gehandicapten /geestelijk gehandicapten en ziekenhuizen.” aldus een adviseur van de sector

risicobeheersing

1.3.1 Onderzoek overheid

Zoals eerder vermeld zijn er in 2010 tot 2012 diverse onderzoeken gedaan naar brandveiligheid in kinderdagverblijven, zorginstellingen en justitiële inrichtingen. In deze instellingen verblijven mensen die afhankelijk zijn van een professionele hulpverlener. De onderzoeken zijn opgebouwd volgens de basiselementen van brandveiligheid. In Tabel 1.2 zijn de problemen met

brandveiligheidsvoorzieningen geïnventariseerd. Bouwkundig 1 2 3 4 5 6 7 8 1 2 3 4 5 6 7 8 1 2 3 4 5 6 7 8 1 2 3 4 5 6 7 8 (sub-)Brand- en Rookcompartimentering x x x x x x x x x x x x x x x -Vluchten x x x x x - - - x - x - - x x x -Vluchtrouteaanduiding x x x x - x - - - - x - -Materiaaltoepassingen - x - - x x - x

Constructieve veiligheid/Sterkte bij brand x x x - ? ? ? ? - - - x x

-Installatietechnisch Branddetectie en -bestrijding - x x - - - x - - ? ? ? Noodverlichting - - - x Organistatorisch Gebruiksvoorschriften x x x x x x x ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? BHV-plan x - x - - ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? - - - x x BHV-ers - x - ? ? ? x - x x -Risico-inventarisatie en -evaluatie x - x ? ? ? - x x -Ontruimingsplan x x - - - x ? ? ?

-* Begeleidend schrijven is bijgevoegd in het hoofddocument

x = van toepassing - = niet van toepassing ?= gegevens onbekend Zo rgi ns te ll ing e n K ind e rda gv e rbl ij v e n J us ti ti ë le I nri c ht ing e n P a rt ic ul ie re J us ti ti ë le I nri c ht ing e n

(21)

Pagina | 21

Uitleg tabel

Bij het analyseren van de onderzoeken is naar voren gekomen dat er niet altijd voldoende informatie beschikbaar is. Daarom zijn er drie opties gebruikt bij de inventarisatie van de problemen: Van toepassing, niet van toepassing of gegevens onbekend. Hierdoor kan de volledigheid van de informatie worden weergeven.

In de bovenste rij zijn de instellingen geplaatst, waar een onderzoek naar gedaan is. Het gaat om de zorginstellingen, kinderdagverblijven en (particuliere) justitiële inrichtingen. De eerste kolom laat zien waarop de instellingen zijn getoetst. Deze onderdelen zijn onderverdeeld in de drie

basiselementen van de brandveiligheid, de bouwkundige, installatietechnische en organisatorische brandveiligheid. Daardoor kan er in een later stadium van het onderzoek beter onderscheid tussen de problemen gemaakt worden, zodat deze beter aangepakt worden.

De problemen die zijn geconstateerd in de onderzoeken zijn uitgewerkt in ‘Bijlage 1 Toelichting Tabel Hoofdstuk 1.2.2’. Deze problemen zijn uitgewerkt op een manier dat het overeen komt met de cijfers uit tabel 1.2.2.

Constateringen tabel:

De tabel laat zien dat veruit de meeste problemen worden geconstateerd in zorginstellingen. De problemen zijn terug te vinden in alle aspecten van brandveiligheid.

Op bouwkundig niveau zijn de meest problemen geconstateerd met de brandcompartimentering en de voorzieningen die veilig vluchten uit een gebouw moeten waarborgen. Denk hier bij aan

brandveiligheidsvoorzieningen die niet goed zijn afgewerkt of zelfs niet zijn aangebracht. Ook vluchtwegen met een te grote loopafstand, vormen een groot probleem.

De problemen met installaties zijn vooral met brandmeld- en detectiesystemen. Het niet naar behoren werken van de BMI zorgt voor de meeste problemen. Daarnaast wordt een niet

functionerende BMI, niet gecertificeerd , terwijl dat in een aantal gevallen wel wordt geëist in het bouwbesluit 2012(in bijlage I. Brandmeldinstallaties).

De organisatorische problemen zijn in de meeste gevallen met de gebruiksvoorschriften van een gebouw. Voorkomende problemen zijn dan ook dat logboeken voor de BMI niet goed of correct ingevuld worden. Of de vergunningsstukken rondom het gebruik (o.a. ontruimingsplan) zijn niet meer actueel.

1.3.2 Onderzoek cijfers

In deze paragraaf zal het onderzoek naar de statistieken worden toegelicht. Het Centraal Bureau voor de Statistiek houdt ieder jaar de cijfers bij van de brandweer. Deze cijfers worden gepubliceerd in Brandweerstatistiek. In dit onderzoek zal het gaan over de jaren 2010,2011 en 2012. Ten tijden van het onderzoek is waren er nog geen landelijke cijfers bekend over 2013.

In de tabel (1.3) zijn de landelijke cijfers opgenomen van de loze meldingen, die de brandmeldinstallatie, doorstuurt naar de Gemeenschappelijke Meldkamer.

In de tabel is af te lezen dat gezondheidzorginstellingen de meeste loze meldingen veroorzaken. In 2012 waren het 5600 loze meldingen, dit is een stuk lager dan de jaren daarvoor. Opvallend is, wanneer er gekeken wordt naar alle loze meldingen, dat de loze meldingen vooral voorkomen bij gebouwen waar verminderd zelfredzame personen, patiënten of cliënten verblijven.

(22)

Pagina | 22

Tabel 1.3. Brandweer statistiek 2010-2012, CBS

Oorzaak

Gebouwfunctie Jaar Loze

Meldingen Storing Gevaarlijke Werkzaamheden Overig Gezondheidzorg 2010 6400 x 23% 15% 62% 2011 7800 x 21% 14% 65% 2012 5600 x 28% 17% 55% Woongebouw Verzorging 2010 1500 x 24% 16% 60% 2011 1900 x 22% 13% 65% 2012 2000 x 19% 14% 67% Gezinsvervangend tehuis 2010 700 x 24% 9% 67% 2011 1200 x 16 % 15% 69% 2012 1300 x 22% 11% 67% Bijeenkomstgebouw w.o. Kinderdagverblijf 2010 3900 x 26% 22% 52% 2011 4500 x 23% 22% 55% 2012 3200 x 27% 25% 48%

Er zijn verschillende zorginstellingen. In het bouwbesluit wordt hier ook onderscheid in gemaakt. In de zorg zijn verschillende soorten instellingen zoals (psychiatrische) ziekenhuizen en verpleeghuizen, waar patiënten minder zelfredzaam zijn omdat ze afhankelijk zijn van een bed. Daarnaast zijn zorginstellingen die een woonruimte aan cliënten, die misschien verminderd zelfredzaam zijn, maar niet afhankelijk hoeven te zijn van een bed. En dus andere eisen hebben dan patiënten in een ziekenhuis.

In de woonzorg is ook een onderverdeling, er zijn namelijk groepswoningen waarin cliënten worden begeleid, maar ook woongebouwen waar de zorg besteld kan worden en de bewoner dus naar een centrale belt als hij hulp nodig heeft. Omdat niet alle woonvormen een directe verbinding hoeft te hebben met de gemeenschappelijke meldkamer, heeft het bouwbesluit onderscheidt gemaakt in de zorg.

In april 2012 is het nieuwe Bouwbesluit in werking getreden, waarin wijzigingen hebben

plaatsgevonden met de doormeldingen naar de gemeenschappelijke meldkamer. De cijfers van 2012 kunnen hierdoor niet accuraat zijn. Vóór april 2012 werden de doormeldingen geregeld volgens het gebruiksbesluit. Om te kijken of de cijfers van 2010 en 2011 met 2012 met elkaar overheen komen, wordt het gebruiksbesluit 2008(Bijlage I, Staatsblad 2008, 327) met het bouwbesluit 2012 (Bijlage 1 Brandmeldinstallaties, Staatsblad 2011, 416) vergeleken.

De onderdelen die worden vergeleken zijn: - Woonfunctie - woonfunctie voor de zorg

Bij het vergelijken van de cijfers voor de woonfunctie voor de zorg, kan worden geconcludeerd dat hierin geen wijziging heeft plaatsgevonden.

In de cijfers van de publicatie ‘Brandweerstatistiek’ wordt specifiek gesproken over

verzorgingstehui, dit kan twee dingen betekenen; de gebruiksfunctie, in de publicatie, komt niet overeen met het bouwbesluit of er wordt iets anders bedoeld met ‘verzorgingstehuis’.

(23)

Pagina | 23 - Gezondheidzorgfunctie

Bij het vergelijken van de cijfers voor de gezondheidszorg, heeft er een wijziging plaats gevonden. In het lid 4b (andere gezondheidzorgfunctie) in Bijlage I van het gebruiksbesluit 2008 wordt er een doormelding vereist in een gebouw waarbij de vloeren ten hoogste op 20 meter boven peilniveau ligt. In het bouwbesluit 2012 is deze regel afgeschaft.

Dit kan betekenen dat er in de publicatie van 2012 nog enige vervuiling zit in de cijfers omdat dat jaar de wetgeving is aangepast, waardoor de cijfers niet goed met elkaar kunnen worden vergeleken.

- Bijeenkomstfunctie

Een bijeenkomstfunctie met opvang voor kinderen jonger dan 4 jaar, valt onder de grote groep bijeenkomstfunctie in de publicatie. Kijkend naar de wijzigingen in deze sub-functie, valt op te merken dat de regels zijn aangescherpt. Voor het bouwbesluit 2012 was er onder andere een doormelding vereist als er een vloer, met deze functie, boven 2.1m boven peilniveau komt. Vanaf het bouwbesluit 2012 is dat al vanaf een vloerhoogte van 1.5m. In de publicatie wordt gesproken over bijeenkomstfunctie, maar omdat onder de bijeenkomstfunctie een heleboel dingen vallen kan er niet of nauwelijks een conclusie worden getrokken dat de kinderopvang met kinderen van onder de 4 jaar meer of minder meldingen hebben.

Verder is uit de cijfers op te merken dat de belangrijkste oorzaken van de loze meldingen niet aan de storingen en brandgevaarlijke werkzaamheden liggen, maar aan de overige oorzaken zoals:

vandalisme, stoom en roken. Deze oorzaken zorgen voor problemen met de bouwkundige, installatietechnische en organisatorische brandveiligheid.

Helaas is het niet mogelijk om een conclusie te trekken voor (particuliere) justitiële inrichtingen, omdat deze gegevens niet vermeldt staan in de publicaties.

Daarnaast komen de gebruiksfuncties in de publicaties niet geheel overeen met de gebruiksfuncties van het Bouwbesluit 2012. Echter is wel duidelijk dat er in de zorg de meeste loze meldingen voorkomen. Daar valt dus winst te behalen.

1.4 Deelconclusie inventarisatie

De problemen met brandveiligheidsvoorzieningen in gebouwen met verminderd zelfredzame personen zijn geïnventariseerd in dit hoofdstuk. Om een goede inventarisatie te kunnen maken van de problemen, is het ook belangrijk om te weten wat brandveiligheidsvoorzieningen zijn.

Zo is het duidelijk geworden dat brandveiligheidsvoorzieningen twee componenten bevat, namelijk ‘brandveiligheid’ en ‘voorzieningen’. De component brandveiligheid bestaat vervolgens uit drie basis elementen, genaamd BIO. Daarnaast is de component voorzieningen onderverdeeld volgens de basis elementen van brandveiligheid.

De basiselementen van brandveiligheid zijn dus een essentieel onderdeel ervan. Daarom is deze opbouw de rode draad voor het gehele vervolg onderzoek.

Uit de analyse van de onderzoeken van het voormalig ministerie van VROM komen de meeste problemen voor bij zorginstellingen. Uit de analyse blijkt ook dat de problemen spelen bij alle drie de basiselementen van brandveiligheid. Om te valideren of de brandweer ook last heeft van de

gevolgen van deze problemen, zijn de publicaties van het CBS ‘Brandweerstatistiek’ van de jaren 2010 tot en met 2012 geanalyseerd. Uit de statistieken is naar voren gekomen dat de meeste loze meldingen veroorzaakt worden door zorgsector.

(24)

Pagina | 24 Uit zowel de analyse van de onderzoeken van VROM en de publicatie ‘Brandweerstatistiek’ wordt duidelijk dat de problemen zich rondom zorginstellingen spelen. Hierdoor is besloten om verder te focussen op de zorginstellingen.

In het volgende hoofdstuk wordt dan ook een onderzoek gedaan naar zorginstelling. Dit gebeurt in een vorm van een casestudie. Hierdoor kan er gerichter naar specifieke problemen gezocht worden.

(25)

Pagina | 25

HOOFDSTUK 2

(26)

Pagina | 26

HOOFDSTUK 2: Casus

2.1 Introductie

In het voorgaande hoofdstuk zijn de problemen op het gebied van brandveiligheid onderzocht. De resultaten uit het onderzoek laten zien dat op alle gebieden van brandveiligheid, de meeste problemen zijn met zorginstellingen. Daarom is besloten om dit onderzoek verder te focussen op zorginstellingen.

Er zijn veel verschillende typen zorginstellingen, maar een eigenschap is dat ze in de meeste gevallen zorg bieden aan verminderd zelfredzame personen. Denk hier bij aan (psychiatrische) ziekenhuizen, (poli)klinieken, groepszorgwoningen etc. Om meer diepgang te geven aan het onderzoek, wordt de focus gelegd op een specifieke zorginstelling.

De statistieken laten duidelijk zien dat in woonzorg gebouwen de meeste meldingen voorkomen. Daarom is gekozen om een gebouw te onderzoeken van een zorginstelling, die zorg verleent in woonzorg gebouwen.

2.1.1 Opbouw hoofdstuk

In dit hoofdstuk wordt dus een casus onderzocht van een zorginstelling. Het doel van dit onderzoek is om de problemen rondom brandveiligheid in kaart te brengen, die tijdens de bouw veroorzaakt worden. Daarnaast wordt er gekeken naar de rol van risicobeheersing (RB) in het bouwproces.

Figuur 2.1. Opbouw hoofdstuk 2 Casus

Hoofdstuk II Casus

2.1 Introductie 2.2 Introductie casus

Omschrijving doelgroep Organisatorische omschrijving Procedurele omschrijving Ruimtelijke omschrijving Bouwkundige omschrijving Installatie-technische omschrijving 2.3 Proces Traditioneel bouwproces Gewijzigd bouwproces zorginstelling 2.4 Brandveiligheid in het complex Bouwkundige problemen Installatie- technische problemen Organisatorische problemen 2.5 Conclusie

(27)

Pagina | 27 In figuur 2.1 is af te lezen dat het onderzoek naar de casus uit vier delen bestaat. Als eerste wordt de casus geïntroduceerd aan de hand van vijf thema’s. De thema’s komen overeen met de

basiselementen van brandveiligheid (BIO), daarnaast wordt duidelijk welke procedures zijn gevolgd tijdens de bouw van het complex en er wordt een globale indruk van de ruimtelijkheid van het complex gegeven.

Na de introductie van de casus worden twee verschillende bouwprocessen onderzocht. Allereerst wordt het traditionele bouwproces onderzocht, welke in vergelijkbare projecten wordt gevolgd. Daarna worden de wijzigingen, ten opzichte van het traditionele bouwproces, onderzocht.

Vervolgens worden de problemen met brandveiligheidsvoorzieningen in de casus geanalyseerd. Deze problemen worden volgens de basiselementen van brandveiligheid (BIO) verdeeld.

Als laatste wordt er een conclusie getrokken over dit hoofdstuk en worden de eerste bevindingen naar buiten gebracht.

2.2 Introductie Casus

In deze paragraaf zal het gaan over de organisatie van de zorginstelling en het gebouw. Allereerst wordt de doelgroep van de casus omschreven, daarna wordt de organisatie van de huisvesting toegelicht.

De eigenschappen van het pand worden vervolgens toegelicht. Zo worden de procedures die het gebouw heeft doorlopen uitgelegd. Om vervolgens de ruimtelijke, bouwkundige en de

installatietechnische kenmerken van het gebouw uit te werken.

2.2.1 Omschrijving doelgroep

De zorginstelling van deze casus, is een organisatie die zorg verleent aan mensen met een

verstandelijke beperking. Deze organisatie geeft de zorg op meerdere manieren, bijvoorbeeld door hulp te bieden bij werk of dagbesteding. Of er wordt zorg geboden in een woonhuis met meerdere mensen. Daarnaast biedt deze zorginstelling zorg aan op een beschutte locatie. Deze locaties zijn voor mensen met een ernstige verstandelijke beperking.1

Volgens de teamleider Veiligheid van de zorginstelling (email, 9 mei 2014) gaat het in de casus om een beschutte locatie met cliënten met ernstige of matige verstandelijke beperking. Daarnaast is er sprake van gedragsproblematiek en/of psychiatrische stoornissen. Denk bijvoorbeeld aan een diagnose in het autistisch spectrum stoornis (ASS) en agressie.

De cliënten die in het complex verblijven hebben een leeftijd tussen de 20 en 70 jaar. Kenmerkend voor hun handicap is dat zij minder zelfredzaam zijn in geval van een calamiteit. Daarnaast zitten er in het complex cliënten die ook nog eens afhankelijk zijn van een rolstoel. De zelfredzaamheid van cliënten heeft een direct gevolg voor het ontwerp. Daarom is het belangrijk dat de doelgroep die in het gebouw komt tijdig bekend is.

2.2.2 Organisatorische omschrijving2

Voor dit onderzoek is het belangrijk om te weten waar welke verantwoordelijkheden zitten. De zorginstelling is te verdelen in twee of meer onderdelen, namelijk ‘Huisvesting en Bedrijfsdiensten’ en tenminste één onderdeel zorg.

1 Informatie verkregen middels de website van een zorginstelling in Noord-Brabant 2 Informatie verkregen van de zorginstelling

(28)

Pagina | 28 Het onderdeel ‘Huisvesting en Bedrijfsdiensten’ gaat, zoals als de naam al zegt, over de huisvesting. De divisie huisvesting is een van de acht divisies van ‘Huisvesting en Bedrijfsdiensten’ en heeft de volgende verantwoordelijkheden:

 Projecten: Ontwikkeling en Realisatie

 Infra

 Veiligheid

 Cara domotica

 Planmatig onderhoud

Hierin is uit af te leiden dat de zorginstelling betrokken is bij het ontwerp van het pand, en verantwoordelijk is voor de veiligheid ervan.

Figuur 2.2. Organogram betrokken onderdelen

Daarnaast zijn er nog twee teams die onder deze divisie vallen:

 Beheer & Onderhoud

 Veiligheid

Het team veiligheid is nauw betrokken bij de bouw omdat zij gaan over de brandveiligheid van het complex. In paragraaf 2.3 ‘Proces’ wordt de rol van dit team verder uitgewerkt.

2.2.3 Procedurele omschrijving

Het complex is getoetst aan de nieuwbouwregels van het bouwbesluit 2003 (ed. 2009). Verder valt het onder de gebruiksfunctie ‘wonen’ , alleen is het geen reguliere woning maar een woning waarin professionele zorg wordt verleend Waardoor het onder een ander subcategorie valt , het betreft hier een zorgcluster woning voor 24-uurszorg in een woongebouw.

De gebruiksfunctie van een gebouw is maatgevend , en is daarom belangrijk om de juiste gebruiksfunctie in te vullen bij aanvraag van een omgevingsvergunning voor ‘activiteit bouw’. In de publicatie van Bouwbesluit 2012 – Brandmeldinstallatie en ontruimingsinstallatie (2014) van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties(MBZK) wordt de volgende definitie gegeven voor een zorgcluster woning voor 24-uurszorg in woongebouw:

“Een zorgclusterwoning is een woning die:

 bestemd is voor zelfstandige bewoning;

 bestemd is voor het aanbieden van zorg aan ten minste één zorgcliënt al dan niet met een partner of gezin; en

 in de directe nabijheid van ten minste vier andere woningen met een soortgelijk zorgaanbod is gelegen.” (2014, MBZK)

Dat betekent dat het gebouw aan strengere eisen moet voldoen, daarnaast zullen er extra eisen worden gesteld aan de omgevingsvergunning voor Brandveilig gebruik.

2.2.4 Ruimtelijke omschrijving

Het complex bestaat uit twee bouwlagen met 12 appartementen en biedt ruimte voor 24 cliënten. In het complex zijn twee typen appartementen: een gecombineerde woon-/slaapkamer met aparte badruimte of een aparte woon- en slaapkamer met badruimte. De grootte van deze appartementen is vergelijkbaar met een studio.

(29)

Pagina | 29 Naast de appartementen bevat het complex per bouwlaag ook nog twee gezamenlijke huiskamers, een spreekkamer en een afzonderingsruimte. Het gebouw is berekend op het gebruik van maximaal 40 personen per bouwlaag, dit is inclusief cliënten)

Het totale complex heeft een bruto vloeroppervlak van ongeveer 1700 m² en een effectief gebruiksoppervlakte van 1500 m².

2.2.5 Bouwkundige omschrijving

Naast de ruimtelijke informatie van het complex is het belangrijk om te weten waaruit het complex is opgebouwd. Als eerste wordt de bouwkundige brandveiligheid omschreven, zo wordt duidelijk hoe de compartimentering in elkaar zit en hoe het vluchten bouwkundig geregeld is.

Daarna worden de bouwtechnische, bouwfysische en constructieve eigenschappen van het complex toegelicht.

Bouwkundige brandveiligheid

In de vergunning aanvraag is aangegeven dat het een zorgclusterwoning met 24-uurszorg betreft. Deze gebruiksfunctie valt onder de hoofdcategorie wonen. Deze gebruiksfunctie stelt hogere eisen aan het complex omdat er zorg wordt verleend aan mensen die verminderd zelfredzaam zijn. Om uitbreiding van een brand tegen te gaan, wordt het complex aan de hand van het

gebruiksoppervlak verdeelt in brandcompartimenten. De gebruiksoppervlakte mag maximaal 1000 m² zijn volgens artikel 2.83 van het Bouwbesluit 2012. Het complex heeft een gebruiksoppervlak van is 1463 m², dit betekent dat het complex ten minste twee brandcompartimenten moet hebben. Echter hebben ze in het complex gekozen voor vier brandcompartimenten, om tijdens een calamiteit, gefaseerd te ontruimen.

Daarnaast is elk ‘appartement’ binnen het complex een beschermd subbrandcompartiment. In het complex wordt namelijk geslapen, waardoor je te maken hebt met een bedgebied. Volgens artikel 2.92 van het Bouwbesluit 2012 moet een bedgebied een beschermd subbrandcompartiment zijn. Om veilig te kunnen vluchten tijdens een calamiteit moet er volgens artikel 2.101 vanaf elk punt waar mensen verblijven een vluchtroute lopen naar een aansluitend terrein en vervolgens naar de

openbare weg. Vanuit elke uitgang van een ‘appartement of andere ruimte zijn er twee

vluchtroutes, deze vluchtroutes leiden naar een van de drie trappen huizen welke uitkomen op het aansluitend terrein.

Bouwtechnische informatie

Het complex is volgens een traditionele bouwmethode gebouwd, ook wel stapelbouw genoemd. Kenmerkend voor deze bouwmethode is het gebruik van stenen en/of blokken. In de casus zijn gebruik gemaakt van kalkzandsteen blokken en bakstenen. De kalkzandsteenblokken zijn gebruikt voor het binnenspouwblad en voor de binnenmuren. Voor het buitenspouwblad is er voornamelijk baksteen gebruikt, daarnaast is er ook gebruik gemaakt van vliesgeveldelen en kozijnpanelen. In het complex worden twee verschillende typen vloeren gebruikt. Zo is voor de begane grondvloer kanaalplaatvloeren gebruikt, terwijl er voor de verdiepingsvloeren en het platte dak

breedplaatvloeren gebruikt. Daarnaast zijn de begane grond- en de verdiepingsvloeren afgewerkt met een zwevende dekvloer met daarop weer een afwerking van o.a. vloertegels.

(30)

Pagina | 30

Bouwfysische informatie

Het complex voldoet aan het bouwbesluit 2003. Voor de bouwfysische elementen van het complex betekent dat de schil van het gebouw moet voldoen aan de volgende thermische eisen:

- De warmteweerstand (Rc-waarde) van de gevels, daken en vloeren (die grenzen aan de buitenlucht of kruipruimten) moet tenminste 2,5 m².K/W zijn

- De warmteweerstand coëfficiënt (U-waarde) van deuren, ramen en kozijnen mag maximaal 4,2 W/m².K zijn

In het complex is hier ruimschoots aan voldaan. De gevels hebben namelijk een Rc-waarde variërend van 3,20 tot 4,61 m².K/W. Het verschil in waarden tussen de gevels komt door de verschillende soorten gevelopbouw , er zijn namelijk ook geveldelen welke een vliesgevel bevatten.

Een bijzonder eigenschappen in het complex zijn: het dakterras en de uitkraging, deze elementen zijn gevoelig zijn voor koudebruggen. In dit complex zijn deze elementen zijn goed geïsoleerd en hebben een RC-waarde tussen de 3,96 m².K/W en 4,88 m².K/W.

De begane grond vloer heeft een RC-waarde van 3,60 m².K/W, terwijl het plat dak een Rc-waarde heeft van 4,62 m².K/W.

Om deze isolatiewaarden te behalen in de gevels, daken en vloeren, zijn verschillende soorten isolatiematerialen gebruikt, zoals minerale wol, XPS-isolatie, resolschuim en tempex. In bijlage 2: ‘Opbouw van de gevels’ wordt toegelicht wat de opbouw is van de verschillende elementen.

Constructieve informatie

De bouwmethode is stapelbouw, voor de constructie betekent dat de krachtenafdracht doormiddel van schijven gebeurd, en de krachten dus via de vloeren en muren naar de fundering wordt

afgedragen. Incidenteel wordt er gebruik van liggers en kolommen gemaakt, om grotere overspanningen te kunnen overbruggen.

Voor de fundering is een sonderingsrapport gemaakt en daarin is een advies geschreven. In dat advies is naar voren gekomen dat er gebruik gemaakt kan worden van een fundering op staal. De fundering zelf ligt op anderhalve meter onder het maaiveld en biedt dus een ruimte voor een kruipruimte.

Er zijn twee bijzondere constructieve elementen aanwezig in het complex, namelijk een liftschacht en een uitkraging. Voor de uitkraging is een breedplaatvloer met grotere dikte gebruikt. Dit is

waarschijnlijk zo gedaan om de krachten, door doorbuiging, op te vangen.

2.2.6 Installatietechnische omschrijving

Het complex bevat een brandmeld- en een ontruimingsinstallatie(AOI). De BMI is uitgevoerd volgens de NEN 2535.

“De NEN 2535 regelt het ontwerp, de uitvoering, de kwaliteit en de comptabiliteit van de te installeren brandmeldinstallatie.” (NEN, 9 mei 2014)

In het complex zit volledige bewaking, wat inhoud dat er in alle ruimtes, uit NEN2535, voorzien zijn van één of meerdere automatische brandmelders (NEN 2535, hfst 10.2.2) en noodzakelijke

handbrandmelders. Tevens is er een doormelding naar de brandweer als het systeem in alarm treedt.

Naast de BMI heeft het complex een ontruimingsalarminstallatie die volgens de NEN 2575 is ontworpen.

(31)

Pagina | 31

“De NEN 2535 regelt het ontwerp, de uitvoering, de kwaliteit en de comptabiliteit van het te installeren ontruimingsalarminstallatie”(NEN, 9 mei 2014)

In het complex zijn ook andere installatietechnische voorzieningen ook aanwezig om het vluchten te bevorderen: - Noodverlichting - Vluchtroute aanduiding - Kleefmagneten - Flitslicht - Elektronische sloten

2.3 Proces

De casus is bekend en in deze paragraaf wordt het bouwproces van het casus worden geanalyseerd. Het traditionele bouwproces wordt tot op heden nog het meest gevolgd bij soortgelijke complexen. In de casus is hier van afgeweken, om de problemen in het bouwproces eerder op te vangen. Om de verschillen duidelijk te maken, wordt het traditioneel bouwproces ook geanalyseerd.

De analyse van het traditioneel bouwproces is als volgt opgebouwd: Allereerst wordt het proces kort uitgeschreven en worden de rollen van de opdrachtgever en van de sector risicobeheersing van de brandweer (RB) onderzocht. Om een goede vergelijking te maken met het bouwproces van het complex worden de aandachtpunten en de nadelen van het traditioneel bouwproces uitgewerkt. De analyse van het bouwproces van het complex is anders dan bij het traditioneel bouwproces. Omdat het overgrote deel van het bouwproces hetzelfde is gebleven, worden alleen de wijzigingen ten opzichte van het verleden toegelicht. Hieruit volgt een korte constatering welke een basis vormt voor een eventuele aanbeveling.

2.3.1 Traditionele bouwproces

Het traditionele bouwproces bestaat uit vier hoofdfasen. De fasen worden aan de hand van informatie van Infopunt Veiligheid van het NIFV beschreven. De eerste fase is de initiatieffase, in deze fase komt de opdrachtgever(bv. de zorginstelling) met een idee om een gebouw te laten bouwen. De opdrachtgever gaat zich door middel van een onderzoek oriënteren wat de mogelijkheden zijn.

In het onderzoek zullen onder andere de volgende vragen worden beantwoord:

 Voor welke doelgroep wordt er gebouwd ?

 Welke eisen zijn er voor de doelgroep ?

 Welke wet en regelgeving is van toepassing op het te bouwen gebouw ?

 Welke veiligheidseisen zijn er voor het gebouw en voor de doelgroep ?

 Wat voor budget is er beschikbaar voor het gebouw ? Etc…

Zodra deze vragen zijn beantwoord, wordt er overgegaan naar het ontwerp van het gebouw. In deze tweede fase (ontwerpfase) gaat de opdrachtgever samen met de architect, adviseurs en aannemer (zie figuur 2 onder hoofdfase ontwerp) om tafel. Gezamenlijk komen de partijen tot een

realiseerbaar plan. Als dit plan definitief wordt vastgesteld en vergund door het bevoegd gezag, gaat de aannemer over tot realisatie van het gebouw.

(32)

Pagina | 32

Figuur 2.4. Rolverdeling ten aanzien van brandveiligheid tijdens de vier bouwfasen (Infopunt

Veiligheid, 10 mei 2014)

In de realisatiefase (derde fase) is de hoofdaannemer verantwoordelijk voor de bouw van het gebouw. Het realiseren van een gebouw doet hij niet alleen, samen met diverse onderaannemers en installateurs zorgt hij er voor dat het gebouw volgens de specificaties wordt opgeleverd. Tijdens de bouw kunnen er wijzigingen en/of problemen voor komen. Deze problemen worden in overleg met de opdrachtgever en ontwerper besproken en opgelost.

Voordat het gebouw in gebruik wordt genomen (gebruiksfase) wordt het gebouw eerst opgeleverd aan de opdrachtgever. Bij een oplevering wordt er gekeken of het gebouw is gebouwd volgens de wet en regelgeving , het uitgevoerd is volgens het ontwerp en of er gebreken zijn welke eerst nog opgelost moeten worden.

Rol Risicobeheersing van de brandweer

Heet ontwerp moet eerst vergund worden door het bevoegd gezag, voordat het gebouwd kan worden. De architect/ontwerper doet een aanvraag tot een ‘omgevingsvergunning voor

bouwactiviteit’ bij het bevoegd gezag (zie figuur 2.5) meestal de gemeente. Het bevoegd gezag stuurt de aanvraag naar de sector risicobeheersing van de brandweer, waarna zij het in behandeling

nemen. Risicobeheersing is een adviserend orgaan van de gemeente.

Wanneer een aanvraag voor een ‘omgevingsvergunning voor activiteit bouw’ binnen komt van de gemeente, wordt deze in behandeling genomen. De procedure van deze vergunning is als volgt: Als eerste wordt er gekeken naar de soort aanvraag: Is het nieuwbouw, bestaande bouw of is het verbouw. Zo kan het gebouw worden getoetst aan de juiste wet- en regelgeving. Risicobeheersing controleert alleen de wetgeving over brandveiligheid. Daardoor hoeven niet alle hoofdstukken van het bouwbesluit door RB getoetst te worden.

Voor de ‘omgevingsvergunning voor activiteit bouw’ worden de volgende hoofdstukken getoetst: • Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

• Hoofdstuk 2: Technische bouwvoorschriften uit het oogpunt van veiligheid • Hoofdstuk 6: Voorschriften inzake installaties

(33)

Pagina | 33

Figuur 2.5. Aanpassing op figuur 2.4 – Traditionele bouwproces met vergunningen

Uit de toetsing wordt een advies aan de gemeente geschreven. Er zijn drie mogelijke adviezen welke RB kan geven aan het bevoegd gezag (gemeente), deze zijn als volg:

1. Een aanvraag voldoet niet. De gemeente wordt geadviseerd om de aanvraag te weigeren. De indiener moet het ontwerp zodanig aanpassen en de aanvraag opnieuw indienen.

2. Een aanvraag voldoet wel maar onder voorwaarden. Hierin adviseert risicobeheersing om de aanvraag goed te keuren onder voorwaarden dat er een aantal zaken worden aangepast. 3. Een aanvraag voldoet. Dit betekent dat de gemeente het advies krijgt om de aanvraag goed

te keuren.

In artikel 6.20 van het Bouwbesluit 2012 kan een brandmeldinstallatie (BMI) en/of een

ontruimingsalarminstallatie(OAI) worden geëist. Aan de hand van Bijlage I van het Bouwbesluit 2012 wordt de omvang van het systeem bepaald. Zodra zo’n systeem geëist wordt dient de installateur een Programma van Eisen (PvE) op te stellen.

Het PvE wordt volgens de normen NEN 2535 en NEN 2575 van de Nederlandse Norm(NEN) opgesteld. De NEN 2535 regelt het ontwerp en de uitvoering van de brandmeldinstallatie. Verder regelt het de comptabiliteit en de kwaliteit van de BMI.

De NEN 2575 regelt dezelfde zaken als de NEN 2535 maar dan voor de ontruimingsalarminstallatie. Zo’n PvE wordt vervolgens naar het bevoegd gezag verstuurd ter toetsing. Hierin vraagt het bevoegd gezag van RB weer een advies. En stuurt het PvE voor toetsing door naar RB. Uit de toetsing moet blijken of het systeem op papier voldoet aan de NEN 2535/2575. Als het systeem niet voldoet, zal de installateur met een aangepast PvE moeten komen en vervolgens de installatie daarop aanpassen. Verder kan het voor komen dat er of een omgevingsvergunning voor brandveilig gebruik of een gebruiksmelding aangevraagd moet worden. In de Wet algemene bepaling omgevingsrecht (Wabo)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Maak van deze gereedschappen een overzicht in onderstaande tabel en maak voor de gebruikte materialen een prijs-kwaliteitvergelijking, waaruit moet blijken welke het meest

(1000) Heel laag Goed optimaliseren Gemiddeld (880) Heel laag Goed wat is seo Gemiddeld (716) Laag Goed seo betekenis Gemiddeld (590) Heel laag Goed goede teksten Gemiddeld (590)

De handbrandmelders moeten geïnstalleerd worden in de evacuatieroutes bij elke toegang van de trappenhuizen (aan de binnenkant of buitenkant) en aan elke uitgang

Veel spanningen ontstaan precies in zo’n periodes: er zijn mensen die niet kunnen of willen loslaten wat hen zo vertrouwd was en er zijn mensen die niet langer

De Groot onderstreept de woorden van Verhoeven en van Mart Hoppenbrouwers, com- mercieel directeur van Dolmans Landscaping Group, over het beeld dat vorig jaar ontstond over

Het geluidsniveau is gehalveerd als we werken met de Airbo, wat het werk voor ons Johan van Leersum: ‘De Airbo neemt relatief weinig ruimte in, waardoor je in de hoogwerker

In de tijd die resteert, kunnen we mensen inplannen voor andere werkzaamheden, zoals onkruidbeheer of extra te vegen, zodat de onkruiddruk in het jaar erop afneemt.’ Gildebor

• Bij ieder bouwsel met een verblijfsruimte moet een opstelplaats voor de brandweer zijn, als er op de plaats meer dan 2000 vierkante meter in gebruik is