• No results found

Brandveiligheid in het complex

HOOFDSTUK I: Inventarisatie van de problemen

2.4 Brandveiligheid in het complex

In de voorgaande paragraaf is het proces van de casus onderzocht. In deze paragraaf worden de problemen met brandveiligheid in de casus nader bekeken. De problemen worden onderverdeeld in categorieën: bouwkundige , installatietechnische en organisatorische problemen

Pagina | 37

2.4.1 Bouwkundige problemen

In het complex van de zorginstelling zijn er, tijdens de controles van de gemeente en risicobeheersing (RB), een aantal bouwkundige zaken naar voren gekomen, die extra aandacht vereisen bij een

volgend project.

Om brandcompartimenten te creëren, moeten er brandscheidingen worden geplaatst. Het is van belang dat deze brandscheidingen goed worden uitgevoerd. Aandachtpunten bij deze scheidingen zijn onder andere doorvoeren en doorgangen. In de praktijk is gebleken tijdens de bouw dat er in een aantal gevallen dit niet correct is uitgevoerd. Maar na aanwijzingen van RB zijn deze punten

aangepakt.

Bij doorvoeren van leidingen in een brandwerende scheiding is het van belang dat deze goed afgewerkt worden. Er zijn meerdere mogelijkheden om de doorvoeren af te werken. Een daarvan is het behandelen, met een speciale brandwerende coating, van de plaatsen waar de doorvoeren zijn aangebracht.

De werking van deze coating wordt door een brandpreventiebedrijf ‘GERCO’ als volgt omschreven. Deze coating schuimt op bij verhitting of een brand, hierdoor ontstaat een isolatielaag. Deze isolatielaag beschermt de doorvoeren tegen de hitte zodat branduitbreiding voor een bepaalde tijd wordt beperkt. (GERCO, 13 mei 2014)

Echter bij inspecties komt het voor dat een doorvoer niet zo is uitgevoerd, dat brengt enige gevaren met zich mee. Bij een brand kan het calamiteitsgebied groter worden dan verwacht. In zo’n geval kan je dus spreken van schijnveiligheid.

Een ander probleem met doorvoeren is het niet of onduidelijk aangeven van

brandveiligheidsvoorzieningen in de brandscheiding. Op het moment dat de gemeente samen met risicobeheersing het pand controleert voor de oplevering, wordt dit probleem geconstateerd. Het aangeven van bijvoorbeeld een brandklep in een luchtbehandelingsinstallatie is erg belangrijk. Niet alleen voor de veiligheid maar ook voor het resetten van het systeem. Als een brandklep wordt geactiveerd dan moet deze handmatig terug worden gezet in de geopende stand anders werkt de luchttoevoer niet meer naar behoren.

Als zo’n systeem niet gevonden wordt of niet makkelijk toegankelijk is, kan het in het ergste geval een schadepost opleveren. Er moet namelijk gesloopt worden om bij het systeem te komen. Zo’n situatie is niet wenselijk en kan voorkomen worden, door locatie van het systeem duidelijk aan te geven op tekening. Ook is het verstandig om met het bouwteam afspraken hier over te maken en deze vervolgens kenbaar te maken op de werkvloer.

Een ander probleem met doorgangen is het gebruik van deurdrangers. Een deurdranger is een bouwkundige voorziening die er voor zorgt dat en deur zelfstandig kan sluiten. Helaas komt het vaak voor dat de deur niet volledig in het slot valt. Er zitten dan nog kieren de brandscheiding (de deur in de wand) waardoor de brandscheiding zijn werk niet volledig kan doen. Meestal is de oplossing makkelijk, de dranger en deur moeten opnieuw afgesteld worden.

De problemen met de doorvoeren, brandscheidingen en de deurdrangers lijken eenzelfde oorzaak te hebben. Het kan namelijk toegeschreven worden op onwetendheid van de installateur of vakman. Dit kan aangepakt kunnen worden door RB of fabrikanten. Zij kunnen voorlichting geven over het juist aanbrengen van brandveiligheidsvoorzieningen.

Het gebruik van het juiste bouwmateriaal voor een brandwerende scheiding is van essentieel belang. In het bouwbesluit 2012 wordt aangegeven wat de brandwerendheid van de brandcompartimenten moet zijn. Dat betekent dat een brandwerende scheiding aan deze wettelijke eis moet voldoen.

Pagina | 38 Tijdens de bouw komt het voor dat er voor zo’n brandwerende scheiding niet de juiste materialen zijn gebruikt. Er wordt wel van de tekening afgelezen dat er een wand moet komen te staan, maar er wordt niet verder gekeken of dit een brandwerende scheiding betreft. Misschien moet deze wand 30 minuten brandwerend worden uitgevoerd en moeten er dus andere materialen worden gebruikt. Wanneer zo’n wand verkeerd wordt uitgevoerd, kan zo’n wand eerder bezwijken dan oorspronkelijk is berekend.

In het complex is het volgende probleem niet aan de orde geweest, echter komt dit probleem geregeld voor in andere soort gelijke projecten. Het is daarom van belang dat dit probleem in toekomstige projecten voorkomen kan worden.

In sommige gevallen wil een opdrachtgever/gebruiker een raam in een brandscheiding geplaatst hebben. Een oplossing is het toepassen van brandwerend glas, dit type glas is voor een bepaalde duur bestand tegen de hitte van een brand. Er zijn verschillende typen brandwerend glas, namelijk beglazing welke beide zijden brandwerend zijn, maar er is ook beglazing die alleen enkelzijdig brandwerend is uitgevoerd. Bij het laatste type glas gaat het vaak bij het plaatsen mis: Het glas wordt verkeerd om geplaatst, waardoor de verkeerde zijde van de scheiding brandwerend wordt. Dit kan verschillende oorzaken hebben, de zetter is niet op de hoogte van welke zijde het glas brandwerend is of het is niet bekend dat het raam brandwerend uitgevoerd dient te worden. In het geval van de eerste oorzaak kan het zijn dat het niet goed is aangegeven op het glas zelf. In de meeste gevallen wordt er in het glas een stempel aangebracht in het glas waaraan te zien is dat het brandwerend is uitgevoerd. Daarnaast geeft de stempel in de meeste gevallen aan welke kant de brandwerende zijde is. Dit is niet vanzelf sprekend, daarom vraagt de adviseur van risicobeheersing bij een controle altijd om een productcertificaat van de fabrikant.

Het toepassen van alleen brandwerend glas in een kozijn is niet voldoende. Om te voldoen aan de Weerstand tegen BrandDoorslag en BrandOverslag (WBDBO) eis te voldoen moeten, de kozijnlatten correct uitgevoerd worden.

Het komt dus voor dat de kozijnlatten niet aan de WBDBO -eis te voldoen. Zo’n kozijnlat is dan bijvoorbeeld dan bevestigd met draadnagels. Tijdens een brand kunnen materialen uitzetten, dus ook de kozijnlatten en de draadnagels. Hierdoor ontstaat er dus spanning tussen de verschillende materialen waardoor de draadnagels eruit kunnen schieten. Om dit te voorkomen worden geschroefde kozijnlatten geëist om aan de WBDO-eiste voldoen.

Het gebruik van het juiste materiaal en het materiaal op de juiste manier toepassen, is van groot belang om de brandveiligheid te garanderen. Uit de interviews is duidelijk geworden dat er gevallen zijn waar er niet voldaan kan worden aan de brandveiligheidseisen.

De vraag of het onwetendheid is van de vakman of fabrikant moet onderzocht worden , om de problemen bij de bron aan te pakken. Zowel de fabrikant als risicobeheersing van de brandweer kan hier een rol in hebben.

2.4.2 Installatietechnische problemen

Uit de interviews is gebleken dat er ook een aantal installatietechnische voorzieningen aandacht nodig hebben in het bouwproces. De onderwerpen waar aandacht nodig voor is, zijn onder andere vernieling, het verkeerd uitvoeren van een BMI of verwarring tijdens calamiteiten.

Pagina | 39

Rookmelders

Een onderdeel van de BMI is een rookmelder, deze hebben extra aandacht nodig in het ontwerp. De cliënten in van de zorginstelling kunnen namelijk agressieve buien hebben, welke onverwachts kunnen opkomen. Tijdens deze agressieve buien kunnen ze vernielingen aanbrengen aan

verschillende objecten, bijvoorbeeld een massieve deur. Zo’n deur kunnen ze met gemak vernielen, waardoor deze onbruikbaar wordt. Een rookmelder daar in tegen is zeer kwetsbaar en worden al vrij snel vernield.

Het gevolg hiervan is dat de BMI in storing valt en het systeem niet meer naar behoren werkt. In zorgclusterwoningen met 24-uurzorg is er zelfs ook nog een doormelding naar de regionale alarmcentralen ofwel de meldkamer. Echter wanneer er een storing is aan de BMI dan is er geen doormelding mogelijk naar de meldkamer, waardoor een melding eerst opgemerkt moet worden door het personeel. Dit heeft als gevolg dat de brandweer pas op een later tijdstip gealarmeerd wordt.

Rookmelders zijn kwetsbaar ontwerpers zullen dus creatief moeten zijn om deze kwetsbaarheid op te vangen. Oplossingen hiervoor zijn onder andere stalen korven die om een rookmelder geplaatst worden of rookmelders die verwerkt zijn in lichtarmaturen, alleen is een rookmelder ontworpen en getest op standaard situatie. Daarom eist de norm NEN 2535 in geval van uitzonderlijke situaties een rookproef om te kijken of een rookmelder in deze nieuwe situatie nog steeds voldoet aan de

wettelijk gestelde eisen.

Deze opties mogen dan wel creatief zijn, maar deze ideeën worden meestal bedacht wanneer de cliënten al in het gebouw wonen en al een melder is vernield. Het gebouw is al in gebruik en de gordijnen , vitrages , vloerbedekking etc. zijn al geplaatst. Als er dan wordt besloten om een idee uit te voeren dient er dus een rookproef uitgevoerd te worden. Dit kost niet alleen meer tijd, maar ook zijn hier extra kosten aan verbonden. De kosten hierin zijn niet alleen voor de nieuwe producten maar ook nevenschade die ontstaat door het testen van deze nieuwe producten.

Deurontgrendeling

In zorginstellingen heb je te maken met weglopers. Om dat te voorkomen willen zorginstellingen zoveel mogelijk deuren op slot hebben. Echter mag dit niet volgens het Bouwbesluit 2012(ed. november 2013) , in hoofdstuk 7: ‘Voorschriften inzake het gebruik van bouwwerken, open erven en terreinen’ wordt namelijk het volgende geëist:

Een deur op een vluchtroute is bij aanwezigheid van personen in het bouwwerk uitsluitend gesloten indien die deur tijdens het vluchten, zonder gebruik te moeten maken van een sleutel onmiddellijk over de ten minste vereiste breedte kan worden geopend. (Artikel 7.12)

Een oplossing hiervoor is het gebruik van knopcilinders. In de praktijk blijkt dit niet de juiste oplossing voor zorginstellingen, omdat deze oplossing te makkelijk is om te omzeilen voor de cliënten. Daarom is er gekozen voor elektronische ontgrendeling via de brandmeldinstallatie. Zodat de deuren open gaan bij een brandmelding.

Loos alarm

Een ander probleem die voorkomt met cliënten is het creëren van loos alarm door het indrukken van de handbrandmelders. Deze problemen komen pas aan het licht op het moment dat het complex in gebruik is. Een oplossing die wordt gebruikt om dit tegen te gaan is het gebruik van sleutel

Pagina | 40 Het gebruik van deze melders wordt toegestaan door de NEN 2535, maar de voorwaarden zijn wel streng, in de norm worden de eisen hieraan als volgt beschreven:

In bijzondere situaties waarbij de kans op ongewenste alarmmeldingen groot is door

bijvoorbeeld het moedwillig activeren van de handbrandmelder door bewoners of activering door voorwerpen, is het toegelaten maatregelen te treffen om dit te voorkomen.

Handbrandmelders moeten voor het personeel altijd toegankelijk en te activeren zijn. Dit moet in het PvE zijn vastgelegd.(Paragraaf 6.3)

Figuur 2.7. Voorbeeld van een sleutelschaar van Argina Technics (Argina Technics, 2014)

In de casus zijn de oplossingen met elektronisch ontgrendelen van deuren in vluchtroutes en de sleutelschakelaars al uitgevoerd. In vergelijkbare projecten wordt dit gedaan wanneer het gebouw reeds in gebruik is genomen. Om deze wijzigingen door te voeren moeten er extra kosten worden gemaakt.

Verwarring bij calamiteiten

Een ander punt van aandacht is zowel een installatietechnisch als een organisatorisch probleem. Tijdens een calamiteit kan er verwarring optreden bij het personeel van de zorginstelling, de verwarring wordt veroorzaakt door de meldingen op het BMI-paneel.

Een BMI kan een melding misschien wel correct aangeven op het paneel, alleen kan zo’n melding cryptisch zijn omschreven. Uit het interview met de adviseur risicobeheersing is gebleken dat het voor een zorginstelling typerend is dat er in een melding, op het BMI-paneel, alleen het

kamernummer wordt vermeld.

Alleen kan een begeleid(st)ers niet geheel bekend zijn met de locatie, hierdoor gaat er kostbare tijd verloren bij het verifiëren van een melding . Zo’n melding kan dan niet op tijd worden afgevangen, waardoor de repressieve dienst van de brandweer gaat uitrukken. In het ergste geval kan de veiligheid van de cliënt of begeleid(st)er in gevaar komen.

Dit probleem is eenvoudig af te vangen door de volgende oplossing uit te voeren: Het BMI-paneel wordt zodanig geprogrammeerd dat het naast de kamer ook een zone wordt aangegeven. Alleen een zone aanduiding op het paneel is niet duidelijk, dus wordt er ook een geplastificeerde plattegrond geëist in het PvE. Op deze plattegrond staat in kleur wordt aangegeven welke zone waar is. Hierdoor is het makkelijker om de plaats van de melding op tijd te verifiëren, om zo mensen levens te redden en het nodeloos uitrukken van de brandweer te reduceren.

Pagina | 41

Oplevering BMI

Tijdens controles van de brandmeldinstallaties komt het voor dat deze installaties niet correct zijn afgesteld. In paragraaf 2.3 ‘Proces’ is aangegeven dat een brandmeldinstallatie moet voldoen aan een aantal normen, namelijk de NEN 2575 en 2535. In deze normen wordt geëist dat het systeem moet werken alvorens voordat het gebouw in gebruik wordt genomen. Op het moment van

oplevering moet het systeem dus werken, dit is in enkele gevallen niet zo. Risicobeheersing kan dus geen goedkeuring verlenen, waardoor het gebouw pas opgeleverd wordt zodra het systeem werkt.

2.4.3 Organisatorische problemen

Organisatorische problemen spelen vooral na de bouw, maar kunnen het bouwproces wel verstoren. De zorginstelling en de sector risicobeheersing zijn problemen tegenkomen in de wet en regelgeving. Daarnaast verstoren onverwachte wijzigingen en zaken die onbekend zijn, het bouwproces.

Bij de bouw van het complex moet de opdrachtgever niet alleen rekening houden met de wet- en regelgeving van de bouw (o.a. Bouwbesluit 2012), maar ook met de normen en wettelijke kaders van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ)

Een ruimte die speciaal voor de zorg is bedoeld, kan volgens de regels van het Bouwbesluit 2012 zijn uitgevoerd, maar vervolgens niet meer voldoet aan de normen van het IGZ. Als de wijzigingen worden uitgevoerd bestaat er de kans dat de ruimte niet meer voldoet aan het Bouwbesluit 2012. De zorginstelling probeert de problemen met de verschillende wetgevingen op te vangen door dit probleem intern met verschillende partijen te bespreken. Dat doen ze door in het voortraject met elkaar in gesprek te gaan.

In de gesprekken worden alle aspecten van de bouw en de zorg besproken en behandeld, waarna er beslissingen worden genomen. Echter zijn er verschillende inzichten over (brand)veiligheid binnen de interne organisatie.

De meningsverschillen over brandveiligheid speelde in het verleden tussen de sector risicobeheersing en de teamleider Veiligheid. (anoniem, 16 april 2014)

Om het verschil van inzicht binnen de interne organisatie aan te pakken, is het wellicht verstandig om met de adviseurs van risicobeheersing om tafel te gaan. In deze gesprekken kunnen de verschillende partijen hun standpunten uit te spreken en gezamenlijk naar een passende oplossing werken. Bewust omgaan met brandveiligheid is erg belangrijk voor alle partijen. Dus ook voor partijen die andere zorgtaken hebben, het is daarom ook van belang dat deze partijen op een lijn komt met de sector risicobeheersing van de brandweer.