• No results found

Traditionele bouwproces

HOOFDSTUK I: Inventarisatie van de problemen

1.1 Introductie

2.3.1 Traditionele bouwproces

Het traditionele bouwproces bestaat uit vier hoofdfasen. De fasen worden aan de hand van informatie van Infopunt Veiligheid van het NIFV beschreven. De eerste fase is de initiatieffase, in deze fase komt de opdrachtgever(bv. de zorginstelling) met een idee om een gebouw te laten bouwen. De opdrachtgever gaat zich door middel van een onderzoek oriënteren wat de mogelijkheden zijn.

In het onderzoek zullen onder andere de volgende vragen worden beantwoord:

 Voor welke doelgroep wordt er gebouwd ?

 Welke eisen zijn er voor de doelgroep ?

 Welke wet en regelgeving is van toepassing op het te bouwen gebouw ?

 Welke veiligheidseisen zijn er voor het gebouw en voor de doelgroep ?

 Wat voor budget is er beschikbaar voor het gebouw ? Etc…

Zodra deze vragen zijn beantwoord, wordt er overgegaan naar het ontwerp van het gebouw. In deze tweede fase (ontwerpfase) gaat de opdrachtgever samen met de architect, adviseurs en aannemer (zie figuur 2 onder hoofdfase ontwerp) om tafel. Gezamenlijk komen de partijen tot een

realiseerbaar plan. Als dit plan definitief wordt vastgesteld en vergund door het bevoegd gezag, gaat de aannemer over tot realisatie van het gebouw.

Pagina | 32

Figuur 2.4. Rolverdeling ten aanzien van brandveiligheid tijdens de vier bouwfasen (Infopunt

Veiligheid, 10 mei 2014)

In de realisatiefase (derde fase) is de hoofdaannemer verantwoordelijk voor de bouw van het gebouw. Het realiseren van een gebouw doet hij niet alleen, samen met diverse onderaannemers en installateurs zorgt hij er voor dat het gebouw volgens de specificaties wordt opgeleverd. Tijdens de bouw kunnen er wijzigingen en/of problemen voor komen. Deze problemen worden in overleg met de opdrachtgever en ontwerper besproken en opgelost.

Voordat het gebouw in gebruik wordt genomen (gebruiksfase) wordt het gebouw eerst opgeleverd aan de opdrachtgever. Bij een oplevering wordt er gekeken of het gebouw is gebouwd volgens de wet en regelgeving , het uitgevoerd is volgens het ontwerp en of er gebreken zijn welke eerst nog opgelost moeten worden.

Rol Risicobeheersing van de brandweer

Heet ontwerp moet eerst vergund worden door het bevoegd gezag, voordat het gebouwd kan worden. De architect/ontwerper doet een aanvraag tot een ‘omgevingsvergunning voor

bouwactiviteit’ bij het bevoegd gezag (zie figuur 2.5) meestal de gemeente. Het bevoegd gezag stuurt de aanvraag naar de sector risicobeheersing van de brandweer, waarna zij het in behandeling

nemen. Risicobeheersing is een adviserend orgaan van de gemeente.

Wanneer een aanvraag voor een ‘omgevingsvergunning voor activiteit bouw’ binnen komt van de gemeente, wordt deze in behandeling genomen. De procedure van deze vergunning is als volgt: Als eerste wordt er gekeken naar de soort aanvraag: Is het nieuwbouw, bestaande bouw of is het verbouw. Zo kan het gebouw worden getoetst aan de juiste wet- en regelgeving. Risicobeheersing controleert alleen de wetgeving over brandveiligheid. Daardoor hoeven niet alle hoofdstukken van het bouwbesluit door RB getoetst te worden.

Voor de ‘omgevingsvergunning voor activiteit bouw’ worden de volgende hoofdstukken getoetst: • Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

• Hoofdstuk 2: Technische bouwvoorschriften uit het oogpunt van veiligheid • Hoofdstuk 6: Voorschriften inzake installaties

Pagina | 33

Figuur 2.5. Aanpassing op figuur 2.4 – Traditionele bouwproces met vergunningen

Uit de toetsing wordt een advies aan de gemeente geschreven. Er zijn drie mogelijke adviezen welke RB kan geven aan het bevoegd gezag (gemeente), deze zijn als volg:

1. Een aanvraag voldoet niet. De gemeente wordt geadviseerd om de aanvraag te weigeren. De indiener moet het ontwerp zodanig aanpassen en de aanvraag opnieuw indienen.

2. Een aanvraag voldoet wel maar onder voorwaarden. Hierin adviseert risicobeheersing om de aanvraag goed te keuren onder voorwaarden dat er een aantal zaken worden aangepast. 3. Een aanvraag voldoet. Dit betekent dat de gemeente het advies krijgt om de aanvraag goed

te keuren.

In artikel 6.20 van het Bouwbesluit 2012 kan een brandmeldinstallatie (BMI) en/of een

ontruimingsalarminstallatie(OAI) worden geëist. Aan de hand van Bijlage I van het Bouwbesluit 2012 wordt de omvang van het systeem bepaald. Zodra zo’n systeem geëist wordt dient de installateur een Programma van Eisen (PvE) op te stellen.

Het PvE wordt volgens de normen NEN 2535 en NEN 2575 van de Nederlandse Norm(NEN) opgesteld. De NEN 2535 regelt het ontwerp en de uitvoering van de brandmeldinstallatie. Verder regelt het de comptabiliteit en de kwaliteit van de BMI.

De NEN 2575 regelt dezelfde zaken als de NEN 2535 maar dan voor de ontruimingsalarminstallatie. Zo’n PvE wordt vervolgens naar het bevoegd gezag verstuurd ter toetsing. Hierin vraagt het bevoegd gezag van RB weer een advies. En stuurt het PvE voor toetsing door naar RB. Uit de toetsing moet blijken of het systeem op papier voldoet aan de NEN 2535/2575. Als het systeem niet voldoet, zal de installateur met een aangepast PvE moeten komen en vervolgens de installatie daarop aanpassen. Verder kan het voor komen dat er of een omgevingsvergunning voor brandveilig gebruik of een gebruiksmelding aangevraagd moet worden. In de Wet algemene bepaling omgevingsrecht (Wabo)

Pagina | 34 wordt aangegeven of er een omgevingsvergunning voor brandveilig gebruik nodig is. In artikel 1.7 van het Bouwbesluit 2012 regelt wanneer een gebruiksmelding nodig is.

Als er een omgevingsvergunning voor brandveilig gebruik nodig is, dan zal risicobeheersing ook een advies geven aan de gemeente. Hierin wordt nagenoeg dezelfde procedure gevolgd als bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een bouw activiteit, alleen wordt er nog extra getoetst op Hoofdstuk 7 : Voorschriften inzake het gebruik van bouwwerken, open erven en terreinen.

Aan het einde van de realisatiefase kan het bevoegd gezag een verzoek doen aan RB om mee te gaan bij de oplevering van een gebouw. De afdeling Handhaving van de gemeente gaat dan samen met RB het gebouw controleren of het voldoet aan de omgevingsvergunning.

Rol zorginstelling

Uit het interview met teamleider Veiligheid van de zorginstelling is naar voren gekomen dat de rol als opdrachtgever complex is. Binnen de zorginstelling zijn er diverse partijen die een belang hebben bij de bouw van het complex.

Een van de partijen is de divisie huisvesting, hierin zijn drie verschillende personen met een belangrijke rol in het bouwproces. De eerste persoon is de projectmanager, hij of zij zorgt voor de aansturing van het project.

Als tweede is er een bouwkundig manager , hij of zij is de tussenpersoon voor het bouwteam en de divisie zorg. Deze persoon zorgt er voor dat de eisen van beide partijen met elkaar overeenkomen. En zorgt ervoor dat de gemaakte afspraken worden uitgevoerd.

Als laatste speelt de teamleider Veiligheid een belangrijke rol in het bouwproces, hij / zij loopt het hele proces door en is verantwoordelijk voor de veiligheid. In het begin van het proces is hij /zij vooral bezig de veiligheidseisen in kaart te brengen voor de bouw en de zorg. Daarnaast bekijkt de teamleider de afspraken de gemeente en brandweer en zorgt dat deze afspraken worden

uitgevoerd. Tijdens de oplevering van het pand is de teamleider betrokken bij de controles van de gemeente en brandweer en communiceert met de andere partijen of het gebouw voldoet aan de eisen.

Aandachtspunten

Zowel de zorginstelling als risicobeheersing (RB) van de brandweer hebben beide aandacht voor brandveiligheidsvoorzieningen.

Risicobeheersing focust op alles wat met brandveiligheid te maken heeft. Denk hier bij aan ontvluchting (nood- en transparant verlichting, (nood)deuren en vluchtroutes), de brandmeld- en ontruimingsinstallatie en de BHV-organisatie.

Overdag is de locatie bezet met een aantal BHV-ers, dat is dan ook op orde. Echter de nachtsituatie is voor RB een zorgpunt. In de nacht ben je namelijk kwetsbaarder, omdat veel zintuigen in je slaap beperkt of uitgeschakeld zijn en waardoor een persoon minder snel kan reageren op calamiteiten. De reuk, zicht en oriëntatie vermogen zijn uitgeschakeld zolang een persoon slaapt. Daardoor kan een persoon alleen vertrouwen op zijn gehoor, echter kost tijd. Bij een brand is het daarom van belang dat de brand zo snel mogelijk ontdekt wordt en wordt beperkt tot een brandcompartiment. In de zorg verblijven personen die verminderd zelfredzame zijn ,voor de brandweer is het erg belangrijk dat de cliënten/patiënten in veiligheid worden gebracht, liefst door eigen personeel. Echter in de nachtsituatie waarin de BHV anders is opgesteld, is het van belang dat de alarmering en de ontvluchting op orde is, om slachtoffers te voorkomen.

Pagina | 35

Nadelen traditioneel bouwproces

In het traditionele bouwproces komt de brandweer pas in zicht als de omgevingsvergunning wordt aangevraagd. Ervaring leert dat er in dit stadium nog vaak problemen met brandveiligheid worden geconstateerd. Hoe eerder je de problemen constateert hoe makkelijker ze zijn op te lossen en hoe goedkoper de oplossing is.

Een van de oplossingen is om advies in te winnen bij experts op het gebied van brandveiligheid. Experts kunnen adviseurs van risicobeheersing zijn of externe adviesbureaus voor brandveiligheid. De omgevingsvergunning voor brandveilig gebruik is ook een punt van aandacht, in het traditionele bouwproces wordt deze net voor het in gebruik nemen van een gebouw aangevraagd. Er is namelijk een risico, dat bij het controleren van de aanvraag zaken naar boven komen welke aangepakt

moeten worden. Zo kunnen er enkele punten ,op het gebied van brandveiligheid , aangepast moeten worden in een voltooid gebouw.

Deze aanpassingen moeten gebeuren, anders mag het gebouw niet in gebruik worden genomen. Daarnaast zorgt dit uiteraard voor extra kosten die worden doorberekend aan de opdrachtgever.

Voordelen traditioneel bouwproces

Door de omgevingsvergunning voor brandveilig gebruik in de realisatiefase aan te vragen, zijn er niet alleen risico’s, er zit namelijk ook een voordeel aan. Zo is er in het ontwerp van het complex enige vrijheid om voor een bredere doelgroep te ontwerpen. Waardoor er ruimte overblijft om het complex aan te passen aan de uiteindelijke gebruikers, zodra deze definitief bekend zijn.