• No results found

Zorgen de hervormingsmaatregelen voor grensoverschrijdende e-commerce voor een verbetering op het gebied van btw en douane?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Zorgen de hervormingsmaatregelen voor grensoverschrijdende e-commerce voor een verbetering op het gebied van btw en douane?"

Copied!
51
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Faculteit Economie & Bedrijfskunde Master Scriptie Fiscale Economie

Zorgen de hervormingsmaatregelen voor grensoverschrijdende e-commerce

voor een verbetering op het gebied van btw en douane?

Naam: Chantal Tjin Bsc

Begeleider: mr. drs. W.A.P. Nieuwenhuizen Inleverdatum: 27 juli 2018

Inhoudsopgave

1 Inleiding 5

1.1 Aanleiding onderzoek 5

(2)

1.3 Onderzoeksmethode 7

2 Hoe ziet de huidige e-commerce regeling eruit? 8

2.1 Inleiding 8

2.2 Grensoverschrijdende B2C digitale diensten 8

2.3 Afstandsverkopen van goederen 10

2.4 Goederen met een te verwaarlozen waarde 12

2.4.1 Douane-unie 12

2.4.2 Niet-communautaire goederen 13

2.4.3 Omzetbelasting 15

2.4.4 Uitzondering in het vrije verkeer brengen 16 3 Welke veranderingen stelt de EC voor met betrekking tot e-commerce? 19

3.1 Inleiding 19

3.2 Huidige problematiek rondom e-commerce 19

3.3 Vereenvoudiging 20

3.3.1 Grensoverschrijdende digitale diensten 20

3.3.2 Afstandsverkopen van goederen 22

3.4 OSS 24

3.4.1 Niet-Unieregeling 24

3.4.2 Unieregeling 25

3.4.3 Lidstaat van identificatie 26

3.5 Afschaffing vrijstelling goederen met een te verwaarlozen waarde 26

3.6 Verantwoordelijkheid btw-aangifte online-platforms 30

3.7 Douane 32

5 Conclusie 42

5.1 MOSS 42

5.1.1 Drempelbedrag 10.000 euro 42

5.1.2 Uitbreiding MOSS 43

5.2 Bewijsstukken en andere simplificaties 44

5.3 Afstandsverkopen 44

5.4 OSS 45

5.5 Goederen met een te verwaarlozen waarde 46

5.6 Online platforms 47

5.7 Conclusie 48

6 Bibliografie 49

Verklaring eigen werk

Hierbij verklaar ik, Chantal Tjin, dat ik deze scriptie zelf geschreven heb en dat ik de volledige verantwoordelijkheid op me neem voor de inhoud ervan.

(3)

Ik bevestig dat de tekst en het werk dat in deze scriptie gepresenteerd wordt origineel is en dat ik geen gebruik heb gemaakt van andere bronnen dan die welke in de tekst en in de referenties worden genoemd.

De Faculteit Economie en Bedrijfskunde is alleen verantwoordelijk voor de begeleiding tot het inleveren van de scriptie, niet voor de inhoud.

Lijst met afkortingen

B2C Elektronische handel tussen bedrijven en consumenten

DWU Douanewetboek van de Unie

(4)

Ecofin Raad Economische en Financiële zaken

EU Europese Unie

Het Verdrag Het verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap

MOSS Mini-One-Stop-Shop

OSS One-Stop-Shop

(5)

1

Inleiding

1.1

Aanleiding onderzoek

De huidige btw-regelgeving is tot stand gekomen in 1968, een tijd waar het internet nog geen rol speelde in het leven van mensen en bedrijven in de Europese Unie (hierna: EU). Sinds het ontstaan van het internet in de EU in de jaren 80 heeft het internet echter een grote opmars gemaakt in de EU en is het niet meer uit ons straatbeeld te denken. De sterke groei van het internet ging daarnaast gepaard met een groei in elektronische handel tussen bedrijven en consumenten (hierna: B2C). Deze elektronische handel staat ook wel bekend als e-commerce. Doordat de huidige btw-regelgeving tot stand is gekomen in een tijd waar het internet en e-commerce geen rol speelde, worden vooral kleine bedrijven die online opereren belemmerd in hun handel. Op dit moment betalen bedrijven die online goederen verkopen alleen al 8000 euro aan btw-compliance kosten voor elk land waar ze aan verkopen. Vooral voor kleine en middelgrote bedrijven zijn deze btw-compliance kosten een grote kostenpost die de groei remt. Daarnaast loopt de EU naar schatting 5 miljard euro per jaar mis door grensoverschrijdende onlineverkopen, wat in 2020 waarschijnlijk zal oplopen naar 7 miljard euro.1 Daarnaast zorgt de vrijstelling voor goederen met een te verwaarlozen waarde voor

oneerlijke concurrentie. De vrijstelling voor goederen met een te verwaarlozen waarden stelt bedrijven die gevestigd zijn buiten de EU in staat om goederen onder de 22 euro vrijgesteld van btw in te voeren in de EU. Bedrijven die gevestigd zijn binnen de EU kunnen geen gebruik maken van deze vrijstelling.2 Naast de oneerlijke concurrentie wordt ook vaak

misbruik gemaakt van deze regeling.

Om onder andere de bovengenoemde problemen op te lossen heeft de Europese Commissie (hierna: EC) op 1 december 2016 diverse voorstellen gedaan om de btw-regelgeving te moderniseren en zo een beter btw-klimaat te creëren voor e-commerce bedrijven in de EU.3

Deze modernisering van de btw-regelgeving moet leiden tot de groei van voornamelijk start ups, kleine en middelgrote bedrijven, die online goederen en diensten aanbieden. Een belangrijke maatregel om deze modernisering en vereenvoudiging te bereiken is de

1 Europese Commissie (2017, 5 december). MEMO/16/3746. Modernising VAT for e-commerce: Question and Answer

2 Richtlijn van 19 oktober 2009, 2009/132/EG houdende bepalingen van de werkingssfeer van artikel 143, onder b) en c) van Richtlijn 2006/112/EG met betrekking tot de vrijstelling van belasting over de toegevoegde waarde voor definitieve invoer van bepaalde goederen.

3 Europese Commissie (2016, 1 december). Persbericht, IP/16/4010. Commissie komt met nieuwe btw-regels ter ondersteuning van e-commerce en onlinebedrijven in de EU

(6)

uitbreiding van de Mini-One-Stop-Shop (hierna: MOSS). De MOSS bestaat op dit moment voor de verkoop van digitale diensten zoals mobiele telefoon applicaties. Op dit moment hoeven bedrijven in de EU die digitale diensten aanbieden zich alleen te registreren in de lidstaat waar zij zijn gevestigd. Deze bedrijven geven de btw elk kwartaal aan in hun btw aangifte door middel van de online MOSS. Vervolgens worden de btw opbrengsten door de lidstaat waar het bedrijf is gevestigd verdeeld over de andere lidstaten aan wie de bedrijven hun digitale diensten aan consumenten hebben verleend. Indien bedrijven andere diensten of goederen dan digitale diensten leveren, moeten die bedrijven zich op dit moment in elke lidstaat voor de btw registreren waar zij deze andere diensten of goederen leveren. Met de uitbreiding van de MOSS kunnen e-commerce bedrijven ook gebruik maken van deze lokale aangifte. Deze uitbreiding van de MOSS wordt ook beschikbaar gesteld aan betrouwbare leveranciers die buiten de EU zijn gevestigd en online goederen verkopen die de 150 euro per zending niet te boven gaan. 4

Een andere maatregel van de EC is de afschaffing van de vrijstelling voor goederen met een te verwaarlozen waarde. Zoals eerder al is aangeven, stelt de vrijstelling voor goederen met een te verwaarlozen waarden bedrijven die gevestigd zijn buiten de EU in staat om goederen onder de 22 euro vrijgesteld van btw in voeren aan consumenten in de EU. Echter heeft de EC vastgesteld dat veel niet in de EU gevestigde bedrijven misbruik maken van deze vrijstelling. Deze bedrijven geven goederen bij invoer aan als een goed van onder de 22 euro, terwijl het goed in werkelijkheid een hogere waarde heeft. Op deze manier wordt btw bij invoer voorkomen. Deze vorm van fraude is moeilijk te bestrijden, omdat de douane de capaciteit niet heeft om elk pakket te controleren op de juiste waarde.5 Daarnaast zou dit ook

grote administratieve kosten met zich mee brengen. De afschaffing van deze vrijstelling moet de btw-fraude bestrijden en een eerlijker speelveld creëren voor bedrijven in de EU.

De EC komt daarnaast ook met een vereenvoudiging voor start-ups en kleine- en middelgrote ondernemingen die online verkopen. Indien e-commerce bedrijven bij afstandsverkopen van goederen en diensten onder de drempel van 10.000 euro per jaar blijven, dan wordt de btw in het land van vestiging afgehandeld. Hierdoor wordt voorkomen dat bedrijven zich moeten registreren in de lidstaten van de consumenten. Alle huidige drempels voor

afstandsverkopen komen te vervallen. Daarnaast kunnen bedrijven met digitale diensten van

4 Europese Commissie (2017, 5 december). MEMO/16/3746. Modernising VAT for e-commerce: Question and Answer

5 Lamensch, M. (2017, Maart/April). European Commission’s New Package of Proposals on E-commerce: A Critical Assessment.

(7)

minder dan 100.000 euro gebruik maken van vereenvoudigde procedures. Op dit moment hebben bedrijven met afstandsverkopen van goederen twee bewijsstukken nodig om de locatie van hun klanten te identificeren. In het vervolg is één bewijsstuk voldoende.6

Als laatste komt de EC ook nog met een maatregel voor online platforms zoals AliExpress en Amazon. Deze platforms faciliteren de online verkoop van goederen van niet in de EU

gevestigde bedrijven aan in de EU gevestigde consumenten. Door de nieuwe maatregel worden de online platforms verantwoordelijk gehouden voor het innen van de btw over de verkoop van de online goederen.

In deze scriptie wordt onderzocht welke voor- en nadelen gepaard gaan met de

bovengenoemde maatregelen die de EC wil implementeren en in hoeverre dit uiteindelijk gaat zorgen voor de verbetering van btw- en douanebelemmeringen. Ondanks dat de EC nog meer maatregelen noemt ter verbetering van e-commerce, wordt in deze scriptie alleen ingegaan op de hiervoor genoemde maatregelen. Indien in deze scriptie wordt gesproken over afnemers of consumenten, worden hier particulieren (niet-belastingplichtige) mee bedoeld.

1.2

Centrale vraag en eindproduct

Op grond van de hierboven omschreven ontwikkelingen wordt in deze scriptie de volgende centrale vraag beantwoord: Zorgen de hervormingsmaatregelen voor grensoverschrijdende

e-commerce voor een verbetering op het gebied van btw en douane?

Deze centrale vraag wordt beantwoord aan de hand van de volgende 3 subvragen:

1. Hoe ziet de huidige e-commerce regeling eruit?

2. Welke veranderingen stelt de EC voor met betrekking tot e-commerce?

3. Welke voor- en nadelen brengen deze nieuwe veranderingen met zich mee voor btw en douane?

1.3

Onderzoeksmethode

Voor het schrijven van deze scriptie is gebruik gemaakt van kwalitatief literatuuronderzoek. Door middel van gevonden literatuur zoals voorstellen van de EC, reacties op de voorstellen van de EC, de btw richtlijn en vakliteratuur, wordt de centrale vraag via subvragen

6 Europese Commissie (2017, 5 december). MEMO/16/3746. Modernising VAT for e-commerce: Question and Answer

(8)

beantwoord. Om te kunnen beoordelen of de hervormingsregelingen voor de e-commerce leiden tot een verbetering op het gebied van btw en douane is het van belang om te weten hoe de huidige e-commerce regeling eruit ziet. Op de huidige e-commerce regeling wordt daarom in hoofdstuk 2 ingegaan. In hoofdstuk 3 wordt vervolgens besproken welke

hervormingsmaatregelen de EC wil doorvoeren met betrekking tot grensoverschrijdende e-commerce. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 geanalyseerd welke voor- en nadelen deze hervormingsmaatregelen met zich meebrengen ten opzichte van de huidige e-commerce regeling. Tot slot wordt in hoofdstuk 5 een conclusie gegeven, waarin de centrale vraag wordt beantwoord.

2

Hoe ziet de huidige e-commerce regeling eruit?

2.1

Inleiding

In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de eerste subvraag: Hoe ziet de huidige

e-commerce regeling eruit? Om deze vraag te beantwoorden wordt eerst ingegaan op de

regeling voor grensoverschrijdende B2C digitale diensten. Daarna wordt ingegaan op afstandsverkopen van goederen. Hierbij staat B2C voor transacties tussen bedrijven en consumenten. Vervolgens wordt er in gegaan op regeling voor goederen met een te verwaarlozen waarde.

2.2

Grensoverschrijdende B2C digitale diensten

In beginsel wordt op grond van artikel 43 van de BTW richtlijn als plaats van dienst aangemerkt, de plaats waar de dienstverrichter zijn zetel van bedrijfsuitvoering of vaste inrichting heeft gevestigd. Dit staat bekend als het oorsprongslandbeginsel. Bij gebrek aan een dergelijke zetel of vaste inrichting is dit zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats. Voor digitale diensten is dit echter anders. Op grond van artikel 58 van de BTW richtlijn wordt voor digitale diensten als plaats van dienst aangemerkt, de plaats waar de afnemer zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft. Dit staat ook wel bekend als het

(9)

Op grond van artikel 359 en 369 ter van de BTW Richtlijn kunnen belastingplichten die digitale diensten verrichten voor niet-belastingplichtigen gebruik maken van bijzondere regelingen. Digitale diensten zijn telecommunicatiediensten, radio- en

televisieomroepdiensten en elektronische diensten.7 Onder elektronische diensten wordt

onder andere verstaan:8

1. Het leveren en onderbrengen van websites, het onderhoud op afstand van programma’s en uitrustingen;

2. De levering van software en de bijwerking ervan

3. De levering van beelden, geschreven stukken en informatie en de terbeschikkingstelling van databanken;

4. De levering van muziek of films, van spelen, met inbegrip van kans- of gokspelen, en van uitzendingen of manifestaties op het gebied van politiek, cultuur, kunst, sport, wetenschappen of ontspanning;

5. De levering van onderwijs op afstand

Een van de bijzondere regelingen is de MOSS. De MOSS voor digitale diensten is ingevoerd op 1 januari 2015. Het stelt belastingplichtigen, die digitale diensten leveren aan

consumenten in de EU, in de gelegenheid om hun verschuldigde btw over de digitale diensten aan te geven via een online portaal in de lidstaat waar de belastingplichtige is gevestigd.9 De MOSS is een simplificatie naar aanleiding van een nieuwe regeling. Deze

nieuwe regeling hield in dat de plaats van dienst voor digitale diensten verricht voor consumenten, de plaats is waar die consument is gevestigd of zijn woonplaats of

gebruikelijke plaats heeft.10 Door gebruik te maken van de MOSS wordt registratie in het land

waar de belastingplichtige zijn dienst verricht aan de consument voorkomen. Zowel in de EU gevestigde belastingplichtige (Unieregeling) als niet in de EU gevestigde belastingplichtige (niet-Unieregeling) mogen gebruik maken van de MOSS. De implementatie van de MOSS voor digitale diensten in 2015 heeft bedrijven een besparing opgeleverd van 500 miljoen euro in vergelijking met directe registratie en betaling in het land waar de digitale diensten worden geleverd.11

7 Richtlijn van 28 november 2006, 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, art. 358

8 Richtlijn van 28 november 2006, 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, bijlage II

9 European Commission (2013, 23 October). Guide to the VAT mini One Stop Shop, p. 2

10 Richtlijn van 28 november 2006, 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, art. 58

11 European Commission (2016, 1 December). Proposal for a Council Directive amending Directive 2006/112/EC and Directive 2009/132/EC as regards certain value added tax obligations for supplies of services and distance

(10)

Onder de Unieregeling is het alleen mogelijk om gebruik te maken van de MOSS indien de belastingplichtige niet is gevestigd of een vaste inrichting heeft in de lidstaat waar de consument de digitale dienst verbruikt. Indien de belastingplichtige wel in de lidstaat is gevestigd waar de consument zich bevind, dan moet de btw worden ingediend via de lokale btw aangifte. Onder de niet-Unieregeling is het alleen mogelijk om gebruik te maken van de MOSS indien de belastingplichtige geen vaste inrichting heeft in de EU én hij ook niet

geregistreerd is of zou moeten zijn voor de btw in de EU. Indien een belastingplichtige wel geregistreerd is of geregistreerd zou moeten zijn voor de btw, kan hij geen gebruik maken van de niet-Unieregeling. De belastingplichtige kan in dat geval ook geen gebruik maken van de Unieregeling, aangezien hij niet over een vaste inrichting in de EU beschikt. Het gebruik maken van de MOSS is optioneel. Echter, indien er wordt gekozen voor de MOSS dan moet de belastingplichtige de MOSS toepassen voor elke lidstaat waar hij digitale diensten aan

consumenten levert. Het is niet mogelijk om de MOSS selectief toe te passen op bepaalde lidstaten.12

Indien een belastingplichtige is geregistreerd voor de MOSS, geeft de belastingplichtige de verschuldigde btw over de digitale diensten elk kalenderkwartaal aan door middel van een online portaal in de lidstaat waar de belastingplichtige is gevestigd. Onder de Unieregeling is het registratienummer voor de MOSS hetzelfde als die gebruikt wordt voor lokale diensten. Indien de belastingplichtige niet is gevestigd in de EU, maar wel een vaste inrichting heeft in de EU dan moet de belastingplichtige zich in de lidstaat waar deze vaste inrichting staat registeren voor de MOSS. Indien de belastingplichtige meerde vaste inrichtingen heeft in de EU, dan mag de belastingplichtige zelf kiezen in welke lidstaat waar een vaste inrichting staat hij zich wil registeren voor de MOSS. Als de belastingplichtige ook geen vaste inrichting heeft in de EU, dan moet de belastingplichtige een lidstaat kiezen binnen de EU om zich te registreren voor de MOSS. Dit wordt gezien als de lidstaat van identificatie. Vervolgens krijgt hij een btw-nummer toegekend in het land van identificatie. De belastingplichtige dient vervolgens elk kwartaal de btw aangifte in via het online portaal van de lidstaat van

identificatie. De lidstaat waar de belastingplichtige is geregistreerd voor de MOSS verdeelt vervolgens de btw opbrengsten over de andere lidstaten waar de belastingplichtige digitale diensten heeft verleend aan consumenten.13 Ook indien er gedurende een kwartaal geen

sales of goods, p. 6

12 European Commission (2013, 23 October). Guide to the VAT mini One Stop Shop, p. 3 13 European Commission (2013, 23 October). Guide to the VAT mini One Stop Shop, p. 2

(11)

digitale diensten zijn verricht, moet een btw aangifte door middel van het online portaal worden ingediend.14

2.3

Afstandsverkopen van goederen

In beginsel vindt de levering van een goed, indien het wordt verzonden of vervoerd, plaats waar het vervoer aanvangt. Indien een goed wordt verzonden of vervoerd vanuit een niet-EU land, vind de levering van een goed plaats in de lidstaat van invoer van het goed.15 De

leverancier moet in dat geval het btw tarief van het land waar het vervoer aanvangt toepassen. In het geval dat een Nederlandse leverancier een goed verzendt naar een afnemer in Duitsland, moet de Nederlandse leverancier het Nederlandse btw-tarief in rekening brengen en hoeft de leverancier zich niet te registreren in Duitsland. Dit

oorsprongslandbeginsel maakt het interessant voor webwinkels die leveren aan afnemers binnen de EU, om zich te vestigen in een lidstaat met het laagste btw-tarief. Dit staat ook wel bekent als ‘tariefshoppen’. Om dit tariefshoppen tegen te gaan is er een bijzondere regeling voor verkoop op afstand. Bij verkoop op afstand wordt een goed door of voor rekening van de leverancier verzonden of vervoerd vanuit een andere lidstaat dan die van aankomst of van verzendingen of het vervoer. Bij verkoop op afstand is de plaats van levering, de plek waar de goederen zich bevinden op het tijdstip van aankomst van de verzending of het vervoer naar de afnemer. Er moet echter aan een aantal voorwaarden worden voldaan om

aangemerkt te worden als afstandsverkoop:

1. De levering van goederen wordt voor een belastingplichtige of een

niet-belastingplichtige rechtspersoon van wie de intracommunautaire verwervingen van goederen niet onderworpen zijn aan BTW of voor enige andere niet-belastingplichtige verricht;

2. De geleverde goederen zijn geen nieuwe vervoermiddelen, noch goederen, geleverd na montage of installatie, door of voor rekening van de leverancier, met of zonder beproeven van de gemonteerde of geïnstalleerde goederen.16

Indien een levering van goederen is aan te merken als afstandsverkoop, moet de leverancier het btw-tarief van het land van de afnemer in rekening nemen. De leverancier moet zich dan registreren voor de btw in de lidstaat van de afnemer en daar de btw afdragen. Dit zou betekenen dat een leverancier die maar eenmalig een goed van 5 euro verkoopt via de webwinkel aan een in een andere lidstaat gevestigde afnemer, zich moet registreren in die

14 Richtlijn van 28 november 2006, 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, art. 368 septies

15 Art. 32 en 33 BTW-Richtlijn 16 Art. 34 BTW Richtlijn

(12)

andere lidstaat. Dit zou leiden tot disproportionele kosten die gemaakt moeten worden voor de registratie ten opzichte van het goedkope goed dat wordt geleverd. De Europese

regelgever heeft daarom een uitzondering gemaakt, om deze disproportionaliteit tegen te gaan. Als de leverancier in het jaar onder een drempelbedrag (de BTW niet inbegrepen) blijft, is de afstandsverkoop regeling niet van toepassing. Voor de berekening van het

drempelbedrag blijven accijnsgoederen buiten aanmerking. De leverancier moet dan het tarief van de lidstaat waar het vervoer aanvangt toepassen en hoeft zich niet te registreren voor de btw in het land van de afnemer. In Nederland geldt een drempelbedrag van 100.000 euro, maar dit drempelbedrag verschilt per lidstaat. Ook als het drempelbedrag niet is behaald in het huidige jaar, maar wel in het voorafgaande jaar moet het btw-tarief van het land van de afnemer worden toegepast.

Stel, een Duitse leverancier levert in 2016 voor het eerst via een website goederen aan Nederlandse afnemers voor een bedrag van 110.000 euro. Aangezien het drempelbedrag van 100.000 wordt overschreden, moet de Duitse leverancier zich in Nederland registeren voor de btw en het Nederlandse btw-tarief in rekening brengen aan de afnemers en afdragen aan de Nederlandse fiscus. In het jaar 2017 levert de Duitse leverancier voor 30.000 euro aan Nederlandse afnemers. In het jaar 2017 is het drempelbedrag niet overschreden en zou de Duitse leverancier het Duitse btw-tarief in rekening moeten brengen aan de afnemers. Echter, omdat de Duitse leverancier in 2016 het drempelbedrag wel heeft overschreden, moet de Duitse leverancier in 2017 ook het Nederlandse tarief in rekening brengen. Een leverancier kan er ook voor kiezen om de afstandsverkoopregeling altijd toe te passen, ongeacht of de drempel wordt overschreden. Leveranciers kunnen hiervoor kiezen omdat ze het vervelend vinden om steeds op de drempelbedragen te moeten letten.17Daarnaast kan

het ook aantrekkelijk zijn om altijd de afstandsverkoopregeling toe te passen indien de lidstaat waar de afnemer is gevestigd een lager btw-tarief hanteert dan de lidstaat waar de leverancier is gevestigd. Het is echter alleen voordelig om altijd de afstandsverkoopregeling toe te passen bij een laag btw-tarief in de lidstaat van de afnemer, indien de leverancier veel goederen levert aan die lidstaat. Indien dit niet het geval is, zullen de registratie- en

aangiftekosten dit voordeel overstijgen.

In het geval van een fiscale eenheid is de kans dat het drempelbedrag wordt overschreden groter. Bij een fiscale eenheid worden personen die binnen het grondgebied van een lidstaat vallen en juridisch zelfstandig zijn, maar economisch, financieel en organisatorisch nauw met

(13)

elkaar verbonden zijn gezamenlijk aangemerkt als één belastingplichtige.18 Voor de bepaling

van het drempelbedrag betekent dit dat de gezamenlijke omzet van elektronische diensten van de verschillende personen bij elkaar wordt opgeteld alsof zij één belastingplichtige zijn, waardoor het drempelbedrag sneller wordt bereikt. Het omzetten van de fiscale eenheid bepaling in nationale wetgeving is een keuzemogelijkheid en dus niet verplicht. Niet alle lidstaten hebben gebruik gemaakt van deze keuzemogelijkheid, waardoor een ongelijke behandeling ontstaat tussen lidstaten die de fiscale eenheid wel en de lidstaten die de fiscale eenheid niet hebben geïmplementeerd. In lidstaten waar de fiscale eenheid niet is

geïmplementeerd, kan een leverancier die verwacht het drempelbedrag te overschrijden een nieuwe onderneming oprichten en vanaf dat moment de digitale diensten verrichten vanuit de nieuwe onderneming. Op deze manier wordt de toepassing van de

afstandsverkoopregeling voorkomen. Een leverancier gevestigd in een lidstaat waar de fiscale eenheid regeling wel is geïmplementeerd kan de afstandsverkoopregeling niet voorkomen door het oprichten van een nieuwe onderneming, omdat dit naar grote

waarschijnlijkheid wordt aangemerkt als fiscale eenheid samen met de oude onderneming.

2.4

Goederen met een te verwaarlozen waarde

2.4.1

Douane-unie

Binnen de EU is sprake van een douane-unie. Dit houdt in dat tussen de lidstaten een afwezigheid is van binnengrenzen. Door de afwezigheid van binnengrenzen zijn er geen invoerrechten verschuldigd bij handel tussen de lidstaten. Landen die lid zijn van de EU moeten zich houden aan uniforme regels betreffende in- en uitvoer die zijn opgesteld door de EU. Deze uniformele regels zijn gecodificeerd in het Douanewetboek van de Unie (hierna: DWU). Indien goederen zich in het douanegebied van de EU bevinden, bezitten zij de douanestatus van Uniegoederen. Uniegoederen worden ook wel aangeduid als

communautaire goederen. Goederen met een communautaire status kunnen vrij circuleren binnen de EU zonder verdere controles en het heffen van invoerrechten. Omdat sprake is van een douane-unie, waarbij alle lidstaten fungeren als één land voor douanedoeleinden,

hanteren de lidstaten ook een gemeenschappelijk douanetarief voor goederen die worden ingevoerd.19 Het gemeenschappelijk douanetarief is te vinden in de gecombineerde

nomenclatuur. De Commissie stelt elk jaar bij verordening een volledige versie vast van de gecombineerde nomenclatuur, die uiterlijk 31 oktober in het Publicatieblad van de Europese

18 Art. 11 Btw-Richtlijn

19 Verordening van 9 oktober 2013, (EU) nr. 952/2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie, art. 56

(14)

Gemeenschappen bekend wordt gemaakt. Deze nieuwe gecombineerde nomenclatuur is dan geldig vanaf 1 januari van het daaropvolgende jaar.20

2.4.2

Niet-communautaire goederen

Goederen die afkomstig zijn van buiten de douane-unie worden ook wel aangeduid als niet-communautaire goederen. Indien niet-niet-communautaire goederen binnen de EU worden gebracht kunnen de goederen onder een douaneregeling worden geplaatst. Op grond van artikel 5 lid 16 DWU zijn er drie douaneregelingen:

1. In het vrije verkeer brengen 2. Bijzondere regelingen 3. Uitvoer.

In artikel 210 DWU wordt vervolgens uiteengezet wat valt onder bijzondere regelingen: 1. Douanevervoer (zowel extern als intern);

2. Opslag (douane-entrepot en vrije zones);

3. Specifieke bestemming (tijdelijke invoer en bijzondere bestemming); 4. Veredeling (zowel actieve als passieve veredeling).

2.4.2.1 In het vrije verkeer brengen

Indien niet-communautaire goederen bestemd zijn om op de Europese markt te worden gebracht of bestemd zijn voor consumptie binnen het douanegebied van de EU of voor particulier gebruik, worden de goederen, op grond van artikel 201 DWU, onder de regeling in het vrije verkeer brengen geplaatst. Als de goederen in het vrije verkeer worden gebracht moet aan drie maatregelen worden voldaan. Ten eerste moet er een douaneaangifte worden gedaan. Door het doen van een douaneaangifte maakt de aangever kenbaar de goederen onder een douaneregeling te willen plaatsen. Ten tweede moeten invoerrechten en andere heffingen betaald worden over de goederen. Invoerrechten zijn douanerechten die bij invoer van goederen zijn verschuldigd. Deze invoerrechten worden berekend aan de hand van de douanewaarde. De primaire methode om de douanewaarde te berekenen is aan de hand van de transactiewaarde. Dit is de werkelijk betaalde of te betalen prijs bij verkoop voor

goederen voor uitvoer naar het douanegebied van de EU. De werkelijk betaalde of te betalen prijs is het totale bedrag die door de koper aan de leverancier of door de koper aan een derde ten behoeve van de leverancier is of moeten worden verricht voor de ingevoerde goederen. Er mag alleen gebruik gemaakt worden van de transactiewaarde indien de prijs niet aanzienlijk beïnvloed kan worden. De kans dat een prijs aanzienlijk beïnvloed is, kan zich

20 Verordening van 23 juli 1987, (EEG) nr. 2658/87 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, art. 12

(15)

bijvoorbeeld voordoen bij verkoop tussen verbonden partijen. Indien de prijs aanzienlijk beïnvloed kan worden, moet worden gekozen voor een andere methode om de

douanewaarde te bepalen.21 Aangezien het bij B2C gaat om verkoop tussen niet verbonden

partijen, wordt aangenomen dat de prijs niet aanzienlijk beïnvloed kan worden. De invoerrechten worden in dat geval geheven over de werkelijk betaalde prijs die de consument heeft betaald aan de leverancier.

Naast de invoerrechten is het ook nog mogelijk dat andere heffingen moeten worden geïnd. Hierbij kan gedacht worden aan omzetbelasting, accijns, verbruiksbelastingen en

antidumpingrechten. Op de omzetbelasting wordt ingegaan in paragraaf 2.4.3. Accijns is verschuldigd over alcoholhoudende producten, tabaksproducten en minerale oliën.22

Verbruiksbelasting wordt geheven over alcoholvrije dranken.23 Antidumpingmaatregelen zijn

van toepassing op bepaalde producten die zijn gedumpt in de EU door exporteurs in een bepaald land of bepaalde landen. Er is sprake van dumping indien een bedrijf producten op een exportmarkt voor een lagere prijs verkoopt dan het op zijn eigen binnenlandse markt. Antidumpingmaatregelen kunnen op grond van Verordening (EU) 2016/1036 worden opgelegd indien:

1. De invoer met dumping geschiedt;

2. Er sprake is van een aanmerkelijke schade voor de Europese industrie waar soortgelijke producten worden gemaakt;

3. Er een oorzakelijk verband bestaat tussen de aanmerkelijke schade en de invoer met dumping;

4. De antidumpingmaatregel niet ingaat tegen EU-belangen.

Er is sprake van een aanmerkelijke schade indien er sprake is van verlies van marktaandeel, verminderde winstgevendheid en/of verlaagde prijzen als gevolg van invoer met dumping. Als aan de bovenstaande vier voorwaarden wordt voldaan, mag de EU

antidumpingmaatregelen instellen op bepaalde producten die ingevoerd worden in de EU. Meestal zijn de antidumpingrechten een percentage van de invoerwaarde van het product (ad valorem recht). Als laatste moet nog worden voldaan aan handelspolitieke maatregelen en nationale niet-fiscale voorschriften. Bij handelspolitieke maatregelen kan je denken aan invoerverboden en kwantitatieve beperkingen. Bij niet-fiscale voorschriften gaat het om

21 Verordening van 9 oktober 2013, (EU) nr. 952/2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie, art. 70

22 Art. 1 en art. 1a Wet op de accijns

(16)

voorschriften op het gebied van Veiligheid, Gezondheid, Economie en Milieu (hierna: VGEM).24 Nadat er voldaan is aan de 3 maatregelen worden de goederen vrij gegeven en

verkrijgen de niet-communautaire goederen de douanestatus van Uniegoederen. Nadat de goederen douanestatus hebben verkregen, mogen de goederen vrij deelnemen aan de interne markt van de EU zonder douanetoezicht.25

De andere twee douaneregelingen zijn voor goederen die tijdelijk de EU verlaten voor een behandeling of bewerking aan het goed of voor goederen die tijdelijk in de EU verblijven. Hiervoor zijn vaak regelingen mogelijk die zorgen voor vrijstelling bij invoer.

2.4.3

Omzetbelasting

2.4.3.1 In het vrije verkeer brengen

Op grond van artikel 1 lid 1 onderdeel d Wet Omzetbelasting 1968 (hierna: wet OB) is bij invoer van goederen omzetbelasting verschuldigd. Onder het invoeren van goederen wordt het volgende verstaan:26

1. Het brengen in Nederland van goederen die niet voldoen aan de voorwaarden van de artikelen 28 en 29 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie; 2. Het brengen in Nederland vanuit een derde-land van andere dan de in onderdeel 1

bedoelde goederen;

3. Het in Nederland beëindigen van, dan wel het in Nederland onttrekken van goederen aan een douaneregime;

4. De bevoorrading in Nederland van vervoermiddelen met goederen welke niet in het vrije verkeer zijn

Op grond van de BTW richtlijn wordt onder invoeren van goederen verstaan, het binnen de EU brengen van een goed dat zich niet in het vrije verkeer bevindt in de zin van artikel 24 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (hierna: het Verdrag). Volgens artikel 24 van het Verdrag bevindt een goed zich in het vrije verkeer indien aan alle

invoerformaliteiten is voldaan en de verschuldigde douanerechten en heffingen van gelijke werking zijn afgehandeld. Daarnaast wordt onder invoeren ook verstaan het binnenbrengen in de EU van een goed dat zich in het vrije verkeer bevindt, uit een land buiten de EU dat

24 Verordening van 8 juni 2016, (EU) 2016/1036 betreffende de maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie

25 Verordening van 9 oktober 2013, (EU) nr. 952/2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie, art. 201 DWU

(17)

deel uitmaakt van het douanegebied van de EU.27 Aangezien invoerrechten ook verschuldigd

zijn op het moment dat een goed in het vrije verkeer wordt gebracht, vindt de betaling van omzetbelasting gelijktijdig plaatst met de betaling van invoerrechten. De omzetbelasting wordt dan voldaan in het land waar de goederen in het vrije verkeer worden gebracht.28 De

betaalde btw kan de leverancier vervolgens in de periodieke btw-aangifte als voorbelasting aftrekken indien de leverancier recht heeft op aftrek van btw. Op deze manier moet de leverancier de btw voorschieten bij invoer. In Nederland is er de mogelijkheid om de heffing van btw te verleggen naar de periodieke btw aangifte door middel van een artikel 23

vergunning. Op deze manier hoeft de aangever de btw niet voor te schieten bij invoer, maar kan de leverancier de btw die verschuldigd is bij invoer aangeven in de periodieke aangifte. Deze btw kan de leverancier, indien hij recht heeft op aftrek, dan meteen als voorbelasting aftrekken waardoor per saldo geen btw betaald hoeft te worden.29 Als de leverancier hier

gebruik van wilt maken moet hij schriftelijk een artikel 23 vergunning aanvragen bij de belastinginspecteur. Binnen 8 weken wordt een beslissing genomen op het verzoek tot de artikel 23 vergunning. Het is alleen mogelijk om een artikel 23 vergunning aan te vragen indien de leverancier in Nederland woont of daar gevestigd is, regelmatig goederen invoert uit niet-EU landen, een aparte administratie voert waaruit eenvoudig blijkt hoeveel btw er bij invoer betaald moet worden en een fiscaal vertegenwoordiger heeft aangesteld.

Op grond van artikel 85 van de Btw-richtlijn wordt de omzetbelasting geheven over de douanewaarde. Voor het begrip douanewaarde wordt aangesloten bij het begrip zoals het in het DWU wordt omschreven. In de maatstaf van heffing moeten op grond van artikel 86 de volgende elementen worden opgenomen indien zij niet al in de prijs van het goed zijn inbegrepen:

1. Buiten de lidstaat van invoer verschuldigde rechten, heffingen en andere belastingen. Het gaat hier ook om zaken die ter zake van invoer zijn verschuldigd met uitzondering van de te heffen omzetbelasting;

2. Bijkomende kosten (bijvoorbeeld commissiekosten), vervoer en verzekering tot de eerste plaats van bestemming binnen het grondgebied van de lidstaat van invoer, verpakking en kosten die voortvloeien uit het vervoer zelf naar een andere plaats van bestemming in de EU indien deze plaats al bekend is op het tijdstip van invoer.

27 Richtlijn van 28 november 2006, 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, art. 30

28 Richtlijn van 28 november 2006, 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, art. 60

(18)

2.4.4

Uitzondering in het vrije verkeer brengen

Zoals hiervoor is besproken zijn invoerrechten en btw verschuldigd indien goederen in het vrije verkeer worden gebracht. Er is echter een uitzondering voor het in het vrije verkeer brengen van niet-communautaire goederen. In 1983 heeft de EC voor het eerst een

vrijstelling ingevoerd voor goederen met een te verwaarlozen waarde. Deze vrijstelling was opgenomen in Verordening (EEG) nr. 918/83. Op grond van artikel 27 zijn bij invoer

zendingen die per briefpost of als postpakket rechtstreeks aan de geadresseerde worden gezonden en goederen waarvan de totale waarde niet meer bedraagt dan 10 ECU vrijgesteld van invoerrechten. ECU is een afkorting van European Currency Unit en was de voorloper van de euro. De ECU was een gewogen gemiddelde van de valuta van de lidstaten. Van deze vrijstelling waren alcoholische producten, parfum, toiletwater, tabak en tabaksproducten uitgesloten.30 In hetzelfde jaar is vervolgens een nieuwe Verordening gekomen, waarbij er

een extra voorwaarde werd toegevoegd aan de vrijstelling voor goederen met een te verwaarlozen waarde. Hierin werd bepaald dat de vrijstelling voor goederen met een te verwaarlozen waarde alleen geldt indien zendingen per briefpost of als postpakket

rechtstreeks van een derde land aan een in de EU bevindende natuurlijk of rechtspersoon wordt verzonden.31 In 1991 had de EC weer een nieuwe Verordening gepubliceerd, waarbij de

beperking van zendingen per briefpost of als postpakket zijn geschrapt. Deze beperking is geschrapt, omdat de EC vond dat de administratieve vereenvoudiging op alle invoer van zendingen van goederen met een te verwaarlozen waarde van toepassing moest zijn omwille van de doelmatigheid. Daarnaast werd met de nieuwe Verordening het bedrag voor

goederen met een te verwaarlozen waarde verhoogd van 10 ECU naar 22 ECU.32

Met Verordening (EG) nr. 1186/2009 is de laatste versie van de vrijstelling voor goederen met een te verwaarlozen waarde gepubliceerd. Op grond van artikel 23 zijn goederen met een te verwaarlozen waarde die uit een land buiten de EU rechtstreeks aan een geadresseerde in de EU worden gezonden, vrijgesteld van rechten bij invoer. Onder goederen met een te

verwaarlozen waarde wordt verstaan goederen waarvan de intrinsieke waarde niet meer dan 150 euro per zending bedraagt. De Nederlandse douane verstaat onder intrinsieke waarde, de waarde van de goederen als zodanig, zonder kosten zoals die van verzekering, vervoer en

30 Verordening (EEG) van 28 maart 1983, nr. 918/83 betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen

31 Verordening (EEG) van 29 juli 1983, nr. 2287/83 houdende de vaststelling van toepassingsbepalingen voor artikel 127 van Verordening (EEG) nr. 918/83 van de Raad betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen

32 Verordening van 7 november 1991, (EEG) nr. 3357/91 houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 918/83 betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen

(19)

bemiddeling.33 Deze vrijstelling geldt niet voor alcoholische producten, parfum, toiletwater,

tabak en tabaksproducten.34 In het arrest Har Vaessen heeft het Hof van Justitie (hierna: HvJ

EG) meer duidelijkheid gegeven over de toepassing van de vrijstelling voor goederen met een te verwaarlozen waarde. Uit dit arrest is naar voren gekomen dat het voor de vrijstelling niet van belang is waar de leverancier is gevestigd. Het is alleen van belang dat de goederen van buiten de EU rechtstreeks naar de geadresseerde in de EU worden overgebracht.35 Voor

toepassing van de vrijstelling kan een consument in de EU dus bijvoorbeeld een product via het internet aanschaffen van een bedrijf gevestigd in bijvoorbeeld Duitsland, indien het betreffende goed zich bevind in een opslaglocatie in Zwitserland. Het goed wordt in dat geval namelijk rechtsreeks vanuit de opslaglocatie in Zwitserland naar de consument in de EU gestuurd. Dat het bedrijf zelf gevestigd is in Duitsland is niet van belang voor toepassing van de vrijstelling.

Ook voor de btw geldt de vrijstelling voor goederen met een te verwaarlozen waarde. Op grond van artikel 7:27 lid 3 Algemene douaneregeling is artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1186/2009 namelijk ook van toepassing op de btw. Voor de btw geldt de vrijstelling indien de goederen een intrinsieke waarde hebben van niet meer dan 22 euro per zending.36 Net als bij

de berekening van invoerrechten, wordt de omzetbelasting bij invoer berekend aan de hand van douanewaarde. In de douanewaarde zitten de rechten bij invoer, belastingen en

heffingen. In de douane waarde zitten niet heffingen van de ter zake van de invoer in

Nederland verschuldigde omzetbelasting en bijkomende kosten, zoals kosten van commissie, verpakking, vervoer en verzekering tot de plaats van bestemming. Over de douanewaarde wordt in Nederland vervolgens 21 procent omzetbelasting geheven op grond van artikel 20 wet OB. Aan de hand van het Har Vaessen arrest is ook duidelijk geworden dat de vrijstelling voor goederen met een te verwaarlozen waarde toepasbaar is bij groepagezendingen. Bij groepagezendingen zijn meerdere zendingen samengevoegd tot een te verzenden

laadeenheid. Indien de totale intrinsieke waarde van de groepagezending de maximale waarde van 22 euro te boven gaan, maar waarbij de individuele zendingen een waarde hebben van minder dan 22 euro, zijn deze zendingen vrijgesteld van invoerrechten en btw.

33 Handboek douane, 24.20.00

34 Verordening van 16 november 2009, (EG). Nr. 1186/2009 betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen

35 Arrest van het Hof (2009, 2 juli). Zaak C-7/09 Har Vaessen Douane Service BV tegen Staatssecretaris van Financiën

36 Richtlijn van 19 oktober 2009, 2009/132/EG houdende bepalingen van de werkingssfeer van artikel 143, onder b) en c) van Richtlijn 2006/112/EG met betrekking tot de vrijstelling van belasting over de toegevoegde waarde voor definitieve invoer van bepaalde goederen

(20)

3

Welke veranderingen stelt de EC voor met

betrekking tot e-commerce?

3.1

Inleiding

In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de tweede subvraag: Welke veranderingen stelt

de EC voor met betrekking tot e-commerce? Om deze vraag te beantwoorden wordt eerst

ingegaan op de problematiek rondom de huidige e-commerce regeling. In de daarop volgende paragrafen wordt ingegaan op welke manier de EC deze problematiek wil gaan oplossen. Als eerste wordt er ingegaan op twee vereenvoudigingen voor start-ups en klein-

(21)

en middelgrote ondernemingen die online verkopen. Daarna wordt er ingegaan op de One-Stop-Shop (hierna: OSS). Dit is de uitbreiding van de MOSS die op dit moment geldt voor digitale diensten. Vervolgens wordt er ingegaan op de afschaffing van de vrijstelling voor goederen met een te verwaarlozen waarde. Als laatste wordt er ingegaan op een nieuwe maatregel waardoor online platforms, zoals Alibaba, verantwoordelijk worden gesteld voor het innen van btw.

3.2

Huidige problematiek rondom e-commerce

Op 1 januari 2015 heeft de EC aangekondigd de digitale economie te willen moderniseren en vereenvoudigen. Volgens de EC heeft de EU de capaciteit om een leiderspositie te vervullen in de wereldwijde digitale economie, maar wordt deze capaciteit op dit moment onvoldoende benut. Deze capaciteit wordt onvoldoende benut, doordat de EU gehinderd wordt door knelpunten die in de fysieke eengemaakte markt niet bestaan. Indien deze knelpunten aangepakt kunnen worden, kan dit zorgen voor een stijging van het Europees bbp (bruto binnenlands product) met 415 miljard euro.37 Volgens de EC zijn er drie knelpunten die de

meeste aandacht vragen:38

1. De complexiteit van de btw-verplichtingen. Volgens de EC is meerdere malen gebleken dat de complexiteit van de btw-verplichtingen ervoor zorgt dat bedrijven geen grensoverschrijdende e-commerce handel drijven. Om aan de btw

verplichtingen te voldoen, kost het een bedrijf jaarlijks naar schatting 8000 euro per lidstaat waar zij aan verkopen. Vooral voor start-ups en kleine en middelgrote

bedrijven is dit een grote kostenpost, die ervoor zorgt dat deze bedrijven minder snel de stap zullen nemen om grensoverschrijdend handel te gaan drijven;

2. De neutraliteit van het huidige systeem. Op dit moment is het btw systeem niet neutraal. In de EU gevestigde bedrijven zijn duidelijk in het nadeel, doordat niet in de EU gevestigde bedrijven legaal en door grote mate van niet naleving van de

verplichtingen vrij leveren aan in de EU gevestigde afnemers. Aangezien het btw-tarief in de EU kan oplopen tot 27%, zorgt dit voor een groot voordeel voor niet in de EU gevestigde bedrijven ten opzichte van in de EU gevestigde bedrijven;

3. De complexiteit van het huidige systeem en de vrijstelling voor goederen met een te verwaarlozen waarde. De vrijstelling en de complexiteit van het huidige systeem

37 Europese Commissie (2015, 6 mei). Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s; Strategie voor een digitale

eengemaakte markt voor Europa

38 European Commission (2016, 1 December). Proposal for a Council Directive amending Directive 2006/112/EC and Directive 2009/132/EC as regards certain value added tax obligations for supplies of services and distance sales of goods

(22)

zorgen ervoor dat de EU waardevolle btw-opbrengsten misloopt. Naar schatting loopt de EU jaarlijks 5 miljard euro mis door niet-naleving van de grensoverschrijdende e-commerce regels.

Om deze knelpunten aan te pakken, heeft de EC een actieplan gemaakt met drie voorstellen voor grensoverschrijdende e-commerce. Dit actieplan is op 5 december 2017 goedgekeurd door de Raad Economische en Financiële zaken (hierna: Ecofin). Het actieplan is gemaakt in het licht van de strategie voor een digitale eengemaakte markt voor de EU. Een van de hoofddoelen van de strategie voor een digitale eengemaakte markt voor de EU is het verlagen van de btw-lasten bij grensoverschrijdende verkopen. Volgens de EC moet het actieplan grensoverschrijdende handel stimuleren, btw-fraude tegengaan en zorgen voor eerlijke concurrentie voor EU bedrijven. Voor de maatregelen van het actieplan zijn twee implementatie data. Alle maatregelen die geen IT ontwikkeling vereisen zullen per 1 januari 2019 in werking treden. Alle andere maatregelen zullen per 1 januari 2021 in werking treden. Dit geeft de lidstaten de kans om hun IT systemen aan te passen aan de nieuwe

maatregelen. Hieronder worden een aantal maatregelen besproken die de EC gaat doorvoeren om dit doel te bereiken.39

3.3

Vereenvoudiging

3.3.1

Grensoverschrijdende digitale diensten

Op grond van artikel 58 is de plaats van digitale diensten, verricht voor

niet-belastingplichtige, de plaats waar de niet-belastingplichtige is gevestigd of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft. Een belastingplichtige kan echter ook gebruiken maken van de MOSS, zoals is besproken in hoofdstuk 2. De EC wil de regelgeving omtrent de digitale diensten verbeteren. Om de regelgeving van digitale diensten te verbeteren wordt per 1 januari 2019 de Btw-richtlijn op een aantal punten aangepast.

Een van de aanpassingen ziet op artikel 58. Artikel 58 van de BTW richtlijn wordt uitgebreid door het toevoegen van paragraaf twee tot en met vijf. Hierin komt te staan dat indien onder de drempel van 10.000 euro wordt gebleven, de plaats van dienst is, daar waar de

dienstverrichter gevestigd is. De dienstverrichter hoeft dan geen gebruik te maken van de MOSS, maar kan de btw aangeven in de lokale btw-aangifte. Het staat de belastingplichtige echter vrij om alsnog gebruik te maken van de MOSS, ook al wordt onder de drempel van

39 Europese Commissie (2017, 5 december). MEMO/16/3746. Modernising VAT for e-commerce: Question and Answer

(23)

10.000 euro gebleven.40 Om een schatting te maken van het optimale niveau voor de

drempel waarbij zoveel mogelijk start-ups en kleine- en middelgrote bedrijven kunnen profiteren, heeft de EC een analyse laten maken voor drie verschillende drempelbedragen: 5.000 euro, 10.000 euro en 100.000 euro. In deze analyse werd gekeken hoeveel kleine belastingplichtigen onder de drempel zouden zitten en hoeveel verstoring binnen de plaats-van-dienst regeling zou optreden.

Drempel Aantal belastingplichtigen

die onder de versimpeling vallen

Verstoring binnen plaats-van-dienst regeling

5.000 euro 400.000 3,7%

10.000 euro 430.000 3,9%

100.000 euro 510.000 10,3%

De EC heeft gekozen voor een drempel van 10.000 euro, omdat daarmee 97% van de kleine belastingplichtigen onder deze drempel blijft, terwijl de verstoring binnen de plaats-van-dienst-regels wordt beperkt tot 3,9% van de handel. Indien de EC voor een drempel van 100,000 euro had gekozen, zouden maar 80.000 belastingplichtigen meer gebruik kunnen maken van de vereenvoudiging, terwijl dit zou leiden tot een verstoring van de handel van 10%.41 Door het invoeren van de drempel wil de EC start-ups en klein- en middelgrote

bedrijven stimuleren om grensoverschrijdende handel te drijven. Het invoeren van de

drempel van 10.000 euro zal ervoor zorgen dat 6500 bedrijven niet langer gebruik hoeven te maken van de MOSS, wat voor deze bedrijven zal leiden tot een kostenbesparing van 13 miljoen euro. Een andere aanpassing die de EC wil doorvoeren ziet op de facturering. De EC wil dat indien gebruik wordt gemaakt van de MOSS, de factureringsregels van de lidstaat van identificatie van toepassing zijn. Op dit moment zijn de factureringsregels van toepassing van de lidstaat waar de afnemer is gevestigd. Om deze aanpassing te maken in de

wetgeving, wordt artikel 219 bis van de Btw-richtlijn aangepast. Nog een andere aanpassing van de EC ziet op niet in de EU gevestigde belastingplichtige die wel geregistreerd zijn in een lidstaat voor de btw. Op dit moment is het voor niet in de EU gevestigde belastingplichtige, die wel geregistreerd zijn voor de btw in een van de lidstaten, niet mogelijk om gebruik te

40 European Commission (2016, 1 December). Proposal for a Council Directive amending Directive 2006/112/EC and Directive 2009/132/EC as regards certain value added tax obligations for supplies of services and distance sales of goods, p. 7

41 European Commission (2016, 1 december). Commission Staff Working Document Impact Assessment. Accompannying the document: Proposals for a Council Directive, a Council Implementing Regulation and a Council Regulation on Modernising VAT for Cross-border B2C e-Commerce, p. 36

(24)

maken van de MOSS. Zowel de Unieregeling als de Niet-Unieregeling zijn niet van toepassing op dit soort belastingplichtigen (zie hoofdstuk 2). De EC wil het mogelijk maken dat deze belastingplichtige in de toekomst ook gebruik kunnen maken van de MOSS. Hierdoor wordt in artikel 358 bis het stuk ‘en ook niet anderszins voor btw-doeleinden geïdentificeerd moet zijn’ eruit gehaald. Artikel 361 lid 1 onderdeel e wordt overeenkomstig verwijdert. Daarnaast is er ook een aanpassing die ziet op de boekhouding. Op dit moment moeten zowel in de EU gevestigde belastingplichtige als niet in de EU gevestigde belastingplichtige een

boekhouding voeren voor een periode van 10 jaar. Deze periode van 10 jaar ligt een stuk hoger dan de boekhoudingsvereisten van de meeste lidstaten. De EC wil voor de

boekhouding voortaan aansluiten bij de periode die in de lidstaat van identificatie van de belastingplichtige geldt.42 De laatste aanpassing die de EC wil doorvoeren is een

versimpeling voor bewijsstukken. Op dit moment moeten belastingplichtigen voor het vaststellen van de woonplaats van de afnemer twee bewijsstukken verzamelen. Indien de omzet van grensoverschrijdende digitale diensten onder de 100.000 euro blijft, hoeven belastingplichtigen voortaan voor het vaststellen van de woonplaats van hun afnemers alleen gebruik te maken van één bewijsstuk in plaats van twee.43 De EC heeft ervoor gekozen

om de twee bewijsstukken af te schaffen, omdat dit voor kleine belastingplichtigen belastend is. De kleine belastingplichtigen hebben niet voldoende toestroom en omvang van

transacties om te investeren in dure technologische oplossingen die hen in staat stellen om twee bewijsstukken te verzamelen om de woonplaats van de afnemer aan te tonen.44 Door

het invoeren van de versimpeling voor bewijstukken zullen bovenop de 6.500 bedrijven nog 1.000 bedrijven profiteren.

3.3.2

Afstandsverkopen van goederen

In beginsel is de plaats van levering voor goederen die door de afnemer of door een derde wordt verzonden of vervoerd, de plaats waar het goed zich op het tijdstip van vertrek van de verzending of het vervoer naar de afnemer bevindt. Hier wordt echter van afgeweken indien de levering van goederen wordt verricht voor een belastingplichtige of niet-belastingplichtige rechtspersoon van wie de intracommunautaire verwervingen van goederen niet aan de BTW

42 European Commission (2016, 1 December). Proposal for a Council Directive amending Directive 2006/112/EC and Directive 2009/132/EC as regards certain value added tax obligations for supplies of services and distance sales of goods, p. 7

43 Council Implementation Regulation of 5 December 2017, (EU) 2017/2459 amending Implementing Regulation (EU) No. 282/2011 laying down implementing measures for Directive 2006/112/EC on the common system of value added tax

44 European Commission (2016, 1 december). Modernising VAT for cross-border B2C e-commerce. Proposal for a Council Implementing Regulation amending Implementing Regulation (EU) no. 282/2011 laying down

(25)

zijn onderworpen op grond van artikel 3 lid 1 van de Btw-richtlijn, of voor enige andere niet-belastingplichtige. Daarnaast mogen de geleverde goederen geen nieuwe vervoermiddelen, noch goederen geleverd na montage of installatie door of voor rekening van de leverancier, met of zonder beproeven van de geïnstalleerde of gemonteerde goederen zijn. In dat geval is de plaats van levering, de plaats waar de goederen zich bevinden op het tijdstip van

aankomst van de verzending of het vervoer naar de afnemer. Voor goederen geleverd uit een derdelandsgebied of een derde land die worden verzonden of vervoerd en door de

leverancier worden ingevoerd vanuit een andere lidstaat dan de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer naar de afnemer, wordt geacht dat de goederen zijn verzonden of vervoerd vanuit de lidstaat van invoer.

Deze uitzondering is niet van toepassing indien wordt voldaan aan de in artikel 34 van de Btw-richtlijn genoemde drempelbedragen. Indien de leveringen in een jaar onder de 100.000 euro blijven (of onder 35.000 euro indien de lidstaat van aankomst hiervoor kiest), blijft de plaats van levering de plaats waar de goederen zich bevinden op het tijdstip van vertrek van de verzending of het vervoer naar de afnemer.

Vanaf 2021 zal het drempelbedrag van artikel 34 worden afgeschaft. In de plaats daarvan komt, net als voor de digitale diensten, een jaarlijks drempelbedrag van 10.000 euro. Indien een belastingplichtige met zijn afstandsverkopen van goederen onder het drempelbedrag van 10.000 euro blijft, kwalificeert het als lokale levering. De btw kan dan in de lokale btw-aangifte worden ingediend. Daarnaast zal de versimpeling van bewijstukken ook van toepassing zijn op goederen. Hierdoor zullen nog 430.000 bedrijven profiteren met een kostenbesparing van 860 miljoen euro als gevolg.45 Het is hier belangrijk om op te merken,

dat voor het drempelbedrag van 10.000 euro wordt gekeken naar de omzet van de afstandsverkopen van goederen en de digitale diensten samen.46

Daarnaast moet ook artikel 220 lid 1 onderdeel 2 van de Btw-richtlijn worden aangepast. In artikel 220 lid 1 onderdeel 2 staat dat op dit moment een factuur moet worden uitgereikt indien sprake is van afstandsverkopen van goederen. Indien gebruik wordt gemaakt van de

45 European Commission (2016, 1 December). Proposal for a Council Directive amending Directive 2006/112/EC and Directive 2009/132/EC as regards certain value added tax obligations for supplies of services and distance sales of goods, p. 2

46 European Commission (2016, 1 December). Proposal for a Council Directive amending Directive 2006/112/EC and Directive 2009/132/EC as regards certain value added tax obligations for supplies of services and distance sales of goods, p. 18 (article 59c(1)(c))

(26)

OSS, is de uitreiking van een factuur niet meer nodig.47 Volgens de toelichting kan de

factuurverplichting vervallen, omdat de verplichting noodzakelijk was om de drempelbedragen te kunnen monitoren. Indien dit de reden is voor de

factureringsverplichting, snapt Merkx niet helemaal waarom de verplichting om een factuur uit te reiken bij afstandsverkopen als zodanig niet vervalt. Niet in de EU gevestigde

belastingplichtigen die geen gebruik maken van de OSS voor intracommunautaire afstandsverkopen van goederen en in de EU gevestigde belastingplichtigen die ervoor

hebben gekozen om op reguliere wijze aangifte te doen, zijn dan nog steeds verplicht om een factuur uit te reiken. Aangezien de drempelbedragen niet meer zullen gelden, zou deze verplichting ook niet meer nodig zijn vanuit het oogpunt (monitoren van de

drempelbedragen) die de EC heeft gegeven in de toelichting bij het voorstel.48

3.4

OSS

In hoofdstuk 2 is al naar voren gekomen dat in de EU gevestigde belastingplichtige die digitale diensten verlenen aan in de EU gevestigde afnemers gebruik kunnen maken van de MOSS. Door middel van de MOSS kunnen die belastingplichtigen de verschuldigde btw over hun digitale diensten aangeven via een online portaal in de lidstaat waar de

belastingplichtige is gevestigd. Dit voorkomt registratie in de lidstaat waar de afnemer is gevestigd. Indien bedrijven andere B2C-diensten of goederen leveren, is toepassing van de MOSS niet toegestaan. Op dit moment moeten belastingplichtigen die andere B2C-diensten of goederen leveren (indien ze de drempel overschrijden) zich registreren in de lidstaat van de afnemer en daar de btw afdragen. Dit leidt tot significante kosten en lasten. Om deze kosten en lasten te verminderen, zal de MOSS vanaf 1 januari 2021 worden uitgebreid voor in de EU gevestigde belastingplichtige die online goederen en andere B2C-diensten leveren aan afnemers die zijn gevestigd in een andere lidstaat dan die van de belastingplichtige. Deze uitbreiding van de MOSS wordt de OSS genoemd. Deze uitbreiding moet leiden tot een kostenreductie van 95% voor de e-commerce bedrijven.49 De OSS zal van toepassing zijn op

in de EU gevestigde belastingplichtige (Unieregeling) en niet in de EU gevestigde

belastingplichtige (niet-Unieregeling). Indien de belastingplichtige gebruik maakt van de OSS voor intracommunautaire afstandsverkopen van goederen, is het toegestaan om gevestigd

47 European Commission (2016, 1 December). Proposal for a Council Directive amending Directive 2006/112/EC and Directive 2009/132/EC as regards certain value added tax obligations for supplies of services and distance sales of goods, p. 9

48 Merkx, M.M.W.D. (2017, 14 maart). Nieuwe plannen voor BTW en e-commerce: eenvoudig, neutraal en minder verlies aan belastinginkomsten? WFR 2017/59

49 European Commission (2016, 1 December). Proposal for a Council Directive amending Directive 2006/112/EC and Directive 2009/132/EC as regards certain value added tax obligations for supplies of services and distance sales of goods, p. 6

(27)

te zijn in de lidstaat van consumptie. Voor diensten is dit echter anders. Als de

belastingplichtige de OSS wil gebruiken voor diensten, is dit alleen toegestaan indien de belastingplichtige niet is gevestigd in de lidstaat van consumptie.50 Waarom er een verschil

wordt gemaakt tussen afstandsverkopen en diensten is mij niet helemaal duidelijk. Het lijkt mij dat dit verschil alleen maar voor verwarring kan zorgen.

3.4.1

Niet-Unieregeling

Op dit moment is de MOSS van toepassing op niet in de EU gevestigde belastingplichtige die digitale diensten leveren aan in de EU gevestigde afnemers. De EC wil dat de OSS ook gebruikt kan worden voor andere B2C-diensten. Hiervoor moet aan artikel 358 van de Btw-richtlijn de definitie ‘lidstaat van consumptie’ worden toegevoegd, waarin ‘lidstaat van consumptie’ de lidstaat is waar de dienst geacht wordt plaats te vinden op grond van hoofdstuk 3 van titel V van de Btw-richtlijn. Daarnaast moet ook het begrip

‘telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten’ in de titel van afdeling 2 en de artikelen 359, 363, 364 en 365 worden vervangen door ‘diensten’.

Daarnaast wordt ook de deadline voor het indienen van de btw-aangifte verlengd van 20 tot 30 dagen volgend op het einde van het betreffende belastingtijdvak. Ook wordt het vanaf 2021 mogelijk om correcties op vorige OSS aangiftes via de eerst volgende OSS btw-aangifte te corrigeren. Op dit moment moeten de correcties worden gemaakt in de btw-aangiftes waar de correcties op zien (suppletieaangiftes).51 Voor niet in de EU gevestigde

belastingplichtigen is het niet mogelijk om gebruik te maken van de OSS voor

afstandsverkopen van goederen. Hier is echter een uitzondering op, indien de waarde van de goederen niet meer bedragen dan 150 euro. Deze uitzondering wordt uitgebreid besproken in paragraaf 3.5.

3.4.2

Unieregeling

Op dit moment geldt de MOSS voor in de EU gevestigde belastingplichtigen die niet gevestigd zijn in de lidstaat van consumptie en digitale diensten leveren. De EC wil dat de OSS ook van toepassing is op andere diensten en afstandsverkopen van goederen die worden geleverd aan niet-belastingplichtigen. Hierdoor moeten een aantal wetswijzigingen worden doorgevoerd:

50 European Commission (2016, 1 December). Proposal for a Council Directive amending Directive 2006/112/EC and Directive 2009/132/EC as regards certain value added tax obligations for supplies of services and distance sales of goods, p. 20 (Article 369b)

51 European Commission (2016, 1 December). Proposal for a Council Directive amending Directive 2006/112/EC and Directive 2009/132/EC as regards certain value added tax obligations for supplies of services and distance sales of goods, p. 8

(28)

1. De OSS is ook van toepassing op afstandsverkopen van goederen, waardoor aan artikel 369 bis de definitie ‘afstandsverkopen van goederen’ moet worden

toegevoegd. Voor de definitie kan worden verwezen naar artikel 33 lid 1 van de Btw-richtlijn.

2. Aangezien buiten de EU gevestigde belastingplichtige ook gebruik mogen maken van de OSS moet bij de titel van afdeling 3 en de artikelen 369 ter, 369 quater, 369 sexies, 369 septies, 369 nonies, 369 decies, 369 undecies, 369 duedecies ‘niet in de lidstaat van verbruik gevestigde belastingplichtigen’ worden vervangen door ‘de gevestigde belastingplichtige die gebruik maakt van de bijzondere regeling. Voor niet in de EU gevestigde belastingplichtige is het namelijk wel toegestaan om in de

lidstaat van verbruik gevestigd te zijn.

3. Aan artikel 369 bis moet de definitie ‘lidstaat van verbruik’ worden toegevoegd. De lidstaat van verbruik is de lidstaat waar de goederenlevering plaatsvind op grond van hoofdstuk drie van afdeling V van de Btw-richtlijn. In het geval van afstandsverkopen van goederen, de lidstaat waar de verzending of het transport van de goederen naar de afnemer eindigt.

4. Ook voor de Unieregeling wordt de deadline voor het indien van de btw-aangifte verlengd van 20 dagen naar 30 dagen volgend op het einde van het betreffende belastingtijdvak. Hiervoor moet artikel 369 septies. Daarnaast wordt het ook voor de Unieregeling mogelijk om correcties op vorige btw-aangiftes via de eerst volgende btw-aangifte te corrigeren. Hiervoor wordt aan artikel 369 octies een lid 4

toegevoegd.

3.4.3

Lidstaat van identificatie

Vanaf welke lidstaat de OSS wordt gebruikt, is volgens de nieuwe Btw-richtlijn afhankelijk van de lidstaat van identificatie. Volgens artikel 369l lid 3 van de Btw-richtlijn is de lidstaat van identificatie:52

1. Voor een in de EU gevestigd bedrijf: de lidstaat van vestiging;

2. Voor een niet in de EU gevestigd bedrijf met een vaste inrichting in de EU: de lidstaat waar de vaste inrichting is gevestigd. Indien het bedrijf meerdere vaste inrichtingen heeft in de EU, dan mag het bedrijf kiezen welke lidstaat van waar de vaste

inrichtingen staan, hij wil aanmerken als lidstaat van identificatie voor de OSS;

52 European Commission (2016, 1 December). Proposal for a Council Directive amending Directive 2006/112/EC and Directive 2009/132/EC as regards certain value added tax obligations for supplies of services and distance sales of goods, p. 22-23

(29)

3. Voor een niet in de EU gevestigd bedrijf zonder een vaste inrichting in de EU: de lidstaat waar het bedrijf voor kiest om zich daar te registeren. Het staat het bedrijf dus vrij om een lidstaat te kiezen voor de OSS;

4. Voor een niet in de EU gevestigd bedrijf, maar die een tussenpersoon heeft aangewezen: de lidstaat waar de tussenpersoon is gevestigd;

5. Voor een niet in de EU gevestigd bedrijf met een niet in de EU gevestigde

tussenpersoon die wel een vaste inrichting heeft in de EU: de lidstaat waar de vaste inrichting van de tussenpersoon is gevestigd. Indien de tussenpersoon meerde vaste inrichtingen heeft, dan mag de tussenpersoon zelf een lidstaat kiezen waar een vaste inrichting van de tussenpersoon is gevestigd.

3.5

Afschaffing vrijstelling goederen met een te

verwaarlozen waarde

Verordening (EG) nr. 1186/2009 bepaalt dat de vrijstelling voor goederen met een te verwaarlozen waarde (onder de 22 euro) alleen geldt voor goederen die vanuit een derden land buiten de EU rechtstreeks aan een geadresseerde in de EU worden gezonden. Dit betekent dat Europese leveranciers geen gebruik kunnen maken van deze vrijstelling. Hierdoor wordt de marktpositie van de Europese leveranciers verslechterd. Als een

Nederlandse consument bijvoorbeeld online een goed bestelt van 20 euro van een Chinese leverancier, hoeft de Chinese leverancier bij invoer geen btw te betalen. Indien een

Nederlandse consument online een goed bestelt van 20 euro van een Duitse leverancier, dan moet de Duitse leverancier altijd btw berekenen over het goed. Hierdoor kan de Chinese leverancier met een lagere verkoopprijs dezelfde brutowinstmarge behalen als de Duitse leverancier. Het is voor EU consumenten daardoor aantrekkelijker om goederen online te kopen van buiten de EU gevestigde leveranciers. Naast de nadeligere positie van in de EU gevestigde bedrijven ten opzichte van buiten de EU gevestigde bedrijven, is de vrijstelling voor goederen met een te verwaarloze waarde ook fraudegevoelig. Het is dan ook wereldwijd bekend dat een groot aandeel van de zendingen die worden aangegeven als goederen met een te verwaarloze waarde in werkelijkheid goederen met een waarde van 22 euro of meer betreffen. Hierdoor is het verlies aan btw inkomsten enorm. Ondanks dat dit een bekend probleem is, heeft de douane gewoonweg de capaciteit niet om elke zending te controleren. Zelfs als de douane de capaciteit zou hebben, zou dit resulteren in enorm hoge

administratiekosten.53 Hierdoor is de pakkans voor bedrijven die frauderen erg klein.

53 Lamensch, M. (2017, Maart/April). European Commission’s New Package of Proposals on E-commerce: A Critical Assessment. International VAT Monitor

(30)

Om bovenstaande problemen op te lossen, wil de EC vanaf 1 januari 2021 de vrijstelling voor goederen met een te verwaarloze waarde afschaffen.54 De afschaffing van de vrijstelling voor

goederen met een te verwaarlozen waarde zal leiden tot een stijging van het aantal

zendingen waarover btw moet worden afgerekend bij de grens. Hierdoor komt er een hogere druk te liggen op de douane-administratie om de btw te collecteren. Om deze druk te

verlichten heeft de EC gezorgd voor een simplificatie. Deze simplificatie houdt in dat voor zendingen tot een waarde van 150 euro gebruik kan worden gemaakt van de OSS. Er hoeft dan geen btw meer afgedragen te worden bij de grens, maar de belastingplichtige geeft de btw dan aan in de kwartaal aangifte via het online portaal in de lidstaat van identificatie. Het is niet mogelijk om gebruik te maken van deze simplificatie indien het gaat om

accijnsgoederen. Accijns vormt namelijk een onderdeel van de belastinggrondslag voor btw bij invoer.55 Deze simplificatie is alleen mogelijk voor niet in de EU gevestigde

belastingplichtigen indien zij aan een van de volgende drie criteria voldoen:56

1. De belastingplichtige is gevestigd in een land waarmee de EU een verdrag heeft gesloten voor wederzijdse bijstand. Welke landen hieronder vallen, zal nog worden vastgelegd in een uitvoeringsverordening;

2. De belastingplichtige wordt vertegenwoordigd door een in de EU gevestigde

tussenpersoon (bijvoorbeeld een douaneagent of een koerier). Het is niet mogelijk om door meerdere tussenpersonen tegelijk te worden vertegenwoordigd;

Daarnaast is het van belang dat de buiten de EU gevestigde belastingplichtige als betrouwbaar wordt gezien.

Het is nog niet duidelijk wat de criteria zal zijn om aangemerkt te worden als betrouwbaar. Er zou aansluiting kunnen worden gezocht bij de Certified Taxable Person (hierna: CTP). De CTP is een nieuw begrip, dat op 4 oktober 2017 door de EC in het leven is geroepen in het licht van haar plannen voor een definitief btw-systeem.57 Een belastingplichtige kan volgens het

voorstel van de EC worden aangemerkt als CTP indien hij aan drie voorwaarden voldoet:

54 European Commission (2016, 1 December). Proposal for a Council Directive amending Directive 2006/112/EC and Directive 2009/132/EC as regards certain value added tax obligations for supplies of services and distance sales of goods, p. 9-10

55 Council Directive of 5 December 2017, (EU) 2017/2455 amending Directive 2006/112/EC and Directive 2009/132/EC as regards certain value added tax obligations for supplies of services and distance sales of goods, p. 3

56 Council Directive of 5 December 2017, (EU) 2017/2455 amending Directive 2006/112/EC and Directive 2009/132/EC as regards certain value added tax obligations for supplies of services and distance sales of goods, p. 11

57 Merkx, M.M.W.D. (2017, 21 december). De Certified Taxable Person: vereenvoudiging als reactie op vertrouwen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ondernemingen die zich voor MOSS registreren in andere EU-lidstaten doen via dit systeem aangifte van de verschuldigde btw over digitale dienstverlening aan consumenten in

De gesprekstechniek is natuurlijk enkel een leidraad. De vrijwilliger mag hieraan zijn eigen draai geven. Wanneer de vrijwilliger bijvoorbeeld verschillende huisbezoeken wil

Niet tijdig implementeren van het btw e-commercepakket per 1 juli 2021 heeft grote (financiële en logistieke) gevolgen voor het Nederlandse bedrijfsleven en voor de Staat. Met

Hij realiseert zich dat het niet tijdig implementeren van het btw e-commercepakket per 1 juli 2021 grote (financiële en logistieke) gevolgen heeft voor het Nederlandse

De limnigraafpeilen kunnen niet eenduidig omgezet worden naar debiet waardoor de reeks onbruikbaar is voor de calibratie van hydrologische modellen zoals PDM.. Laten we het model

Ook voor de periode voor 1990 kan moeilijk met zekerheid gezegd worden of de limnigraaf een werkelijk hydrologische beeld geeft van de afvoer van het stroomgebied, gezien

Met behulp van de opmerkingen uit de visuele inspectie, opmerkingen uit de analyse van de debietkromme, de reeks van Thiessenneerslag voor het stroomgebied, de gemodelleerde reeks

Met behulp van de opmerkingen uit de visuele inspectie, opmerkingen uit de analyse van de debietkromme, de reeks van Thiessenneerslag voor het stroomgebied, de gemodelleerde reeks