• No results found

4 Welke voor en nadelen brengen deze nieuwe veranderingen met zich mee voor btw en

4.2.2 Bewijsstukken en andere simplificaties

In hoofdstuk 3 is besproken dat indien een belastingplichtige met zijn omzet van digitale diensten onder de drempel van 100.000 euro blijft, voortaan maar één bewijsstuk nodig is voor het vaststellen van de woonplaats van de afnemer. Uit het voorstel voor artikel 24b van de btw-uitvoeringsverordening is niet duidelijk of de omzet van het hoofdhuis en eventuele vaste inrichtingen moeten worden samengenomen. Door het gebruik van het woord ‘of’ in de zin ‘de totale waarde van zulke diensten, exclusief btw, van een belastingplichtige door zijn hoofdhuis of vaste inrichting’, lijkt het er volgens Merckx op dat het afzonderlijk moet worden

73 Lamensch, M. (2017, Maart/April). European Commission’s New Package of Proposals on E-commerce: A Critical Assessment. International VAT Monitor, p. 143

bekeken. Het zou volgens Merkx logischer zijn om de omzet van het hoofdhuis en de eventuele vaste inrichtingen samen te nemen. De achterliggende gedachte van de

simplificatie is namelijk dat kleine belastingplichtigen niet voldoende toestroom en omvang van transacties hebben om te investeren in dure technologische oplossingen die hen in staat stellen om twee bewijsstukken te verzamelen. Indien een belastingplichtige naast het

hoofdhuis meerdere vaste inrichtingen heeft, zijn deze gezamenlijk misschien wel instaat om te investeren in de technologie om twee niet-tegenstrijdige bewijsstukken te verzamelen. Daarnaast is het eenvoudig om misbruik te maken van de nieuwe regeling. Onder de nieuwe regeling is maar één bewijsstuk nodig en mag dat bewijsstuk ook bestaan uit de door de afnemer opgegeven adres. Afnemers kunnen echter makkelijk een fictief adres opgeven en op die manier profiteren van een gunstig btw-tarief of zelfs het niet belast zijn van een dienst. Bij digitale diensten wordt de factuur meestal toch per e-mail verstuurd, waardoor het opgegeven adres niet van belang is. Het is naar mijn mening daarom van belang dat de EC deze regeling goed monitort, zodat geen misbruik wordt gemaakt van de regeling. Indien er inderdaad misbruik gemaakt wordt van deze regeling, zal gekeken moeten worden of de administratieve vereenvoudiging opweegt tegen de afnemers die misbruik maken door een fictief factuuradres op te geven.74

Daarnaast denk ik ook dat het indienen van zowel goederen als diensten onder de OSS in dezelfde btw aangifte en het verlengen van de deadline voor het indienen van de btw aangifte van 20 dagen na 30 dagen eraan bijdragen dat het makkelijker voor

belastingplichtigen is om in grensoverschrijdende situaties te voldoen aan hun btw verplichtingen. Dit zal naar mijn mening de compliance ten goede komen.

4.3 OSS

4.3.1 Afstandsverkopen van goederen

Naar mijn mening komt de uitbreiding van de OSS voor afstandsverkopen van goederen de eenvoud ten goede. In plaats van dat belastingplichten zich in elke lidstaat waar zij goederen aan verkopen moeten registreren, volstaat één registratie in de lidstaat van identificatie. Naast de registratiekosten in elke lidstaat, besparen de belastingplichtigen ook nog de compliance kosten die daarmee gepaard gaan. In elke lidstaat gelden andere regels,

waardoor belastingplichtigen op dit moment een wirwar aan regels moeten kennen. Door de OSS hoeven belastingplichtige alleen nog de regels te kennen die gelden in de lidstaat van

74 Merkx, M.M.W.D. (2017, 14 maart). Nieuwe plannen voor BTW en e-commerce: eenvoudig, neutraal en minder verlies aan belastinginkomsten? WFR 2017/59

identificatie. Aangezien dit meestal de lidstaat is waar de belastingplichtige is gevestigd, is de belastingplichtige vaak al goed (of beter) bekend met de regelgeving.

Daarnaast is het op dit moment niet mogelijk voor niet in de EU gevestigde

belastingplichtigen die een BTW registratie in de EU hebben of deze zouden moeten hebben, om gebruik te maken van de MOSS. Dit komt omdat zij geen gebruik kunnen maken van de Unieregeling, omdat zij niet in de EU gevestigd zijn. Daarnaast kunnen zij ook geen gebruik maken van de niet-Unieregeling, omdat deze vereist dat belastingplichtigen niet

geregistreerd zijn voor de btw in de EU en ook niet een dergelijke registratie zouden moeten hebben. In het nieuwe actieplan van de EC wordt het deze belastingplichtigen ook

toegestaan om gebruik te maken van de MOSS. Naar mijn mening is dit een goede zaak, omdat controle op buiten de EU gevestigde belastingplichtigen lastig is. Door deze lastige controle is de EU voor een groot deel aangewezen op de vrijwillige compliance van buiten de EU gevestigde belastingplichten. Het uitsluiten van deze groep van de MOSS bevordert deze vrijwillige compliance niet. Belastingplichtigen moeten zich dan in elke lidstaat gaan

registreren waar zij digitale diensten verrichten, wat tot vele registratiekosten en hoge administratieve lasten leidt. Belastingplichtigen zijn dan eerder geneigd om deze kosten te willen omzeilen. Door de MOSS toe te staan voor deze belastingplichtigen, hoeven zij zich voortaan maar in één lidstaat, lidstaat van identificatie, te registreren en kunnen zij vanuit hier hun btw afdragen. Het versimpelen van de btw-afdracht bevordert naar mijn mening de compliance van deze belastingplichtigen.75

In hoofdstuk 3 is daarnaast al aanbod gekomen dat het vanaf 2021 voor belastingplichtigen mogelijk is voor alle B2C-diensten en afstandsverkopen van goederen gebruik te maken van de MOSS. Het is echter niet mogelijk om gebruik te maken van de MOSS, indien de

belastingplichtige B2C diensten levert en gevestigd is in de lidstaat van consumptie. Deze beperking is er niet voor belastingplichtigen die intracommunautaire afstandsverkopen van goederen leveren. Waarom er een verschil gemaakt wordt tussen de twee, is mij niet helemaal duidelijk. Naar mijn mening kan dit onderscheid alleen maar leiden tot verwarring bij de belastingplichtige en ik zou dan ook aanraden om hier een keuze in te maken die op beide van toepassing zijn.

Daarnaast heeft de EC niet de mogelijkheid gegeven om voorbelasting in aftrek te brengen indien gebruik gemaakt wordt van de OSS. Indien belastingplichtige btw in aftrek willen

75 Merkx, M.M.W.D. (2017, 14 maart). Nieuwe plannen voor BTW en e-commerce: eenvoudig, neutraal en minder verlies aan belastinginkomsten? WFR 2017/59

brengen, moeten zij dit via een normaal teruggaafverzoek doen, waardoor cashflow nadelen ontstaan. Naar mijn mening moet de EC het in de toekomst mogelijk maken voor

belastingplichtige om ook voorbelasting in aftrek te kunnen brengen middels de OSS. Het lijkt mij niet eerlijk om alleen de mogelijkheid (of eigenlijk de plicht) tot het betalen van btw te vergemakkelijken, maar de aftrek van voorbelasting hier niet in mee te nemen.

Lamensch merkt daarnaast nog op dat er hoge kosten verbonden zijn aan het opzetten van de MOSS (vanaf 2021 de OSS), waardoor kleine bedrijven alsnog niet kunnen profiteren van de simplificatie. Volgens Lamensch zullen vooral de grotere bedrijven profiteren van de vereenvoudiging van de OSS, omdat die de opzetkosten wel kunnen veroorloven en juist niet de kleine bedrijven die de EC wil stimuleren om grensoverschrijdend te handelen.76 Hoewel

aan de opzet van de MOSS/OSS hoge kosten verbonden zijn, ben ik van mening dat kleine en middelgrote bedrijven deze kosten toch voor lief nemen en de MOSS/OSS zullen

implementeren, aangezien het eenmalige kosten zijn die zich in de loop van tijd terug verdienen. De bedrijven hoeven voortaan namelijk niet meer in elke lidstaat waar ze aan afnemers leveren, zich te registeren en de bijbehorende registratiekosten en compliance kosten te betalen.

4.4 Afschaffing vrijstelling voor goederen met een te