• No results found

Eindverslag TRB: Frisse Scholen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Eindverslag TRB: Frisse Scholen"

Copied!
89
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Afstuderen B11-B12

Rob Verhees

2040307

Jimmy Nijssen

2040539

Avans Hogeschool Tilburg

Afstudeerbegeleider:

Dhr. J. Habraken

UArchitects Eindhoven

Bedrijfsbegeleiders:

Dhr. M. Terzibasiyan

17-10-2013

Afstuderen B11

Afstuderen B11

Afstuderen B11

Afstuderen B11----B12

B12

B12

B12

Rob Verhees

2040307

Jimmy Nijssen

2040539

Avans Hogeschool Tilburg

Avans Hogeschool Tilburg

Avans Hogeschool Tilburg

Avans Hogeschool Tilburg

Afstudeerbegeleider:

Dhr. J. Habraken

Dhr. O.Boom

UArchitects Eindhoven

UArchitects Eindhoven

UArchitects Eindhoven

UArchitects Eindhoven

Bedrijfsbegeleiders:

Dhr. M. Terzibasiyan

Dhr. E. van Vugt

Eindverslag TRB: Frisse Scholen

Tool voor technische renovatiestrategie van verouderde

(basis)scholen in Nederland volgens het 'Frisse Scholen' concept.

(2)

2

Voorwoord

Voorwoord

Voorwoord

Voorwoord

Dit eindrapport is geschreven door Jimmy Nijssen en Rob Verhees, studerend aan Avans Hogeschool te Tilburg. Beiden volgen de opleiding Bouwkunde met uitstroomprofiel bouwtechnisch ontwerpen (BTO).

Aan deze eindrapportage ligt de opdracht ten grondslag die werd uitgevoerd in dienst van Architectenbureau UArchitects. De vertegenwoordigers c.q. architecten, Misak Terzibasiyan en Emile van Vugt, hebben de interne begeleiding verzorgd. Vanuit de opleiding werden de ondersteuning en begeleiding verzorgd door: Okke Boom en Joep Habraken. Genoemde personen staan aan de basis van de afstudeerperiode.

Doel van dit afstudeerproject is het ontwikkelen van een tool, een hulpmiddel, waarmee verouderde (basis)scholen kunnen worden beoordeeld op de mate waarop zij voldoen aan de eisen van het Programma van Eisen Frisse Scholen (AgentschapNL|2012) – verder te noemen: PVE. Daarbij wordt met name gedoeld op een slecht binnenmilieu en een te hoog energieverbruik.

Met deze tool kan gedetailleerd worden gespecificeerd waar en welke verbeteringen er nodig zijn. Daardoor worden de kosten geminimaliseerd en het eindresultaat geoptimaliseerd.

Dit rapport bevat het eindresultaat en de weg daarnaar toe.

Binnen deze afstudeerperiode is naar aanleiding van door UArchitects ter beschikking gestelde projecten gezocht naar een oplossingsstrategie voor het veel voorkomend maatschappelijk probleem van de verouderde

(basis)scholen.

Bij beide cases betreft het gedateerde schoolgebouwen waar verbetering noodzakelijk is.

De oplossingsstrategie is uitgewerkt in de vorm van een tool waarvan de theoretische benadering, de daadwerkelijke uitwerking en de toetsing in het verloop van dit eindrapport worden beschreven.

Grote dank gaat uit naar: UArchitects en Avans Hogeschool Tilburg, met in het

bijzonder de afstudeer begeleiders: Emile van Vugt en Misak Terzibasiyan van UArchitects en Okke Boom en Joep Habraken van Avans Hogeschool Tilburg.

Eindhoven, 17-oktober-2013

Jimmy Nijssen Rob Verhees

(3)

3

Inhoud

Inhoud

Inhoud

Inhoudsopgave

sopgave

sopgave

sopgave

Voorwoord ...2 Inhoudsopgave...3 1. Samenvatting ...5 2. Inleiding ...6 2.1 UArchitects ...6 2.2 Casusomschrijving ...7 3. Probleemstelling ...8 3.1 Doelstelling ...8 3.2 Hoofdvraag ...9 3.3 Deelvragen...9 3.4 Aanpak...10 4. Vooronderzoek ...11 4.1 Literatuuronderzoek...11 4.2 Referentieprojecten vanuit SBR...11

4.3 Bezoek en enquêtes bestaande basisscholen ...13

4.4 Jaarlijkse Bouwbeurs Utrecht ...14

4.5 Workshop ‘Comfortabele scholen’ Gent, België ...15

4.6 Analyse EBA ...15

4.7 Subsidies ...15

4.7 Financiële middelen en economische levensduur scholen ...17

5. De theorie ...18

5.1 Doelstelling ...18

5.2 Globale opzet ...18

5.3 Randvoorwaarden ...19

5.4 Illustraties ...20

5.5 Afbakening van ‘de tool’ ...23

5.6 Specifieke opzet ...23 5.7 Input...23 5.8 Geïntegreerde gegevens ...26 5.9 Aanpasbaarheid cq. toekomstbestendigheid ...30 5.10 Risico analyse...30 5.11 Output...31 6. Onderzoeken ...32

6.3.1. Eerste opzet ‘van de tool’ ...34

6.3.2. Tweede opzet van ‘de tool’...40

6.5.1. Principewerking van ‘de tool’...57

6.5.2. Het fysiek model ...60

6.5.3. Testen van de derde opzet, casus Tweesprong ...70

6.5.4. Testen van de derde opzet, casus Budschop ...76

7. Conclusie ...77 7.1 Deelconclusies ...77 7.2 Hoofdconclusie...82 8. Aanbevelingen ...83 9. Slot en dankwoord...86 10. Bronvermelding ...87 11. Termen en definities ...88 Bijlagen ...89

B.1 Plan van Aanpak...89

B.2 Literatuuronderzoek Jimmy Nijssen ...89

(4)

4

B.4 Referentieprojecten frisse Scholen...89

B.5 Bezoek en enquête basisscholen ...89

B.6 Enquetes basisscholen ...89

B.7 Internationale bouwbeurs 2013 ...89

B.8 Schoolbouwformule Workshop 19 mrt 2013 ...89

B.9 Analyse EBA ...89

B.10 Analyse PvE Frisse Scholen ...89

B.11 Analyse Casus, Budschop ...89

B.12 Bestaande situatie Budschop ...89

B.13 Foto’s Bestaand interieur Budschop...89

B.14 Foto Bestaand Exterieur Budschop ...89

B.15 Analyse casus, Tweesprong...89

B.16 Bestaande situatie Tweesprong ...89

B.17 Bestaand interieur Tweesprong...89

B.18 Bestaand exterieur Tweesprong...89

B.19 Subsidies ...89

B.20 2e opzet. Test Oplossingen...89

B.21 Financiële haalbaarheid t.o.v. economische levensduur ...89

B.22 Schetsen Tool ...89

B.23 AutoCAD stroomschema’s ...89

B.24 Schetsen model gebouwschil en installaties...89

(5)

5

1.Samenvatting

Omdat een school de omgeving is waar kinderen het grootste deel van hun jeugd doorbrengen, vormen zich hier sterke herinneringen. Niet minder belangrijk is dat kinderen, naast het hebben van een leuke tijd, ook hun tijd in een gezonde omgeving doorbrengen waarbij het gebouw geen negatieve invloed mag hebben op hun gezondheid door een slechte bouwkundige en installatietechnische als gevolg van veroudering van het gebouw.

Deze verouderde schoolgebouwen zijn een veel voorkomend fenomeen in Nederland en België en vormen daarom de aanleiding voor dit afstudeeronderzoek.

De scholen die de doelgroep vormen kenmerken zich door een hoog energieverbruik en een slecht binnenmilieu. Door het hoge energiegebruik zijn deze gebouwen vaak niet meer rendabel in exploitatie en als gevolg van een slecht binnenmilieu wordt de gezondheid en de leerprestaties van de leerlingen nadelig beïnvloed.

Het doel van dit onderzoek is het bedenken van een hulpmiddel, een tool, waarmee een oplossingsstrategie kan worden geformuleerd in de initiatieffase waarmee richting kan worden gegeven bij de wens tot het updaten van verouderde schoolgebouwen. De tool heeft de naam 'TRB: Frisse Scholen' (Tool Renovatie Basisscholen: Frisse Scholen) gekregen.

Naast het slechte binnenmilieu en de inefficiëntie van het energiegebruik doet zich nog een maatschappelijk probleem voor. Dit probleem steekt de kop op wanneer men de eerder genoemde maatschappelijke problematiek wil aanpakken. Voor elke renovatie of nieuwbouw moet namelijk een budget beschikbaar zijn. Voor scholen is dat niet anders. Zij kunnen echter onder bepaalde voorwaarden een beroep doen op subsidies en gemeentelijke gelden. Desondanks zal door een schoolbestuur gewikt en gewogen moeten worden of het door hen gewenste financieel haalbaar zal zijn. De tool kan hierbij een belangrijke rol spelen omdat daarmee kan worden bewerkstelligd dat er met weinig investeringen toch verbeteringen kunnen worden aangebracht. Renovatie of nieuwbouw komt daarmee voor meer scholen binnen bereik.

De tool is daarom een hulpmiddel waarmee gedetailleerd kan worden gespecificeerd waar en welke verbeteringen er nodig zijn. Daardoor worden de kosten geminimaliseerd en het eindresultaat geoptimaliseerd.

Het aanpakken van beide maatschappelijke problemen wordt met de tool ondervangen door in eerste instantie een gewenste kwaliteit te formuleren volgens het 'Programma van Eisen Frisse Scholen' (AgentschapNL|'12). Binnen dit PVE worden thema's behandeld waarbij per thema een gewenste kwaliteit kan worden vastgelegd. De thema's bevatten criteria op het gebied van energieprestatie en het binnenmilieu.

Door het bestaande gebouw te beoordelen wordt gekeken welke onderdelen reeds aan de gewenste kwaliteit voldoen om te bepalen wat behouden kan blijven. Daarnaast wordt beoordeeld welke onderdelen niet voldoen aan de gewenste kwaliteit en om die reden dienen te worden aangepast of aangevuld. Door enkel oplossingen aan te reiken voor onderdelen die moeten worden aangepast om de gewenste kwaliteit te behalen wordt een minimale investering benaderd.

Binnen het afstudeeronderzoek is het uitwerken van de gehele tool niet gelukt. De ontwikkeling van het beoogde eindproduct was door de omvang en de complexiteit van het programmeren niet haalbaar binnen de gestelde periode. Het afstudeeronderzoek is daarom beperkt gebleven tot de ontwikkeling van beoordelingsmethodieken voor twee thema's binnen het PVE, namelijk de gebouwschil en binnenluchtkwaliteit. De twee thema's zijn met Excel uitgewerkt tot een functionerende voorlopige tool. Op basis van de functionerende delen worden aanbevelingen gedaan voor toekomstige doorontwikkeling van het product.

Hoewel aan de visie niets is ingeboet kunnen we nu vanuit een voortschrijdend inzicht stellen dat bij het

functionerend maken van de tool deskundigen moeten worden betrokken vanuit andere vakgebieden. Te denken valt hierbij eerst en vooral aan mensen vanuit de ICT. Veel kostbare tijd is en zal gaan zitten in het ontwikkelen van de juiste software.

De basis is neergezet, samen met verschillende aanbevelingen. De tool behoeft verdere ontwikkeling zodat het een werkbaar instrument in de initiatieffase van een bouwproject wordt. Het idee en de visie achter de tool blijven onveranderd overeind.

Het beoogde eindproduct is een programma c.q. applicatie welke bijvoorbeeld op een laptop of tablet waarmee op locatie kan worden gewerkt. Met het product zal een integrale oplossingsstrategie worden aangeboden passend binnen de vastgestelde kwaliteit van het Programma van Eisen Frisse Scholen.

(6)

6

2.

2.

2.

2.

Inleiding

Inleiding

Inleiding

Inleiding

In dit eindrapport wordt een beschrijving gegeven van de stappen die zijn gezet om te komen tot het eindproduct. Het eindproduct is een tool, of anders gezegd een hulpmiddel, om een renovatiestrategie vast te stellen voor verouderde (basis)scholen.

De reden voor het ontwikkelen van de tool is te herleiden naar de maatschappelijke problematiek die voorkomt bij deze verouderde scholen. Hierbij spelen een tweetal maatschappelijke problemen op die met elkaar in tegenstrijd zijn. Aan de ene kant is er de wens het gebouw naar de huidige standaard te tillen, dat wil zeggen dat het gebouw een goed binnenmilieu heeft, energiezuinig en duurzaam is. Aan de andere kant is het een beschikbaar budget te beperkt om deze wensen te kunnen realiseren. Met ‘de tool’ wordt een model gepresenteerd dat zoekt naar een oplossingsstrategie om te kunnen voldoen aan de wensen die vandaag de dag worden gesteld, maar waarbij wordt gestreefd naar minimale financiële investering.

Het onderzoek is mogelijk gemaakt door het architectenbureau UArchitects dat een tweetal projecten ter beschikking heeft gesteld om te dienen als te toetsen objecten voor ‘de tool’. De beide cases zijn verouderde basisscholen die zowel qua bouwmethode als indeling verschillend zijn. De cases verzorgen in die zin de terugkoppeling van theorie naar praktijk.

2.1

2.1

2.1

2.1

UArchitects

UArchitects

UArchitects

UArchitects

Het onderzoek wordt verricht in opdracht van het architectenbureau UArchitects die hiervoor werkplekken en kennis ter beschikking stelt.

UArchitects is een middelgroot architectenbureau dat zich richt op architectuur en stedelijke ontwikkeling. UArchitects werkt aan concrete bouwopdrachten. Door nevenactiviteiten zoals een gastdocentschap bij de Faculteit Bouwkunde aan de Technische Universiteit Eindhoven en zitting in welstandscommissies wordt het eigen werk in een breder perspectief geplaatst.

Hiernaast zijn werkzaamheden verricht voor de Rijksgebouwendienst directie Zuid in overleg met de

rijksbouwmeester waarbij de eindverantwoordelijkheid wordt gedragen voor projecten in regio Zuid‐Nederland in de initiatieffase en in de uitvoeringsfase.

Enkele gerealiseerde projecten zijn bijvoorbeeld: een rechtbank, het nieuwbouw terrein jeugddetentie Maasberg, nieuwbouw op diverse locaties, kantoren en loodsen voor Rijkswaterstaat en diverse verbouwingen van belastingkantoren.

Door deel te nemen aan prijsvragen wordt het grootste deel van de werkzaamheden verkregen. Dit betekent dat de projecten die het uitwerkingsproces halen zijn geselecteerd op hun architectonische waarde en

functionaliteit.

Elke opdrachtgever krijgt een project dat voldoet aan de wensen binnen het gestelde budget. Dit klinkt logisch maar is geen vanzelfsprekendheid in het vakgebied. Er worden nog steeds projecten ontworpen die wel voldoen aan de wensen van de opdrachtgever maar het budget overschrijden. Dit is niet de werkwijze van het bureau. UArchitects vindt dat een goed onderbouwd budget door de opdrachtgever een vereiste is waaraan het bureau moet voldoen. Dit kan het speerpunt van het bureau worden genoemd.

Visie : UArchitects laat zijn architectuuropvatting niet leiden door een dogmatische architectonische stelling maar beweegt zich mee met de maatschappelijke en sociale context , dit heeft weer zijn uitwerking op de architectuur van het bureau .

(7)

7

2.2

2.2

2.2

2.2

Casuso

Casusomschrijving

Casuso

Casuso

mschrijving

mschrijving

mschrijving

Er zijn twee projecten door het architectenbureau UArchitects beschikbaar gesteld. Beide projecten zijn sterk verouderde basisscholen die niet meer aan de hedendaagse eisen voldoen. Beide projecten zijn wezenlijk verschillend van elkaar, zowel met betrekking tot bouwmethode als indeling. Door de verschillen tussen de cases kan met de test van het eindproduct worden gekeken of valide antwoorden worden gegenereerd. Wel geldt voor beide scholen dat deze bestaan uit een samenstelling van bijgebouwen en aanbouwen die in de loop der jaren zijn gerealiseerd. Ook is bij beide gebouwen een monumentale waarde vastgesteld.

Ter beeldvorming van de cases zijn beide projecten kort beschreven. Onder hoofdstuk 5: Onderzoek, zijn de uitgebreide analyses van beide cases opgenomen. In dienst van UArchitects en als grondslag voor de onderzoeken naar de cases is voor beide projecten de bestaande situatie ingemeten en digitaal verwerkt. In bijlage: B.2 Bestaande toestand cases, zijn de digitaal verwerkte plattegronden opgenomen. Daarnaast is van de bestaande situatie een fotorapportage toegevoegd ter beeldvorming.

Casus 1 betreft basisschool ‘de Tweesprong’ in Nederweert.

Basisschool de Tweesprong is gebouwd in 1959 naar ontwerp van de Weerter architect Pierre Weegels. In 1959 was de Tweesprong slechts een kleine kleuterschool met enkel twee lokalen (afbeelding 1).

In de loop der jaren is de school uitgebreid met verscheidende bouwvolumes. De bouwvolumes zijn in verschillende jaren gerealiseerd waardoor het totaal een onsamenhangend geheel is geworden.

Het oude gedeelte van het gebouw en met name het gevelbeeld (afbeelding 2) heeft monumentale waarde.

Casus 2 betreft basisschool ‘Budschop’ in Nederweert-Eind.

Basisschool Budschop is gebouwd in 1956 als buurtschool. Het originele gebouw heeft een L-vormige plattegrond met korte en lange vleugel die een achterliggende speelplaats tweezijdig omsluiten (afbeelding 3).

Ook bij casus Budschop zijn in de loop der jaren bouwvolumes

toegevoegd. Hierbij in eerste instantie een losstaand volume dat daarna is verbonden met een tussengang.

Voor het oude gedeelte van het gebouw is voor zowel het interieur als het exterieur vastgesteld dat dit monumentale waarde bezit. Het gevelbeeld zal bijvoorbeeld moeten worden teruggebracht naar de oorspronkelijke situatie (afbeelding 4). Afb. 1 Afb. 1 Afb. 1 Afb. 1 A A A Afb. 2fb. 2fb. 2fb. 2 A A A Afb. 3fb. 3fb. 3fb. 3 A AA Afb. 4fb. 4fb. 4 fb. 4

(8)

8

3.

3.

3.

3.

Probleemstelling

Probleemstelling

Probleemstelling

Probleemstelling

De problematiek waarvoor we een oplossingsmethodiek trachten te ontwikkelen heeft met name te maken met de wijze waarop de (basis)scholen zijn verouderd. Door ontoereikende beschikbare budgetten van schoolorganisaties en minimale bijdragen vanuit overheden zijn dergelijke gebouwen nooit gedegen gerenoveerd. Hierdoor zijn de oude schoolgebouwen vaak niet meer van deze tijd. Vaak zijn door de jaren heen enkele aanpassingen of uitbreidingen gedaan waardoor men nu eerder met een opgelapt gebouw te maken heeft dan met een degelijk gerenoveerd gebouw.

Tegenwoordig bestaat een toenemende drang om een gezond leven te leiden en om in een gezonde leefomgeving te wonen en te werken. Hierbij worden ook steeds hogere eisen gesteld aan de scholen waar de kinderen het grootste deel van hun jeugd doorbrengen.

Het huidige bestand van verouderde scholen scoort op een aantal punten met betrekking tot binnenmilieu, energiezuinigheid en duurzaamheid erg slecht. Het gevolg is dat bij verouderde scholen, in vergelijking met nieuwe gebouwen, het risico op gezondheidsklachten groter is en de leerprestaties van kinderen minder zijn. Bovendien zijn de exploitatiekosten van verouderde gebouwen hoger en is het onderhoud duurder.

Er zijn talloze onderzoeken op internet te vinden waarbij uitgebreid onderzoek is gedaan naar de leerprestaties bij leerlingen. Een voorbeeld hiervan is een onderzoek van TNO, genaamd; ‘Het effect van ventilatie op de cognitieve prestaties van leerlingen op een basisschool’. In hoofdstuk 4 punt 3 pagina 13 van dit eindrapport wordt verder op dit onderzoek ingegaan.

3.1

3.1

3.1

3.1

Doelstelling

Doelstelling

Doelstelling

Doelstelling

Als wordt gekeken in welke staat de verouderde scholen verkeren kan meestal worden gesteld dat bouwdelen verschillen in hun economische levensduur. De constructie laat mogelijk wat te wensen over wat betreft de flexibiliteit maar is vaak nog goed en kan nog jaren mee. Andere delen zoals thermische isolatie en installaties zijn vaker ontoereikend voor de hedendaagse standaard. Dit zijn juist de onderdelen waarvan energiegebruik en de kwaliteit van het binnenmilieu, de belangrijkste aandachtspunten, afhankelijk zijn.

De doelstelling is het ontwikkelen van een hulpmiddel waarmee een oplossingsstrategie kan worden vastgesteld voor de renovatie van verouderde scholen. De oplossingsstrategie die wordt aangereikt zal moeten voldoen aan hedendaagse eisen en tegelijkertijd rekening moeten houden met het beschikbare budget door te zoeken naar minimale investeringen.

De eisen worden hierbij vastgelegd door de opdrachtgever (schooldirectie) in de vorm van kwaliteitsklassen. De eisen worden vastgelegd volgens het ‘Programma van Eisen Frisse Scholen’ (AgentschapNL|2012) (PVE) dat eisen omvat op het gebied van energieprestatie en het binnenmilieu. Het onderzoek richt zich op het maken van een model waarmee oplossingen worden aangereikt op basis van de gestelde eisen.

De tool dient oplossingen aan te reiken in geval het bestaande gebouw niet voldoet aan de vastgestelde kwaliteit volgens het programma van eisen. Onderdelen die reeds voldoen kunnen behouden blijven om zo te zoeken naar minimale investeringen.

(9)

9

3.2

3.2

3.2

3.2

Hoofdvraag

Hoofdvraag

Hoofdvraag

Hoofdvraag

Hoe ontwikkelen we een tool waarmee in de initiatieffase een renovatiestrategie kan worden opgesteld voor een willekeurig verouderd schoolgebouw in Nederland waarbij oplossingen voldoen aan een gewenste kwaliteit volgens het PVE Frisse Scholen met een investering die past binnen het beperkte budget van

schoolorganisaties?

3.3

3.3

3.3

3.3

Deelvragen

Deelvragen

Deelvragen

Deelvragen

- Wat houdt het beperkte budget in en waar komt deze uit voort?

-

Hoe kan het bestaande gebouw worden getoetst op basis van het PVE Frisse Scholen?

- Met welke bouwkundige en installatietechnische oplossingen kan worden voldaan aan gestelde eisen volgens het PVE Frisse Scholen?

- Hoe hangen gegevens, eisen en oplossingen met elkaar samen en hoe kan hiermee een renovatiestrategie worden opgesteld?

- Wat zij de kosten voor mogelijke oplossingen?

- Wat zijn mogelijke subsidies en fondsen die kunnen worden aangesproken?

-

Hoe kan een valide oplossingsstrategie worden aangereikt?

(10)

10

3.4

3.4

3.4

3.4

Aanpak

Aanpak

Aanpak

Aanpak

Om een antwoord te vinden op de hoofdvraag en de deelvragen wordt een aanpak voor het onderzoek geformuleerd. Een uitgebreide opstelling van de aanpak voor het onderzoek is terug te vinden in bijlage 1.

Als basis wordt gestart met het verrichten van vooronderzoeken. De vooronderzoeken dienen voor het verkrijgen van inzicht in de materie die ten grondslag ligt aan de afstudeeropdracht. Vanuit deze vooronderzoeken wordt informatie verkregen die kan worden toegepast bij verdere uitwerking van de tool. De volgende

vooronderzoeken werden in eerste instantie geformuleerd:

- Literatuuronderzoek

- Bezoek en enquêtes bij basisscholen. - Bezoek bouwbeurs

- Referentieprojecten

De volgende vooronderzoeken zijn daar aan toegevoegd:

- Workshop ‘Comfortabele scholen’ - Analyse EBA

Na het uitvoeren van de vooronderzoeken wordt de theorie achter de tool opgesteld. Bij het opstellen van de theorie wordt door brainstormen een theoretisch model opgesteld waarin de werking van het uiteindelijke product word beschreven.

Vanuit de opgestelde theorie worden onderzoeken verricht die betrekking hebben op het realiseren van de tool en de benodigde informatie die daar in gebruikt zal worden. Hier werden de volgende onderzoeken verricht:

- Analyse Programma van Eisen Frisse Scholen - Analyse van de cases

In de laatste fase van het eindrapport wordt een werkend model opgesteld. Telkens is door trial-and-error vastgesteld of een model daadwerkelijk functioneert. Dit ontwerpproces is stapsgewijs doorlopen. In dit rapport worden deze stappen “opzet”genoemd.

Per opzet van de tool wordt gereflecteerd op het functioneren hiervan om zo de volgende opzet te kunnen verbeteren.

(11)

11

4.

4.

4.

4.

Vooronderzoek

Vooronderzoek

Vooronderzoek

Vooronderzoek

Als basis van het afstuderen werden vooronderzoeken verricht. De vooronderzoeken zijn stuksgewijs in dit hoofdstuk kort beschreven. De uitwerking van deze onderzoeken is toegevoegd in de bijlagen.

De vooronderzoeken zijn verricht om zoveel mogelijk informatie en kennis met betrekking tot het onderwerp in te winnen. Hierbij is onderzoek verricht in verschillende categorieën en bij verschillende partijen. Zo is bijvoorbeeld onderzocht wat de ervaringen zijn van de eindgebruikers van zowel nieuwbouw als oude scholen. Daarnaast is informatie verzameld met betrekking tot in de tool op te nemen gegevens. Hiervan is het bezoek aan de BouwBeurs een voorbeeld. Ook de visie van experts op het vakgebied is aangewend om meer inzicht te verkrijgen in de materie. Hiervan is de workshop Comfortabele Scholen een voorbeeld.

4.1

4.1

4.1

4.1

Literatuuronderzoek

Literatuuronderzoek

Literatuuronderzoek

Literatuuronderzoek

Voordat het traject afstuderen startte is er al begonnen met het verzamelen van informatie over de thema’s: ‘Frisse Scholen’ en ‘Passiefbouw’. Hiervoor zijn tientallen boeken, websites en artikelen gelezen en onderzocht als basis voor het schrijven van de individuele literatuuronderzoeken. De literatuuronderzoeken zijn officieel een product van de minor ‘Bestaande Bouw’ maar waren destijds al gekozen als voorbereiding op de

afstudeerdopdracht. Veel informatie die toen is onderzocht kan nu worden aangewend, evenals de informatie die uiteindelijk niet in het literatuuronderzoek is opgenomen.

In de literatuuronderzoeken is een basis gelegd voor de thema’s die van toepassing zijn voor de tool. Hoewel het onderzoek bij Passiefbouw wel als onderzoek is uitgevoerd en bijgevoegd, wordt het uiteindelijk niet in de tool opgenomen omwille van de omvang van het product. Beide literatuuronderzoeken zijn opgenomen onder bijlage 2 en 3 van dit eindrapport.

4.2

4.2

4.2

4.2

Referentieprojecten vanuit SBR

Referentieprojecten vanuit SBR

Referentieprojecten vanuit SBR

Referentieprojecten vanuit SBR

Door de overheid (AgentschapNL) zijn projecten beschikbaar gesteld die als referentie kunnen dienen voor organisaties die zich bezig houden met het renoveren van verouderde (basis)scholen. De gerenoveerde projecten leveren voor het onderzoek algemene informatie die op de achtergrond meegenomen is in het ontwerp van de tool.

Niet alleen projecten in Nederland zijn onderzocht maar ook projecten in België en Duitsland zijn nader bekeken. De problematiek van een slecht binnenmilieu en energie belastende gebouwen speelt namelijk ook in deze landen een rol. Duitsland is een voorbeeld van een land dat voorop loopt met het realiseren van

milieuvriendelijke gebouwen. Deze zijn daarom de moeite van het onderzoeken waard om onder andere mogelijke oplossingen te bedenken. Een aantal onderwerpen zoals opwekking, afgifte, ventilatie, regeling, verlichting en financiën komen steeds terug. Hier kunnen dan ook conclusies uit getrokken worden:

Opwekking:

Alle onderzochte referentieprojecten maken gebruik van duurzame opwekkingssystemen. Een aantal voorbeelden hiervan zijn:

- Zonnepanelen;

- Zonnecollector met of zonder boiler; - Warmtepomp;

- Warmtekoude opslag; - Warmtekracht koppeling.

Bij de realisatie van een duurzame of energiezuinige school blijkt men niet onder één of een combinatie van deze systemen uit te kunnen komen.

90% van de referentieprojecten gebruikt zonnepanelen om energie op te wekken. Dit is een systeem wat bijna niet afhankelijk is van de omgeving en kan overal in Nederland worden toegepast. Een 6-tal projecten maakt gebruik van zonnecollectoren voor warm tapwater en dergelijke. Andere projecten maken weer gebruik van een warmtepomp met warmte- en koudeopslag voor verwarming van de ruimten.

Vaak worden deze systemen gebruikt in combinatie met andere systemen. Bij de ‘Hart van Oijen’ basisschool in Oijen, Noord-Brabant wordt bijvoorbeeld een warmtekrachtkoppeling gebruikt door middel van biogas

afkomstig van omliggende boerenbedrijven. Dit zorgt voor de opwekking van elektriciteit en voor

(12)

12 gebruik gemaakt van 3 collectieve warmtepompen met Warmte-en Koude Opslag – verder genoemd: WKO - om te verwarmen in de winter en te koelen in de zomer. Het soort systeem hangt sterk af van de omgeving waar het bouwwerk wordt gebouwd. Bij bijvoorbeeld toepassing van WKO is de geologie van het gebied namelijk erg belangrijk. De watervoerende pakketten en de doorlatendheid van de bodem bepalen de mate van

energiebesparing die met de ondergrondse energieopslag kan worden behaald. Als dit in een bepaald gebied niet voldoende is, is het niet rendabel om dit systeem toe te passen.

Afgifte:

De afgifte in Nederlandse referentieprojecten gebeurt vooral door middel van een laag

temperatuurverwarmingssysteem – verder genoemd: LTV. Meestal in de vorm van vloerverwarming, maar ook in de vorm van betonkernactivering. De LTV is vooral populair doordat een relatief lage temperatuur wordt aangevoerd, namelijk 35 graden. Hierdoor is er minder gas nodig om het water op de benodigde temperatuur te brengen. Bovendien is het ook mogelijk om met dit systeem te koelen in de zomermaanden. De LTV kan ook worden voorzien van

warm en koud water door middel van een warmtepomp. Hierdoor worden de kosten van gasverbruik verlaagd.

Verwarmen en koelen door middel van water en straling is niet het enige systeem dat veel wordt toegepast in scholen. Ook verwarmen en koelen met lucht wordt veel toegepast. Dit gaat via inblaasroosters in het systeemplafond of via zogenaamde ‘airsocks’.

Bij 2 referentieprojecten in Duitsland zijn houtpelletkachels gebruikt ten behoeve van de verwarming van de lokalen. De kleine, samengeperste, van houtresten afkomstige korrels worden verbrand in de houtpelletkachels die voor de verwarming van het gebouw zorgen. De instelbare kachels blazen de warme lucht via een rooster de kamer in. De afgevoerde warme lucht wordt weer gebruikt voor aangrenzende kamers. Ook de luchtvochtigheid kan op peil gehouden worden middels een ingebouwd waterreservoir. Dit is een van de inventieve systemen die we in Nederland nog niet veel zijn tegengekomen en waarmee ze in Duitsland een stukje voorlopen ten opzichte van Nederland.

Ventilatie:

Bij 80% van de referentieprojecten is balansventilatie toegepast, of dit nu door luchtroosters gebeurt of door zogenaamde ‘airsocks’. In alle gevallen wordt dit gedaan met een zeer lage luchtsnelheid om tocht te

voorkomen. Om in korte tijd veel te ventileren kunnen in de meeste gevallen ook ramen worden opengezet voor spuiventilatie. Ook nachtventilatie in de zomermaanden in combinatie met een accumulerend vermogen van het gebouw komt veel voor.

Verder wordt in alle maten en soorten warmteterugwinning toegepast, onder andere in:

- Zomerventilatie met bypass en centrale warmte terugwinning – verder genoemd: WTW - Bij 3 projecten balansventilatie met WTW;

- Bij 1 project centrale balansventilatie met WTW; - Hybride CO2-gestuurde ventilatie met WTW; - Thin client pc’s met WTW;

- Koelmeubel van de horeca met WTW; - Vaatwasser met WTW.

In de nieuwbouwschool ‘Het Klaverblad’ in Amsterdam is net zoals in veel andere scholen balansventilatie toegepast. Echter heeft men de kanalen voor de ventilatie overgedimensioneerd zodat het energieverbruik van de ventilatoren omlaag gaat.

Regeling:

Regeling kan voor verschillende doeleinden toegepast worden: verwarming, ventilatie, licht etc. In de referentieprojecten die onderzocht zijn is de ‘sturing door middel van CO2-meting op ventilatie’ het meest gebruikt. Daarnaast zijn er nog andere systemen gebruikt zoals:

- Variabele volumeregeling per lokaal;

- Vloerverwarmingsgroepen die worden voorzien van een individuele ruimteregeling die gekoppeld is aan de meet- en regelinstallatie;

- Daglichtregeling op de verlichting;

- Decentrale regeling van energiezuinige verwarming en ventilatie.

Sturing door CO2-meting op de ventilatie wordt over het algemeen het meest aangeraden omdat dit een op zichzelf regelend systeem is wat eenmalig goed ingesteld moet worden. Uit onderzoek is namelijk gebleken dat

(13)

13 personen de omstandigheden in een lokaal nooit goed genoeg vinden. De regeling zorgt er ook voor dat de

omstandigheden niet te veel variëren.

Verlichting:

De meest op het ‘Frisse scholen’ concept gerichte verlichting is het ‘Hoogfrequente (HF-) verlichting’, meestal uitgevoerd met sturing op daglicht. Maar het beste licht is nog altijd daglicht. Verder zijn er verschillende soorten licht toegepast die allemaal min of meer op hetzelfde neerkomen:

- Extra daglicht via dak; - Hoogrendement verlichting; - LED verlichting;

- Energiezuinige verlichting.

Een ander soort licht wat niet is toegepast in een van bovenstaande referentieprojecten is een verlichting die in 3 of 4 standen aanpasbaar is. Deze kan aangepast worden aan de activiteit die er op dat moment plaatsvindt.

Financieel:

Over het financiële gedeelte wordt in de meeste gevallen niet zoveel losgelaten. Bij de Nederlandse referentieprojecten wordt alleen het soort contract en de eventuele bijdrage van een bedrijf vermeld. Bij de Duitse projecten wordt wat meer losgelaten over de financiële zijde. Het project ‘Riedberg school’ kostte in totaal €16,7 miloen. Deze school is uitgevoerd als passieve school. De meerkosten hiervan waren ongeveer 4%. Het project ‘Neckargemünd’ in Duitsland kostte in totaal €25 miljoen, waarvan €1,5 miljoen (6%) meerkosten voor passief bouwen. Verder zijn bijna alle projecten gesubsidieerd door het programma UKP NESK. Dit is een afkorting van Unieke Kansen Programma 'Naar energieneutrale scholen en kantoren'; een subsidieregeling. Deze subsidie van de overheid is in 2010 aan projecten gegeven die zich onderscheiden door

energiezuinigheid, duurzaamheid en organisatorische innovaties in de bouwkolom. Dit komt doordat het merendeel van de projecten van de website van NESK is gehaald.

Het verslag van de onderzochte referentieprojecten is opgenomen in bijlage 4 van dit eindrapport.

4.3

4.3

4.3

4.3

Bezoek en enquêtes bestaande basisscholen

Bezoek en enquêtes bestaande basisscholen

Bezoek en enquêtes bestaande basisscholen

Bezoek en enquêtes bestaande basisscholen

Ondanks de reeds gedane onderzoeken op basis van beschikbare informatie uit bronnen is er gekozen om een eigen onderzoek te verrichten. Het eigen onderzoek betreft het bezoeken van verschillende basisscholen en het enquêteren van de gebruikers van de scholen.

Dit onderzoek is verricht bij recentelijk opgeleverde projecten, gerenoveerde projecten en scholen die verouderd zijn. Er is per school een bezoek op locatie afgelegd waarbij werd gekeken naar de bouwkundige en

installatietechnische aspecten. Ter plaatse is de school bekeken als geheel en met speciale aandacht voor de lokalen op zich.

Naast het opnemen van de situatie is een enquête verspreid onder de leerkrachten van de verschillende groepen. De enquête is gericht op het beoordelen van het binnenklimaat in de verschillende ruimten. Hierbij is telkens gevraagd een beoordeling te geven voor winter- en zomersituaties op verschillende tijdstippen van een dag. Met de informatie van de enquêtes en het opnemen van de technische situatie op locatie kan worden bekeken in welke mate technische voorzieningen de beleving van de eindgebruikers beïnvloeden.

Inleiding:

De aanleiding om een enquête te maken en deze te verdelen onder een aantal scholen is om inzicht te verkrijgen bij verschillende scholen in Nederland. Het is algemeen bekend dat het niet goed gesteld is met de scholen in Nederland. Veel voorkomende problemen zijn: geluidsoverlast, vochtproblemen, niet genoeg toevoer van frisse lucht en te warme lokalen in de zomer. Deze problemen kunnen onder andere leiden tot verminderde leerprestaties van leerlingen en een verhoogd ziekteverzuim. Er zijn genoeg onderzoeken op internet te vinden waarbij uitgebreid onderzoek is gedaan naar de leerprestaties bij leerlingen. Een voorbeeld hiervan is een onderzoek van TNO, genaamd; ‘Het effect van ventilatie op de cognitieve prestaties van leerlingen op een basisschool’. Waarbij is onderzocht of vraaggestuurde ventilatie op basis van CO2 de leerprestaties van leerlingen kan verbeteren. Het onderzoek bevatte in de verschillende omstandigheden (situatie 1: vraaggestuurde ventilatie. Situatie 2: verouderd lokaal met oplopende CO concentratie) steeds 10 vragen gebaseerd op taal en 10 vragen gebaseerd op rekenen. Gemiddeld maakten de leerlingen 5,34 taalfouten en 1,98 rekenfouten bij vraaggestuurde ventilatie. In verouderde lokalen met oplopende CO2 concentraties werden gemiddeld 5,64 taalfouten en 2,44 rekenfouten gemaakt. Bij taal scoren de kinderen in een ruimte me

vraaggestuurde ventilatie 6%; en bij rekenen een aanzienlijke 23% beter (TNO,2006). Dit kan het verschil maken tussen een 6,5 en een 8,0 als beoordelingscijfer.

(14)

14 Ondanks de vele reeds gedane onderzoeken wordt een klein onderzoek gedaan bij verschillende basisscholen.

Hierbij wordt vooral gekeken naar de bouwkundige en installatietechnische aspecten en daarbij de

problematieken in bestaande, net nieuwe en verouderde basisscholen. Het wordt toegespitst op klaslokalen en de ervaringen van de docenten in het betreffende klaslokaal. Op deze manier wordt geprobeerd inzicht te krijgen in de problemen van basisscholen. Er zijn verschillende basisscholen benaderd met de vraag rond te mogen kijken in de verschillende ruimten en een enquête te verspreiden onder de leerkrachten en medewerkers van de school. Naast sterk verouderde scholen zijn ook net gerenoveerde en nieuwbouw scholen bezocht. Ook hier blijven problemen ontstaan. De scholen zijn bezocht om als voorstudie te gebruiken voor het afstuderen.

Aanpak:

Er zijn uiteindelijk 7 scholen bezocht, onder andere de praktijk cases bassischool 'Budschop' te Nederweert en basisschool 'De Tweesprong' te Nederweert‐Eind, waarbij door iedere school 3 verschillende formulieren zijn ingevuld. Het eerste formulier beschrijft de huidige toestand van het gebouw met onder andere de manier van afgifte, opwekking en ventilatie. Op deze manier wordt duidelijk hoe het schoolgebouw in elkaar zit en welke systemen en installaties zijn toegepast. Een tweede formulier beschrijft de huidige toestand per lokaal met onder andere de ligging ten opzichte van de windrichting, manier van verwarmen, koelen, ventileren, verlichten maar ook de materialisering en inrichting van de verschillende schoollokalen. Het derde formulier is indirect

gekoppeld aan het tweede formulier en bevat de enquête voor de leerkrachten. In deze enquête wordt gevraagd hoe de leerkrachten de lokalen ervaren qua klimaat, luchtkwaliteit, geluidshinder en verlichting. Door de lokalen te analyseren en daaraan gekoppeld de ervaringen van de leerkrachten te enquêteren wordt duidelijk of de verschillende installaties als prettig worden ervaren. Bij iedere school zijn alle gegevens en de bestaande installaties opgesomd. Vervolgens is er per onderdeel een korte samenvatting beschikbaar waarbij de ervaringen, tegenstellingen en overeenkomsten van de geënquêteerden beschreven zijn. Als visualisatie en verheldering zijn een aantal foto's bijgevoegd.

Conclusie:

Uit de referentieprojecten komt naar voren dat qua binnenmilieu de manier van regelen het meest belangrijk is. Een aantal voorbeelden hiervan zijn:

De installaties zelf doen prima hun werk, echter is het mogelijk dat ze nog geen 50% van hun waarde opleveren als ze niet correct zijn ingesteld en geregeld zijn. Juist daarom is het erg belangrijk om systemen en installaties op de juiste manier op elkaar af te stemmen en te onderhouden. Ook is het belangrijk om docenten te

informeren over het juiste gebruik van de schakelaars en regelvoorzieningen.

Uiteindelijk kun je een gebouw perfect regelen en instellen met de nieuwste technieken. Er zal altijd een bepaald percentage gebruikers zijn die blijven klagen. De ene persoon krijgt het nu eenmaal sneller koud of warm dan de ander.

Bron: Fanger, Predicted Mean Vote.

Het was vrij lastig om echt duidelijke en eenduidige conclusies te trekken per school. Het zou gemakkelijk zijn als er veel geklaagd zou worden bij de verouderde scholen en weinig geklaagd bij de nieuwere scholen. Dit was echter niet het geval. In beide gevallen waren er ongeveer evenveel klachten. De verwachting die wel uitkwam zijn de soort klachten per school. Hier zijn duidelijke verschillen op te merken. Bij verouderde scholen wordt meer geklaagd over de temperatuur; het is te warm of te koud. Bij nieuwe scholen wordt veel meer geklaagd over gedetailleerdere zaken zoals:

de screens gaan te vroeg omlaag; ik krijg hoofdpijn van de witte muren in combinatie met de grote hoeveelheid daglicht; ik heb meer last van een droge keel dan normaal. Waarschijnlijk zijn deze verschillen simpelweg te wijten aan het feit dat leerkrachten in verouderde scholen de problemen enigszins gewend zijn. Hier komt nog bij dat er zich geen klachten kunnen vormen over eventuele overlast van installaties of te vroeg sluitende screens, simpelweg omdat deze installaties en automatische regelingen niet aanwezig zijn.

De uitkomsten van de enquêteformulieren zijn dus niet helemaal zoals van tevoren verwacht. Hierdoor is er in dit eindrapport geen sterk bewijs geleverd dat nieuwe basisscholen beter zijn dan verouderde basisscholen. Kortweg: de enquêtes hebben niet de gehoopte en verwachte informatie opgeleverd. Het onderzoek was er waarschijnlijk net te klein voor. Toch hebben de bezoeken/ rondleidingen veel nieuwe inzichten, ideeën en ervaringen gegeven die verder in het onderzoek van pas zullen komen. Hiermee kunnen eerder gemaakte fouten worden voorkomen.

Het totale rapport is opgenomen in bijlage 5 van dit eindverslag.

4.4

4.4

4.4

(15)

15 tweejaarlijkse ontmoetingsplaats waar bouwend Nederland bij elkaar komt. Hier kan kennis gemaakt worden

met nieuwe producten, systemen en ideeën.

De producten zullen later in het afstuderen gebruikt worden als oplossing voor een probleem. Welke oplossing gebruikt gaat worden ligt aan de input; de bestaande bebouwing, PVE Frisse Scholen en het budget. Deze 3 soorten input moeten het mogelijk maken een bepaalde oplossing te gebruiken. Overigens worden deze oplossingen niet gekozen maar automatisch gegenereerd. De verschillende systemen en oplossingen zullen dus geanalyseerd moeten worden op hun kwaliteiten en (on)mogelijkheden.

Het verslag is een gedeelte van de primaire informatiebronnen dat onderdeel uitmaakt van het vooronderzoek. Het verslag hiervan is in te zien in bijlage 7 van dit eindverslag.

4.5

4.5

4.5

4.5

Workshop ‘Comfortabele scholen’ Gent, België

Workshop ‘Comfortabele scholen’ Gent, België

Workshop ‘Comfortabele scholen’ Gent, België

Workshop ‘Comfortabele scholen’ Gent, België

De reden dat deze workshop wordt bijgewoond voor het afstuderen is om meer inzicht te krijgen en nog meer informatie te verzamelen betreffende ‘Frisse Scholen’. Het probleem met verouderde scholen speelt niet alleen in Nederland, maar ook in België. Via een reeds lopend project van het bureau UArchitects was er de

mogelijkheid deze Workshop te volgen voor het renovatieprogramma in België. In België is een grootscheeps initiatief gestart om verouderde basisscholen aan te pakken. Hierbij wordt door middel van workshops informatie verstrekt aan ontwerpende partijen. De informatie is vergelijkbaar met aspecten die voortkomen uit het PVE voor Frisse Scholen.

Het verslag hiervan is in te zien in bijlage 8 van dit eindverslag.

4.6

4.6

4.6

4.6

Analyse EBA

Analyse EBA

Analyse EBA

Analyse EBA

Gedurende het onderzoek en de uitwerking van de tool kan de conclusie worden getrokken dat er reeds een rekenmodel bestaat. Dit rekenmodel genaamd 'Het Energie en Binnenmilieu Advies' (EBA) gaat tevens in op het onderwerp PVE Frisse Scholen en biedt oplossingen om aan het programma van eisen voor PVE Frisse Scholen te voldoen.

Het bestaan van de EBA is enerzijds een risico en anderzijds een voordeel. Het risico is dat de tool teveel lijkt op de EBA waardoor sprake is van plagiaat. Een voordeel is echter dat er een model is waarmee vergeleken kan worden. Doordat beide modellen een zelfde grondslag hebben zijn in de EBA aspecten opgenomen welke in de tool van toepassing zijn. Door deze overeenkomstige aspecten te analyseren kunnen functies in de tool worden verbeterd.

Conclusie onderzoek:

De EBA is een relatief ingewikkelde tool waarmee een relatief betrouwbare output kan worden gegenereerd. Ondanks dezelfde grondslag (Frisse Scholen) is de EBA toch wezenlijk anders dan de tool die in dit eindrapport wordt ontwikkeld. Dit zit voornamelijk in het ontbreken van de directe koppeling met het PVE Frisse Scholen.

Het verslag hiervan is in te zien in bijlage 9 van dit eindverslag.

4.7

4.7

4.7

4.7

Sub

Subsidies

Sub

Sub

sidies

sidies

sidies

In dit verslag worden subsidies en regelingen omschreven die gebruikt kunnen worden bij de renovatie van verouderde scholen. Deze zijn te verkrijgen op nationaal, provinciaal en lokaal niveau. Een groot gedeelte van het verslag is gebaseerd op de subsidiewijzer voor Frisse Scholen uitgegeven door AgentschapNL|2012. Het project Frisse Scholen heeft tot doel verouderde scholen te stimuleren minder energie te gebruiken en het binnenmilieu te verbeteren door het vergeven van subsidies. Hierdoor wordt de investeringsdrempel om verbetermaatregelen te treffen verlaagd.

Alleen de belangrijkste punten van de subsidiewijzer zijn in dit gedeelte opgenomen en bevatten dus een samenvatting van het geheel. Welke subsidies dit zijn, hoe hoog ze zijn en door wie ze worden uitgegeven wordt in dit verslag beschreven. Vooral mogelijkheden op lokaal niveau zijn per gemeente of stad verschillend en zullen dus ook per gemeente of stad moeten worden bekeken. Dit betekent dat niet alle subsidies per gemeente aan bod zullen komen. Enkel de subsidies van de gemeente Nederweert zullen aan bod komen omdat de schoolgebouwen van de cases hier gevestigd zijn.

(16)

16 Het eerste gedeelte van dit verslag beslaat voor een groot gedeelte de mogelijkheden voor subsidies voor

Frisse Scholen. Hierbij is gebruik gemaakt van de subsidiewijzer Frisse Scholen beschikbaar gesteld door AgentschapNL|2012.

Het tweede gedeelte van dit verslag beslaat het NESK programma en de mogelijkheden voor fiscale regelingen binnen de utiliteitsbouw. Verschillende mogelijkheden worden hier kort toegelicht.

Het derde gedeelte gaat dieper in op de subsidies voor gemeentelijke monumenten.

Samenvatting/ Overzicht Subsidies: Samenvatting/ Overzicht Subsidies:Samenvatting/ Overzicht Subsidies: Samenvatting/ Overzicht Subsidies:

Subsidiegever Doel regeling/

subsidie

Subsidieplafond Maximale bijdrage

Nationale subsidies: Nationale subsidies:Nationale subsidies: Nationale subsidies: - Stimulering duurzame energieproductie Ministeries van: - Economische zaken; - Landbouw en Innovatie; - Infrastructuur en Milieu. Duurzame energiebronnen 1,5 miljard euro (100 miljoen/jaar)

Berekening gaat per geproduceerde kwh elektriciteit of per m³ gas.

- De energiesprong Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Partijen in de gebouwde omgeving aanzetten om innovatief naar energieverbruik te kijken.

Onbekend Afhankelijk van het project.

Programma Natuur- en milieu-educatie

Ministeries EZ, EL&I, I&M, OCW.

Verduurzaming en energiebesparing in scholen/

Onbekend Afhankelijk van het project. Regeling groenprojecten Nederlandse groenbanken. O.a.: Rabobank, ING, ABN-AMRO, Fortis, ASN. Stimuleren van de realisatie van zeer duurzame utiliteitsgebouwen. Onbekend Nieuwbouw: Maximaal €600,- per BVO Renovatie: verschilt per project. Bijdrage verbetering binnenmileu basisscholen

Ministerie OVW Bekostiging van een GGD-advies ten aanzien van het binnenmilieu en financiering van kleine bouwkundige maatregelen.

13 miljoen euro €1000,- tot €1500,-

Subsidiegever Doel regeling/ subsidie

Subsidieplafond Maximale bijdrage

Provinciale subsidies: Provinciale subsidies:Provinciale subsidies: Provinciale subsidies: Project binnenklimaat en energiezuinigheid van basisscholen. Provincies Groningen en Drenthe.

Helpen een antwoord te vinden op vragen ten aanzien van de huidige staat van schoolgebouwen.

Niet relevant Niet relevant

Subsidie Duurzame Energie en Energiebesparing Overrijssel Provincie Overijssel Terugdrinken van uitstoot van broeikasgassen en het verduurzamen v/d energiehuishouding.

Onbekend Voor particulieren en bedrijven: €199.000,- Voor gemeenten: €499.000,- Garantiefonds Energie Provincie Utrecht

Provincie Utrecht De provincie staat garant voor de extra kosten die vaak samenhangen met het investeren in groene energie.

Onbepaald Wordt bepaald door de extra

investeringskosten.

(17)

17 Noord-Holland aan de opwekking

van duurzame energie.

Wattpiek: €7000,-. Boven 7,0 kilo Wattpiek: €14.000,- Zeeuws klimaatfonds Provincie Zeeland Stimuleren door meer

duurzame energie en vermindering van de CO2-uitstoot.

Onbekend Afhankelijk van oordeel

projectencommissie.

Subsidiegever Doel regeling/ subsidie

Subsidieplafond Maximale bijdrage

Lokaal LokaalLokaal Lokaal Subsidie monumentaal gebouw Gemeente Nederweert Monumentale waarde van een gebouw bewaren.

Onbekend 25% van de kosten

tot een max. van €4500,-.

Conclusie: Conclusie:Conclusie: Conclusie:

Er zijn dus talloze subsidies en regelingen voor dergelijk projecten. Vooral als het gaat om duurzame energie, energie besparen en binnenmilieu. Als men precies wil weten welke subsidies en/of regelingen van toepassing zijn op een project is het raadzaam om een expert erbij te halen. Of in geval van de cases, een afspraak te maken met de gemeente. Zij kunnen exact zeggen waar in die bepaalde gemeente subsidies of regelingen voor bestaan.

Er staan genoeg subsidies en regelingen op internet maar bij de meeste staat geen exact te ontvangen bedrag. Dit maakt het in combinatie met de tool lastig om hier iets mee te doen en zeker om de subsidies automatisch te genereren. De subsidies worden zoveel mogelijk in de tool betrokken. Subsidies voor bijvoorbeeld een monumentaal gebouw of een ‘groen dak’ kunnen redelijk eenvoudig automatisch worden gegenereerd.

Veel subsidies en regelingen veranderen per jaar of zelfs per maand. Het is daarom belangrijk dat de aanpasbaarheid van deze optie in de tool hoog is. Bij ieder project zullen de laatste ontwikkelingen rondom subsidies en regelingen dus bekeken moeten worden.

Het verslag hiervan is in te zien in bijlage 19 van dit eindverslag.

4.7

4.7

4.7

4.7

Financiële middelen en economische levensduur scholen

Financiële middelen en economische levensduur scholen

Financiële middelen en economische levensduur scholen

Financiële middelen en economische levensduur scholen

Het is bekend dat schoolorganisaties te maken hebben met een krap budget. Om inzicht te verkrijgen in de financiële middelen die een schoolorganisatie ter beschikking heeft is een vooronderzoek gewijd aan onderzoek naar de herkomst van deze financiële middelen. Daarnaast wordt een gedeelte gewijd aan de economische levensduur van een gebouw van een onderwijsinstelling wanneer vergoedingen voor voorzieningen in de huisvesting worden aangevraagd. Het onderzoek biedt een grondslag om uitspraken te kunnen doen over de economische levensduur van een gebouw en wat eventuele gevolgen zijn voor de exploitatie van het gebouw.

Uit dit deelonderzoek blijkt dat een schoolbestuur de verplichting heeft een gebouw regulier te onderhouden en dat hiervoor jaarlijks een bedrag door de rijksoverheid ter beschikking wordt gesteld.

Daarnaast wordt duidelijk hoe aanspraak kan worden gemaakt op vergoedingen voor huisvesting. Dit zijn eenmalige vergoedingen die worden verstrekt in het geval een gebouw niet meer voldoet aan de huidige wet- en regelgeving of wanneer het gebouw ontoereikend is voor het verder voortzetten van de onderwijsactiviteiten.

Dat schoolorganisaties zelf met een beperkt budget voor onderhoud en/of renovatie te maken hebben wordt veroorzaakt doordat de bedragen die jaarlijks ter beschikking worden gesteld dienen te worden gebruikt voor het instandhouding van de hele onderwijsinstelling. Daarvan dient onderhoud te worden uitgevoerd, maar ook alle overige voorzieningen die nodig zijn voor het uitvoeren van de lesactiviteiten. Het deel voor onderhoud en/of renovatie wordt daardoor sterk verminderd. Het verslag hiervan is in te zien in bijlage 21 van dit eindverslag.

(18)

18

5.

5.

5.

5.

DDDDe theorie

e theorie

e theorie

e theorie

In het navolgende deel van dit rapport wordt de beschrijving gegeven van de theorie achter het beoogde eindproduct. De theorie is de eerste gedachtegang waarbij is nagedacht over hoe het eindproduct dient te

functioneren, hoe dit product eruit zou kunnen zien, aan welke voorwaarden het product dient te voldoen, hoe wordt omgegaan met gegevens en hoe een antwoord kan worden gegenereerd. De start van het uitwerken van de theorie is gemaakt gelijktijdig met de eerste opzet van de tool. Zie ook hoofdstuk 6.3: Eerste opzet van de tool.

De theorie wordt uitvoerig beschreven om zo een startpunt te kunnen vormen voor de onderzoeken die zullen lijden tot een functionerend eindresultaat. De uitvoerige beschrijving gaat in op de theoretische werking van het model en specifiek op de manier waarop afwegingen binnen het model kunnen worden gemaakt.

In de theoretische beschrijving zijn ook de gestelde randvoorwaarden opgenomen die zijn opgesteld om een kader te vormen waarbinnen de tool dient te worden uitgewerkt.

5.1

5.1

5.1

5.1

Doelstelling

Doelstelling

Doelstelling

Doelstelling

De doelstelling van de opdracht is terug te leiden naar de veroudering van scholen in Nederland en de maatschappelijke wens om in een gezonde leefomgeving te wonen en te werken. Dit betekent in veel gevallen dat de huidige scholen niet voldoen aan de maatschappelijke eisen en dat deze daarom moeten worden gerenoveerd en/of worden gesloopt zodat nieuwbouw kan worden gerealiseerd.

Naast het maatschappelijke probleem van de verouderde scholen speelt ook in bijna alle gevallen een financieel probleem bij schoolorganisaties. Schoolorganisaties hebben zelf een klein budget waardoor zij zelf een

renovatie of nieuwbouw niet kunnen bekostigen. Anno 2013 is het verkrijgen van grote budgetten vanuit de overheid ook niet altijd mogelijk.

De tool zal dus naast de aanpak voor verouderde schoolgebouwen ook een handreiking moeten bieden om te bepalen of met een minimaal budget toch het gewenste maatschappelijke niveau te behalen is.

5.2

5.2

5.2

5.2

Globale opzet

Globale opzet

Globale opzet

Globale opzet

Kort samengevat is het uiteindelijke product een (digitale) tool die aan de hand van input (PVE, de casus en budget) oplossingen aanreikt die zijn gekoppeld aan kosten en de gewenste kwaliteit. Met de oplossingen wordt een totaal scenario voor renovatie naar een Frisse School uitgebracht. Hierbij is de bedoeling dat kan worden onderzocht hoe met een minimale investering een optimaal resultaat kan worden behaald en hierbij bestaande elementen die aan de gewenste kwaliteit voldoen behouden kunnen blijven. Ook zal worden gekeken naar wat nodig is aan aanvullende investeringen om een verbetering ten opzichte van dit minimum te realiseren.

(19)

19

5.3

5.3

5.3

5.3

Randvoorwaarden

Randvoorwaarden

Randvoorwaarden

Randvoorwaarden

Om de tool uit te kunnen werken worden randvoorwaarden gesteld aan het beoogde eindproduct. Deze randvoorwaarden hebben betrekking op hoe de tool dient te functioneren, op input die ingevoerd dient te worden, op gegevens die in de tool zijn opgenomen, op de werking van de tool en op de uitkomsten die worden gegenereerd.

Algemeen:

• De tool dient te worden gebruikt als middel voor het bepalen van een oplossingsstrategie voor de renovatie van verouderde scholen;

• De tool is gebaseerd op het Programma van Eisen’ voor ‘Frisse Scholen’ van AgentschapNL|2012. Hierbij worden de oplossingen die met de tool worden gegenereerd afgewogen aan de eisen die in het ‘PVE Frisse Scholen’ worden gesteld;

• De tool wordt ingezet in de initiatiefase;

• De tool dient eenvoudig in gebruik te zijn zodat vlot kan worden gewerkt. Dit wordt gedaan zodat in de initiatiefase kan worden gespeeld met de mogelijkheden tussen budget en gewenste kwaliteit. De tool dient in dat opzicht eenvoudiger te werken dan de EBA (AgentschapNL); (Zie bijlage 9 analyse EBA)

• De tool zoekt naar minimale investering om een gewenst kwaliteitsprofiel te behalen (volgens ‘PVE Frisse Scholen);

• De gebruiker van de tool is een bouwkundige / architect;

• Het thema Frisse Scholen wordt zo benaderd dat aannames worden gedaan op het vlak van bouwfysica en dat deze bouwkundig worden verantwoord.

Input:

• Input bestaat uit:

- Het bestaande gebouw waarvoor een oplossing wordt gezocht;

- Kwaliteitseisen die worden vastgesteld volgens het ‘PVE Frisse Scholen (C,B of A); - Het beschikbare budget.

• De gegevens die als input in het model worden gestopt dienen te worden bepaald aan de hand van een analyse. De analyse dient door een bouwkundige te worden uitgevoerd waarbij het bestaande gebouw wordt geïnventariseerd;

• In geval een gegeven voor de input onbekend is wordt hiervoor een aanname gedaan op basis van kennis en ervaring. Aannames worden in de verdere uitwerking benaderd als risicofactor;

• Input dient op een heldere manier te worden opgesomd en te worden voorzien van een nummering waardoor deze in het proces traceerbaar zijn.

Geïntegreerde gegevens:

• Naast input zijn geïntegreerde gegevens opgenomen in het model, deze bestaan uit: - Mogelijke oplossingen;

- Kengetallen voor oplossingen; - Eisen die zijn gekoppeld aan het PVE; - Subsidies.

• Ook gegevens dienen op een heldere manier te worden opgesomd en te worden voorzien van een nummering waardoor deze in het proces traceerbaar zijn;

• De tool dient toekomstbestendig te zijn, daarom dienen gegevens die in de tool zijn opgenomen aanpasbaar te zijn;

• De tool dient uitbreidbaar te zijn, door bijvoorbeeld meer oplossingen in te kunnen voeren.

Werking van de tool:

• Enkel input zal handmatig in de tool worden ingevuld. Met de input genereert de tool aan de hand van geïntegreerde gegevens een antwoord;

• De kwaliteit van het bestaande gebouw wordt beoordeeld om te bepalen wat dient te worden aangepast om de gewenste kwaliteit te behalen. Maar met name om te bepalen wat behouden kan worden om een minimale investering te kunnen benaderen;

• In eerste instantie worden oplossingen gegenereerd, dit kunnen per deelaspect meerdere verschillende oplossingen zijn. De oplossingen van alle deelaspecten samen vormen een scenario als output. Hiervoor worden de oplossingen in samenhang bekeken en afgewogen zodat er geen conflict ontstaat tussen de oplossingen van andere deelaspecten;

• Voor de input die gebruikt wordt dient een risicofactor te worden bepaald om een realistische uitkomst te kunnen genereren.

Output:

(20)

20

5.4

5.4

5.4

5.4

Illustraties

Illustraties

Illustraties

Illustraties

Voor de beeldvorming zijn een aantal illustraties gemaakt waarmee het uiteindelijke product een gezicht krijgt. Omdat in de start van het afstuderen geen definitieve uitspraak kon worden gedaan hoe het product er uiteindelijk uit zou komen te zien zijn meerdere mogelijkheden bekeken. In de eerste instantie is gedacht een programma te ontwikkelen dat middels software werkt. Zie hiervoor afbeelding 5 en 6.

De eerste twee afbeeldingen geven een beeld van een programma dat qua uiterlijk vergelijkbaar is met de EPG-software (Energieprestatie gebouw). Hierbij is het mogelijk een menu uit te klappen waar vervolgens de benodigde informatie kan worden ingevoerd. Er is in onderstaande voorbeelden goed zichtbaar dat met ingevoerde input een output in de vorm van meerdere scenario’s kan worden gegenereerd.

Afbeelding 5

In onderstaande afbeelding is het invullen van de input van het programma van eisen weergegeven. Hierbij is op een zelfde wijze als de tool van AgentschapNL|2012 per eis een kwaliteitsprofiel vast te stellen. Door eisen op deze manier vast te leggen worden de eisen van het PVE Frisse Scholen automatisch doorgezet voor de afweging van oplossingen.

(21)

21 De tweede mogelijkheid is een tool te maken die qua uiterlijk op GPR-gebouw lijkt. Dit is dan ook een web-based

uitvoeringsmogelijkheid van de tool. Via een soort hoofdmenu kan geschakeld worden tussen INPUT, waar alle gegevens ingevuld dienen te worden en tussen OUTPUT, waar de gegenereerde gegevens bekeken en afgewogen kunnen worden. Wanneer op de menu’s (donkeroranje) wordt geklikt verschijnen er nieuwe submenu’s. In dit geval bijvoorbeeld het Programma van Eisen. Wanneer op het menu ‘Programma van Eisen’ wordt geklikt verschijnen de submenu’s Energie, binnenluchtkwaliteit, thermisch comfort, visueel comfort en akoestisch comfort. Op deze manier kunnen alle menu’s worden afgegaan en ingevuld.

Afbeelding 7

(22)

22 Ter illustratie van de mogelijkheden en mogelijke gebruikskwaliteiten is onderstaande illustratie toegevoegd,

afbeelding 8.

De illustratie is een weergave van de tool die als applicatie te gebruiken is op een tablet. Dit is een voorbeeld waarmee eventuele gebruiksmogelijkheden worden weergegeven.

Wanneer de tool als applicatie op een tablet kan worden gebruikt wordt hiermee het gebruiksgemak vergroot. Een gebruiker wordt op die manier in staat gesteld de tool op locatie te gebruiken. Op deze wijze wordt de presentatie naar een schoolbestuur eenvoudiger gemaakt.

(23)

23

5.5

5.5

5.5

5.5

Af

Af

Afbaken

Af

baken

baken

bakening van

ing van

ing van

ing van ‘‘‘‘de tool

de tool

de tool

de tool’’’’

Binnen het ontwerp van het eindproduct zijn een aantal afwegingen gedaan waarmee de opdracht in omvang wordt beperkt. De reden voor het afbakenen van de opdracht is om deze haalbaar en uitvoerbaar te maken binnen het beperkte tijdsbestek welke de afstudeerperiode vormt. Door het toepassen van deze afbakening wordt ingezoomd op deelaspecten van het eindproduct. Op basis van de conclusies die worden getrokken bij deze deelaspecten wordt uitspraak gedaan over de niet behandelde deelaspecten. Voor deze niet behandelde deelaspecten zal een aanbeveling worden gedaan voor toekomstige voortzetting van dit onderzoek.

De afbakeningen die zijn:

• In het oorspronkelijke idee werd er van uitgegaan dat duurzaamheidoplossingen zouden worden meegenomen in de te stellen eisen. Deze zijn echter achterwege gelaten omdat duurzame aspecten zijn opgenomen in het programma van eisen;

• Er wordt bij het zoeken naar oplossingen gezocht naar oplossingen met minimale investeringen. Aangezien schoolorganisaties en gemeenten al kampen met een laag budget heeft het geen zin allerlei dure en exclusieve oplossingen te integreren. Enkele oplossingen (producten) zijn bij het

vooronderzoek BouwBeurs opgedaan en onderzocht;

• De hoofdstukken uit het PVE Frisse Scholen 4: Visueel comfort en 5: Akoestisch comfort worden vooralsnog buiten beschouwing gelaten. Dit betekent dat deze vooralsnog niet onderzocht worden. Dit betekent niet dat deze hoofdstukken niet belangrijk zijn. Belangrijk is dat er eerst een basis wordt gelegd waarna deze kan worden uitgebreid met overige hoofdstukken. De analyse van het PVE Frisse Scholen (bijlage 10) heeft voor een groot deel aan deze beslissing bijgedragen.

5.6

5.6

5.6

5.6

Specifieke opzet

Specifieke opzet

Specifieke opzet

Specifieke opzet

De specifieke opzet benadert theoretisch de onderdelen van de tool die in het eindproduct zijn opgenomen. Het betreft hier de theoretische benadering over hoe en welke gegevens worden ingevoerd, hoe gegevens worden gebruikt, hoe processen verlopen en wat de output dient te zijn.

De volgende benaderingen worden hierin behandeld:

- De input; - De geïntegreerde gegevens; - De processen; - De aanpasbaarheid; - De risico’s; - De output.

5.7

5.7

5.7

5.7

Input

Input

Input

Input

Input wordt gezien als de gegevens die in de tool moeten worden ingevoerd om een antwoord te kunnen genereren. Input wordt ingebracht in een driedeling. Hierbij zijn de volgende onderdelen te onderscheiden: bestaand gebouw, gewenste kwaliteit en het budget. De voorgenoemde punten zijn in het eindproduct de enige gegevens die dienen te worden ingevuld om een antwoord te kunnen verkrijgen.

Het bepalen van de gewenste kwaliteit voor de benodigde input is gedaan door deze te extraheren uit het PVE Frisse Scholen. In bijlage 10 is de analyse van het PVE Frisse Scholen toegevoegd.

5.7.1.

5.7.1.

5.7.1.

5.7.1.

Input bestaand gebouw

Input bestaand gebouw

Input bestaand gebouw

Input bestaand gebouw

Het analyseren van het gebouw in de bestaande situatie is voor de tool een belangrijk aandachtspunt. Met deze analyse wordt het bestaande gebouw geïnventariseerd. Hiermee wordt de input bepaald die als basisgegevens nodig zijn waar een oplossing op gebaseerd kan worden. Met deze geïnventariseerde gegevens dient te worden bepaald wat de kwaliteiten zijn van het bestaande gebouw, wat de aandachtspunten zijn voor de aan te brengen oplossingen en wat de mogelijkheden zijn binnen het gebouw. Een analyse van de twee cases is reeds uitgevoerd in het vooronderzoek. Zie hier hiervoor bijlage 11 t/m 18.

Voor het analyseren van de bestaande kwaliteiten wordt gekeken naar de bouwkundige aspecten, installatietechnische aspecten en de ruimtelijke aspecten.

(24)

24 De input van het bestaande gebouw wordt dus onderverdeeld in de volgende onderdelen:

- Ruimtelijke gegevens; - Bouwkundige gegevens; - Installatietechnische gegevens.

Bij de te analyseren gegevens van het bestaande gebouw kan het voorkomen dat niet met zekerheid kan worden vastgesteld hoe bijvoorbeeld een muur is opgebouwd of dat er isolatie is toegepast. Omdat deze input wel is vereist om een antwoord te genereren kan een aanname worden gedaan. Er moet dus de mogelijkheid zijn om naast ingebouwde gegevens een eigen aanvulling te doen. Op deze aannames zal een risicofactor in de berekening wordt ingebracht. Zie hoofdstuk risicoanalyse, hoofdstuk 5.10. (blz 30).

Ruimtelijke gegevens

Ruimtelijke gegevens worden met name gebruikt om oplossingen te beoordelen op hun toepasbaarheid. Hierbij wordt in de analyse dus gevraagd wat de beschikbare ruimte is binnen het te toetsen gebouw zodat hiermee bij de oplossingen rekening kan worden gehouden.

Bijvoorbeeld:

Uit de gestelde eisen blijkt een gebalanceerd ventilatiesysteem te worden toegepast. Het toepassen hiervan betekent onder andere dat opstelruimte voor ventilatie-units en ventilatiekanalen nodig is. Met de bouwkundige gegevens dient te worden gekeken of deze oplossing kan worden ingebracht.

Bouwkundige gegevens

Bouwkundige gegevens worden geïnventariseerd voor twee doeleinden. In eerste instantie dient met de inventarisatie van bouwkundige gegevens te worden bepaald wat voldoet aan het PVE Frisse Scholen;

waarbij wordt gekeken naar de eisen die betrekking hebben op bouwkundige aspecten. Hierbij dient te worden bekeken of aan de eisen wordt voldaan en wat (in geval niet aan het PVE wordt voldaan) dient te worden verbeterd.

Bijvoorbeeld:

De isolatiewaarde van de schil vormt een belangrijk aspect. In veel gevallen is de isolatie van de huidige scholen slecht waardoor veel energie nodig is om de gebouwen te verwarmen en warm te houden. Er wordt dan gekeken wat de isolatiewaarde is, of deze voldoet aan het PVE Frisse Scholen en hoe dit kan worden verbeterd om het gebouw te laten voldoen aan deze eisen.

In tweede instantie wordt met de geïnventariseerde bouwkundige gegevens gekeken welke oplossingen mogelijk zijn om in te brengen in het gebouw. De bouwkundige gegevens worden dan gebruikt om oplossingen te verantwoorden. Hierbij rekening houdend met het feit dat men mogelijk te maken heeft met een monument waarbij bepaalde restricties worden opgelegd. Deze restricties zullen in het verdere model ook de oplossingen beperken.

Installatietechnische aspecten

Net als bij de bouwkundige aspecten van het bestaande gebouw zal ook qua installatietechniek worden beoordeeld welke onderdelen nog voldoen en welke moeten worden vervangen.

Bij de installaties wordt met name gekeken naar ventilatie, verwarming, koeling en verlichting. Verwarming en koeling worden nog extra onderverdeeld in opwekking, distributie en afgifte.

Toepassing input installatietechnische aspecten:

- wat zijn bestaande kwaliteiten die behouden kunnen blijven;

- wat dient te worden aangepast om de gewenste kwaliteit te behalen; - wat is mogelijk, welke nieuwe oplossingen kunnen worden geïmplementeerd; - koppeling met PVE Frisse Scholen;

- oplossingen schrappen door restricties opgelegd vanuit monumentencommissie; - module ‘aanname’ wanneer input niet kan worden vastgesteld.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ingeval de diensten niet beantwoorden aan de overeenkomst en/of indien uitvoering en/of oplevering van de diensten niet binnen de overeengekomen termijn en/of niet op de

oplossing: misschien langs de rand van het trottoir enkele stukjes heg plaatsen (zoals voorbeeld Bakkerstraat en Peperstraat) zodat ook brommers die nu via het trottoir de markt

Bij de BRP (alleen al) kan dat voor grootschalige afnemers via een eenvoudige handeling bij de afname na het ontstaan van die twijfel; noem het de 'terugmeldknop'.

De Oude Kerk profileert zich als ‘een vrijplaats in ruimte en geest’ en ziet zichzelf nationaal en internationaal als een van de meest opvallende voorbeelden van wat de

De raad krijgt op basis van het plan weinig zicht op de ontwikkelfunctie van Het HEM: hij ziet de instelling als een presentatieplek voor onder andere hedendaagse beeldende

voor de nieuwbouw van het zwembad een voorbereidingskrediet beschikbaar te stellen van € 100.000 en voor de herontwikkeling van de vrijkomende ruimte op de huidige locatie

Door Bureau Jeugdzorg is toegezegd dat zij een projectmanager zal leveren, die participeert in het Programmateam en leiding geeft aan het project Samenwerken aan Kwaliteit. Met

De raad heeft bewondering voor de actieve, brede inzet van Tetem op het gebied van educatie en participatie.. Zo is er een randprogrammering (‘events’) bestaande uit activiteiten