• No results found

De schade ontrafeld. Een onderzoek naar de oorzaken van schade aan een rode wollen tuniek

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De schade ontrafeld. Een onderzoek naar de oorzaken van schade aan een rode wollen tuniek"

Copied!
94
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Auteur: Renate Christine van Oosterhout, MSc. Studentnummer: 10445978

Opleiding: Conservering en restauratie van cultureel erfgoed, specialisatie textiel

Onderwijsinstelling: Universiteit van Amsterdam, Amsterdam

Datum: 31 juli 2017

Begeleiders/eerste lezers: Mw. E.C. (Emmy) de Groot Mw. drs. M.L. (Lisca) Fockema Wurfbain Tweede lezer: Mw. Dr. M.J.N. (Maartje) Stols-Witlox

De schade ontrafeld

Masterscriptie:

(2)

Foto omslag: detail van de decoratie op de tuniek met de schade

Fotoverantwoording:

(3)

Voor- en dankwoord

Voor u ligt de masterscriptie ‘De schade ontrafeld’; een onderzoek naar de oorzaken en gevolgen van de schade aan een rode wollen tuniek. Het onderzoek voor deze scriptie is uitgevoerd op een tuniek naar aanleiding van een toekomstige tentoonstelling bij het Allard Pierson Museum te Amsterdam. Deze scriptie is geschreven in het kader van mijn afstuderen aan de opleiding conservering en restauratie van cultureel erfgoed, textiel aan de Universiteit van Amsterdam. Van februari 2017 tot en met juni 2017 ben ik bezig geweest met het

onderzoek en het schrijven van de scriptie.

Samen met mijn begeleider, Emmy de Groot, ben ik tot dit onderwerp gekomen. Bij dezen wil ik graag mijn begeleiders Emmy de Groot en Lisca Fockema Wurfbain bedanken voor de fijne begeleiding en hun ondersteuning tijdens dit traject.

Graag wil ik het Allard Pierson Museum en haar medewerkers, Mw. Drs. Paulien Retèl (contact persoon), Dhr. Drs. Willem van Haarlem (Conservator Egypte) en Mw. Drs. Geralda Jurriaans-Helle (conservator Klassieke Wereld) bedanken voor hun medewerking en het beschikbaar stellen van het object.

Verder wil ik alle onderzoekers van het RCE die geholpen hebben tijdens dit onderzoek bedanken: Art Ness Proaño Gaibor (Specialist analytisch chemisch onderzoek – HPLC), Dr. Ineke Joosten (Specialist Conservering en restauratie – SEM-EDS), Dr. Han Neevel

(Specialist analytisch chemisch onderzoek – Microfading) en Henk van Keulen (Specialist Conservering en restauratie – GC-MS). Zonder hun bijdrage zouden de technologische analyses nooit tot stand zijn gekomen.

Ook wil ik de respondenten, Anne Kwaspen, Chris Lammens-Verhecken en Tineke Rooijakkers bedanken voor hun medewerking aan dit onderzoek.

Tevens wil ik mijn vriendinnen Magali Penduccio, Astrid de Vries, Sjoukje Telleman, Feroza Verberne, Hanneke Kramer, Tirza Mol en Ingeborg Laanbroek bedanken voor al hun liefde en tijd die ze gestopt hebben in het herlezen van de scriptie, te voorzien van commentaar en het geheel naar een hoger niveau te brengen. En verder alle andere vrienden en kennissen voor hun morele steun tijdens het schrijfproces.

Tot slot wil ik in het bijzonder mijn ouders bedanken. Zij zijn een klankbord in moeilijke tijden. Hun wijsheid, adviezen, hulp en motiverende woorden hebben mij enorm geholpen om deze scriptie tot een goed einde te brengen.

Ontzettend veel leesplezier.

Renate van Oosterhout Bussum, 19 juni 2017

(4)

Samenvatting

Voor de tentoonstelling 'Crossroads - reizen door de middeleeuwen’, die vanaf september 2017 in het Allard Pierson Museum in Amsterdam zal plaatsvinden, heeft het museum gekozen voor een uniek Koptische tuniek. Dit collectiestuk is uitzonderlijk, soortgelijke stijlen van tuniek zijn te vinden, maar zij werden over het algemeen voor kinderen gemaakt en vervaardigd uit gewoon ongeverfde linnen. Het voorbeeld van het Allard Pierson Museum is een kleurrijk wollen tuniek van volwassen formaat en is rijkelijk gedecoreerd. Dit

collectiestuk zal een prominente plaats in de tentoonstelling krijgen en het Allard Pierson Museum wilde daarom dat deze tuniek grondig onderzocht werd voor behoud en presentatie. Met deze masterscriptie wordt een diepgaand onderzoek van dit textielobject voorafgaand aan het behoud en de presentatie uitgevoerd en de resultaten zullen worden gepresenteerd.

In de eerste plaats wordt inzicht in de conditie en de mogelijke oorzaken van de degradatie ervan gegeven door middel van diverse visuele onderzoekstechnieken. De conditie van het object wordt hiermee in kaart gebracht ter ondersteuning van de conservering en de suggesties met betrekking tot de optimale presentatie en de daaropvolgende opslag.

Ten tweede, kennis over de gebruikte materialen en de oorzaken van degradatieprocessen, worden verzameld door middel van technologisch onderzoek. De SEM-EDX (Scanning Elektronenmicroscopie met Energie Dispersieve Röntgenspectrometrie) resultaten laten zien dat het object is gemaakt van wol, behalve de witte segmenten van de decoratie, waar zowel de ketting als de inslag zijn gemaakt van linnen en hennep. De resultaten van de HPLC (Hoge prestatie vloeistofchromatografie) laten zien dat de plantaardige kleurstoffen gebruikt voor het verven van deze tuniek bestaan uit: meekrap (rood), indigo (blauw), wouw (geel) en wede (blauw), evenals een natuurlijke kleurstof van de Indiase luis (rood / violet). Bovendien worden de waarschijnlijke oorzaken van de degradatieprocessen bepaald met de GC-MS analyse (Gaschromatografie-Massaspectrometrie) en hoewel de resultaten geen uitsluitsel geven, lijken ze aan te geven dat dit object een lijkwade kan zijn.

Het object wordt uiteindelijk in zijn historische context geplaatst en vergeleken met

soortgelijke objecten. Naast genoemde onderzoeksmethoden wordt gebruik gemaakt van een uitgebreid literatuuronderzoek dat is ondernomen om het betreffende voorwerp te vergelijken met ander Koptisch textiel en de degradatieprocessen te onderzoeken. Bovendien werden specialisten in het vakgebied geraadpleegd om de resultaten te bevestigen die voortvloeien uit het technisch onderzoek.

Kortom, de onderzoeksresultaten met de uitgebreide conditiebepaling, alsmede de resultaten van het technologisch onderzoek, bepalen de materialen die gebruikt werden in het

maakproces en de waarschijnlijke oorzaken van de verslechtering van de tuniek. Deze worden gebruikt om het behoud, de voorstellen betreffende de presentatie en de opslag van het object te bepalen. De resultaten kunnen verder gebruikt worden om de beschrijving van dit object in de tentoonstelling te verbeteren. Een voorstel voor verder onderzoek wordt vervolgens voorgesteld voor de nauwkeurigere datering van de tuniek en de vergelijking daarvan met soortgelijke voorwerpen, voornamelijk wat betreft het proces van het opbouwen van de pool.

(5)

Abstract

For an upcoming exhibition entitled ‘Crossroads – travelling through the Middle Ages’, which is to take place from September 2017 at the Allard Pierson Museum in Amsterdam, the

museum has chosen to exhibit an unique Coptic tunic. This collection piece is exceptional; similar styles of tunic are to be found, but these were generally made for children, and fabricated from plain undyed linen. The Allard Pierson Museum’s example is a colourful dyed woollen tunic in an adult size and is richly decorated. This collection piece will hold a prominent place in the exhibition and the Allard Pierson Museum consequently wanted this tunic to be thoroughly researched for both conservation and presentation purposes and subsequent storage.

With this Master’s thesis, an in-depth research of this textile object prior to its conservation and presentation is undertaken and the results are presented.

Firstly, insight into its condition and the possible causes of its degradation is given through divers visual examination techniques. The condition of the object is thereby mapped to support the conservation treatment and the suggestions as to its optimal presentation and subsequent storage.

Secondly, knowledge concerning the materials used and the causes of deterioration processes, is gathered by means of technical examination. The SEM-EDX (Scanning Electron

Microscopy with Energy Dispersive X-ray spectroscopy) results show that the object is made from wool, except for the white segments of the decoration, where both the warp and the weft are made of linen and hemp. The results of the HPLC (High Performance Liquid

Chromatography) show that the dyes used for this tunic are plant-based dyes: madder (red), indigo (blue), weld (yellow) and woad (blue) as well as a natural invertebrate dye called lac-dye (red/ violet). Moreover, with the GC-MS analysis (Gas Chromatography–Mass

Spectrometry), the probable causes of the deterioration processes are determined and although the results are not totally conclusive, they do seem to indicate that this object could be a shroud.

The object is finally placed within its historical context and compared to similar objects. Secondary research methods are used to do so and consist of an extensive literature research undertaken to compare the object in question with other Coptic textiles and their symptoms of degradation. Moreover, specialists in the professional conservation field were contacted to substantiate the results stemming from the technical research.

In short, the research results with its comprehensive condition mapping, as well as the results of the adopted technical examination, which determine the materials used in the creation process of the tunic and the probable causes of its deterioration, are used to substantiate the conservation as well as the proposals concerning the presentation and storage of the object. The results can further be used to enhance the information concerning this the object in the exhibition. A proposal for further research is thereafter suggested for the more precise dating of the tunic and its comparison with similar objects, particularly with regards to the process of creating the pile.

(6)

Inhoudsopgave

1. Inleiding ... 10 1.1. Onderzoeksvraag ... 11 1.1.1. Hoofdvraag ... 11 1.1.2. Deelvragen ... 11 1.2. Methodologie ... 12 1.2.1. Visueel onderzoek ... 12

1.2.2. Materiaal technisch onderzoek ... 12

1.2.3. Literatuur onderzoek ... 12

1.2.4. Contact met specialisten ... 12

1.3. Stand van wetenschap ... 13

1.4. Structuur van de scriptie ... 14

2. De tuniek ... 15

2.1. Vervaardiging van de tuniek ... 15

2.1.1. De vorm ... 15 2.1.2. S- of Z-gesponnen ... 17 2.1.3. Weeftechniek tuniek ... 18 2.1.4. Pool ... 19 2.1.5. Zelfkanten ... 20 2.1.6. Zoom ... 22

2.2. Vervaardiging van de decoraties ... 23

2.2.1. S- of Z-gesponnen ... 24 2.2.2. Weeftechniek ... 24 2.2.3. Afwerking ... 25 2.3. Samenvatting ... 26 3. Schade en degradatie ... 28 3.1. Conditiebeschrijving ... 28

3.1.1. Conditie textiele drager – de tuniek ... 28

Gaten ... 28

Verkleuring en scheuren ... 28

Verlies van pool ... 29

Vouwen ... 29

Ontbrekende delen - decoratie ... 30

(7)

3.2.1. Chemische degradatieprocessen ... 30 Oxidatie ... 31 Hydrolyse ... 31 Cross-linking ... 32 pH ... 32 3.2.2. Mechanische degradatieprocessen ... 32 Gaten ... 32 Verkleuring en scheuren ... 33

Verlies van pool ... 34

Vouwen ... 34

3.3. Conclusie ... 34

4. Het technologisch onderzoek ... 35

4.1. HPLC ... 35 4.1.1. Methode ... 36 4.2. SEM – EDX ... 36 4.2.1. Methode ... 37 4.3. Doorlicht microscoop ... 37 4.4. Microfading ... 38 4.4.1. Methode ... 38 4.5. GC-MS ... 38 4.5.1. Methode ... 39 4.6. Andere methodes ... 39 5. Natuurwetenschappelijk onderzoek ... 41 5.1. HPLC ... 41 5.1.1. Resultaten ... 42 5.1.2. Interpretatie ... 42 Meekrap ... 42 Indiase luis ... 42 Wouw ... 43 Indigo en wede ... 43 5.1.3. Aanvullend kleuronderzoek ... 43 5.2. SEM-EDS ... 44 5.2.1. Resultaten ... 44 Eerste onderzoek ... 44 Tweede onderzoek ... 44

(8)

5.2.2. Interpretatie ... 45 5.3. Doorlicht microscoop ... 47 5.3.1. Resultaten ... 47 5.3.2. Interpretatie ... 48 5.4. Microfading ... 49 5.4.1. Resultaten ... 49 5.4.2. Interpretatie ... 49 5.5. GC-MS ... 49 5.5.1. Resultaten ... 49 5.5.2. Interpretatie ... 50 5.6. Conclusie ... 50

6. Object plaatsen in de context ... 51

6.1. Kunsthistorische context ... 51

6.1.1. Decoraties met Sassanidische invloeden ... 51

6.1.2. Mannelijk vs. Vrouwelijk ... 52

6.2. Herkomst van het object ... 53

6.2.1. Akhmim - Panopolis ... 54

6.3. Conclusie ... 54

7. Aanbevelingen ... 56

7.1 Preventieve conservering en behandeling ... 56

7.1.1. Behandelingsmethodes ... 56 7.1.2. Conclusie ... 57 7.2. Vervolgonderzoek ... 57 7.2.1. Materiaal-technisch ... 57 7.2.2. 14Cdatering ... 57 Conclusie ... 59

1. Uniciteit van het object ... 59

2. Schadebeeld ... 59

3. Herkomst van het object ... 60

4. Vervolgonderzoek ... 60

Literatuur ... 61

Bijlage I: Afbeeldingen ... 66

Bijlage II: Aanvraag Onderzoek RCE – HPLC ... 69

Bijlage III: Aanvraag onderzoek RCE – SEM ... 73

(9)

Bijlage V: Aanvraag onderzoek RCE – GC-MS ... 81

Bijlage VI: Bemonstering tuniek ... 85

Microscopisch onderzoek en SEM ... 85

HPLC ... 85

Microfading ... 85

GC-MS ... 85

Het aantal monsters ... 87

Afbeeldingen ... 88

Bijlage VII: Resultaten van HPLC analyse ... 90

Bijlage VIII: Resultaten van Microfading ... 91

(10)

1. Inleiding

Egyptisch textiel uit het eerste millennium na Christus, ook wel bekend als Koptisch textiel, toont hoe een onderscheidende christelijke cultuur zich heeft ontwikkeld in Egypte.

Het materiaal, hoofdzakelijk samengesteld uit linnen en wol en doorgaans te vergankelijk om te blijven bestaan, is door de bijzondere omstandigheden van de droge Egyptische woestijn bodem vaak goed geconserveerd gebleven. Het bewaarde textiel betreft meestal (delen van) kleding, afkomstig uit graven.

In september 2017 zal de tentoonstelling ‘Crossroads - reizen door de middeleeuwen’ in het Allard Pierson Museum openen. Deze tentoonstelling over vroegmiddeleeuws Europa (300-1000) wordt georganiseerd in samenwerking met de CEMEC-partners.1 Europa kende een grote diversiteit van religies en samenlevingen en veel verschillende volkeren die in beweging waren. Het Allard Pierson Museum heeft de grootste Koptische collectie in Nederland,

waarvan het merendeel bestaat uit textiel.2

Er is een lange lijst van objecten voor deze tentoonstelling geselecteerd. Grotendeels werden deze in het verleden geconserveerd. Echter: de Koptische tuniek voor een volwassene met een opvallende rode kleur en stijl, gedateerd tussen de vijfde en zevende eeuw na Christus (APM 16.388) is het opvallendste stuk, maar verkeert in een zodanige staat, dat het niet kan worden getoond.

Tunieken in deze vorm komen voornamelijk voor in kindermaten zowel ongeverfd als geverfd. Tunieken, die voorkomen qua formaat voor een volwassene, bestaan meestal uit ongeverfde linnen.3 Er is weinig bekend over de herkomst en geschiedenis van deze tuniek. Omdat de tuniek een prominente plaats in de tentoonstelling krijgt, is onderzoek naar de conditie, de oorzaken van de schade en voor een aanbeveling voor de conservering noodzakelijk. Vanwege de complexe problematiek hiervan is voorafgaand onderzoek eveneens noodzakelijk.

Dit onderzoek is het onderwerp van deze scriptie. Het is op te delen in conditie bepaling, onderzoek naar geschiedenis en herkomst, materiaal (technisch) onderzoek en aanbevelingen voor de behandeling van het object.

Het doel van dit onderzoek is om inzicht te krijgen in de oorzaken van de schade en de context van de tuniek. De diagnose van de schade oorzaken staat centraal. Inzicht in deze schade zal handvatten bieden voor de conservering van het object. Hierbij zal het zowel preventieve conservering als actieve conservering betreffen. De behandeling van het object

1 Connecting Early Medieval European Collections (CEMEC); in samenwerking van acht Europese musea en

zes technische partners. Museumpartners: Allard Pierson Museum - University of Amsterdam (NL)/ University Leiden & Utrecht; LVR-LandesMuseum Bonn (D)/ University Bonn; Hungarian National Museum (H)/ Eötvös Lóránd University, Budapest; Byzantine and Christian Museum Athens (G); Consiglio Nazionale delle Ricerch ITABC (It)/ National Museum for Early Middle Ages, Rome; Institute of Iberian Archaeology (E)/ Museum of Jaen; University College Dublin (Ir)/ National Museum Ireland, Ashmolean Museum, University of Oxford (UK). Technical/creative partners: DEN foundation (NL), CNR-ITABC (It), EVOCA (It), NoHo (Ir), Fraunhofer-IGD (D), MOOBELS (NL)

2 Juriaans-Helle, Geralda, persoonlijke communicatie, 18 mei 2017

(11)

valt buiten het kader van dit onderzoek. Wel zullen verschillende mogelijkheden voor het behandelen van het object besproken worden.

1.1. Onderzoeksvraag

1.1.1. Hoofdvraag

De focus van het onderzoek ligt op vorm en vervaardiging, de schade, de oorzaken van deze schade en de context van het object.

De hoofdvraag is als volgt geformuleerd:

Welke oorzaken kunnen de verandering in vorm en de degradatie verklaren van de rode, versierde archeologische Koptische tuniek uit de vijfde tot zevende eeuw na Christus, en hoe kan de uitkomst van het onderzoek bijdragen aan een verantwoorde preventieve en actieve conservering van het object?

1.1.2. Deelvragen

Om tot een antwoord te komen voor de hoofdvraag zijn de volgende deelvragen opgesteld: 1. Hoe is het object gemaakt?

Om een compleet beeld te krijgen van het object zal onderzocht worden welke materialen en welke technieken gebruikt zijn voor het maken van de tuniek.

2. Wat is de schade aan de tuniek?

Door de vervuiling en beschadigingen nauwkeurig in kaart te brengen kan de huidige conditie van het object bepaald worden.

3. Wat zijn de mogelijke oorzaken van de schade?

Naar aanleiding van het schadebeeld en de resultaten van het onderzoek kunnen de oorzaken, en de gevolgen van de schade in kaart gebracht worden. Aan de hand van deze informatie kan ook bepaald worden of de conditie consequenties heeft voor de keuze van een behandelings- of presentatiemethode.

De resultaten van de eerste drie deelvragen (gecombineerd met materiaal technisch onderzoek) kunnen mogelijk bijdragen aan een antwoord op de volgende deelvraag: 4. In hoeverre is de herkomst en context van de tuniek vast te stellen?

Om deze deelvraag te beantwoorden, wordt materiaal technisch onderzoek toegepast. Kennis over het soort materiaal en de fabricage van het object kan bijdragen aan het onderzoek naar de veranderingen en mogelijk antwoord geven op de vraag of de decoraties en het object gelijktijdig zijn vervaardigd, of dat de decoraties een latere toevoeging zijn.

(12)

1.2. Methodologie

1.2.1. Visueel onderzoek

Om een beter inzicht te krijgen in de tuniek, is visueel onderzoek belangrijk. Het object zal op locatie uitvoerig bestudeerd worden. De schade aan het object zal in kaart gebracht worden met behulp van visuele inspectie, fotografie, aangevuld met onderzoek met behulp van doorvallend licht- en handmicroscopen.4 De resultaten zullen vergeleken worden met schadebeelden die in literaire bronnen beschreven worden.

1.2.2. Materiaal technisch onderzoek

Materiaal technische analyses op de risicogebieden kan helpen de conditie beter te begrijpen. Met een materiaal technische analyse, zoals HPLC (Hoge prestatie vloeistofchromatografie) en SEM-EDS (Scanning elektronenmicroscopie met daaraan gekoppeld energie dispersieve röntgenspectrometrie), wordt onderzocht of er aanwijzingen zijn voor veranderingen aan het object. Hierbij worden ook de garens onderzocht die toegepast zijn voor het vastzetten van de decoraties aan de tuniek. Ook zal door middel van deze onderzoeken naar de conditie van de tuniek gekeken worden.

Microfading zal op monsters van de tuniek worden toegepast om vast te stellen of er tijdens de tentoonstelling grote kleurveranderingen zullen optreden in het object en of deze

aanvaardbaar zijn.

Als laatste zal er GC-MS (Gaschromatografie-massaspectrometrie) uitgevoerd worden. Dit onderzoek heeft als doel om meer inzicht te krijgen in de context van het object. Het vermoeden bestaat dat de tuniek een lijkwade is geweest. Dit zou door middel van GC-MS bevestigd kunnen worden.

Er zal dieper worden ingegaan op de technologische onderzoeken in Hoofdstuk 3. 1.2.3. Literatuur onderzoek

Voor achtergrondinformatie over Koptisch textiel en tunieken zal literatuuronderzoek worden uitgevoerd. Deze literatuur wordt ook gebruikt om te zoeken naar vergelijkbare objecten en behandelingsmethodes. Op deze wijze zouden ook vergelijkingen getrokken kunnen worden in vorm, decoratie, schade en eventuele behandelmethodes.

1.2.4. Contact met specialisten

Als laatste zal op sommige punten meer informatie ingewonnen worden door contact te zoeken met specialisten. Aan de tuniek is al eerder onderzoek uitgevoerd, onder andere door Tineke Rooijakkers (voor haar eigen promotieonderzoek en ter voorbereiding van de

tentoonstelling), Anne Kwaspen en Chris Lammens-Verhecken (voor hun onderzoek naar technische analyse om vergelijkbare objecten samen te brengen). Hierdoor kan mijn onderzoek voor een deel steunen op reeds bekende resultaten.

(13)

1.3. Stand van wetenschap

Koptisch textiel is uitvoerig bestudeerd vanuit een stilistisch perspectief, waarbij de aandacht voornamelijk uitging naar weeftechnieken, stijlvormen en iconografie.5

Verscheidene onderzoekers hebben de tuniek wel bestudeerd, maar deze onderzoeken zijn tot op heden nog ongepubliceerd gebleven. De tuniek als zodanig staat nergens beschreven. Naar de vorm en de weeftechnieken heeft Vogelsang-Eastwood (1993 en 1994) uitgebreid onderzoek gedaan.6

Wel komen er vergelijkbare onderzoeken voor naar specifiek één tuniek met een vergelijkbare fabricage als de tuniek, zoals Tunic No 4219, beschreven door J.P. Wild.7 Dit type mouwloze

tuniek werd vaak afgebeeld in de Romeinse kunst.8

In de literatuur is veel informatie te vinden in samengestelde catalogi over collecties van Koptisch textiel in musea. Deze zijn ingedeeld naar verschillende periodes (Romeins,

Byzantijns, Islamitisch) op basis van iconografie. Zo heeft Kendrick de gehele collectie textiel van opgravingen in Egypte van het Victoria and Albert Museum (V&A) geïnventariseerd.9 Dit zelfde is door Thompson gedaan voor de Koptische collectie van het Brooklyn Museum10 en door Pritchard voor The Whitworth Art Gallery, in Manchester.11

Rutschowscaya (1990) geeft een algemeen overzicht van de ontwikkeling van Koptisch textiel in Coptic Fabrics.12

Het meest recente onderzoek naar Koptisch textiel is het promotie onderzoek van

Rooijakkers.13 Waarin zij een beschrijving geeft van Koptisch textiel onderverdeeld op basis van de verschillende periodes.

In de negentiende eeuw werden archeologische opgravingen vaak gehaast uitgevoerd en er werd weinig informatie over de vondst omstandigheden genoteerd.14 Middels

wetenschappelijke analyses zouden vragen over de ontbrekende geschiedenis en herkomst van Koptische textiele objecten beantwoord kunnen worden.

Wetenschappelijke onderzoeken met als onderwerp Koptisch textiel richten zich op de herkomst van de objecten en de datering door middel van HPLC van de organische kleurstoffen en de 14C-methode in Koptisch textiel.

Op het moment wordt er veel aandacht geschonken aan het dateren van Koptisch textiel met behulp van 14C-methode. Dit is een goede optie om objecten zonder context te kunnen

plaatsen in de tijd. Voor Koptisch textiel in het algemeen zou de 14C-methode een uitstekende manier zijn om een algemeen beeld te creëren en een overzicht van Koptische weefsels te geven. A. de Moor heeft al verschillende artikelen geschreven op het gebied van dateringen van Koptische weefsels door middel van 14C methode.15

5 Baginski en Tidhar, 1980; Van ’t Hooft, 1990; The Coptic Encyclopedia, vol 7, 1991; Gabra, 2014; 6 Vogelsang-Eastwood, 1993; Vogelsang-Eastwood, 1994

7 Wild, 1994 8 Wild, 1994, 23

9 Kendrick, 1920-1922a; Kendrick, 1920-1922b; Kendrick, 1920-1922c 10 Thompson, 1971

11 Pritchard, 2006 12 Rutschowscaya, 1990 13 Rooijakkers, 2016 14 Haldane et al., 2009, 22

(14)

Verder hebben onder anderen Verhecken16 en Orska-Gawrys et al.17 onderzoeken gedaan naar

de identificatie van natuurlijke kleurstoffen in archeologisch Koptisch textiel met behulp van HPLC. Het Victoria and Albert Museum heeft deze methode toegepast, samen met andere destructieve en niet-destructieve analyses om de herkomst, veranderingen en geschiedenis van een rode wollen tuniek te bepalen. 18

In het geval van deze tuniek is door Ness Proaño Gaibor een kleurstofanalyse uitgevoerd van zowel het basisweefsel als van de kleuren uit de decoraties.19

1.4. Structuur van de scriptie

Rekening houden met de deelvragen en de methodologie wordt de scriptie opgedeeld in volgende hoofdstukken.

Om een goed beeld krijgen van de context en herkomst, materiaal gebruik en techniek, zal in hoofdstuk 2 het object beschreven worden. In hoofdstuk 3 komen de schade en de

degradatiefenomenen van het object aan bod. In dit hoofdstuk wordt de conditie van het object beschreven en worden de schades onderzocht gezien mogelijke oorzaken die genoemd worden in de literatuur. Vervolgens zal in hoofdstuk 4 het hoe en waarom van de toegepaste technologische onderzoeken besproken worden.

In hoofdstuk 5 zullen de resultaten van de toegepaste onderzoeken uitgewerkt en geïnterpreteerd worden. Tenslotte zal in hoofdstuk 6 een beeld geschetst worden van de mogelijke context waarin de tuniek geplaatst kan worden.

16 Verhecken, 2007

17 Orska-Gawrys et al., 2003

18 Haldane et al., 2010; Haldane et al., 2009; Frost en Simonsson, 2008 19 Ness Proaño Gaibor en Joosten, ongepubliceerd, 2016

(15)

2. De tuniek

Als uitgangspunt voor verder onderzoek naar de tuniek (APM 16.388; afb. 1) is gebruik gemaakt van de collectieregistratie van het Allard Pierson Museum.20 Hier wordt de tuniek omschreven als: “ een Egyptisch Koptische reismantel uit de 6e tot 7e eeuw na Chr. met als

vermoedelijke vindplaats Akhmim, Egypte. De tuniek meet 130 cm21 in de hoogte en 118 cm in de breedte. De reismantel heeft een ovale halsuitsnijding, van naturel linnen en wol in donkerbruin, lichtbruin, geel, blauw, groen en rood. De mantel heeft appliqués langs de hals, schouders en armsgaten, met voorstellingen van geometrische figuren en dieren: geometrische ornamenten en brede schuine strepen met daarin dierfiguren (vogels en hazen) zijn afgebeeld. De sierstukken zijn als appliqués op het basisweefsel genaaid.

Het basisweefsel is geweven in een effenbinding. De sierstukken zijn geweven in een effenbinding, ripsbinding en gobelintechniek/ tapisserieweefsel”.

De tuniek is verworven uit de collectie van het Gemeentemuseum Den Haag in 2007.

Afb. 1 Overzichtsfoto’s van de tuniek APM 16.388, links de voorzijde en rechts de achterzijde (Allard Pierson Museum).

2.1. Vervaardiging van de tuniek

2.1.1. De vorm

In de collectieregistratie staat het object beschreven als een reismantel. Voor een reismantel zou het object aan de voorkant niet gesloten moeten zijn en de vorm in ogenschouw genomen, kan het object echter beter beschreven worden als tuniek.

Over het algemeen worden tunieken onderverdeeld in twee soorten: de zakvormige tuniek zonder en de T-vormige tuniek met mouwen. De rode Koptische tuniek behoort tot de eerste categorie.22

20 < http://permalink.opc.uva.nl/F?func=find-c&ccl_term=sys=003281509 >, 17-7-2017 21 gemeten vanaf de schouderlijn tot de onderkant van de tuniek

(16)

Deze mouwloze tunieken konden op twee verschillende manieren gefabriceerd worden. Allereerst konden twee identiek geweven delen aan elkaar gezet worden bij de schouders en aan de zijkant, met openingen voor het hoofd en de armen. Dit type mouwloze tuniek werd vaak afgebeeld in de Romeinse kunst.23 Bij de rode Koptische tuniek is dit niet het geval. De

tuniek valt onder de zakvormige tunieken en werd gemaakt door een rechthoekige lap door het midden te vouwen, waarna de zijkanten zijn dicht gestikt op ongeveer 30 centimeter aan de bovenkant na; dit geeft de afmeting voor de opening van de armsgaten (afb. 2). Bij dit soort tunieken en ook in het geval van de hier onderzochte tuniek loopt de ketting in de lengterichting van de tuniek. De tuniek is dus verticaal geweven. De opening voor het hoofd werd er ingeknipt in plaats van ingeweven, want het weven van een opening is niet mogelijk wanneer de ketting die in de lengterichting loopt. Dit type tuniek werd zowel door mannen als vrouwen gedragen in Faraonisch Egypte. Voorbeelden van dit soort mouwloze tunieken zijn bekend uit het graf van Toetanchamon.24 De zakvormige tuniek verloor aan populariteit ten tijde van de Romeinse overheersing, maar tijdens de Islamitische periode werden ze juist weer populair.25 De meeste teruggevonden tunieken van dit soort zijn gemaakt voor kinderen, maar dit correspondeert mogelijk meer met het hoge sterftecijfer van kinderen in die tijd. Ondanks dat de tunieken mouwloos waren, hadden ze een dusdanige breedte dat de tuniek over de armen drapeerde.26

Afb. 2 De constructie van een zakvormige tuniek. Verder worden de verschillende technieken uitgelegd die gebruikt weerden voor het afwerken van de zomen en zijnaden. (Vogelsang-Eastwood, 1993, 135)

T-vormige tunieken met mouwen werden geweven in één stuk van mouw naar mouw. Dit soort tunieken werd horizontaal geweven, hierdoor lopen de kettingdraden in de breedte van de tuniek. Het midden werd dan verbreed voor het lichaam, soms zijn ornamenten integraal mee-geweven in een afwijkende kleur. De kettingdraden werden in het midden gesplitst om een opening te creëren voor het hoofd. Het gewaad werd over de schouders gevouwen en aan de zijkanten dicht gestikt. Op tunieken werden de ornamenten zo geplaatst dat deze op de schouders en ter hoogte van de knieën waren aangebracht, op kwetsbare delen.27 Rond de

23 Wild, 1994, 23

24 Vogelsang-Eastwood, 1993, 136; Vogelsang-Eastwood, 1994, 88 25 Pritchard, 2006, 45

26 Pritchard, 2006, 46

27 <http://collections.vam.ac.uk/item/O119593/tunic-unknown/>, 27-11-2016; Baginski en Tidhar, 1980, 21; De

(17)

vijfde eeuw kwam er een verandering in productiewijze en werden tunieken ook gemaakt uit meerdere delen: met een horizontale naad ter hoogte van de taille.

2.1.2. S- of Z-gesponnen

De tuniek is geweven met een S-gesponnen wollen draad, zowel voor de ketting als voor de inslag.28

De gesponnen draad kan in twee richtingen gedraaid worden: S-gesponnen en Z-gesponnen. S-gesponnen draden hebben een draaiing in de verticale as die overeenkomt met de letter S (\). Z-gesponnen draden hebben een draaiing in de verticale as als in bij de letter Z (/) (afb. 3 en 4).29

Afb. 3 Diagram met uitleg over S- en Z- gesponnen draden (De Jonghe en Granger-Taylor, 1993, 80)

Afb. 4 Diagram met uitleg over S- en Z- getwijnde draden (Geijer, 1979, 16)

Bij het maken van een weefsel moeten de vezels getwist worden om tot een draad te komen. Voor een dikkere draad worden meerdere van deze losse draden in elkaar getwijnd. Voor de ketting worden meestal strakker gesponnen draden gebruikt, omdat deze opgespannen moeten worden op het weefgetouw. Voor de inslag worden losser gesponnen draden gebruikt. Hoewel de S-richting de natuurlijke richting van linnen is tijdens het drogen, kan wol zowel een S- als een Z-draaiing hebben; wol heeft hierbij geen voorkeur. Vlas groeit al vanaf de vroege

periodes in overvloed in Egypte en wordt daar hoofdzakelijk gebruikt voor het weven, terwijl wol van inheemse schapen nooit de overhand heeft gehad. De S-draaiing wordt geassocieerd met Egypte.30 Zelfs na de uitbreiding van de verschillende schapensoorten in Egypte blijft de technologische traditie en gewoonte van het spinnen in de S-richting behouden.

Z-gesponnen draden komen voornamelijk voor buiten Egypte. Het spinnen van bijvoorbeeld katoen in gebieden waar dit een inheemse vezel is, zoals India, wordt gedaan met een Z-draaiing. Ditzelfde geldt voor wol in het Nabije Oosten in gebieden buiten Egypte. Een mogelijke verklaring voor de aanwezigheid van Z-gesponnen garen in Egyptisch textiel is de

28 Dino-lite AM3713TB

29 Thompson, 1971, 91; De Jonghe en Granger-Taylor, 1993, 81; Geijer, 1979, 17; Greiner, 2015, 32 30 Geijer, 1979, 17-18

(18)

traditionele aanwezigheid van slaven in Egypte die als taak hadden wol te spinnen.

Waarschijnlijker is dat het bij de Z-gesponnen draden om geïmporteerd weefsel of het gebruik van geïmporteerde garens gaat. Het meest waarschijnlijk is dat het materiaal geïmporteerd is uit Syrische of Perzische regionen.31 Er komen in de tuniek geen Z-gesponnen draden voor.

Hieruit kan geconcludeerd worden dat de tuniek in zijn geheel gesponnen en geweven is in Egypte en dat er geen invloeden in de fabricage zijn van buitenaf.

2.1.3. Weeftechniek tuniek

Het aantal draden per centimeter in de ketting en inslag geeft de kwaliteit weer van het textiel en is een indicatie voor de fijnheid van het weven. Het aantal draden in de ketting en inslag varieert meestal binnen een en het zelfde object; een telling dient slecht als indicatie en is doorgaans een gemiddelde met een variatie van 30%.32 Om echt iets over de kwaliteit van het weefsel te kunnen zeggen, zal het dradental vergeleken moeten worden met soortgelijke objecten.

Het rode grondweefsel is geweven met een getwiste S-gesponnen wollen ketting: 17-24 inslag /cm; de inslag is ook van een getwiste S-gesponnen wol: 7-9 ketting/cm.

Een zelfde soort draad (drie S-gesponnen draden met een Z-twijn) is gebruikt voor het maken van de blauwe weefdecoratie die over de vouwen van de hals versieringen zijn vastgezet. Als de nog aanwezige stukken bekeken worden, blijkt dat wollen tunieken geweven werden in een effenbinding, met meestal twee keer zoveel inslagdraden als kettingdraden per

centimeter.33 Bij deze tuniek is dit niet het geval. Deze is geweven in keperbinding, waarbij de diagonaal lopende lijnen naar rechts stijgend zijn (Z). Het patroon van de keperbinding wordt gedefinieerd als een keperbinding 1/2 Z (afb. 5).34 In de keperbinding kunnen de inslagdraden dichter op elkaar geschoven worden. Hierdoor overheerst de inslag in het rapport35 en kan er per centimeter meer garen in het weefsel verwerkt worden dan bij een effenbinding.

31 Thompson, 1971, 91; De Jonghe en Granger-Taylor, 1993, 81; Geijer, 1979, 17-18; Pritchard, 2006, 29 en 70;

Van ’t Hooft, 1990, 122

32 Baginski en Tidhar, 1980, 19; Lopes Cardozo en Zijderveld, 1982, 36 33 Pritchard, 2006, 47

34 Diehl et al., 1991, 44-45

35 Patroon of bindingsrapport; kleinste deel van het patroon, dat alle kenmerken daarvan bevat en telkens in

(19)

Afb. 5 Links: detail van de keperbinding van tuniek (Dino-lite; vergroting 64x, A. Ness Proaño Gaibor, 2-5-2017). Rechts: bindingsrapport: keperbinding 1/2 Z. De kettingrichting is horizontaal.

In het kort, bij een keperbinding kunnen de inslagdraden dichter bij elkaar geschoven worden, waardoor een zwaarder maar toch soepel weefsel ontstaat ten opzichte van een weefsel met een effenbinding.36 Het gebruik van de keperbinding is ongebruikelijk voor tunieken.37 2.1.4. Pool

Een ongebruikelijk kenmerk van de rode Koptische tuniek is dat het rode basisweefsel een pool heeft (afb. 6). Deze pool loopt aan de voorzijde van de tuniek van boven naar beneden, terwijl de pool aan de achterzijde in omgekeerde richting loopt. Dit duidt erop dat de

rechthoekige lap eerst behandeld is en daarna pas is omgevouwen voor de tuniek. Voor de pool zijn waarschijnlijk draden met de inslag mee-geweven die daarna geruwd38 zijn om het

harige effect te krijgen. In detail zijn de individuele bundeltjes van de pool goed zichtbaar (afb. 7).

Afb. 6 Detail van voorzijde tuniek met pool. Afb. 7 Detail van individueel bundeltje van de pool (Dino-lite; vergroting 64x, A. Ness Proaño Gaibor,

2-5-2017)

36 Dijkmeijer, 1951, 246

37 Rooijakkers, Tineke, persoonlijke communicatie, 24 mei 2017

38 Ruwen is het lostrekken van vezeluiteinden uit (meestal wollen) weefsels waardoor een ruig (harig) oppervlak

(20)

Hoe de pool precies is ontstaan is nog niet duidelijk. In de literatuur over Koptische kleding komt het woord pool niet voor, daar spreekt men letterlijk over lussen. Met deze lussen ontstaat meer een boucléweefsel dan een pool van losse vezels zoals in de tuniek het geval is. Er zijn wel verschillende soorten geknoopte of opgeruwde objecten bekend.

Het kan om een weefsel met lussen gaan, waarbij een extra inslagdraad met een dun stokje wordt opgenomen, zodat zich lussen vormen. Deze lussen zorgen voor een gewaad met een ruige uitstraling en geven het kledingstuk meer volume, waardoor het warmer aanvoelt.39 De

lussen komen zowel aan de binnen- als de buitenkant van gewaden voor, voornamelijk bij linnen objecten. Wollen gewaden met lussen komen ook voor maar zijn zeldzaam.40 Een pool kan ook toegevoegd worden, door bijvoorbeeld de inzet van knopen zoals bij tapijten het geval is. Het kan ook verwijzen naar geweven materiaal dat door een tweede behandeling voorzien is van een pool. Het gaat hier om het visuele effect dat ermee bereikt wordt.41

De methode van het weven met lussen varieert, maar kent een lange traditie in Egypte waar meubels met lus vormig textiel al geproduceerd werd in de Faraonische tijd.42

In Egypte komen tussen 200 en 800 na Chr. verschillende methodes voor, van een

polychrome, wollen pool met veel ruimte tot een diepe, dichte pool van linnen draden die een harige rand vormen.43

Rooijakkers (2016) meldt echter dat een harig oppervlak (door kammen) een gebruikelijke afwerking is. Het kammen van de inslag (niet de ketting), komt wel voor bij mantels en jassen uit die periode, maar bij tunieken is deze afwerking zeldzaam.44

2.1.5. Zelfkanten

De ketting van het basisweefsel loopt over de lengte van het gewaad over de schouder met de zelfkanten aan de zijkant. De zelfkanten zijn vastgezet, behalve bij de armsgaten. Ze zijn ongeveer een centimeter naar binnen gevouwen en vast gezet. De uiteinden – van de zelfkanten – zijn vervolgens met een rijgsteek vastgezet zodat een platte naad is ontstaan. De armsgaten meten 15 centimeter van de bovenkant van de schouder tot de oksel. De zelfkanten zijn bij de armsgaten naar buitengeslagen en vastgezet, voordat de decoraties zijn aangebracht. De tuniek heeft in de oksels een afwerking, bedoeld als versteviging. De gebruikte steek is vergelijkbaar met de festonsteek. De festonsteken zijn dicht op elkaar geplaatst om de versteviging te creëren. (afb. 8 en 9).45

39 Pritchard, 2006, 65; Rooijakkers, Tineke, persoonlijke communicatie, 24 mei 2017 40 Rooijakkers, 2016, 172

41 Geijer, 1979, 195 42 Pritchard, 2006, 65

43 Forrer, 1891a, 18; Geijer, 1979, 197

44 Juriaans-Helle, Geralda, persoonlijke communicatie, 18 mei 2017; Rooijakkers, 2016, 172 45 Landi, 1998, 143

(21)

Afb. 8 Detail van het armsgat met de versteviging die zich

onderin de oksel bevindt Afb. 9 De festonsteek. (Rol, 1965, 25) Tunieken zonder mouwen of zelfkanten zijn afgewerkt met een (rol)zoom. Bij de

aanwezigheid van zelfkanten is een afwerking van de randen niet noodzakelijk.46 De fabricage van de rode Koptische tuniek komt deels overeen met de beschrijving door

Vogelsang-Eastwood, en is deels in strijd met haar bevindingen. Zij meldt dat Egyptische tunieken in een zak-vorm bestaan uit een lange rechthoekige lap die door het midden is gevouwen, waarna de zijkanten zijn dicht genaaid. Dat is hier ook het geval. Middenvoor zou een gat geknipt worden voor de halsopening, maar de split van 10 tot 20 centimeter onder de halsopening afgewerkt met een rolzoom – die door Vogelsang-Eastwood wordt vermeld – komt in zijn geheel niet voor bij de rode Koptische tuniek.

Bij tunieken lopen de openingen voor het hoofd zeer uiteen. Zo bestaan er tunieken met een ingeknipte sleuf afgewerkt met gedecoreerde banden van wol en linnen. Maar de openingen konden ook aan de voorzijde halfrond geknipt worden, al dan niet met een split van 10-20 centimeter lengte eronder, of zowel aan de voor- als de achterkant rond geknipt. Bij openingen met een rechte achterkant werden decoratieve banden vastgezet die over de

schouders liepen van armsgat naar armsgat. De meeste openingen werden met een overhandse steek vastgezet of het uitgeknipte gat werd afgewerkt met een zoom en/of overhandse

steken(zie voor uitleg afb. 2).47

Bij de onderzochte tuniek is de split niet aanwezig en de zoom is eenvoudig, maar wel afgewerkt naar buiten dan wel naar binnen.

De ovale opening voor het hoofd is uit de tuniek geknipt. De decoratie die aan de achterzijde van schouder naar schouder loopt heeft een kleine overgang rond de opening (afb. 10). De randen van de halsopening zijn ongeveer een centimeter naar buiten gevouwen en gefixeerd met rijgsteken, waarmee ook de decoraties zijn vastgezet.

46 Vogelsang-Eastwood, 1994, 81; Vogelsang-Eastwood, 1993, 135

(22)

2.1.6. Zoom

De gehele tuniek bestaat uit een rood basisweefsel, met uitzondering van de aangebrachte decoratie en een mee-geweven rand aan de onderkant aan de binnenzijde. Deze mee-geweven rand bestaat uit een blauwe inslagdraad en is voor vijf centimeter in de tuniek mee-geweven, zowel in het achter- als in het voorpand. De blauwe rand loopt nadat het voor- en achterpand is vastgenaaid rondom. De tuniek is aan de onderzijde omgevouwen, waardoor de blauwe rand aan de binnenkant zit. Een extra centimeter rood is vervolgens verder naar binnen

gevouwen en met een rijgsteek vast gezet. Daarna is het blauwe deel aan de onderzijde verder met rijgsteken vastgezet door de voorkant heen, in zes rijen ongeveer 0,5 centimeter uit elkaar. Hierdoor voelt het stevig en stug aan (afb. 11).

Pritchard spreekt over een aantal kindertunieken met een brede zoom, waar ongeverfde wol in verborgen zit aan de binnenzijde van de tuniek. Deze zoom zou mogelijk gebruikt worden als richtlijn voor het weefgetouw om de vereiste lengte van het gewaad aan te geven. Pritchard beschrijft ook een dubbelgevouwen onderrand, tot een lengte van 8 mm en vastgezet met twee rijen met steken. De eerste rij is meestal met een zoomsteek vastgezet en de tweede rij is dichter bij de rand vastgezet. Dit zorgt ervoor dat deze plat blijft met een stiksteek. Een ander tuniek (T.8577), uit het V&A te Londen, heeft zelfs een zoom waar negen rijen van steken zijn aangebracht.48 De verstevigde zoom aan de onderzijde geeft de tuniek een naar buiten

vallende vorm.

Afb. 11 Detail van de onderkant van de tuniek. de blauwe zoom aan de binnenkant met zes rijen steken doorgestikt

48 Pritchard, 2006, 101-102

Afb. 10 Achterzijde van de tuniek waarin de knikken van de decoraties met pijlen zijn aangegeven (Emmy de Groot, 15-6-2017)

(23)

2.2. Vervaardiging van de decoraties

De decoraties lopen langs de hals, schouders en armsgaten en bestaan uit een combinatie van ongeverfd linnen en wol, geverfd in verschillende kleuren zoals geel, blauw, bruin, groen en rood. Deze sierstukken, geweven banden van ongeveer 10 centimeter breed, zijn op het rode wollen basisweefsel genaaid. De band aan de voorzijde is in stukken geknipt of gevouwen om hem passend te maken rond de halsopening van het object (afb. 12).

Afb. 12 Detail van de hals versiering. In de gele cirkel is een deel van de omgevouwen decoratie zichtbaar

De decoratiestrook loopt aan de achterzijde van schouder tot schouder met een breedte van 10 centimeter. De strook stopt op 10 cm van de buitenzijde aan weerskanten. Op dit deel van de tuniek is over de schouder een 20 cm lange decoratiestrook vastgezet. De strook heeft ook een breedte van 10 cm. Deze decoratie loopt, samen met een strook wit, van het begin van het armsgat aan de achterzijde tot hetzelfde punt aan de voorzijde.

Afgebeeld zijn geometrische vormen en dierfiguren, zoals hazen en vogels (afb.13). Het patroon van de dieren loopt telkens diagonaal ten opzichte van elkaar en er zit een volgorde in het soort dier dat per blok wordt afgebeeld – het ene blok bevat vogels, terwijl het daarop volgende blok uit hazen bestaat, maar de rest van de band is niet meer leesbaar. De delen die nog aanwezig zijn geven een tot de verbeelding sprekende indruk van de oorspronkelijke voorstelling.

Rond de decoraties van de hals en zowel aan de onderkant als de bovenkant van de decoratiestrook over de schouders bevindt zich ook nog een witte decoratieve rand van ongeveer een centimeter die onder de versiering doorloopt (afb. 14).

(24)

Afb. 13 Detail van schouder en hals van de tuniek met afbeeldingen van hazen en vogels

Afb.14 Detail van de linker schouders. Met de pijl staat het witte vlak aangegeven

2.2.1. S- of Z-gesponnen

Alle wollen inslagdraden van de decoratie bestaan uit een enkele S-gesponnen draad, net als het linnen van de verschillende witte vlakken (afb. 15).

De ketting van de decoraties bestaat uit twee S-gesponnen draden die Z-getwijnd zijn voor stevigheid. Het gebruikte naaigaren bestaat uit drie S-gesponnen draden met een Z-twijn.

Afb. 15 Detail linnen weefsel van de linker schouder, s-gesponnen – Dino-lite, vergroting 40x (A. Ness Proaño Gaibor, 2-5-2017)

2.2.2. Weeftechniek

De decoraties zijn geweven in de zogenoemde tapisserietechniek. Het weefsel ontstaat doordat de inslagdraden niet van zelfkant naar zelfkant lopen, maar binnen de begrenzingen

(25)

van het aangegeven patroon lopen. Daardoor wordt het slechts op een deel van de kettingdraden vastgelegd.49

Bij de aansluiting van verschillende kleurvlakken in tapisserieweefsels komt het voor dat iedere inslagdraad terug keert om de laatste kettingdraad binnen de begrenzing, zodat een kleine opening in het weefsel ontstaat. Gebeurt dit meerdere keren bij dezelfde kettingdraad dan ontstaat er een gaal (afb. 16).

Een andere mogelijkheid is dat twee inslagdraden terugkeren om dezelfde, op de begrenzing liggende kettingdraad. Dit wordt toegepast op afstanden van enkele millimeters om een lange gaal te onderbreken.50 In het geval van de tuniek komen beide technieken voor in een

effenbinding met inslagrips.51

Afb. 16 Detail met de tapisserie technieken. De spatel is door een gaal geschoven

Voor de decoraties is geen dradental bepaald aangezien het hier gaat om een

tapisserieweefsel. Doordat de ketting volledig bedekt wordt door de inslag en door de techniek zit er zoveel variatie in de dichtheid van het weefsel dat een telling weinig zal toevoegen.

Voor de witte blokken is het onduidelijk wat de ketting en wat de inslag is, maar gezien de aantallen zullen er ongeveer 8 ketting/cm zijn en tussen de 18-20 inslag/cm, omdat ervan uit gegaan wordt dat voor de dichtheid meer inslagdraden gebruikt zijn ten opzichte van de kettingdraden. Dit is echter een benadering.

2.2.3. Afwerking

Naast de aanwezige zelfkanten heeft de decoratie voor de rest geen afwerking. Wel is de gevouwen en opgeknipte decoratie passend gemaakt voor de tuniek en voor de ronde vorm van de halsopening. Om de verschillende segmenten van de decoratie te accentueren zijn er groene richels of geweven banden op de vouwen aangebracht. (afb. 17) Kwaspen en

Lammens-Verhecken hebben deze richel beschreven als een laddersteek, maar dit is zeker niet het geval.52 Mogelijk betreft het een afwerking gemaakt met een koordsteek of een

omgeslingerde kettingsteek.53

49 Diehl et al., 1991, 96; De Jonghe en Granger-Taylor, 1993, 77 50 Diehl et al., 1991, 96; Lopes Cardozo en Zijderveld, 1982, 17 51 De Jonghe en Granger-Taylor, 1993, 75

52 Kwaspen en Lammens-Verhecken, Rode wollen tunica, ongepubliceerd, 14 december 2015 53 Rol, 1965, 17 en 24

(26)

Het opknippen van de decoraties komt niet vaak voor. Het vouwen van de decoraties om een ronding te maken komt wel vaker voor. Voorbeelden hiervan zijn terug te vinden in Pritchard (2006) (afb. 18) en in de collectie van het Allard Pierson Museum. APM 0610754 is een Koptisch weefselfragment van een halsopening van een kindertuniek, dat is omgevouwen om de ronding te kunnen maken (afb. 19).

Afb. 17 Detail van de hals versiering met de groene afwerking

Afb. 18 Detail van wollen tuniek (T. 8361) met gevouwen decoraties langs de kraag (Pritchard, 2006, 44)

Afb. 19 Detail van weefselfragment APM 06107 met gevouwen plooien om de decoratie om de halsopening te

passen

(<http://www.academischecollecties.nl/search?identifier =uba.items.0a90cf29c67d6468a205fe4aceff6b02 >,

18-5-2017)

2.3. Samenvatting

Het object is een rode wollen mouwloze Koptische tuniek. De vorm van de tuniek wordt omschreven als zakvormig, waarbij een rechthoekige lap is omgevouwen en de zijkanten (tevens ook de zelfkanten) vastgezet zijn op de armgaten na. Door de S-gesponnen draden, gebruikt voor het weven van de tuniek en de decoraties, kan de oorsprong van het gehele object in Egypte gelokaliseerd worden.

Wat de tuniek bijzonder maakt is het feit dat de tuniek niet geweven is in een effenbinding, maar in een keperbinding. Dit komt niet vaak voor bij tunieken. Verder wordt de pool met geruwde draden die mee-geweven zijn met de inslag van de tuniek nauwelijks beschreven in de literatuur. Een ander opmerkelijk detail aan de tuniek is de blauwe band in de zoom aan de onderzijde aan de binnenkant van de tuniek.

54 Afbeelding van website/ link Academische collecties

<http://www.academischecollecties.nl/search?identifier=uba.items.0a90cf29c67d6468a205fe4aceff6b02> 18-5-2017

(27)

De decoraties zijn geweven in de zogenoemde tapisserietechniek en bestaan uit geometrische vormen en dierfiguren. Of er een reden is waarom de decoratie uiteindelijk extra met een witte rand is versierd is nog onduidelijk. Het kan zijn dat de versiering van een ander tuniek afkomstig is en dat de witte randen resten van een vorige tuniek zijn. Iets dat deze theorie tegenspreekt is dat de decoraties niet alleen aan de witte banden vast zitten maar dat de naaisteken ook door de tuniek steken, Hierdoor zitten de decoraties vast aan zowel de witte banden als de tuniek. De enige verklaring voor deze witte banden is dat het een extra decoratie is.55

(28)

3. Schade en degradatie

3.1. Conditiebeschrijving

Van de tuniek is een objectbeschrijving gemaakt, maar voor de rest is er geen conditierapport bekend. Wel zijn voor de tentoonstelling foto’s van de tuniek gemaakt. Naast het gebruik van visuele inspectie voor het beschrijven en onderzoeken van de tuniek is aan de hand van dezelfde visuele inspectie ook de schade in kaart gebracht.

3.1.1. Conditie textiele drager – de tuniek

De conditie van de tuniek is matig, ondanks het formaat en de uitstraling. De schade aan de tuniek is onder te verdelen in gaten, scheuren, verkleuring, verlies van de pool, ontbrekende delen en vouwen.

Gaten

De tuniek bevat veel gaten, ontstaan door het breken van zowel de ketting als de inslag. Een deel van de gaten is veroorzaakt door spanning in de vouwen, hetgeen geleid heeft tot breuken. De grootste gaten bevinden zich aan de achterzijde in de onderrug en de schouders (De achterzijde van de rechterschouder is in een slechtere conditie, terwijl de linker schouder in betere conditie verkeert. Zie voor een overzicht van alle gaten afb. I.1).

Verkleuring en scheuren

Een zichtbaar schadebeeld wordt gevormd door de verkleuring van de tuniek aan zowel de voorzijde als de achterzijde. De rode wollen tuniek heeft een kleurafwijking van rood met een hele kleurschakering naar bruin (afb. 20).

Het zwakste deel in het object is de verkleurde vezel aan de achterzijde in het midden. Dit zwakke deel bevindt zich over de gehele lengte van het object. De oorzaken van de

verkleuringen hebben er voornamelijk aan de achterzijde toe geleid dat het basisweefsel is verzwakt en op een aantal plaatsen gescheurd is. De schade aan de achterzijde aan de onderkant bestaat uit een gat, in combinatie met scheuren (Zie voor een overzicht van de scheuren aan de achterzijde afb. I.1).

(29)

Afb. 20 Overzicht van de verkleuringen en vouwen in de tuniek. Links de voorzijde, rechts de achterzijde. (groen: vouwen; geel: gele verkleuring; Bruine: bruine verkleuringen)

Verlies van pool

Een ander schadebeeld wordt gevormd door de gedegradeerde pool. De pool van het basisweefsel is op verschillende plaatsen verdwenen. Op de rode delen is de pool nog ruim aanwezig net als onder de decoratie aan de voorzijde.56 Op verkleurde delen is de pool

vergaan, maar dit is niet overal het geval. Op de plaatsen waar de pool nog aanwezig is, is deze ook aan het degraderen. Bij aanraking en hanteren van het object valt de pool in kleine vezels uiteen (afb. 21).

Afb. 21 Detailfoto van het basisweefsel. Hierop is te zien dat de pool op verschillende plaatsen nog aanwezig is, terwijl deze op andere plaatsen in zijn geheel verdwenen is (Emmy de Groot, 20-7-2017)

Vouwen

Zowel aan de voor als aan de achterzijde van de tuniek zijn vouwen te onderscheiden over de lengte van het object. De schade aan de pool en sommige gaten bevinden zich op deze

verticale vouwen. Ook zijn er horizontale vouwen te onderscheiden. Veel van de

verkleuringen zijn aanwezig rond of nabij de verticale vouwen in de tuniek, hetgeen bijdraagt

(30)

aan de veronderstelling dat de vouwen aanwezig waren bij het ontstaan van de verkleuringen (afb. 20, aangegeven samen met de verkleuringen).

Ontbrekende delen - decoratie

De meest in het oog lopende schade is de degradatie van de decoratie, hoofdzakelijk aan de achterzijde van de tuniek. Zoals gezegd is de wollen inslag nog aanwezig, maar de ketting die mogelijk van linnen was, is totaal vergaan. 57 Door het verlies van de ketting is de inslag losgeraakt, dit zorgt voor een verstoord beeld. Ditzelfde verlies in de decoratie geldt ook voor de witte inslagdraad in de versiering. Aan de achterzijde in het midden is de decoratie in de nek het meest gedegradeerd ten opzichte van bijvoorbeeld de mouwen. Dit verlies geldt niet alleen voor de rijk versierde decoraties, maar ook voor de witte versierranden rond de

decoraties. Deze witte randen zijn aan de voorzijde bij de armsgaten beschadigd. Tevens zijn de witte versierranden op de schouders de grootste delen op de tuniek, de andere

versierranden zijn aanzienlijk smaller en in betere conditie (afb. I.1; overzichtstekening van de verschillende gaten, scheuren en ontbrekende delen).

Verder is de decoratie onderhevig aan dezelfde verkleuringen als de rode textiele drager, hoewel dit visueel niet overduidelijk vast te stellen is.

3.2. Oorzaken van de schade

De verschillende delen van de tuniek bestaan uit dierlijke of plantaardige textielvezels, die verschillend van chemische en fysieke samenstelling zijn.58 Dierlijke vezels zoals wol bestaan uit proteïnen (eiwitten), dit zijn polyamides opgebouwd uit veresterde aminozuren (afb. 22). Wol heeft de meeste amidegroepen (NH), bovendien heeft wol meer amorfe delen (dan andere dierlijke vezels zoals zijde). Om deze twee redenen is wol makkelijk te verven in vergelijking met bijvoorbeeld linnen. Plantaardige vezels zoals linnen bestaan grotendeels uit cellulose. Cellulose bevat veel hydrofiele zijgroepen, hydroxyl groepen (OH) (afb 23).

Afb. 22 Structuur van proteïne (http://www.chm.bris.ac.uk/,

gedownload 16 mei 2017)

Afb. 23 Structuur van cellulose (Bron: http://static.sewanee.edu/, gedownload 16 mei 2017)

3.2.1. Chemische degradatieprocessen

Wol en linnen zijn onderhevig aan natuurlijke degradatie processen die mogelijk van toepassing kunnen zijn op de tuniek. Hieronder worden de chemische degradatieprocessen besproken.

57 In latere hoofdstukken wordt hier verder op ingegaan, maar uit de literatuur komt naar voren dat de tunieken

uit deze periode en met deze kleur gemaakt zijn van wol en linnen.

(31)

Chemische degradatieprocessen die optreden in cellulose houdend materiaal zoals linnen zijn oxidatie, hydrolyse en cross-linking. Deze processen beginnen in de amorfe delen van de cellulose.

Oxidatie

Bij oxidatie gaan de aanwezige hydroxylgroepen (-OH groepen) in cellulose een reactie aan met zuurstof, waardoor de –OH groepen worden omgezet in eerst aldehyde-, dan keton- en vervolgens carboxylgroepen. Deze zogenaamde chromofore afbraakproducten zorgen voor een vergeling van de cellulosevezel en zijn dus met het oog waarneembaar. Wanner de oxidatie verder door gaat is dit niet meer waarneembaar. Verregaande oxidatie zorgt voor ketenbreuk en de ontstane zure afbraakproducten zijn vaak te ruiken. Verregaande oxidatie heeft een tweede nadelig gevolg voor cellulose: verzwakking van de vezel. Door het afnemen van de polymerisatie-graad (DP) zal de treksterkte van het materiaal dalen en ontstaan

ketenbreuken. Oxidatie is een zelf-katalyserende reactie (afb. 24).59

Afb. 24 Oxidatie van de verschillende hydroxylgroepen in cellulose (Boersma, 2000, 47)

Hydrolyse

Hydrolyse veroorzaakt ketenbreuken tussen de glucoseringen. De amorfe delen van cellulose kunnen water opnemen terwijl etherbindingen worden verbroken. Door de breuken worden de polymeren kleiner en neemt de polymerisatiegraad af. Dit veroorzaakt verlies aan sterkte (afb. 25).

Afb 25: Hydrolyse van cellulose (Boersma, 2000, 48)

(32)

Cross-linking

Cross-linking zorgt ervoor dat er etherbruggen gevormd worden tussen naast elkaar liggende celluloseketens (afb. 26).60

Afb. 26 Het ontstaan van een etherbrug - cross-linking (Boersma, 2000, 48)

Het verval van eiwitvezels zoals wol verloopt onder dezelfde invloeden als de afbraak van cellulose. De verschillende aminozuren (de bouwstenen van eiwitten) zorgen voor een grote verscheidenheid van zijgroepen. In Boersma staat: “Hierdoor is de opbouw van eiwitten veel complexer dan cellulose en is het bespreken van het reactiemechanisme vrijwel

onmogelijk”.61

Externe factoren, zoals vocht en zuurstof kunnen deze processen katalyseren. In het geval van grafvondsten kan de samenstelling van de bodem ook een bijdrage leveren aan deze

degradatieprocessen.62

pH

Een verklaring voor de schade aan de decoratie is dat de pH van de bodem of water de conditie van textiel beïnvloedt. Linnen is in het algemeen gevoelig voor een zuur milieu, terwijl wol daarin juist goed geconserveerd blijft. De combinatie van wol en linnen betekent dus dat één van de twee sneller zal degraderen.63 In het geval van de tuniek zullen de

omstandigheden iets zuurder geweest zijn, waardoor de wol in een betere conditie verkeert dan het linnen.

3.2.2. Mechanische degradatieprocessen

Naast deze chemische processen zijn er nog mechanische processen die ervoor zorgen dat textiel degradeert, bijvoorbeeld het dagelijks gebruik van de tuniek.

Gaten

Bepaalde gaten in de tuniek kunnen verklaard worden door de veronderstelde aanwezigheid van het lichaam van de drager, dat samen met de tuniek is begraven. Door de

afbraakprocessen en de positie van het lichaam in het graf kan het lichaamsvocht op bepaalde plaatsen geconcentreerd worden, waardoor op deze plaatsen meer schade ontstaan kan zijn. Een andere verklaring voor de gaten is slijtage door gebruik van de tuniek in het dagelijks leven. Dit fenomeen ontstaat meestal eerst in de bovenste delen – waardoor één richting van het weefsel bewaard is gebleven, maar welke mogelijk door verdere degradatie ook zal

60 Boersma, 2000, 48 61 Boersma, 2000, 49 62 Cooke, 1990, 9

(33)

vergaan. Schade komt veel voor rond het zitvlak van tunieken, omdat door het zitten en schuiven de vezels hier makkelijker kunnen rafelen; ‘het uitdunnen van het weefsel’(afb. 27).64

Afb. 27 Uitdunnen van het weefsel. Links detail van het uitdunnen. Rechts: SEM afbeelding uitdunnen van het weefsel 75x vergroot (Cooke, 1990, 10-11)

Het begraven van de tunieken kan ook hebben bijgedragen aan de schade. De manier waarop een object gevouwen wordt tijdens of na het begraven veroorzaakt vouwen. Dit soort

vouwpatronen overleven begravingen en zouden kunnen bijdragen aan het identificeren van de functie van het object.65

De gaten zouden verder ontstaan kunnen zijn door spanningen in het object door de tijd heen. Vouwen, optillen, verplaatsen en draaien kunnen allemaal bijdragen aan spanning in het object en de daarbij ontstane gaten. Sommige van deze spanningsgaten zouden ontstaan kunnen zijn tijdens het opgraven. Men ging niet bepaald zorgvuldig om met textiel in het algemeen tijdens opgravingen, te denken aan 40.000 graven opgraven door Gayet in Antinoë.66

Verkleuring en scheuren

De meest waarschijnlijke oorzaak van de verkleuring, analoog aan de gaten, wordt gevormd door de ontbinding van het lichaam. De bruine vlekken in de tuniek komen hiermee mogelijk overeen. Er zijn zelfs voorbeelden bekend van tunieken of gewaden waar men in begraven werd, waarbij het lichaam zichtbaar afgetekend staat in het gewaad (afb. I.2).67 De scheuren komen voor in de zwakke verkleurde delen aan de achterzijde van de tuniek. Deze scheuren zouden ontstaan zijn door spanning in het object. De stijfheid van de tapisserie en stugge zijnaden zorgen voor deze spanningen. Doordat het object wil ontspannen ontstaat er

spanning in de vezels en komen er scheuren in de zwakke delen. De spanning leidt verder tot een vertekend beeld, hierdoor lijken de gaten groter, en erger dan ze in werkelijkheid zijn. Dit

64 Cooke, 1990, 9 65 Cooke, 1990, 8

66 Pritchard, 2006, 13; Thompson, 1971, 9; Haldane et al., 2009, 22; Frost en Simonsson, 2008 67 Glover, 1990, 54

(34)

is onder andere zichtbaar in het linker armsgat, hier is de schade dusdanig dat het armsgat groter lijkt, terwijl beide armsgaten bij nadere inspectie even groot zijn.68

Verlies van pool

Tijdens het maken van de tuniek ondergaat het weefsel verschillende processen, zoals het vollen en kammen om een pool te krijgen of ter voorbereiding van een verfbad. Onderzocht moet worden of het vollen per ongeluk of opzettelijk is gebeurd.69

Door schuring en hanteren is voornamelijk op de verkleurde vouwen de pool verdwenen. Een echte oorzaak is hier niet voor te noemen, maar mogelijk dat aan het degraderen van de pool zowel chemische als mechanische processen ten grondslag liggen.

Vouwen

De conditie van de opslag is verre van ideaal. Andere bewaaromstandigheden zijn echter op het moment niet mogelijk. Het depot is te klein voor het object. Door het formaat en de opslag ruimte is het niet mogelijk om de tuniek vlak op te bergen. Het object heeft daarom

opgevouwen in het depot gelegen. De horizontale vouwen in het object zijn mogelijk hierdoor veroorzaakt.

3.3. Conclusie

De conditie van het object is matig. De schade aan de tuniek is onder te verdelen in gaten, verkleuring, scheuren, verlies van pool, ontbrekende delen en vouwen.

De opvallendste schades aan de tuniek zijn de degradatie van de decoratie, hoofdzakelijk aan de achterzijde, en het verlies van de pool. Bij aanraking en hanteren van het object valt de pool in kleine vezels uiteen.

Deze schades worden voornamelijk veroorzaakt door chemische processen zoals oxidatie, hydrolyse en cross-linking of door mechanische processen, onder andere slijtage en spanningen. Al deze mogelijke processen dragen bij aan de degradatie van textiel.

68 De Groot, Emmy, persoonlijke communicatie, 16 mei 2017 69 Cooke, 1990, 5

(35)

4. Het technologisch onderzoek

Alle technologische onderzoeken die zijn uitgevoerd voor dit onderzoek zijn in de literatuur naar voren gekomen als goede mogelijkheden voor een dergelijk object. Onder andere in de artikelen van Abdel-Kareem en El-Nagar (2005) en Haldane et al. (2010) wordt uitgebreid gesproken over technologische onderzoeken op Koptisch textiel. Om meer inzicht te krijgen in het object, de schade en de datering is gekozen voor analyses die het minst schadelijk voor het object, het meeste resultaat zouden kunnen genereren en praktisch uitvoerbaar zijn. Met de conditiebeschrijving zijn de schades in kaart gebracht en kunnen de locaties van monstername voor de technologische onderzoeken bepaald worden. Omdat het object in het depot van het Allard Pierson museum zal blijven tot de tentoonstelling, vervallen enkele in de literatuur genoemde opties zoals röntgen fotografie en zullen voor enkele andere analyses kleine monsters genomen worden.

Voor de technologische analyses zullen verschillende monsters bekeken worden met een doorlichtmicroscoop. De technologische analyses zijn uitgevoerd door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Het betreft Hoge prestatie vloeistofchromatografie (HPLC),

Scanning elektronenmicroscopie met daaraan gekoppeld energie dispersieve

röntgenspectrometrie (SEM-EDS), Microfading en Gaschromatografie-massaspectrometrie (GC-MS).

4.1. HPLC

Een kleuronderzoek is reeds uitgevoerd door Art Ness Proaño Gaibor (RCE); vanuit de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) in opdracht van het Rijksmuseum voor het Allard Pierson Museum. Hierbij zijn 14 monsters van verschillende kleuren onderzocht.70 Het doel van dit onderzoek was om de verschillende kleurstoffen te identificeren, de toegepaste verf en technieken te onderzoeken en te kijken wat deze resultaten kunnen zeggen over de conditie van het object. Deze onderzoeken moeten bijdragen aan de interpretatie en preventieve conservering van de objecten.71

Kleurstofanalyse is de sleutel tot de informatie over kleurtechnologie, de handel in

kleurstoffen, de uitstraling, waarde van de kleur.72 De oorspronkelijke kleur hangt niet alleen af van de gebruikte kleurstof maar ook van de concentratie en van de gebruikte beits. Een beitsstof geeft niet alleen een betere hechting van de kleurstof aan de vezel. Door het gebruik van verschillende beitsstoffen kunnen verschillende kleurafwijkingen gecreëerd worden. De identificatie van kleurstoffen in archeologische objecten heeft als doel een object in de tijd te plaatsen of de herkomst te herleiden. Dit is echter vaak lastig omdat veel bekende

kleurstoffen, zoals meekrap, indigo en wede, al zeer lang gebruikt werden en wijd verspreid zijn.73

70 Deze HPLC analyse is uitgevoerd in combinatie met SEM-EDS analyse 71 Ness Proaño Gaibor en Joosten, 2016, ongepubliceerd

72 Gleba, 2011, 11

(36)

Voor dit onderzoek zou HPLC een goede mogelijkheid zijn om de verschillende organische kleurstoffen te analyseren.

Om te onderzoeken of de aangebrachte decoraties in dezelfde tijd zijn vervaardigd als de tuniek zal als aanvulling op het kleuronderzoek een analyse uitgevoerd worden op het rode naaigaren (Voor de aanvraag zie bijlage II).

4.1.1. Methode

Voor het analyseren van de kleurstoffen is er gebruik gemaakt van Hoge prestatie vloeistofchromatografie (HPLC) met een Photodiode array detector (PDA).74

Kleurstofcomponenten die oplosbaar zijn in water en/of organische oplosmiddelen kunnen hiermee van elkaar gescheiden worden.75 Zo kan achterhaald worden welke stoffen er gebruikt zijn.

De extractie van de kleurstoffen vond plaats in twee stappen. Eerst werden de kleurstoffen geëxtraheerd van de vezel met dimethylsulfoxide, DMSO. Een tweede extractie met twee delen van 35% zoutzuur (HCl), een deel gedeïoniseerd water en een deel methanol, werd uitgevoerd om eventueel resterende kleurstoffen van de vezel te extraheren.76 Het

geëxtraheerde monster werd geïnjecteerd in een BEH (Ethylene Bridged Hybrid) kolom met pre-filter.

Een ultraviolet visuele photodiode straal (λ200nm- λ800nm) detector is gebruikt om de golflengtes van de kleurstoffen te absorberen.

De identificatie van de kleuren vond plaats door de resultaten te vergelijken met de RCE-UPLC-Formic-Acid-Colorant-Reference-Library (222 vermeldingen, juni 2016) van een gedeelte van de RCE referentie collectie (10228 vermeldingen, juni 2016).77

4.2. SEM – EDX

De structuur van de vezels kan met een driedimensionaal beeld worden onderzocht. Schubben van wol kunnen op deze manier goed bekeken worden en eventueel kan onderscheid gemaakt worden tussen de verschillende haarsoorten. In de literatuur wordt veel gesproken over de invoer van andere schapensoorten in Egypte en dat de wol-kwaliteit verbetert, maar of het hier om schaap gaat of misschien wel om kameel zal met SEM-EDX verder onderzocht worden.78

De wol gebruikt voor de tuniek is geverfd. Om sommige natuurlijke kleurstoffen goed aan textiel te laten hechten werden de vezels eerst gebeitst. Dit gebeurde door de textiel onder te dompelen in oplossingen van metaalzouten zoals aluin en ijzersulfaat. De elementen (Z > 4) in deze metaalzouten kunnen door middel van SEM-EDX worden aangetoond mits ze in voldoende mate aanwezig zijn.79 Problematisch hieraan is dat archeologisch textiel/ monsters vaak dusdanig verontreinigd zijn dat de bepaling van de beitsstof niet mogelijk is. 80

74 Waters ACQUITY UPLC System H-Class

75 Van Bommel, 2003, 43; Abdel-Kareem en El-Nagar, 2005, 14; Wouters, 1993, 55-56

76 Dit resterende monster wordt ca. vijf minuten ‘au bain-marie’ verwarmd in een bad van 100°C. Het zoutzuur

wordt er vervolgens voor 10 minuten af gedampt door er stikstof langs te blazen. Daarna wordt de DMSO-fractie, die apart werd gehouden, toegevoegd aan de oplossing. Deze nieuwe oplossing is voor 5 minuten gemengd.

77 Ness Proaño Gaibor en Joosten, 2016, ongepubliceerd 78 Lopes Cardozo en Zijderveld, 1982, 10

79 Joosten, 2003, 72 80 Van Bommel, 2003, 43

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In de eerste plaats moet het vaccin ervoor zorgen dat de dieren niet meer ziek worden, legt Bianchi uit, maar ook moet duidelijk worden of het virus zich via de ge

Bovendien kan een toevertrouwd belang volgens de memorie van toelichting niet alleen zijn gelegen in rechtstreeks uit de wet verkregen taken, maar even- eens in

1 tracht door een analyse van de centrale categorie van de sociologie, namelijk het positionele handelen, vast te stellen wat de oorzaken ' van het conflict zijn en in welke

The research was based on the literature study on available management models and a literature search on the needs on managerial issues of Heads of Department of medical schools

A microgrid is an electric power system consisting of distributed energy resources (DER), which may include control systems, distributed generation (DG) and/or distributed

Maatregel Om de aanvoercapaciteit van zoetwater voor West-Nederland te vergroten wordt gefaseerd de capaciteit van de KWA via zowel Gouda als Bodegraven uitgebreid.. Dit

Two specific topics were studied: the total inpatient antibiotic use per year (2010 to 2015) and antibiotic prescriptions for two important infectious discharge diagnoses on

This paper therefore demonstrates the relevance and need for applied general equilibrium (AGE) models to be completed and extended through an integration with tourism satellite