• No results found

Zij zullen gelijkerwijs op hetzelfde register aanteekening houden van de

gevangenen die ontslagen of naar elders

overgebracht worden, met vermelding van

de autoriteit die daartoe last gegeven heeft.

54« —

Van al hetgeen te dieu aanzien voor-valt geven zij dagelijks kennis aan den Regent, gelijk mede op de hoofdplaatsen der residentiën aan den Resident, en op die der residentie-afdeelingen aan den Assistent-Resident.

[Artikel 7 0 ] .

De Regenten hebben het toezicht over alle de gevangenissen in hun regentschap;

zij zijn gehouden die nu en dan te be-zoeken, en van hunne bevinding aan den Resident verslag te geven.

[Stbld. 1892 N o . 81-].

Heeft goedgevonden en verstaan : Artikel 1 enz.

Artikel 2. a. De rechtskundige Voor-zitters der Landraden op J a va en Madoe-ra zijn verplicht de landsgevangenissen voor Inlanders en met dezen gelijkgestel-den, binnen hun ressort gelegen, minstens éénmaal in de drie maanden te inspee-teeren, telkens van hunne bevinding pro-ces-verbaal op te maken en daarvan af-schriften te zenden aan den Resident, den Procureur-Generaal en den Directeur van Justitie.

De in de vorige alinea bedoelde inspec-tie wordt gebonden :

te Soerakarta en te Djokdjakarta, min-stens eenmaal in de zes maanden, dooi-den rechtskundigen Voorzitter van dooi-den Landraad te Semarang; te Bavvean door dien te Soerabaja, en te Banjoewangi door dien te Besoeki, telkens wanneer zij in hunne functie als rechter daar ter plaat-se aanwezig zijn.

h. I n de bezittingen buiten Java en

55 —

Madoera geschiedt de voorschreven in-spectie -door de Voorzitters der Landra-den, Eapats of Proatins, op hunne stand-plaats minstens éénmaal in de zes maan-den en elders binnen hun ressort min-stens éénmaal 's jaars.

Van liet proces-verbaal van bevinding worden afschriften gezonden aan het Hoofd van Gewestelijk Bestuur [tenzij dit zelf de inspectie heeft gehouden], den Procu-reur-Generaal en den Directeur van Justitie.

[Stbld. 1894 No. 2 6 4 ] .

Heeft goedgevonden en verstaan : Tusschen het eerste en tweede lid van

§ b. van artikel I I der Ordonnantie van 26 Maart 1892 [Stbld. N o . 84] wordt eene alinea gevoegd van den volgenden inhoud :

„ W a a r de Voorzitter een rechterlijk ambtenaar is, wordt echter door dezen buiten de plaats, waar een door hem voor-gezeten Landraad gevestigd is, slechts in-spectie gehouden, wanneer hij die plaat-sen in zijue functie van rechter bezoekt, en over andere gevangenissen niet dan wanneer deze daartoe door den Directeur van Justitie zijn aangewezen".

[Stbld. 1871 N o . 78].

Heeft goedgevonden en verstaan : I. Krachtens de machtiging des Konings

in art. 11 van het Wetboek van Straf-recht voorde Europeanen [Stbld 1866 No. 55] vervat, wordt ingetrokken de door Kommissarissen-Generaal bij be-sluit van 10 Januari 1819 No. 6 [Stbld.

No. 20] vastgestelde Instructie voor de Cipiers bij het Hoog-Gerechtshof

van-56 —

en de Kaden van Justitie in Neder-landscli-Indië.

I I . W o r d t vastgesteld liet volgend Regle-ment van Orde en Tucht onder de ge-vangenen in Nederlandscli-Indië en tot voorloopige regeling van hunnen arbeid.

'REGLEMENT van orde en tucht onder de gevangenen in Neder landsck-In-diè en tot voorloopige regeling van hunnen arbeid.

I Algemeene bepalingen.

Art. 1. Alle gebouwen, opliet oogen-blik in Nederlandsch-Indië als gevange-nis gebezigd, blijven voorloopig die be-stemming behouden.

Art. 2. Behoudens de bepaling van het tweede lid van art. 36 L van het Re-glement op de strafvordering voor de Raden van Justitie op Java en het Hoog-Gerechtshof van Nederlandsch-Indië, wor-den in de gevangenissen steeds ten streng-ste afgezonderd :

a. Inlanders en Europeanen /;. vrouwen en mannen

e. militairen en burgerpersonen.

d. veroordeelden tot de straffen van k r u i -wagen, tuchthuis of dwangarbeid in den ketting en alle andere gevangenen.

Art. 3. Behoudens het voorschrift van artikel 362 van het Reglement op de strafvordering voor de Raden van J u s t i -tie op Java en het IIoog-Gerechtshof van Nederlandseh-lndic, wordt in iedere ge-vangenis een register aangehouden van alle daarin opgenomene personeu.

Dit register wordt in zoovele

onder— 57

-deelen gesplitst als zich verschillende ca-tegoriëa van gevangenen in de gevange-nis bevinden.

Indien de Cipier buiten staat is het register te houden, wordt dat gedaan door een hiertoe door het Hoofd van Gewes-telijk Bestuur aan te wijzen persoon.

Art. 4. De met het toezicht over de gevangenissen belaste ambtenaren kunnen zich de registers ten allen tijde doen voorleggen.

Art. 5. De Cipiers mogen in de ge-vangenissen niemand opnemen of houden dan uit kracht van een vonnis, een be-velschrift of eene beschikking, daartoe door de bevoegde autoriteit uitgevaardigd en zonder dat zoodanig stuk in zijn re-gister is ingeschreven.

Zij zijn verplicht de uiterste zorg te dragen, dat de gevangenen, zoodra hun straftijd verkregen is, in vrijheid gesteld worden en, bijaldien omtrent het tijdstip, waarop de invrijheidstelling behoort te geschieden, eenige twijfel mocht bestaan, zich tijdig dienaangaande tot den betrok-ken ambtenaar van het openbaar Minis-terie te wenden.

Met uitzondering van het geval, bedoeld in de vorige alinea van dit artikel, mo-gen zij niemand uit de gevanmo-genis ont-slaan dan op schriftelijk bevel van de daartoe bevoegde autoriteit.

Art. G. Ieder is bij zijne opneming in de gevangenis verplicht zich te baden en te reinigen.

Onderwijl wordt onderzocht of in de medegebrachte kleederen ook voorwerpen

aanwezig zijn, die met liet oog op orde, tucht en veiligheid, niet aan eenen ge-vangene kunnen worden gelaten.

Met deze voorwerpen wordt gehandeld zooals in art. 8 is voorgeschreven.

Art. 7. Waar voor den dienst der ge-vangenis een geneeskundige aanwezig is, wordt de gevangene zoo spoedig moge-lijk na zijne opneming geneeskundig on-derzocht.

Waar geen geneeskundige aan den ge-vangenisdienst verbonden is, geeft de Ci-pier of de voor het toezicht in de ge-vangenis aangewezen persoon, wanneer hij vermeent dat de nieuw opgenomen ge-vangene geneeskundige verpleging behoeft, daarvan onmiddellijk kennis aan het Hoofd van Plaatselijk Bestuur.

Bij vermoeden dat de gevangene aan eene besmettelijke ziekte lijdende is, wordt hij, in afwachting van geneeskundig on-derzoek, onmiddellijk afgezonderd.

Art. 8. De door den gevangene me-degebrachte goederen worden, voor zoo-verre hij die niet voor zijne kleeding be-hoeft, bij zijne opneming in de gevan-genis geregistreerd.

Hem, die tot de straf van kruiwagen, tuchthuis of dwangarbeid in den ketting is veroordeeld, worden die goederen tij-dens zijnen straftijd niet teruggegeven;

omtrent andere veroordeelden kan het plaatselijk bestuur naar bevind van za-ken beschikza-ken.

Toorloopig aangehoudenen kunnen h u n -ne goederen behouden.

'Nogtans mogen evenmin in hun bezit

59 —

als in dat van andere gevangenen worden gelaten scherpe werktuigen, vergift, opium, sterke drank, geld, preciosa en verder alle zoodanige zaken, die door liet Hoofd van Plaatselijk Bestuur gevaarlijk of met de orde en tucht strijdig wordt geacht.

Van de goederen, die, ingevolge de palingen van dit artikel, niet in het be-zit van den gevangene wordt gelaten, wordt hem een door den Cipier of anderen met het toezicht in de gevangenis belasten ambtenaar opgemaakt eu onderteekend reçu uitgereikt.

Een door den gevangene voor juist ge-teekend of van zijn merk voorzien du-plicaat daarvan zendt de bedoelde amb-tenaar aan het Hoofd van Plaatselijk Be-stuur, dat alsdan, naarmate van de waar-de waar-der goewaar-deren, beslist of zij ter griffie van de gevangenis of wel geheel of ge-deeltelijk ten zijnen burele bewaard zul-len worden.

Art. 9. Alle tot straf veroordeelden zijn tot arbeid verplicht.

Art. 10. Voor alle werkzaamheden ten behoeve der gevangenis worden, zooveel mogelijk, gevangenen gebezigd ; gegijzel-den en voorloopig aangehougegijzel-denen echter moffen daartoe niet worden a-edwomren.

Art. 1 1 . Behalve tot de bij het vori-ge artikel vermelde werkzaamheden, wor-den de niet tot dwangarbeid of ten ar-beidstelling aan de openbare werken ver-wezene veroordeelden gebezigd tot het schoen- en kleermaken, timmermanswerk, metselwerk, het vervaardigen van

goenie-60 —

zakken, rottiiigwerk, vlechtwerk en der-gelijken, alsmede tot schrijf- en teekeuwerk.

De zwaarste arbeid wordt opgelegd aan lien, die tot tuchthuis- of kruiwagen-straf zijn veroordeeld, de lichtste aan ken, die slechts een korte gevangenisstraf be-hoeven te ondergaan.

Met inachtneming van dezeu regel be-palen de Hoofden van Gewestelijk Be-stuur, onder nadere goedkeuring van den

"Directeur van Justitie, voor de binnen hun Gewest gelegen gevangenissen, naar-mate der plaatselijke omstandigheden, wel-ke soort of soorten van de opgesomde werkzaamheden in elke gevangenis zullen worden verricht en aan welke categoriën van veroordeelden ze zullen worden opgelegd.

Art. 12. Onder opzicht en in opvol-ging der bevelen van de betrokkene Hoof-den van Plaatselijk Bestuur, zijn in 's Lands gevangenis te Soerabaja de Directeur, el-ders de Cipiers met de verdeeling van den arbeid en de regeling naar omstan-digheden van de aan iederen veroordeel-de op te leggen taak belast.

Waar de werkzaamheden gezamenlijk verricht worden, is de werktijd van ver-oordeelden tot tuchthuis en kruiwagen-straf van 6 1 /2 tot l l1^ uur des morgens en van l1^ tot 5*/2 uur des namiddags, van veroordeelden tot gevangenisstraf van ß i /9 tot I D / 2 UU1' d e s morgens en van 2 tot 51/2 u u r des namiddags.

Art. 1 3 . De bij art. 11 bedoelde ar-beid der veroordeelden wordt zooveel mo-gelijk dienstbaar gemaakt aan de behoef-ten van 's Lands Civiele en Militaire

61 —

Departementen van Algemeen Bestuur ;