• No results found

Zij worden buiten volstrekte noodzake- noodzake-lijkheid niet bij instellingen of

autori-teiten gedetacheerd.

Art. 15. De tot dwangarbeid en tot ten arbeidstelling aan de openbare wer-ken veroordeelden worden aan het werk gesteld des voormiddags van half zeven tot elf ure en des namiddags van een tot half zes ure, de tijd benoodigd om zich van en naar het werk te begeven daaronder gerekend.

5

62 —

Het Hoofd van Plaatselijk Bestuur of, waar dwangarbeiders voor een bepaald werk zijn aangewezen, de ambtenaar be-last met dit werk, is, na zieh dienaan-gaande met liet Hoofd van Plaatselijk Be-stuur te hebben verstaan, bevoegd in bui-tengewone omstandigheden de dwangar-beiders ook op andere uren werkzaam te stellen.

De rusttijd van elf tot een u u r moet, buiten volstrekte onmogelijkheid, op- of bij de werkplaats worden doorgebracht.

Over de dwangarbeiders en ten arbeid-gestelden worden mandoers aangesteld, zoo-veel mogelijk, gekozen uit de veroordeel-den tot dwangarbeid, die zich door een voortgezet goed gedrag, gepaard aan de overigens vereischte geschiktheid, daartoe aanbevelen, en aan wie daarvoor een ze-ker loon zal worden toegekend.

De mandoers begeleiden hen naar het werk en geleiden hen van daar terug naar de gevangenis.

Zooveel mogelijk wordt aan elke ploeg dwangarbeiders en ten arbeidgestelden ee-ne bepaalde taak aangewezen, die door de mandoers onder hen wordt verdeeld.

Zoowel bij de aanwijzing dier taak als bij hare verdeeling worden de aard van het werk, de sekse, leeftijd, kracht en ge-schiktheid der dwangarbeiders in aanmer-king genomen ; de ambtenaren onder wier leiding de arbeid volbracht wordt, zijn verplicht zich van de juistheid en billijk-heid dezer verdeeling te vergewissen.

De mandoers zorgen, dat ieder zijn taak afwerkt en brengen, wanneer dit niet geschied is, daarvan des avonds mondeling

63

rapport uit aan den ambtenaar, die het toezicht in de gevangenis voert.

Dene stelt, zoo noodig, onmiddellijk een onderzoek in en zendt den volgenden och-tend vroegtijdig aan het Hoofd van Plaat-selijk Bestuur een schriftelijk bericht in omtrent de bij hem door de mandoers ingebrachte klachten, met vermelding van den uitslag van zijn onderzoek en zijne meening over de afdoening.

Behalve in geval van overmacht zijn de mandoers aansprakelijk voor ontvluch-ten en voor alle ongeregeldheden, welke door de veroordeelden, zoolang deze on-der hun toezicht staan, mochten worden gepleegd ; wanneer zij zich daardoor niet aan misdrijf hebben schuldig gemaakt, kunnen zij te dier zake worden gestraft met een der politie-straffen.

De voorschriften van dit artikel zijn met opzicht tot de tot dwangarbeid ver-oordeelden, die aan door het Gouverne-ment bepaaldelijk aangewezene inrichtin-gen en aut riteiten zijn toegevoegd, alleen in zooverre toepasselijk, als bestaanbaar is met den door hen te verrichten arbeid en de regelen der inrichting.

Art. 16. Buiten dringende noodzake-lijkheid, ter beoordeeling van het Hoofd

van Plaatselijk Bestuur, mogen de ver-oordeelden, behalve voor de werkzaam-heden, die het dagelijks schoon houden der gevangenis betreffen, niet tegen hunnen wil te werk worden gesteld op Zondag, 's Kouings verjaardag en den nieuwjaars-dag van hunnen Landaard ; Europeanen mede niet op de algemeene Christelijke feestdagen.

64 —

Art. 17. De voorloopig gevangenen en veroordeelden mogen, — de lautsten durende den tijd, in welken zij niet ge-dwongen behoeven te arbeiden — naar ver-kiezing zoodanigen arbeid verrichten als door het Hoofd van Plaatselijk Bestuur niet wordt geacht in strijd te zijn met de veiligheid en goede orde.

Zij mogen het op die wijze verdiende geld niet zelf ontvangen ; het wordt af-gedragen aan den Cipier of ambtenaar, be-doeld bij art. 40, die verplicht is het ten hunnen behoeve te bewaren en daarvan rekening te houden.

Art. 18. Voorloopig blijven de aan de gevangenen van Landswege te verstrekken voeding, kleeding, ligging, sirih, tabaks-en sirih-geld op dtabaks-en tegtabaks-enwoordigtabaks-en voet geregeld, echter kan bij de verstrekking van kleeding buitengewone slijtage in aanmerking gebracht worden.

Art. 19. De gevangenen kunnen, be-halve aan hen, die daartoe door hunne betrekking verplicht of gerechtigd zijn, zooals Godsdienstleeraars enz., bezoek ont-vangen van hunne betrekkingen of vrien-den.

Deze worden daartoe alleen toegelaten op eene schriftelijke vergunning, afgege-ven voor de voorloopig gevangenen, die voor eene Europeesehe Rechtbank terecht staan, door den Ambtenaar bij het open-baar Ministerie bij de Rechtbank, voor welke de zaak in eersten aanleg aanhan-gig is, of wel, zoolang de zaak in ge-rechtelijke constructie is, door den Rech-ter — [Raadsheer] Commissaris, die met

65 —

de instructie is belast; voor alle overige gevangenen door het Hoofd van Plaatse-lijk Bestuur. y?

De verleende schriftelijke vergunning wordt bij het bezoek aan den Ambtenaar, met het toezicht in de gevangenis belast afgegeven.

De ambtenaar door wien vergunning tot het bezoek wordt verleend, is bevoegd om bij hen, die gevangenen komen be-zoeken, een onderzoek aan den lijve te doen instellen of zij ook van contrabande zijn voorzien.

Art. 20. Zooveel mogelijk worden in iedere gevangenis een of meerdere ver-trekken voor die bezoeken bestemd.

Art. 2 1 . De Ambtenaar, door wien de vergunning tot het bezoek verleend is, is bevoegd om schriftelijk te gelasten, dat onmiddellijk na clat bezoek de gevange-nis op nieuw gevisiteerd worde.

Hij is ook gerechtigd te bevelen, dat bij de zamenkomst een beambte der g e -vangenis tegenwoordig zij, zonder dat die echter het te voeren gesprek kunne hooren.

Geene vergunning tot bezoek wordt verleend, zoodra een gevangene in het be-lang van een gerechtelijk onderzoek bui-ten toegang is geplaatst.

Art. 22. De bezoeken kunnen geschie-den des voormiddags tussohen acht en elf, des namiddags tusschen drie en zes ure.

De gegijzelden en voorloopig aangehou-denen kunnen dagelijks bezoeken ontvan-gen ; de veroordeelden slechts des Zondags.

H e t Hoofd van Plaatselijk Bestuur is echter bevoegd naar bevind van zaken

nog bovendien éénmaal 's weeks vergun-ning tot bezoek van eenen veroordeelde te verleenen.

Bij het verleenen dier vergunning wordt zorg gedragen, dat de veroordeelde door het bezoek zoo min mogelijk aan den hem opgelegden arbeid worde onttrokken.

Art. 2 3 . Geeue voor gevangenen bestem-de of door bestem-dezen geschrevene brieven mo-gen aan hen worden afgegeven of voor hen verzonden, zonder dat die eerst zijn ter hand gesteld :

a. voor de gevangenen, die voor eene Europeesohe Rechtbank terecht staan, aan den Ambtenaar van het openbaar Ministerie bij de Rechtbank, voor welke de, zaak in eersten aanleg aanhangig is of wel, zoolang de zaak in gerechte-lijke instructie is, aan den Hechter — [Raadsheer] Commissaris, die met de instructie is belast.

b. voor alle anderen aan het Hoofd van Plaatselijk Bestuur.

Deze Ambtenaren zijn bevoegd, van den inhoud der brieven kennis te nemen en te beoordeelen of zij al of niet aan de gevangenen zullen afgegeven en voor hen verzonden worden.

De bepalingen van dit artikel zijn niet toepasselijk op gegijzelden.

Art. 24. Zooveel zulks slechts met eene goede bewaking vereenigbaar is, moe-ten alle gevangenen niet alleen in de legenheid gesteld, maar ook, tenzij hun ge-zondheidstoestand zulks verbiedt, verplicht worden zich te baden en eenigen tijd in de opene lucht te bewegen.

67 —

Voor de zindelijkheid der gevangenen wordt de meeste zorg gedragen.

Art. £5. Alle lokalen, waarin zich vangenen bevinden, moeten dagelijks ge-reinigd worden.

I n alle gebruikt wordende lokalen der gevangenis moet steeds goed en zuiver drinkwater voorhanden zijn.

Daar, waar men nog nachttonnen ge-bruikt, moeten die ten minste twee ma-len in de vier en twintig uren geledigd en gereinigd worden.

Art. 26. Dagelijks wordt naar de ge-zondheid der gevangenen onderzoek gedaan.

De Cipier geeft, zoo bij dit onderzoek gevangenen ziek worden bevonden, gelijk ook zoo gevangenen, onverschillig van welken landraad, zich ziek melden, daar-van onmiddellijk kennis aan den met den dienst in de gevangenis belasten genees-h e e r ; waar die ontbreekt aan genees-het Hoofd van Plaatselijk Bestuur.

Art. 27. Het Hoofd van Plaatselijk Bestuur zorgt in overleg met den genees-heer, met den dienst in de gevangenis belast, op de best m gelijke wijze voor de verpleging der zieken.

Die verpleging kan, naar gelang der omstandigheden, -in de gevangenis of in een hospitaal geschieden.

Waar geen geneesheer is, handelt het Hoofd van Plaatselijk Bestuur naar be-vind van zaken.

Art. 28. Indien een gevangene over-lijdt, wordt, behoudens het geval in het derde lid van dit artikel vermeld, het lijk van bestuurswege ter aarde besteld.

68

-Indien betrekkingen van eenen overle-den veroordeelde liet verlangen te ken-nen geven, om diens l i j k t e begraven, lean het Hoofd van Plaatselijk Bestuur dit hun daartoe afstaan, onder voorwaarde dat de begrafenis zonder eenige plechtigheid zal geschieden.

Het lijk van eenen gegijzelde of in voor-loopige hechtenis aangehoudene moet, zoo diens betrekkingen voor de begrafenis wil-len zorgen, hnn zonder eenig voorbehoud worden overgegeven.

Art. 29. De Cipier houdt in tegen-woordigheid van het Hoofd van Plaatse-lijk Bestuur of van iemand, daartoe door dezen te benoemen, afrekening met den ontslagen gevangene van de bij diens opneming in de gevangenis afgegevene goederen en waarden en van de door hem verdieude gelden.

]\Ta gedane afrekening wordt door den Ambtenaar, die daarbij tegenwoordig is, den gevangene afgevraagd of hij nog iets te vorderen heeft, en van het antwoord evenals van de afrekening aanteekening gehouden op het register.

Die aanteekening wordt door den ont-slagen gevangene van zijne handteekening voorzien; indien hij echter niet schrijven kan, wordt zulks vermeld ; in beide ge-vallen wordt de aanteekening ook door den Ambtenaar, in wiens tegenwoordig-heid de afrekening geschiedt, onderteekend.

Hetzelfde geschiedt, wanneer een ge-vangene naar eene andere gevangenis wordt overgebracht.

I n dit geval worden hem echter noch

69 —

goederen, noch waarden, noch slot van rekening ter hand gesteld, maar dit alles, vergezeld van een uittreksel uit het re-gister door de zorg van het Plaatselijk Bestuur naar de plaats zijner bestemming opgezonden, waar dit uittreksel weder in het register wordt ingeschreven.

I I . Bepalingen betreffende de verschil-lende categoriën van gevangenen.

Art. 30. Aan de gegijzelden en voor-loopig aangehoudenen wordt alles vergund wat met de orde in de gevangenis, h u n -ne bewaking en de voorschriften van dit reglement niet ouvereenigbaar is.

Zij kunnen, des verkiezende, voor eigen rekening in voeding en ligging voorzien en, met voorkennis van het Plaatselijk Bestuur en met inachtneming van het bepaalde bij het eerste lid van dit artikel, door tusschenkomst van de gevangenbe-waarders alles ontvangen of laten ontbie-den wat tot verzachting van h u n lot kan strekken.

Kleeding wordt aan deze gevangenen niet verstrekt, ten ware zij onmogelijk daarin zelve kunnen voorzien: alsdan is zij gelijk aan die der tot gevangenisstraf veroordeelden.

Art. 3 1 . De aan tot gevangenisstraf veroordeelden op te leggen werkzaamhe-den moet steeds met het oog op hunnen vorigen levensloop worden geregeld.

De Hoofden van Plaatselijk Bestuur hebben de bevoegdheid, zoo gevangenen dezer categorie zulks wensehen en de loka-liteit het toelaat, te gelasten, dat zij van de anderen afgezonderd worden gehouden,

70 —

Art. 32. Allen, die tot langer dan een jaar gevangenisstraf zijn veroordeeld, moeten de voor deze klasse vastgestelde kleeding dragen.

Aan de voor korteren tijd veroordeel-den kan het dragen hunner eigene klee-ding worden toegestaan.

Aan alle tot gevangenisstraf veroordeel-den is het geoorloofd zich voor eigen reke-ning van onderkleederen en eenig meer-der beddengoed te voorzien.

Art. 3 3 . Alle tot gevangenisstraf, dwangarbeid buiten den ketting' of ten arbeid stelling aan de. publieke werken ver-oordeelden mogen zieh, hetzij uit eigen fondsen, hetzij door de hulp hunner be-trekkingen, verbetering in voeding en ver-snaperingen verschaffen.

Zulks mag echter alleen geschieden door tusschenkomst van den Cipier.

Hieronder zijn noch opium, noch ster-ke drank, noch wijn en bier begrepen, die niet mogen worden verstrekt dan op schriftelijken last van een geneesheer.

Art. 34. De tot kruiwagen, tuchthuis of dwangarbeid in- of buiten den ketting veroordeelden dragen eene bijzondere voor hen vastgestelde kleeding.

De tot dwangarbeid buiten den ketting veroordeelden mogen, hetzij uit eigen foud-sen, hetzij door de hulp van hunne be-trekkingen, door tusschenkomst van den Cipier verbetering van ligging en klee-ding genieten; de kleederen moeten ech-ter steeds zijn van dezelfde snede en kleur als hun van bestuurswege worden verstrekt.

71 —

Art. 3 5 . De tot kruiwagen, tuchthuis of dwangarbeid in den ketting veroordeel-den mogen noch in voeding, noch in lig-ging, noch in kleeding iets anders genieten dan h u n door de Begeering is toegelegd.

Hierop kan uitzondering worden ge-maakt bij hoogen ouderdom of ziekte op schriftelijke verklaring van een geneesheer.

Art. 36. Zooveel de beschikbare mid-delen zulks toelaten, wordt aan de ver-oordeelden tot ten arbeidstelling dezelfde kleeding verstrekt als aan de tot dwang-arbeid veroordeelden.

I I I . Over het beheer der gevangenissen.

Art. 37. Het algemeen beheer en op-pertoezicht der gevangenissen in Neder-landsch-Indië is opgedragen aan den Di-recteur van Justitie.

Behoudens de bevoegdheid aan h e t H o o g -Gerechtshof van Nederlandsch-Indië en de Baden van Justitie op Java bij titel X I X van het Beglement op de strafvor-dering en aan de Baden van Justitie in de bezittingen buiten Java en Madoera bij de betrekkelijke wettelijke voorschrif-ten en aan de Begenvoorschrif-ten. Hoofddjaksa's en Djaksa's bij de artikelen 70 en 64 van het Beglement op de Uitoefening der Politie, de Burgerlijke rechtspleging en de straf-vordering onder de Inlandsche en de daar-mede gelijkgestelde bevolking, met op-zicht tot de gevangenissen toegekend, is aan de Hoofden van Gewestelijk Bestuur het beheer en toezicht der gevangenissen in hun gewest opgedragen.

Zij kunnen zich in de afdeelingen

72 —

buiten die, waarin de gewestelijke be-stuurszetel gevestigd is, doen vervangen door de Hoofden van Plaatselijk Bestuur, en op de hoofdplaatsen van gewesten, waar Assistent-Residenten in het bijzonder voor de politie zijn bescheiden, ook door dezen.

Art. 38. In het bijzonder is aan de Hoof-den van Gewestelijk Bestuur liet toezicht opgedragen over de in hun gewest aan-wezige veroordeelden tot dwangarbeid, on-verschillig of die bij afzonderlijke inrich-tingen en autoriteiten werkzaam gesteld, dan wel geheel ter beschikking van het bestuur gebleven zijn.

Zij geven, na de Hoofden van Plaatse-lijk Bestuur en de inhtadsehe hoofdamb-tenaren dienaangaande gehoord te hebben, voorschriften omtrent de wijze, waarop de ter beschikking van het Bestuur geble-vene dwangarbeiders en de tot tenarbeid-stelliug aan de openbare; werken veroor-deelden het nuttigst werkzaam gesteld kunnen worden, zoowel ten bate van 's

"Lands schatkist, als tot ontlasting van de heerendienstpliehtige bevolking.

Zij zijn verplicht hierbij de voorschrif-ten van den Directeur van Justitie op te volgen en brengen aan dezen jaarlijks ter zake een verslag uit.

Art. 39. Zooveel mogelijk worden al-leen personen tot Cipier aangesteld, die met de eerste beginselen der cijferkunst bekend zijn en het Maleisch met Latijti-sche karakters lezen en schrijven kunnen.

Art. 40. Voor de gevangenissen bij welke geene Cipiers zijn aangesteld, wijzen

73 —

de Hoofden van Gewestelijk Bestuur de ambtenaren of beambten aan, die de dienst als zoodanig zullen waarnemen.

Overal, waar in dit reglement wordt gesproken van Cipiers, worden daarmede ook deze Ambtenaren of beambten be-doeld.

Art. 4 1 . De Hoofden van Gewestelijk en Plaatselijk Bestuur houden voortdurend toezicht op de handelingen van de Cipiers.

De Hoofden van Gewestelijk Bestuur zijn bevoegd, om voor hen een e instructie vast te stollen, mits niet strijdig met de bepalingen van dit reglement en met de door den Directeur van Justitie uitge-vaardigde voorschriften.

Ter verzekering hiervan zijn zij ver-plicht zulke instruction vóór de vaststel-ling aan het oordeel van den Directeur van Justitie te onderwerpen.

Hetzij bij de instructie, hetzij bij huis-houdelijk voorschrift bepalen zij, naar gelang der plaatselijke omstandigheden en der categoriën van gevangenen, op welk u u r alle vuur en licht in de gevangenis uitgedoofd moeten zijn.

De lichten, die in het belang der be-waking den ganschen nacht brandende blijven, zijn hieronder niet begrepen.

Art. 42. De Hoofden van Gewestelijk en Plaatselijk Bestuur zijn in het bijzon-der verplicht steeds toe te zien, dat de voorgeschreveue registers behoorlijk wor-den aangehouwor-den en evenzeer dat de Ci-piers behoorlijk rekening honden van de ten behoeve der gevangenen gedane ont-vangsten en uitgaven.

74

Art. 4 3 . De Cipiers of zij, die lien vervangen zijn verplicht de bevelen van de Hoofden van Gewestelijk en Plaatse-lijk Bestuur steeds stiptePlaatse-lijk op te volgen.

Daar waar veroordeelden, die zich be-vinden in de gevangenis, welke ouder hun toezicht is gesteld, gedwongen arbeid moe-ten verrichmoe-ten, zijn zij in de eerste plaats belast deze, ingevolge de van het Bestuur ontvangene bevelen, ten arbeid te stellen en hen daarbij te controleereu.

I n hunne dienstverrichtingen worden zij door het ondergeschikt personeel bijge-staan, dat hun stipte gehoorzaamheid ver-schuldigd is.

Art. 44. De Cipiers en hunne onder-geschikten moeten de a;evano-enen met menschlievendheid, maar tevens met ernst behandelen en zich buiten de belangen van den dienst zoo weinig mogelijk met hen inlaten.

Art. 4 5 . Zij zijn verplicht de gevange-nen, zoo die iets onbehoorlijks bedrijven, te waarschuwen en te vermanen; zij zijn echter niet gerechtigd tot het opleggen van straffen, maar moeten de plaats gehad hebbende ongeregeldheden binnen vier en twintig uren ter hennisse brengen aan het Hoofd van Plaatselijk Bestuur, dat hun als onmiddellijke Chef is aangewezen.

Art. 46. I n geval van feitelijk verzet en ernstige poging tot rustverstoring of ontvluchting zijn de Cipiers gerechtigd op hunne verantwoordelijkheid de daders of belhamels eenzaam op te sluiten en desnoods in de boeien te plaatsen.

75 —

Hiervan wordt onmiddellijk kennis ge-geven aan liet Hoofd van Plaatselijk Be-stuur.

Art. 4 7 . I n de gevangenissen, waarbij eene Militaire wacht is geplaatst, is deze verplicht den ambtenaar of beambte, op het oogenblik dat de hulp gevraagd wordt, als hoogste autoriteit in de gevangenis aanwezig, op diens aanvrage steeds den sterken arm te verleenen.

De verantwoordelijkheid berust dan bij hem, die de hulp der wacht heeft aange-vraagd.

Art. 4 8 . De consignes voor de bij de gevangenissen geplaatste Militaire wach-ten worden door den Plaatselijken Mili-tairen Commandant vastgesteld in overeen-stemming met het Hoofd van Gewestelijk Bestuur, onder wiens dadelijk beheer de gevangenis is gesteld, en door dien Com-mandant op de gebruikelijke wijze be-kend gemaakt.

Behoorlijk gelegaliseerde afschriften der betrekkelijke garnizoensorders moeten steeds in de gevangenis aanwezig zijn.

Art 49. He Cipiers mogen onder geen voorwendsel van de gevangenen of hunne vrienden en betrekkingen het een of an-der teil geschenke ontvangen of wel in leen nemen.

Art. 50. Alle gevangenen zonder on-derscheid zijn verplicht zich voortdurend rustig te gedragen.

Niet alleen eigenlijke ongeregeldheden, maar alle rumoer en gedruisch, alles wat tot wanorde of aanstoot kan aanleiding geven, is verboden.

76 —

Art'. 5 1 . De Hoofden van Gewestelijk en Plaatselijk Bestuur hebben het recht de gevang-enen, wegens schending der orde en tncht, te straffen voor zooverre het ge-pleegde disciplinaire vergrijp niet als mis-drijf cf overtreding moetwordenaangemerkt.

Deze straffen worden opgelegd na

Deze straffen worden opgelegd na