• No results found

Terecht en ten onrechte

3. zelfstandige naamwoorden

De oude -e in de derde naamval mannelijk en onzijdig enkelvoud vindt u terug in uitdrukkingen als: van koninklijken bloede, in geschrifte, in arren moede. Het woord is dan zo apart geworden dat u geen fouten meer kunt maken

Veel komt nog voor, bijzonder in geschreven taal, die 's als teken voor de tweede naamval. Vooral bij eigennamen (Keesjes verhaal), bij namen die dienst doen als eigennaam (buurmans regenton), bij namen die een familiebetrekking aanduiden

(vaders werk, tantes verjaardag). U ziet aan tantes verjaardag en moeders pappot

dat de -s geen voorrecht is van mannen. Maak het niet te bont en schrijf niets: mijns

vaders werk. U durft ik blijf bij mijner moeders pappot toch ook niet aan! Beschouw mijn vader e.d. als een eenheid die de -s krijgt: mijn vaders werk. Natuurlijker zou

zijn het werk van mijn vader (of: mijn vader z'n werk, maar dit wordt nu oud liedje). De bekende afkorting H.M. Kruiser De Ruyter moet worden gelezen als Hare

Majesteits Kruiser De Ruyter. Onaanvaardbaar is Harer Majesteits; het betreft hier

ge-stileerde taal, de verbinding hare majesteit moet men als een eenheid beschouwen. De -s schrijft men vast aan majesteit.

De spelling van deze -s-combinaties levert soms enige moelijkheden. Er zijn gelukkig regels voor. Drie gevallen:

Keesjes verhaal, Jans gezeur;

het gewone:

Anna's leven, Breda's burgemeester;

het buiten-gewone:

Max' verjaardag, Kees' verzoek.

het zonderlinge:

Goede spellinggidsen kunnen u meer bijzonderheden geven. Achternamen in merken, fabrieksnamen e.d. schijnen zich een eigen schrijfwijze te permitteren: Droste's

cacao, De Gruyter's winkels, Verkade's beschuit. Wellicht wil men, aldus spellende,

de eigennaam in het schrift apart houden. Houdt u van spellingfoefjes, dan moet u eens een novelle schrijven over de verloving van Kees en Kee. U schrijft dan over

Kees' liefde en Kee's (of Kees?) liefde.

In de Latijnse spraakkunst wordt onderscheid gemaakt tussen een tweede naamval van het onderwerp (de liefde van de man = de man bemint) en de tweede naamval van het voorwerp (de liefde tot de man = de man wordt bemind). De Latijnen kenden hierbij wel verschil in betekenis, maar niet in vorm. Er bestaat geen aanleiding om in het Nederlands de tweede naamval des, der of de omschrijving met van de te reserveren voor het onderwerp. M.a.w. het lezen der (van de) boeken is even goed als het lezen der (van de) kinderen. De kwestie is erg theoretisch. Zoals zo dikwijls, wordt door de omgeving van de zin, door de situatie verwarring vrijwel altijd uitgesloten.

Wie zal in een normaal verhaal niet weten wat er bedoeld wordt met het vonnissen

van de rechters en het ophangen van de boeven?

Een schrijver die verwarring vreest, heeft middelen

genoeg ter verhindering daarvan. Hangen de boeven (daar zijn ze boef voor) de rechters op, dan kan hij ons het schokkende relaas doen over het ophangen van de

rechters door de boeven. Zoals het inhouden van de loonbelasting door de werkgever.

Naast de tweede naamval met -s bestond er ook een op -en, en wel bij sommige mannelijke persoonsnamen (de graaf - des graven, de paus - des pausen), bij mannelijke persoonsnamen op -e (de bediende - des bedienden), bij één onzijdig woord, n.l. hart (wat op 's harten grond leit..) en bij een paar vrouwelijke woorden die u kunt ontmoeten in Vrouwenparochie, Mariëndal, Geertruidenberg.

In woorden als heldendaad, pausenwoord, mensenwerk en koningszoon, adelsbrief ziet u dat de oorspronkelijke tweede naamval is opgenomen in een samenstelling. De uitgangen -en en -s gaan dan dienst doen als tussenklank; men merkt dan geen verschil meer tussen uienteelt (teelt van uien, meervoud) en heldenmoed (moed van een held, enkelvoud). Zo glijden we ongemerkt naar het spiegelgladde veld van de tussenklanken.

4. tussenklanken

Geen regel waar men zo de lachers mee op zijn hand kan krijgen, als de regel over de tussenklank -e(n)- in samenstellingen. Wat een wilde boel: mierenhoop (één beest maakt zo'n hoop niet), miereëi (één ei, één legster), miereneter (dit vreemde beest eet ze in het meervoud), mierezuur (behoeft niet door vele mieren tegelijk te worden afgescheiden). Er zijn gemakkelijk nog veel boeiender voorbeelden te vinden. Afgezaagd is langzamerhand geworden: bessensap (een fles vol) bessesap (van één bes).

Ik kan de regel heus niet zo lachwekkend vinden. Als het eerste lid noodzakelijk de gedachte aan een meervoud opwekt (boekenkast) of als het eerste lid een

is (heldendaad) die niet een bepaalde vrouwelijke persoon aanduidt (dus koninginnedag tegenover weduwenpensioen), wordt de tussenklank met -en-geschreven, anders met -e-; bij gerechtvaardigde twijfel schrijf ik een -e-; daarmee voel ik met veiligst. De regel die de oude spelling van De Vries en Te Winkel ons bood, was een stuk ingewikkelder!

Onze voorouders zijn met de vervaardiging van dergelijke samenstellingen niet logisch geweest: tandarts (hij zorgt voor meer dan één tand), dierkunde (kennis van meer dan één dier), boekwinkel (daarin is meer dan één boek te koop), kleuterschool enz. Ik kan de gedachte niet van me af zetten dat ter ordening van de -e(n)- kwestie een pijnlijke operatie heilzaam zou zijn geweest: altijd -e-! De krullebol was dan niet minder geweest dan de krullenjongen, de schapekaas niet minder dan de

schapenfokker; de sterrenkijker (hij die kijkt) was gelijk gemaakt aan de sterrekijker

(waardoor hij kijkt).

Over dergelijke woorden kunt u opwindende redetwisten houden: sigareas valt van één sigaar af, sigarenas vult de asbak als tien mannen de as van hun sigaar daarin hebben getikt. Flauw. Laten wij met deze dingen ons nu niet belachelijk maken.. Nogmaals, wie weet ware het wijzer geweest alleen maar de -e- voor te schrijven. Na korte tijd zou iedereen deze tussenletter volkomen normaal gevonden hebben. De Groningers, Friezen en Oostnederlanders, die de n zo liefkozen, hadden graag in het belang van het vaderland een offer gebracht en wij waren van het ergerlijke gekijf over het kranteknipsel van krantenpapier gelukkig bevrijd.

Zou men bij de vorige gevallen altijd een -e- wensen te schrijven, daar bij verreweg de meeste Nederlandstaligen

in zo'n woord geen -en-, maar een -e- wordt gehoord, bij de tussenklank -s- is de situatie, jammer genoeg, anders. We hóren namelijk duidelijk een -s-, bijvoorbeeld in gelukskind en stadsuurwerkmaker, óók in voorjaarszon, koopmansgenie.

Om de -s- in de laatste voorbeelden goed te beoordelen, moet u scherp luisteren. U zegt niet: ‘voorjaars-zon’ zoals ‘lente-zon’, maar ‘voorjaarson’; evenmin zegt u ‘koopmanzjenie’- zoals ‘een radio-zjenie’, maar ‘koopmansjenie’. Overal waar u zo'n -s- hoort, op de man af of langs een omweg, moet u de s schrijven; dat is de simpelste spelregel die u zich kunt voorstellen. Van huis uit kan zo'n -s- alles en nog wat zijn. Soms is er sprake van een oude tweede naamval -stervensmoed-, een koppeling - des konings zoon: de koningszoon -, een meervoud - meisjeslyceum -. Het verstandigste is, ook deze klank eenvoudigweg tussenklank te noemen.

Aarzelt u plotseling bij het schrijven - is het nu pensioenspremie of

pensioenpremie? is het nu tijdverschil of tijdsverschil? - en helpt het woordenboek

niet, dan kunt u het beste, dunkt me, de vorm zonder -s- nemen. Hoe meer

twijfel-s-woorden worden weggewerkt, des te beter. Wie een nieuw woord maakt, wete wat hij doet als hij daarin zo'n -s- plaatst! Uw nageslacht zit ermee. Vandaar dat de spellingcommissie, belast met de regeringsopdracht om in de spellingkwestie uitspraak te doen, ons niet verder heeft willen opschepen met moeilijke

spellingbeelden.

Wij zijn echter nog niet helemaal klaar met de norm van horen of niet horen. Als u een ‘rijtje’ kunt maken met woorden, moet een woord met een ongehoorde -s-dat daarin past, een geschreven -s- krijgen. Het schoolvoorbeeld is de dorpsstraat, die zijn -s- heeft te danken aan de dorpsburgemeester, de dorpskerk, het dorpsplein, de dorpsherberg en de dorpspastoor.