• No results found

betrekkelijke voornaamwoorden

Terecht en ten onrechte

2. betrekkelijke voornaamwoorden

Met de betrekkelijke voornamwoorden kan men nog keurige rijtjes met naamvallen maken. Er zijn veel vormen,

maar er heerst geen willekeur. Elke vorm luistert nauwkeurig naar de regels: de die's en de wie's, de dat's en de wat's kunt u niet straffeloos door elkaar smijten.

de mens(en) die hier loopt (lopen);

die

de mens(en) die ik zie;

degene(n) die hier loopt (lopen); de mens(en) wie ik dit geef;

wie

de mens(en) aan wie ik dit geef;

wie dit leest (lezen), is (zijn) gek;

de vrouw wier hart ik heb veroverd;

wier

de mensen wier leven ik bewonder; de man wiens werk ik ken;

wiens

het ei dat rot is;

dat

het ei dat ik eet;

het ei dat ik een deuk heb gegeven; alles wat hij zegt, is juist;

wat

datgene wat hij zegt, is juist;

wat hij zegt, is onjuist;

hij slaapt steeds, wat ik onjuist vind; het bed waarin ik slaap;

waarin,

de bedden waarin ik sliep;

waarmee

de wagen(s) waarmee ik reis. enz.

Zo'n overzicht ziet er niet zo vreeswekkend uit; er zijn in de praktijk (vooral van het schrijven) nogal wat wrijfpunten. Bijvoorbeeld de volgende.

a. Sommigen houden stijf vast aan een verouderde regel, die nooit in overeenstemming was met de werkelijkheid: die achter personen, welke achter zaken, dus de machinist

die zich had verslapen en de trein welke vertraging had. We moesten deze regel

maar definitief begraven. Schrijf de trein die, altijd, zonder blikken of blozen. Tezamen met welke mag u welks, welker en ook hetwelk, hetwelks

opruimen, tenzij u bent gesteld op een archaïsche stijl. Die die verbetert men soms in welke die: de lampen die die mensen gebruiken wordt dan de lampen welke die

mensen enz. Een kwestie van smaak. Zou u heus het tasje dat dat meisje heeft willen

veranderen in het tasje hetwelk dat meisje enz.? Welke kan nog diensten verrichten in een speciale soort verbindingen waarover u in d. iets kunt vinden.

b. Hetgeen is, dunkt me, niet verouderd. Het kan staan in de plaats van wat als dit woord wijst op de hele voorafgaande zin, bijvoorbeeld de prijzen zijn hoog en de

lonen zijn laag, hetgeen wijst op een verkeerde economie. Menigeen vindt dit hetgeen

mooier dan wat; wat apart is, bevalt nu eenmaal beter dan wat eentonig is.

c. Het valt op dat in de gesproken taal (óók van de keurig sprekenden) steeds meer veld wint het boek wat daar ligt, het huis wat ik wil kopen. Let maar eens op als er voor-de-vuist wordt gesproken! Een aanvaardbare verklaring kan ik voor dit gebruik niet geven. Misschien past de w-vorm goed in de rest: waarvan, waaraan. Misschien is het beperkt tot het ‘Hollands’. Hoe dan ook, het huis wat komt onverbiddelijk in het linker rijtje: ‘niet zo’; ‘maar zo’ blijft: het huis dat.

d. Bijvoeglijke bijzinnen zijn in de gesproken taal niet zo populair en zeker niet als de verbinding moeilijk wordt.

Ondergetekende was van februari 1957 tot augustus 1858 in actieve dienst, ter staving waarvan hij u de volgende documenten zendt. De bedoelde voorstellen van welker aanneming (of: van de aanneming waavan) de boogte van mijn inkomstenbelasting afhangt, zijn nog niet aan de orde gekomen.

De armband en het paarlensnoer, welke voorwerpen mij uit de nalatenschap toekomen, waren niet in de safe aanwezig.

Deze zinnen rieken naar de kanselarij met tinnen inktkokers en krassende

kroontjespennen. Het ge-air-conditionde kantoor, met zijn elektrische schrijfmachine in functionele kleuren, zou de voorkeur moeten geven aan:

Ik ben van.... in actieve dienst geweest. Ter staving daarvan zend ik enz. De bedoelde voorstellen zijn nog niet aan de orde gekomen. Van de aanneming daarvan hangt enz.

De armband en het paarlensnoer waren niet in de safe aanwezig. Deze voorwerpen komen enz.

e. Zoals zo dikwijls, hebben ook bij de betrekkelijke voornaamwoorden de wrijfpunten betrekking op de spanning tussen schrijftaaltraditie en normaal spreken. De regel zegt: de man waarmee ik correspondeer moet zijn de man met wie enz. en we houden ons daaraan.

Personen met wie, bij wie, op wie enz. maar zaken waarmee, waarbij, waarop. Deze regel is - u kunt het talloze malen rondom u waarnemen - niet in

overeenstemming met de normale gesproken taal. Eigenlijk zou men het meisje

waarop ik verliefd ben ook niet mogen goedkeuren, maar hier is geen schrijfuitweg

naar of wie... De regel is onuitroeibaar. Wat u ervan ook moge denken, zou u een verblinding als de Koningin waaraan dit kasteeltje is geschonken maar niet liever afkeuren?

Buitenlanders hebben met deze eigenaardigheid van het Nederlandse voorschrift en de Nederlandse werkelijkheid

de grootste last. Wij met buitenlandse voorschriften en werkelijkheden trouwens ook.. Het verwondert mij daarom niet, in een Nederlandse spraakkunst voor Engelsen (Teach yourself Dutch, London 1952, blz. 91) te lezen: ‘Hoe heet die Rus met wie je stond te praten?’ or ‘waarmee je stond te praten.’

Wiens en wier hoort men zelden of nooit in een gesprek.

Als we zo'n verbinding nodig hebben, is het die z'n en die d'r: de jongen die z'n

vader in België is...; jongens die d'r werk slordig is, krijgen een onvoldoende. Het

is de vraag of deze verbinding ooit in de greschreven taal wordt gesanctioneerd. Dat zij on-Nederlands is, kan niemand staande houden.