• No results found

3 Methode van onderzoek

4.3 Professionele cultuur en deskundigheid op de scholen

4.3.4 Wensen van leerkrachten

Tot slot is de leerkrachten gevraagd naar hun wensen en suggesties. Achterliggend idee is dat wensen aangeven welke uitdagingen gevoeld worden. Een ruime meerderheid van de

leerkrachten geeft aan dat zij zelf extra personele ondersteuning nodig hebben. Er is een grote behoefte aan meer personeel onder de leerkrachten, om werk en kennis te kunnen delen.

De behoefte aan meer personeel in de groepen is het grootst in de onderbouw en de middenbouw. Bijna de helft van de onderbouw en middenbouw leerkrachten geeft aan dat ze met twee bevoegde leerkrachten in de klas zouden willen werken om passend onderwijs te kunnen bieden. Ook meer uren voor de interne begeleiding en meer deskundigheid bij de interne begeleiding is een uitgesproken wens.

Verschillende leerkrachten geven aan dat ze desnoods twee groepen willen verdelen in twee combinatiegroepen (bijvoorbeeld groep 3 en 4, worden twee combinatiegroepen 3/4), zodat er meer ruimte ontstaat om kinderen op niveau in te delen en/of in verschillende groepen te plaatsen.

1 Werken met twee leerkrachten wordt gevoeld als noodzakelijk in de groepen1/2, minimaal voor de ochtenden.

• “Ik wil er een leerkracht bij hebben in de klas (groep 1/2), ik wil extra handen, ik wil kleinere

groepen, of weg met dat passend onderwijs.” (lk.12)

• “Twee leerkrachten op een groep, dat is kwaliteit. Als hier alle ochtenden één extra collega

zou rondlopen, dat zou heel goed zijn. De middagen kan je bij kleuters nog wel oplossen met samenspelen of met twee groepen tegelijk buiten spelen. Ik zou dus vijf dagen per week extra ondersteuning willen van een collega leerkracht. Die kun je inzetten voor kinderen die juist in een groep totaal niet functioneren, bijvoorbeeld zo’n jongetje dat af en toe ontploft. Dat hoeft van mij niet altijd buiten de groep te gebeuren. Dat kan ook in de groep.” (lk.10)

• “Gedragsleerlingen hebben steeds aandacht nodig. Daar liep ik dit jaar tegenaan.” (lk.3)

2 Meer sparren met collega’s en kennis uitwisselen, desnoods in combinatiegroepen.

Drie leerkrachten pleiten voor combinatieklassen, ook al weten ze dat die meer werk betekenen. Ze willen dolgraag een collega met wie ze kennis en ervaringen kunnen delen.

Daarnaast bieden combinatiegroepen voor kleinere scholen het voordeel dat kinderen met gedragsproblemen uit één leerjaar over twee verschillende groepen verdeeld kunnen worden.

“Inventariseren en delen van expertise vooral. We zitten te denken over combinatiegroepen,

zodat je een sparringpartner hebt om te discussiëren over de kinderen (....) Ik denk dat je met combinatiegroepen heel veel kan ondervangen. Het zal wel harder werken worden.” (lk.11)

“Dat overleggen daar heb ik toch wel vaak het meeste aan. Door de combinatie 4/5 en 5/6

werd dat overleg met mijn collega makkelijker. Wat ik prettig vind is dat ik nu even kon sparren met mijn collega van groep 5/6 omdat de groep 5 kinderen ’s middags bij mij bij elkaar zaten.” (lk.6)

“Het enige dat de school niet doet is combinatieklassen, wat ik jammer vind. Ik vind de

sociale vaardigheid heel belangrijk. Burgerschap, sociale vaardigheden, er is eigenlijk te weinig tijd, geld en ruimte voor om daar met klassen mee bezig te zijn.” (lk.4)

3 Onderwijsassistent of remedial teacher erbij.

Vier leerkrachten willen een gespecialiseerde onderwijsassistent erbij, met name vanwege de zorgkinderen en de kinderen met gedragsproblematiek die tegenwoordig in de groep zitten, maar ook om tijdig te kunnen signaleren. En verschillende leerkrachten geven aan dat ze ondersteuning vanuit RT willen, voor de cognitieve vakken. Met differentiëren redden zij het niet in de groep, want er zijn te veel niveauverschillen.

“HBO onderwijsassistent erbij. Ik denk dat er veel meer ondersteuning nodig is. Een HBO denkniveau klassenassistent in de klas erbij. Ik bedoel mensen die ook wat meer van zorg en gedragsproblematiek weten, die een groepje extra instructie kunnen geven en die niet alleen extra handen zijn bij het kopiëren. Die bijvoorbeeld kinderen uit de klas kunnen halen als zij zien dat het niet goed gaat.” (lk.13)

• “Hoe meer je in groep 1/2 in het begin signaleert en daar ook tijd en energie insteekt, hoe

meer de leerkracht kan uitwerken en hoe meer profijt de hogere klassen daar van hebben. Daarom pleit ik voor onderwijsassistenten in de groepen 1/2. De kleutergroepen zijn binnen passend onderwijs veel belangrijker geworden in dit traject. Signaleren bij de kleuters is zó belangrijk!!! Daar moet je tijd voor hebben!” (lk.3).

• “Een RT’er zou wel heel fijn zijn. Zodat meerdere kinderen meerdere keren per week

geholpen kunnen worden. Met name voor de cognitieve problemen.” (lk.1)

“Meer RT, meer mogelijkheden om in kleine groepjes bijvoorbeeld te lezen of met spelling te oefenen.” (lk.5)

4 Meer uren voor deskundigen van buiten de school, met een frisse blik. De leerkrachten lopen in hun werk tegen de beperkingen in tijd of deskundigheid van hun interne begeleiders aan.

• “Ik vind het zelf altijd heel fijn als mensen van buiten de school ook eens komen kijken. Fijn

dat dat mogelijk is, dat deskundigheid van buiten de school erbij wordt gehaald. Wat

misschien een idee zou kunnen zijn, is dat zo’n deskundige meer zicht krijgt op de structuur in die verschillende scholen.“(lk.7)

• “En inderdaad iemand die deskundig is en goede tips geeft, die mensen zijn onmisbaar.” • “Soms is het fijn als iemand van buitenaf, of vanuit de stichting zelf, met een objectieve blik

kijkt. Dat zou ik prettig vinden.” (lk.18)

• “Ik heb prima gesprekken met mijn IB’er, maar het zou ook fijn zijn eens met iemand anders

te sparren”. (lk.5)

5 Meer uren voor interne begeleiders zodat zij daadwerkelijk aan kennisdeling toe kunnen komen.

• “Ik denk dat er misschien wat meer kennis van de IB’ers gedeeld kan worden met de

leerkrachten. Wat is er beschikbaar, waar kun je aan denken? Het zou fijn zijn als je makkelijker tips kunt vragen van ‘Hoe zou jij dat doen?” (lk.18)

6 Meer ondersteuning in het voortraject is noodzakelijk.

Voordat scholen externe deskundigen kunnen inzetten moet er een zorgvuldig traject worden doorlopen. Dit duurt één tot twee jaar en soms langer, is de ervaring. Vaak gaat er ook nog een periode aan vooraf die ouders nodig hebben om te accepteren dat hun kind behoefte heeft aan extra ondersteuning. Gedurende deze periode krijgen de leerkrachten geen extra tijd of ondersteuning. In de bovenbouw speelt deze problematiek rondom de zogeheten zij-instromers, kinderen die vanuit andere scholen komen.

• “Het voortraject duurt veel te lang. Voorbeeld: Met de ouders besproken dat er weer een observatie zou komen door een psychologe van het OuderKindTeam. Die

psychologe is een aantal keer thuis geweest, die is in de klas geweest. Ik heb haar heel veel informatie gegeven. Daar is uitgekomen dat het kind geen standaard adhd had en daar was de kous mee af, er kwam geen arrangement. Maar het kind heeft nog steeds wel een hulpbehoefte.” (lk.11)

• “Waarom het niet lukte een arrangement aan te vragen was omdat het meisje eigenlijk een soort oogappeltje van haar moeder was, de moeder kon geen hulp accepteren. De ondersteuning die de school kan bieden, dat lukt allemaal wel. Want onze school heeft voldoende middelen.” (lk.6)

• “Het is wel een traditie dat het veel te lang duurt voor er hulp is. Dit kind is uiteindelijk naar Spectrum, speciaal onderwijs gegaan. Dat heeft drie of vier jaar geduurd. Dat heeft het kind ernstig beschadigd en er zijn ook leerkrachten die ernstig beschadigd zijn geraakt (arm uit de kom) door het heftige gedrag van dit kind.” (lk.14)

Naast de wensen voor extra uren en personeel zijn er andere vraagstukken rond passend onderwijs ingebracht.

Eén van de leerkrachten stelt voor in te grijpen in de organisatie van het onderwijs. “Als er zo veel niveaus binnen de jaargroepen ontstaan, waarom moeten kinderen dan nog in jaargroepen opgedeeld worden?”, vraagt zij zich af. Waarom niet flexibeler omgaan met het jaarklassensysteem? De voorstellen van enkele leerkrachten om met combinatiegroepen te gaan werken sluiten ook aan op de behoefte om het differentiëren anders te organiseren. De inrichting van het schoolgebouw is ook een aandachtspunt dat is ingebracht. Als er zo veel kinderen met behoefte aan extra ondersteuning de school binnen komen, dan moet daar in de inrichting van een schoolgebouw rekening mee worden gehouden. “We hebben zo’n drie jaar geleden een nieuw gebouw gekregen, maar er is geen rekening gehouden met passend

onderwijs. (...) Het lokaal is te klein.” Er is behoefte aan prikkelarme ruimtes met begeleiding, waar kinderen tot rust kunnen komen of rustig kunnen werken. Er is ook behoefte aan ruimtes

waar kinderen met een remedial teacher, onderwijsassistent op hulpverlener (OKA) kunnen werken en er is behoefte in de klas aan plekjes waar kinderen zich even terug kunnen trekken, of ongestoord en geconcentreerd kunnen werken.

Ten slotte is er behoefte aan meer waardering voor het beroep van leerkracht, zowel financiële als maatschappelijke waardering.

4.3.5 Samenvattend

De helft van de geïnterviewde leerkrachten ervaart op de betrokken scholen een professionele cultuur. Zij voelen zich gesteund door de schoolleiding, interne begeleiding en collega’s en voelen zich binnen het team veilig. De leerkracht voelt zich gehoord en gezien. De IB’ers op deze scholen denken mee, ouderhouden de contacten met ouders en dragen zorg voor het organiseren van extra ondersteuning, het aanvragen van arrangementen en andere

ondersteuning.

De andere helft van de leerkrachten ervaart te weinig of geen professionele cultuur. De leerkrachten ervaren te weinig steun van schoolleiding, IB’er, collega’s of andere

deskundigen. Met name de ondersteuning door de interne begeleiding vinden deze

leerkrachten onvoldoende. Soms omdat de interne begeleiding geen tijd heeft, soms omdat er te weinig deskundigheid wordt ervaren, voornamelijk wat betreft het omgaan met

gedragsproblematiek.

Op de scholen waar een professionele cultuur ervaren wordt, bestaat goede samenwerking. Er is vertrouwen tussen de collega’s en er zijn afspraken over de

samenwerking en de taakverdeling tussen leerkrachten en met de interne begeleiding. De specialisten die voor de arrangementen ingezet worden, doen hun werk goed. Leerkrachten ervaren het echter als onprofessioneel als deskundigheidsbevordering onbedoeld een extra belasting blijkt te zijn voor de leerkracht, bijvoorbeeld als de kennis niet aansluit op de vraag van de leerkracht of de externe deskundige over onvoldoende kennis en ervaring beschikt.

Op de scholen waar men de cultuur als professioneel ervaart, vinden leerkrachten hun collega’s, interne begeleiding en externe deskundigen voldoende deskundig en er is ook tijd deze deskundigheid te delen en van elkaar te leren.

De scholen waar men die professionele cultuur mist, moeten woekeren met de beschikbare ondersteuningsuren. Kennis en deskundigheid van collega’s kunnen beter benut worden, maar daar is onvoldoende tijd voor. Ook komt het regelmatig voor dat de onderwijsassistenten

en/of RT’ers moeten invallen in een klas en daardoor geen begeleiding kunnen geven aan de kinderen met extra ondersteuningsbehoeften.

De intern begeleider is binnen passend onderwijs een centrale spil geworden. Alle leerkrachten geven aan dat de kennis en contacten met externe deskundigen en het

samenwerkingsverband via de interne begeleiding lopen. Als een intern begeleider

onvoldoende kan functioneren door gebrek aan tijd of deskundigheid heeft dat enorme impact op de professionele cultuur binnen een school. Er kunnen bijvoorbeeld geen aanvragen voor extra ondersteuning gedaan worden en leerkrachten en kinderen krijgen niet de begeleiding waar ze recht op hebben. De helft van de leerkrachten geeft aan dat de intern begeleider over onvoldoende tijd en/of deskundigheid beschikt.

Onafhankelijk van de ondersteuning door de professionele cultuur geeft een ruime meerderheid van de leerkrachten aan dat zij extra personele ondersteuning nodig hebben vanwege de kinderen met extra ondersteuningsbehoeften. In de onderbouw en de

middenbouw is de behoefte aan meer personeel in de groepen het grootst.

Met een gemiddelde groepsgrootte van 26 kinderen hebben de leerkrachten gemiddeld vijf kinderen met extra ondersteuningsbehoefte in de groep. Vanuit het

samenwerkingsverband ontvangen zij per groep ongeveer voor ‘driekwart kind’ financiering voor extra ondersteuning. Er is een scala aan mogelijke oorzaken genoemd voor deze geringe toekenning van extra ondersteuning. De (on-)mogelijkheden van de interne begeleiding zijn veel genoemd. Bron van zorg is ook de rol van ouders die niet willen of kunnen meewerken aan verder onderzoek van het kind, hetgeen noodzakelijk is voor de aanvraag voor extra ondersteuning bij het samenwerkingsverband.

Passend onderwijs is op dit moment nog niet voldoende geïmplementeerd vinden de leerkrachten op een meerderheid van de scholen. Zij ervaren een te hoge drempel voor de toegang tot ondersteuning voor kinderen met specifieke behoeften. Het duurt veel te lang, regelmatig zeker een jaar, voordat eventueel extra ondersteuning georganiseerd kan worden voor een kind.

Geen van de leerkrachten heeft aangegeven dat er onvoldoende materialen beschikbaar zouden zijn binnen de school om passend onderwijs te bieden.