• No results found

3 Methode van onderzoek

4.3 Professionele cultuur en deskundigheid op de scholen

4.3.2 Leerkrachten ervaren een professionele cultuur

Een professionele cultuur op school ondersteunt de leerkrachten. In hoeverre ervaren de geïnterviewde leerkrachten een professionele cultuur op hun scholen?

Op 50% van de scholen ervaart men overwegend een professionele cultuur. Deze leerkrachten voelen zich gesteund door de schoolleiding, interne begeleiding en collega’s en voelen zich binnen het team veilig. Hun scholen beschikken over kenmerken als leerkrachten wisselen makkelijk kennis en ervaringen uit met collega’s en schieten collega’s zo nodig aan met vragen; de leerkracht voelt zich op school over het algemeen gehoord en gezien; de IB’ers denken mee, onderhouden de contacten met ouders en dragen zorg voor het organiseren van extra ondersteuning en het aanvragen van arrangementen bij het samenwerkingsverband.

Leerkrachten proberen - soms tot op bestuurlijk niveau - bespreekbaar te maken waar ze in de groepen mee te maken krijgen.

• “Wij (als leerkrachten) willen het geval van een kind met ernstige

gedragsproblematiek), meenemen als casus. Ik hoop dat wij dit nog een keertje bespreken. Dat is ons wel toegezegd, maar tot nu toe is het nog niet gebeurd. Wij willen dit graag op een studiedag onder de loep nemen. Van zo gaan we hier mee om en dit is de lijn binnen ons bestuur.” (lk.3)

Er zijn uiteenlopende voorbeelden genoemd van een professionele schoolorganisatie. De genoemde aanpak komt niet op iedere school voor.

1 Een systematisch georganiseerde interne begeleiding:

• “We hebben een systeem waarbij we als leerkrachten een keer per maand digitaal vragen kunnen inbrengen, dat heet de Zorg update. Je meldt een kind aan bij de Zorg (interne begeleiding) als jij denkt dat dat nodig is. (...) Dan krijg je een

terugkoppeling met tips van de Zorg (...).Soms moet je even duidelijk zeggen ‘ik weet het nu echt niet meer’ als een soort hulpkreet. Dan wordt het goed opgepakt hoor. Vaak komt er dan wel even iemand observeren. Genoeg ondersteuning vanuit Zorg en vanuit de directie.” (lk. 8)

2 Collegiale ondersteuning en externe deskundigen:

• “Ja ik heb veel verschillende soorten overleg gehad het afgelopen jaar, ja enorm. Ik kreeg ondersteuning van de orthopedagoog, van de IB-er, van iemand die speciale projecten doet zoals kanjertrainingen, er is wat gepasseerd ja. Ik heb veel

ondersteuning gehad van IB en van collega’s. We hebben veel geprobeerd. Veel werkte niet en andere dingen wel. Het was een heel proces.” (lk. 4)

• “Want wij als leerkrachten moeten eerst bewijzen dat we hebben gedaan wat we konden binnen onze mogelijkheden. Daar heb je dan de IB’er voor en ik heb wel redelijk wat ervaring en we hebben hier ook een orthopedagoog rondlopen.(....). Vanaf het moment dat het arrangement in ging werd die stijgende lijn zéér zichtbaar (...). De orthopedagoge is een soort rots in de branding. Dan kom je de volgende dag op school en dan is alles geregeld. Helemaal een mooi tafeltje voor het kind. Nou dat is toch een luxe!” (lk. 10)

3 Veel deskundigheid bij collega’s:

• “Dat is het voordeel van een grote school. Er zijn altijd wel mensen die extra training, een opleiding of extra cursussen hebben gevolgd en waar je terecht kunt met

pedagogische vragen bijvoorbeeld.” (lk.15)

• “We hebben studiedagen die we zelf invullen. Dan gebruiken we de expertise van de leerkrachten, waar ze een cursus over hebben gehad of waar ze goed in zijn. Zij geven dan een workshop met mooie rondes. Dus we hebben bijvoorbeeld een collega die gedragsspecialist is, die geeft dan een workshop over gedrag in de klas. Zo maken we gebruik van elkaars expertise.” (lk.8)

4 Deskundigheid over externe contacten bij interne begeleiding:

• “Er wordt wel eens wat over passend onderwijs verteld, maar ik zou inderdaad niet weten bij wie ik voor wat zou moeten aankloppen. Dus ik ben blij dat de IB’ers wel weten waar ze moeten zijn bij een hulpvraag .” (lk.18)

• “Ik overleg regelmatig met de IB’er. Zij heeft veel contact met de ouders, heeft gesprekken met de ouders en weet vaak wat er speelt. Soms weet ze dat niet en dan komt ze dat bij mij vragen. Dat is wel fijn hoe dat hier is geregeld. Ik zou er geen tijd voor hebben om die contacten te onderhouden. Want ik moet ook gewoon lesgeven aan 26 andere kinderen.” (lk.15)

5 De ervaringen met de externe deskundigen die ingehuurd zijn via een arrangement zijn unaniem positief.

• “De orthopedagoog (via arrangement) had twee uur per week tijd voor deze jongen. Ze bleef in de klas of ging mee naar buiten. Dat heeft mij én het kind heel veel

geholpen. Na verloop van tijd kon hij wel zelf aan het werk gaan óf in ieder geval een andere activiteit pakken waardoor hij niet storend was in de klas. Dat stelt je als leerkracht in staat om de hele klas te bedienen. De orthopedagoog onderhoudt intensief contact met de ouders. Daar hoef ik niet nog een keer achteraan, dat vind ik heel prettig.” (lk.11)

6 Ondersteuning vanuit de directie:

• “Alle betrokkenen, ik en de IB’er en de directie, waren van mening dat dit kind meer nodig had dan wij hem konden bieden (maar de ouders stonden niet open voor onderzoek). Uiteindelijk gingen we met de directie in gesprek. We hebben zelfs op het punt gestaan om de ouders te laten tekenen. Ouders tekenen dan dat wij de hulp die het kind (met ernstige gedragsproblemen) nodig heeft niet kunnen bieden op school. De ouders hebben uiteindelijk niet getekend, het kind is naar een andere school gegaan.” (lk.18)

• “Mocht de gedragsproblematiek groter worden, dan ga je naar de directeur en komen de ouders op gesprek. Dit is een duidelijke uiterste grens. (....) Ja, uiteindelijk is dit kind geschorst. Er was goed contact met moeder en de wil was er. Maar er zat geen vooruitgang in het gedrag. Zelfs in de laatste week gebeurde dit probleemgedrag wat in week 1 ook al gebeurde. Na zoveel uren intensieve begeleiding.” (lk.5)

7 Ondersteuning vanuit het bestuur:

• “Er is hier op school een ondersteuner passend onderwijs voor de groepen 3, 4 en 5. Zij wordt betaald vanuit de arrangementen. Dit is een geweldige leerkracht - met een master SEN en specialisatie TOS. Deze ondersteuning is er helaas niet voor de kleuters, maar wij hebben wel veel werk met het opstarten van alle trajecten en de communicatie met ouders.” (lk.14)

• Het is goed dat er nu expertise van buiten de school binnengekomen is en dat kinderen daadwerkelijk geholpen worden. Dat geeft zo veel opluchting. Ook bij leerkrachten. Dat het niet meer alleen jouw probleem is, maar dat je het kunt delen. Het afgelopen jaar met de nieuwe IB’er zijn er gelukkig wel kinderen naar het speciaal onderwijs gegaan. Dat waren kinderen die liepen op de gang omdat ze het in de klas niet

aankonden. Als kinderen dan problemen veroorzaken in de klas, ja dan kan de klas niet verder, het kind kan niet verder en de leerkracht kan niet verder. De IB’er die we nu hebben, heeft dat aangepakt. Zij zei, die kinderen zijn op het speciaal onderwijs beter af. Zij is heel praktisch en een ervaren IB’er.” (lk. 14)