• No results found

5 Conclusie en discussie

5.2 Beantwoording deelvragen 1 Draagvlak

5.2.3 Een professionele cultuur

Deelvraag 3 luidde: Zijn leerkrachten van mening dat er op schoolniveau voldoende deskundigheid over passend onderwijs aanwezig is en dat er voldoende middelen voor personeel en materialen beschikbaar zijn?

Op acht van de zestien scholen ervaren de leerkrachten een professionele cultuur. Zij voelen zich gesteund door de schoolleiding, interne begeleiding en collega’s en voelen zich veilig binnen het team. De IB’ers op deze scholen denken mee, ouderhouden de contacten met ouders en dragen zorg voor het organiseren van extra ondersteuning en het aanvragen van arrangementen en andere ondersteuning, bijvoorbeeld via de gemeente. Op de scholen waar een professionele cultuur ervaren wordt is goede samenwerking te herkennen. Er is

vertrouwen tussen de collega’s en er zijn afspraken over de samenwerking en de taakverdeling tussen leerkrachten onderling zowel als met de interne begeleiding. De specialisten die voor de arrangementen ingezet worden, doen hun werk goed, aldus de geïnterviewde leerkrachten.

Op twee van deze scholen constateren leerkrachten dat passend onderwijs sinds schooljaar 2016/2017 vorm krijgt in het beleid van de school. Zij ervaren een vernieuwing van de professionele cultuur binnen de school, dat wordt gedragen door het schoolbestuur en spreken daar hun waardering voor uit. Volgens Smeets et al. (2015) is dit een belangrijke voorwaarde voor het ontstaan van draagvlak onder leerkrachten. Een professionele cultuur binnen de school en voldoende deskundigheid op school blijken in de literatuur (Smeets, et al., 2015) ook belangrijke voorwaarden om succesvol passend onderwijs te bieden. Op scholen waar de schoolleiding een professionele cultuur bevordert, collegiaal overleg

stimuleert en professionalisering systematisch aanpakt, zijn de competenties van leerkrachten hoger en zijn leerkrachten meer tevreden over de steun die ze krijgen (Smeets, E., Ledoux, G., Regtvoort, A., Felix, C., Mol Lous, A, 2015). Ook Ghesquière et al. (2002) noemen dat

scholen waar het gebruikelijk is om collega’s, de directeur of externe ondersteuners te consulteren, succesvoller zijn in het invoeren van inclusief onderwijs (Ghesquière, Moors, Maas & Vandenberghe, 2002).

Op de andere acht basisscholen ervaren de leerkrachten te weinig of geen

professionele cultuur. Op deze scholen zeggen de geïnterviewde leerkrachten te weinig of geen steun te krijgen vanuit het bestuur, de schoolleiding, IB’er, collega’s of andere

deskundigen. Met name de ondersteuning door de interne begeleiding ervaren de leerkrachten als onvoldoende. Zij krijgen tips waar ze weinig mee kunnen, de interne begeleiding heeft onvoldoende tijd of deskundigheid en leerkrachten ervaren dat zij er regelmatig alleen voor staan. Op de scholen waar geen professionele cultuur ervaren wordt, moeten leerkrachten en schoolleiding woekeren met de beschikbare uren. Kennis en deskundigheid van collega’s zou beter benut kunnen worden, maar daar is onvoldoende tijd voor. Op twee scholen is het draagvlak minimaal. Juist op deze scholen is onrust op directieniveau. Dit komt overeen met de constatering van Smeets et al. (2015) dat een professionele cultuur een belangrijke

voorwaarde is voor het ontstaan van draagvlak onder leerkrachten.

Wel zijn op alle scholen altijd voldoende middelen voor onderwijsmaterialen, zoals lesmethoden, verrijkende en remediërende middelen, beschikbaar.

Basisvoorwaarden

Onafhankelijk van de ondersteuning door de professionele cultuur geeft een ruime meerderheid van de leerkrachten aan dat zij extra personele ondersteuning nodig hebben vanwege de kinderen met extra ondersteuningsbehoeften. Bijna de helft van de onderbouw en

middenbouw leerkrachten geeft aan dat ze met twee bevoegde leerkrachten in de klas zouden willen werken. Deze wens hangt nauw samen met het kunnen bieden van passend onderwijs en het aantal kinderen per groep dat extra ondersteuning nodig heeft. Ook meer uren voor de interne begeleider en meer deskundigheid bij de interne begeleiding zijn uitgesproken wensen.

Leerkrachten ervaren een te hoge drempel voor de toegang tot ondersteuning voor kinderen met specifieke ondersteuningsbehoeften. De indicatiestelling kost de leerkrachten veel tijd en energie en het duurt te lang voor de ondersteuning rond is, áls het al lukt. Zeer opmerkelijk is dat maar in 14% van de gevallen waarover de leerkrachten oordelen dat ondersteuning nodig is, extra ondersteuning wordt toegekend. Eén van de knelpunten die leerkrachten aangeven zijn de rigide voorwaarden voor toekenning van het arrangement door het samenwerkingsverband. Als een kind niet voldoet aan alle kenmerken van adhd

bijvoorbeeld, wordt er geen arrangement toegekend, terwijl het kind en de leerkracht wel behoefte aan extra ondersteuning hebben en de groep wel geconfronteerd wordt met de gevolgen van deze gedragsproblematiek.

De meerderheid van de scholen (62%) wendt zich niet eens tot het

samenwerkingsverband. Zij kiezen voor de route via de gemeente: jeugdzorg, GGD of OKT. Zes van de zestien (38%) scholen hebben wel ondersteuning vanuit het

samenwerkingsverband kunnen organiseren. De interne begeleiding of schoolleiding

organiseert deze hulpbronnen. Zij lijken voor een pragmatische koers te kiezen. Leerkrachten hebben weinig of geen inzicht in de verschillen tussen deze mogelijkheden met verschillende criteria en bijbehorende geldstromen.

Bron van zorg is volgens alle leerkrachten de rol van ouders die niet willen of kunnen meewerken aan verder onderzoek van hun kind (zogenoemde zorgmijders), dit betreft

voornamelijk ouders van kinderen met gedragsproblematiek. Medewerking van ouders is noodzakelijk voor de aanvraag en toekenning van extra ondersteuning bij het