• No results found

Wel straattaal/geen straattaal

3. Receptieonderzoek

3.6 Wel straattaal/geen straattaal

3.5.1 ‘Code geel’

In 21 van de 102 recensies (20,6 procent) die zijn verzameld over de twaalf boeken waarin straattaal volgens de sociolinuïstische definitie zit verwerkt, wordt het begrip straattaal niet genoemd maar wel omschreven in andere bewoordingen. Uit die omschrijvingen van bepaalt taalgebruik uit de betreffende boeken blijkt dat het om straattaal gaat, omdat er voorbeelden en/of kenmerken van de taalvariëteit worden genoemd waaruit blijkt dat de recensenten straattaal bedoelen.

Van Eus van Özcan Akyol is één recensie verzameld waarbij dit het geval is. Bas van der Veen schrijft op 06-11-2012 het volgende over de (schrijf)stijl van Eus: “Dat zie je hier opnieuw: een rijk en origineel vocabulaire, een mengelmoes van oude en nieuwe woorden. Van redelijk beschaafd, tot ontzettend straat.” Vooral ‘onzettend straat’ geeft aan dat Van der Veen straattaal bedoeld.

Daniëlle Serdijn typeert straattaal als ‘onnavolgbare dopespeak’ en schrijft in een recensie over Vast van Ton Anbeek uit de Volkskrant van 25-09-2009 met betrekking tot de

straattaal in het boek: “Ook is er een groepje Marokkanen, aangevoerd door Hamid. Ze zoemen, Izzgoed, of gebruiken juist harde g-klanken. Ook de andere personages verrijken het literaire Nederlands met woorden als 'nakken' en 'pacha slaan' en 'fok' wat geen bril is, noch onderdeel van een boot, maar een rekbaar woord dat alles boosaardige kracht geeft. 'Fok op man!' met je 'fokking bullshit.' Woorden als stotende ellebogen, woorden als een overval terwijl je staat te pinnen.” ‘Dopespeak’ is een ander woord voor straattaal, blijkt na

een korte research op het internet.108 In het literatuuronderzoek is aangehaald dat straattaal

een aantal fonologische, prosodische en morfosyntactische kenmerken heeft. Serdijn beschrijft in dit citaat een aantal van deze kenmerken, waaruit onomstotelijk blijkt dat ze straattaal bedoelt.

Bas Belleman omschrijft in Trouw in een recensie van 03-10-2009 de straattaal in Vast als ‘stoere taal’ en ‘een soort gemankeerde jeugdtaal’ en typeert de schrijfstijl van Anbeek als ‘realistisch’. Verder geeft hij een voorbeeld van straattaalgebruik in de roman om het verschijnsel te verduidelijken: “'Jij moet mij niet fokken, man, dan ga ik pissen op jouw kankerkop', roept de ene jeugdige tbs'er tegen de andere.” Karel Wasch definieert in zijn

recensie die is verschenen op 21-10-2009 op www.literairnederland.nl de straattaal in

ditzelfde boek als ‘slang’: “Het jargon van de gedetineerden heeft Anbeek goed bestudeerd. We worden op bladzijden vol dialogen getrakteerd, waarin de boys hun slang mogen

uitleven.” Dit is ook het geval bij een recensie hiervan geschreven door Ine Jacet: “De mokro’s hebben hun eigen ‘slang’…” De voorbeeldzin die Belleman citeert in Trouw uit het boek bevat typische straattaalwoorden. En ‘slang’, waar beide recensenten het over hebben, is een Amerikaanse term voor straattaal.

Vier recensies van Pizzamaffia van Khalid Boudou zijn ondergebracht in de gele categorie. In Trouw wordt in een recensie van 05-01-2007 door Bas Maliepaard straattaal omschreven als een ‘stoere stem’ en “een snelle straatmix van Nederlands, Engels en

Marokkaans, vol onbeholpen stopwoorden als 'dus', 'enzo', 'fok', 'man' en 'wallah', dat zoiets betekent als 'ik zweer het je'.” Ook uit dit citaat wordt duidelijk dat met deze omschrijving straattaal wordt bedoeld. Maliepaard geeft aan dat het om een mix van talen gaat, wat ook in het literatuuronderzoek is uiteengezet. Volgens Appel is straattaal “een soort mengtaal met Nederlands als basis waarin allerlei woorden, uitdrukkingen en korte zinnetjes uit

andere talen zijn gevoegd.”109 Verder zijn de voorbeeldwoorden die Maliepaard noemt, duidelijk straattaalwoorden.

Thomas de Veen definieert in Kidsweek 25-01-2008 de straattaal in Pizzamaffia als een ‘lekker overdreven turbotaaltje’. In een boekbespreking in het Noordhollands Dagblad van 05-03-2010 wordt het een ‘machotaal ’genoemd en door Bea Ros wordt in een recensie op www.lezenvoordelijst.nl de straattaal in het boek omschreven als “spreektaal met veel typische jongerenwoorden.” Ros geeft een mooie omschrijving van straattaal: het is inderdaad met name een gesproken taalvariëteit die voornamelijk door jongeren wordt gebezigd.

De typeringen ‘lekker overdreven turbotaaltje’ en ‘machotaal’, zijn iets minder toepasselijk naar straattaal. De term ‘machotaal’ is geen gangbare term in

literatuurrecensies. Het is zeer waarschijnlijk door de recensent toegepast op

straattaalgebruik en refereert aan het stoere karakter van straattaal (het gebruik van

krachttermen, scheldwoorden en vloeken) en aan het stoere imago dat aan straattaal kleeft. ‘Turbotaal’ is een term van Jan Kuitenbrouwer die in meer recensies wordt gebruikt om bepaald taalgebruik, dat volgens de sociolinguïstische definitie straattaal is, te typeren. Kuitenbrouwer heeft in 1987 het boek Turbotaal geschreven, waarvan maar liefst rond de driehonderduizend exemplaren zijn verkocht. In Turbotaal geeft Kuitenbrouwer een

overzicht van wat in de jaren 80 eigentijds en modieus taalgebruik was.110 Zoals het nu voor

jongeren cool is om straattaal te spreken, zo was het in de jaren 80 voor jongeren hip om turbotaal te bezigen. Het is dus niet vreemd dat die term heden heden ten dage af en toe nog opduikt om bepaald taalgebruik van jongeren anno nu te definiëren.

De belangrijkste kenmerken van turbotaal zijn dat het een ‘snelle’ taal is met veel afkortingen, aparte uitgangen op –i of –o, veel leenwoorden uit het Engels bevat, evenals nieuwe woordvormen. Het wordt in verband gebracht met sms-taal en ook wel met

straattaal.111 Het bevat inderdaad aspecten van straattaal (afkortingen, leenwoorden uit het

Engels, nieuwe woordvormen), maar het komt niet helemaal overeen met straattaal, zoals dit door de sociolinguïsten is gedefinieerd. Sowieso was turbotaal, net zoals straattaal dat is, vluchtig van karakter; veel woorden die toen hip waren, zijn nu weer verdwenen uit het

109

René Appel, “Straattaal. De mengtaal van jongeren in Amsterdam,” Toegepaste taalwetenschap in artikelen 62, (februari 1999): 52-53.

110

Jan Kuitenbrouwer, Turbotaal (Amsterdam, Aramith Uitgevers, 1987).

dagelijks taalgebruik van jongeren. Bovendien was de invloed uit migrantentalen in turbotaal (bijna) niet aanwezig, terwijl dat wel een belangrijk kenmerk van straattaal is.

Van Alles of niets van Khalid Boudou is één recensie gevonden waarin straattaal deels wordt omschreven in andere bewoordingen en waarin tevens enkele kenmerken van

straattaal worden genoemd. Frauke Pauwels definieert in haar recensie die op 01-09-2010 is verschenen in De Leeswelp de straattaal in Alles of niets als “wervelende jongerentaal doorspekt met Engelse pokertermen…” Zoals eerder opgemerkt is straattaal inderdaad een variant van jongerentaal en bevat het onder andere leenwoorden uit het Engels.

Er is één recensie in de gele categorie verkregen over het derde boek van Khalid Boudou uit dit onderzoekscorpus: Iedereen krijgt klappen. Deze is verschenen op

www.leesfeest.nl en geschreven door Karine Bloks. Zij zegt over Boudou het volgende: “Hij zet sterke personages neer, met hun eigen taalgebruik, gewoontes en kenmerken. Zo

gebruikt Noa zeer regelmatig de woorden ‘niet normaal toch?’, wat haar herkenbaar maakt.” Bloks refereert aan de sociale identiteit die door het gebruik van straattaal wordt

geconstrueerd. Daarbij noemt ze een voorbeeld van een typische ‘straattaaluitspraak’, zodat duidelijk wordt dat Bloks het hier over straattaal heeft.

Van skater in de mist van Bavo Dhooge is één recensie gevonden die gecategoriseerd kan worden onder de code geel. Daarin wordt straattaal omschreven als ‘flitsende turbotaal van de straat’ en ‘jongerentaal’. Wendy Buenen schrijft in een recensie van 18-01-2011 hierover het volgende: “In een flitsende turbotaal van de straat schetst de auteur een portret van een generatie, met een tragische liefdesgeschiedenis in de hoofdrol. Het verhaal staat boordevol (Engels) skatersjargon, jongerentaal en gevloek.” De termen ‘turbotaal’ en ‘jongerentaal’ zijn al behandeld tijdens de bespreking van voorgaande recensies.

Twee boekbesprekingen met de code geel zijn verzameld van Latino King van Bibi Dumon Tak. Joukje Akveld omschrijft in Vrij Nederland van 22-05-2010 de straattaal in Latino King als “een koor aan literaire tienerstemmen die in spreektalige zinnen vol stopwoorden en herhalingen hun ongenoegen over de wereld spuwen.” Bas Maliepaard schrijft in een recensie op 13-02-2010: “'Latino King' is dicht op de huid geschreven en vaak confronterend. Alsof Castel in de rauwe taal van een geharde straatjongen tegen je aanpraat.” Straattaal is bij uitstek een spreektaal en bevat inderdaad veel stopwoorden en herhalingen. Met de omschrijving ‘rauwe taal van een geharde straatjongen’ kan de recensent bijna niets anders dan straattaal bedoelen.

Van De gebroeders Boetkaboet van Hans Sahar is één recensie gevonden waarin de straattaal in het boek in andere bewoordingen is omschreven. In een recensie uit De Leeswolf, geschreven door Chris Meplon op 01-10-2008, wordt de (schrijf)stijl van Sahar in het boek getypeerd als: “Zijn taal komt recht van de straat en zijn flitsende stijl is

geïnspireerd op muziekgenres zoals Maroc hop.” Taal die ‘recht van de straat komt’ is

duidelijk straattaal, en straattaal heeft inderdaad een connectie met de hiphopcultuur.112

Maroc hop is een term om Marokkaans-Nederlandse hiphopmuziek te definiëren.

Van Witte Panters van Saul van Stapele zijn drie recensies verzameld die vallen onder de code geel. In de Leeuwarder Courant van 14-12-2012 schrijft Coen Peppelenbos dat “de twee would be-rappers, de witte panters, voortdurend praten alsof ze weg zijn gelopen uit een clip.” Hij geeft voorbeelden om de straattaal te verduidelijken: “Een bloemlezing van één bladzijde: 'Die zijn blij dat we pussy zijn.' Ha ha, ja toch, boks!' 'Fokkingloser.' 'Check dit.' 'What the fuck...' 'Wat de fok, man, John.' 'Hij was fokking mooi. Maar damn...'” Meriel

Benjamins omschrijft op 20-12-2012 straattaal op www.tzum.info als ‘de taal van de rappers’

en geeft voorbeelden van woorden en zinnen in straattaal: “De pagina’s zijn bezaaid met woorden als fok, bitches, respect en vooral veel kanker (in allerlei samenstellingen), desondanks wil de taal van de rappers nergens tot leven komen of intrigeren. De

verwikkeling is weinig uitgewerkt een voorspelbaar, aangekleed met uit van Stapele’s pen kitscherig klinkende frasen als ‘ik heb je vast bradda, doe niet pussy’ en ‘je weet toch?’” In deze beide recensies wordt wederom de link gelegd naar hiphopmuziek.

Luuk Imhann schrijft op 31-10-2012 op www.funkimag.nl dat het lijkt alsof in Witte

panters elke zin letterlijk door een straatjongen wordt uitgesproken en benoemt het

opvallende taalgebruik in de roman: “Wat opvalt aan het boek is het taalgebruik. Omdat het grootste deel van ‘Witte panters’ is geschreven vanuit het perspectief van de straatterrorist-in-wording J.J. vallen de woorden ‘fok’ en ‘pussy’ voortdurend, evenals dat tegen de

concurrentie wordt gezegd dat ze ‘de kankertering kunnen krijgen’.”

Over Alleen maar nette mensen van Robert Vuijsje zijn ook drie recensies verzameld waarin het woord straattaal niet letterlijk wordt genoemd maar het begrip wel in andere bewoordingen is omschreven. Daarin wordt straattaal omschreven als ‘een taal die wordt gesproken in sommige subculturen van jongeren’ en ‘slang’. Elsbeth Etty schrijft in NRC

112

Folkert Kuiken, “De meertalige stad,”UvA, http://cf.hum.uva.nl/dsp/nederlandsetaalkunde/NTKonderzoek-kuiken.pdf (geraadpleegd op 10-04-2014), 2.

Handelsblad van 28-03-2008 het volgende: “De roman van Vuijsje is ook onconventioneel te noemen en hier is dat voornamelijk te danken aan de taal, voor zover het de taal is die gesproken wordt in sommige subculturen van jongeren en ook via sms en msn wordt verspreid.” En in De Standaard van 29-08-2008 schrijft Eva Berghmans: “Op een ongedwongen manier verwerkt Vuijsje sms-berichten, msn-conversaties, verbasterd Nederlands en slang in het boek. Lezen, die handel, 2morrow!” In een recensie van

Leesideeën Off line van 31-12-2008 schrijft Susan Mahmody het volgende met betrekking tot de straattaal in het boek: “Het verhaal is geschreven in een soort dagboekstijl: korte, vlot leesbare hoofdstukken in spreektaal die vaak in een monologue intérieur eindigen. Massa's scheldwoorden en Engelse uitdrukkingen worden net zoals sms-taal, msn-chats en

songfragmenten geïntegreerd om de leefwereld van de hedendaagse jongeren voelbaar te maken.” Ook in deze drie recensies worden kenmerken en voorbeelden van straattaal

beschreven, waardoor duidelijk wordt de critici straattaal bedoelen, zonder dat ze het woord zelf gebruiken.

Uit de analyse blijkt dat wanneer recensenten het begrip straattaal in hun recensies noemen, zij er soms vanuit gaan dat de taalvariëteit bij het lezerspubliek bekend is, omdat ze het verder niet verduidelijken. Dat is in zeven recensies het geval. In het merendeel van de recensies waarin straattaal wordt genoemd, achttien stuks, wordt de term echter toegelicht met een korte omschrijving of aan de hand van voorbeelden van straattaalwoorden en – zinnen uit het betreffende boek.

Wanneer recensenten de straattaal in een boek definiëren zonder het woord straattaal zelf te noemen, gebruiken ze termen als ‘slang’, ‘jongerentaal’, ‘turbotaal’,

‘machotaal’ enz. Ook worden in sommige recensies bepaalde aspecten en/of kenmerken van straattaalgebruik omschreven zonder dat het begrip straattaal zelf wordt genoemd. Die aspecten en/of kenmerken zijn bijvoorbeeld dat wordt gerefereerd aan de sociale identiteit die door straattaal wordt geconstrueerd, of dat het een taalregister is, of dat het om een mix van talen gaat enz. Blijkbaar zijn de recensenten die de straattaal in de betreffende boeken omschrijven en typeren in andere bewoordingen en het woord straattaal in hun recensies niet noemen, niet op de hoogte van straattaal, of weet men niet wat het volgens de sociolinguïstische definitie inhoudt, aangezien ze het niet als zodanig definiëren.

3.6 Wel straattaal/geen straattaal

In deze paragraaf wordt dieper ingegaan op de discrepantie die er kan bestaan tussen wat de literaire critici onder straattaal verstaan en wat de sociolinguïsten definiëren als

straattaal. Van vijf boeken waar volgens de sociolinguïstische definitie geen of sporadisch straattaal in voorkomt, zijn toch recensies gevonden waarin deze boeken worden getypeerd als boeken met straattaal. De onderstaande tabel bevat een overzicht van de titels van deze boeken. Echt sexy, de titel waar een blauw cijfer voorstaat, valt onder de jeugd- en

adolescentenliteratuur. De titel in het groen, De belofte van Pisa, is geschreven door Mano Bouzamour, een schrijver van allochtone afkomst.

Geen (of sporadisch) straattaal volgens sociolinguïstische definitie.

1. Bouzamour, Mano. De belofte van Pisa. Amsterdam: Prometheus, 2013.

2. Dorrestein, Renate. Echt sexy. Amsterdam: Contact, 2007.

3. Lanen, Pepijn. Sjeumig. Amsterdam: Anthos, 2013.

4. Linden, Rob van der. De handelingen van Thomas. Amsterdam: Querido, 2010.

5. Smit, Barry. Om het nu. Amsterdam: Atlas Contact, 2013.

Van deze vijf boeken zijn 51 recensies verzameld waarvan vijftien recensies citaten bevatten met betrekking tot straattaal. Dat is 29,4 procent. Dit percentage betreft weer alle citaten uit de groene en gele categorieën. In tien recensies, 19,6 procent, wordt het begrip straattaal letterlijk genoemd. In de overige vijf boekbesprekingen wordt het begrip straattaal in andere bewoordingen omschreven of worden enkele aspecten en/of kenmerken van straattaal beschreven. Dat is 9,8 procent. In de onderstaande tabel staat een beknopt overzicht van de uitgebreide analyse uit de bijlage weergegeven, waarbij de percentages per boek staan weergegeven. De tabel moet op dezelfde manier gelezen worden als de tabel uit paragraaf 3.4.

Geen (of sporadisch) straattaal volgens sociolinguïstische definitie. 1. Bouzamour, Mano. De belofte van Pisa. Amsterdam:

Prometheus, 2013.

Totaal: 6 (2) - 2 van de 6: 33,3% 2 x groen - 2 van de 6: 33,3% 0 x geel - 0 van de 6: 0%

2. Dorrestein, Renate. Echt sexy. Amsterdam: Contact, 2007.

Totaal: 18 (5) - 5 van de 18: 27,8% 3 x groen - 3 van de 18: 16,7% 2 x geel - 2 van de 18: 11,1%

3. Lanen, Pepijn. Sjeumig. Amsterdam: Anthos, 2013. Totaal: 11 (3) - 3 van de 11: 27,3% 3 x groen - 3 van de 11: 27,3% 0 x geel - 0 van de 11: 0%

4. Linden, Rob van der. De handelingen van Thomas.

Amsterdam: Querido, 2010.

Totaal: 9 (4) - 4 van de 9: 44,4% 1 x groen - 1 van de 9: 11,1% 3 x geel - 3 van de 9: 33,3%

5. Smit, Barry. Om het nu. Amsterdam: Atlas Contact,

2013.

Totaal: 7 (1) - 1 van de 7: 14,3% 1 x groen - 1 van de 7: 14,3% 0 x geel - 0 van de 7: 0%

Hoewel er volgens de sociolinguïstische definitie geen straattaal in bovenstaande boeken voorkomt, hebben sommige recensenten bepaald taalgebruik in de betreffende boeken wel gedefinieerd als straattaal. Waarom dat zo is kan aan veel verschillende factoren liggen die niet precies te achterhalen zijn, tenzij de recensenten zelf worden geïnterviewd over deze kwestie. De meest voor de hand liggende gedachte is dat de betreffende recensenten een ander beeld van straattaal hebben dan de sociolinguïsten. Wanneer echter wordt ingezoomd op de inhoud van de vijf boeken en de bijbehorende recensies zijn er meer redenen aan te dragen waarom recensenten (bepaald) taalgebruik in de boeken hebben gedefinieerd als straattaal. In de komende pagina’s zal, omdat dit ‘aparte gevallen’ zijn, per boek worden uiteengezet waarom recensenten het taalgebruik in de betreffende boeken zouden hebben kunnen gedefinieerd als straattaal en hoe recensenten die ‘straattaal’ omschrijven.

De belofte van Pisa

In het literatuuronderzoek is beschreven dat straattaal een actuele mengtaal is, die wordt gesproken door jongeren in de Randstad die vaak van niet-Nederlandse afkomst zijn, dat straattaal veelal wordt gezien als ruw taalgebruik en ‘een taal van de straat’ waarin veel wordt gevloekt en ruw taalgebruik wordt toegepast, dat woorden uit andere talen worden

gemengd met het Nederlands en dat het vaak wordt geassocieerd met criminaliteit,

hiphopmuziek en achterstandswijken.113

Op de achterkant van De belofte van Pisa staat dat het boek gaat over een ‘elitair schoffie’ van Marokkaanse ouders dat opgroeit in de beruchte Diamantbuurt in Amsterdam. “Zijn broer zit in de zware criminaliteit, zijn zussen werken achter de kassa en zijn

buurtvrienden hangen doelloos op straat.”114 De setting van het verhaal is er één waarin

straattaalsprekers voor zouden kunnen komen. Het boek zelf bevat veel spreektaal, waarin het plat Amsterdams de boventoon voert. Daarbij wordt er veel gevloekt en gescholden en komen de woorden ‘fucking’ en ‘chill’ vaak voor, zodat het begrijpelijk is dat sommige recensenten het taalgebruik in het boek hebben getypeerd als straattaal. Bovendien komen er ook daadwerkelijk straattaalwoorden in voor zoals ‘doekoe’ en ‘mocro’s’. Deze woorden komen echter zo sporadisch voor dat het boek niet te typeren is als een ‘straattaalboek’.

In twee recensies van de zes recensies die over dit boek zijn verzameld wordt het begrip straattaal letterlijk genoemd. In één daarvan wordt het verschijnsel toegelicht aan de hand van een omschrijving. Thomas de Veen omschrijft het begrip straattaal in het NRC Handelsblad van 08-11-2013 als een ‘speels Nederlands’ en definieert de (schrijf)stijl van Bouzamour als het jongleren met woorden zoals de rappers van De Jeugd van Tegenwoordig

dat doen. In de andere recensie, afkomstig van www.recensieweb.nl en geschreven op

26-11-2013 door Tim van Gerven, wordt het begrip straattaal alleen genoemd: “Dat komt vooral door Bouzamours stijl. Daar zit schwung in. Veel straattaal en vrolijkheid.”

In hoofdstuk 3.4 is beschreven dat op basis van de lijst met boeken en de analyse van de bijbehorende recensies uit dit onderzoek het lijkt dat recensenten meer geneigd zijn om bij auteurs met een allochtone afkomst te letten op aspecten met betrekking tot straattaal dan bij autochtone auteurs. Bouzamour heeft zich in de media nadrukkelijk geprofileerd als een schrijver met een allochtone achtergrond en dit komt ook duidelijk in zijn boek naar voren. Dit zou ook kunnen hebben bijgedragen aan het gegeven dat De belofte van Pisa door twee recensenten is gedefinieerd als een boek met straattaal. Het merendeel van de

113 Leonie Cornips, “Straattaal: Sociale betekenis en morfo-syntactische verschijnselen,” in Taeldeman, Man van

de Taal, Schatbewaarder van de Taal, reds. Johan de Caluwe, Georges de Schutter, Magdalena Devos en

Jacques van Keymeulen (Gent: Academia Press, 2004), 3, 34.