• No results found

Ik weel zeker, dal ik aLl ik maar een uur met je dpreken kon, /leel meer

~u ~nen

zeg!!en dan in de

lang~te ~rie/len.

Ik perlang zoo

per.~hrdckellJlc

naar/ou. En

~ar

Ond ktndJe. Dal moel je loch he-grypen Suze. Wat td er metJe gebeurd? Luidter naar ./Harie Ter-zijll. Zij en haar man zijn zoo innig goed /loor me gewee.dt.

Wat er allemaal geóeurd id, weetje denkelijk wel. Ik woon nu in

het papiljoen pan ontJ oude huü, waarin ik een kind hen gewee.dt. Ik

wacht er op jou.. Nu ik niet hij jou kan

z~'n

id dit de eenige plek op

de wereld waar tic het kan uithouden. Er

td

bier een ct/eer, die ik

her-kend heó, /lan het eerdte oogenhlik dat ik hier getJtaan heh. Ik hen

213

zo()jleel wijzer geworden Suze. IIc z,,,eer het je. Je ma!! ~ niet zien al.1 een cJOort lichtzinnige verwende jongen. Dat wad lic. IIc ~en bet niet~er. Ald je daar veel aan denlct, ~nbet hedt dat ond Iclnd dat van je mee !crijgt. Suze, dat idee maalct me gewoon gelc van.angd~.

IIc zelf beb zoo verlceerd over mijn vader gedacht. O~at iIc noolt ietd gOedd over hem te hooren beb ge!cregen. Nu weet llc anderd. Ik weet ZQolleel meer. Zooald de mendCben die bem gekend bebben ove~

bem dprelcen. Het id me dikwijld of bijzelf tegen me dpreelct. .of ky mijn daden butuurt

e.'!

me ~oor gevaren hek0eiJt. Daarom ull,lde llc bier wonen. Hoewel hy er met meer ld, heb tic bet gevoel, dat llc he.'!"

alltd zeggen kan. Dat ilc met mijn verdriet en mijn angdt. en my'!

dCbuldgevoel hij hem lcan komen: Net z,ooal~,",:oeger, ald llc op dtt erf liep en me hezeerde. Dat bermnerde tic mij bter opeend. .

IIc heb zoo'nverdrietgebad, Suze. Je zie~me nogz~oald tic wad:

boogbartig en ijdel en vol met angdten, datt~maarme~ on~erdCbat zou worden. IIc beh hier zoolleelgeleerd. Je IImdt bet mlddCbten gelc, maar ilc ben bet gelulclcigdle aLJ ~~ '.1 avondd in mijn pa,viljoen hen.

Dan ruÏdcben de hoomen hOllen my, ZQoald ze oolc gerwdCht bebhen hOllen mijnd vaderd hoofd. Dan 1I0el ik zijnaanwezig~eidhiJ.na ladlhaar.

Suze je moet deernid mel me hebben. IIc zal Je hewlJ.zen, dal bet mij erndt id. Ik zalgeduLJ hebben en bard werlcen, aLl tk maar weet,

dat we ellcaar zullen weerzien. ...

We zijn niet lIervreemd van ellcaar. Ik weet hel zelce~. En JIJ toch oolc. Het kind IIan ond, dat je !crijgt, id loch een geweldtge bt;nd.

Het id locb een zegen op een IIerhintenid IIoor Ofldbeele lellen, dle we bebben aangegaan.

IIc ben zoo dankbaar, dat de Terzijll'd gaan. Luidter naar ze.

IIc wacbt op je... je man...

Aat Langelaan wachtte. Hij wachtte, zooals zijn vader ge-wacht had in dit huis. Hij bereidde het toe tot de ontva~gst van Suze die immers stellig eenmaal zou komen, en hun kmd, zooals zij~vader, meer dan twintig jaar geleden, het huis had toebereid.

Rotsvast was zijn overtuiging dat ze komen zou.

De Terzijlls waren nu vertrokken. . . Het laatste wat hij, meeloopend met het schip,~othet ';Uter-ste van de kade, van hen gezien had, was TerZlJll, wwvend met den hoed. En Marie, die de handen, als voor een gebed, samenvouwde en hem toestak.

214

De bevestiging van haar belofte.

En toen hij alleen naar de stad terugkeerde, vanwaar nu zijn beste vrienden waren weggereisd, was het huis zijn vei-ligste toevlucht.

De opeenvolgende berichten uit Indië hadden de familie in Holland verbaasd.

Het was een gansche serie onverwachte aankondigingen geweest:

De regeling van de nalatenschap, waarbij Aat zich het huis had laten toebedeelen, een transactie die door Blois warm was aanbevolen, had eerst bevreemding en wantrou-wen gewekt.

Wat moest hij met dat huis...? Had hij dan toch een koo-per op het oog, ver boven de taxatie...?En in hoeverre was daarin mejuffrouw Henny Box betrokken... ? Hieromtrent hadden de berichten van het advocatenkantoor geen verdere wetenschap verstrekt.

Toen was, ook in den vorm van een zakelijk schrijven, het nieuws gekomen, dat Aat het schuld-aandeel van zijn moeder voor zijn rekening had genomen. Mevrouw Langelaan had aanstonds willen schrijven.

- Eerst afwachten, had Durty aangeraden. - Wat zwart op wit staat ligt vast...

Toen men vernomen had dat Aat een betrekking bij Blois had aangenomen, was de familie bijeengekomen.

Wat was dit...?

Blijkbaar wilde hij in Indië blijven... wat hield hem daar vast...?

Durty had het hoofd geschud en gekeken alsof hij het wel begreep.

De naam van mevrouw Gijsberti was gevallen in den fami-liekring, en mevrouw Van Houten had gesmeekt er niets van aan Suze te zeggen.

- Het kan niet waar zijn, had zijn moeder gemeend.

Toen had Eline uitgeroepen, dat Aat niet meenen moest, dat hij zich door een grootmoedige materieele geste kon zuiveren.

Men had een brief aan hem willen schrijven, en weer als op den sterfdag van Abraham Langelaan, had Durty het pot-lood genomen.

215

Maar alle concepten werden verscheurd... Wat moest men Aat schrijven•..?

Hij bedisselde alles zonder hen... WaarschijnIijk had hij wel goede redenen om hen niet onder de oogen te komen.

Twee zachte oogen, van een portret aan den wand, keken neer op den familieraad der Langelaans..•, die tot geen andere slotsom kwam, dan dat Aat een groot huis had gekocht en een betrekking had aanvaard en aldus zijn missie naar Indië had omgezetineen voorloopig verblijf.•• waar meer achter stak...

Dit meer kon niet anders zijn dan een volharden in zijn verdoling...

Daarmee was alles gezegd.

Dan keerden de gedachten terug tot de dagelijksche zor-gen: hoe Mevrouw Langelaan zich zou inrichten, nu het ver-blijf in Princenhage te kostbaar was geworden.

Zij voelde er wel voor te gaan reizen, in een warmer kli-maat.•• Cannes of Nice..• Wanneer ze dat, met een zucht, zeide, scheen het wel of zij verlangend vooruitkeek naar de koestering van een milder klimaat, na alle kilheid van haar leven tot dusverre..•

--' Dan genietikook eens wat van mijn leven, zeide Eline.

--' Jullie doen maar, merkte Gee op, want Durty bleef stellig nog wel twee jaren te Amersfoort in garnizoen. Ze hadden nu echter een automobiel kunnen koopen, en dat ver-zachtte veel van de narigheid van zulk een afgelegen provin-ciestadje.

Mevrouw Van Houten putte zich uitinzorgen voor Suze, die nu op enkele weken liep.

Rust, rust en nog eens rust, was haar programma.

Ze vertelde haar dochter niets en wees alle debat terug met de verwijzing naar later; na de bevalling zou men verder zien.

Men had haar uit Indië op de hoogte gehouden van Aat's doen en laten, maar ze wenschte vooralsnog koel te blijven tegenover de gerapporteerde verbetering. In commissie voor haar dochter voelde ze den aangedanen smaad van opspraak zeer diep. Haar eigen man had haar soortgelijks aangedaan, en ze was immer onverbiddelijk gebleven. Zonder dat het ooit tusschen hen was uitgesproken, was hij gestorven. En in de verbittering, diein haar was achtergebleven, dacht zij aan niets anders dan aan de bescherming van haar kind tegen een 216

leven vol teleurstelling, zooals het hare was geweest.

Aat Langelaan was voor haar nimmer meer geweest dan een goede partij; wat zij als een mesalliance had aangevoeld -- de Langelaans verkeerden niet in haar kringen -- had ze hem op materieele overwegingen vergeven. In die materieele verwachting gevoelde ze zich bedrogen... en thans was haar ook de opspraak niet bespaard gebleven.

Wanneer zij nu en dan de familiebijeenkomsten bijwoonde, was het om op de hoogte te blijven van de materieele ont-wikkelingen.

--' Ze had dat huwelijk nooit moeten doen..., zeide ze ver-trouwelijk tegen haar kennissen. -- Maar wie belet een kind..7

Ach, en dan zuchtte ze om haar eigen teleurstellingen.

Aat's brieven aan Suze had ze ongeopend gelaten.

Ze was er niet nieuwsgierig naar.

Ze vermoedde ze vol larmoyante betuigingen van een zwakkeling, die het kind nog meer zouden schokken.

N een, dan waren beter haar eigen ervaringen aangewend.

-- Een man, verklaarde ze haar dochter, aldus het gansche genus gelijkschakelend tot eenzelfde type, is nu eenmaal zoo...

Ze meende dat, ter vertroosting, het relaas van haar eigen ondervonden leed in dezen van pas was.

En bij de onthulling daarvan ontwikkelde ze tegelijk het geheele program van haar afweer: men moest zich onverschil-lig toonen... mannen moesten vooral niet denken dat men ze naliep... Ze moesten boeten voor hun eigen dwaasheden en met hun kop tegen den muur loopen.

Suze hoorde het alles aan.

In deze maanden ontwikkelde zich, voor het eerst voor haar rijpenden geest, het beeld van het troostelooze huwelijks-leven harer ouders.

Dewoorde~gingen aan haar voorbij, want haar gedachten waren naar bIDnen gewend, tot het leven dat zeinzich wist.

Suze was doodmoe... vermoeider, dan zij gedacht had, dat een mensch ooit zou kunnen zijn. Ze liet haar moeder praten en begaan, en naarmate zij meer sprak werd ze haar vreemder.

Deze, de eerste vertrouwelijkheid van haar moeder tot haar, dreef haar immer verder in de eenzaamheid die ze als kind had gevoeld, en waaruit Aatje haar was komen verlos-sen.

Met het nieuwe leven groeide in haar de vrouw, en haar moeder wist het niet.

Het was geen opstandig verzet, maar een steeds dieper gissen naar Aatje's beweegredenen.

Klaar was haar besef, dat hij onmogelijk zoo opeens alles vergeten kon zijn.

Ze wist niet dat de familie hem had gedesavoueerd, ze wist niets van zijn zorg en zijn beproeving: haar gedachten gingen niet verder dan naar hetgeen in haar groeiende was, van hem en haar gelijkelijk.

En dat dit goed moest zijn, want de zegen op hun verbinte-nis voor een leven.

Ze verweet zich dat ze hem, in haar eerste teleurstelling, hard was gevallen, en allengs kwam daaruit steeds sterker het besef dat ook zij, aan hem, iets had goed te maken.

En nu, terwijl ze machteloos was, waakte ze over wat van hem was, zooals hij waakte over zijns vaders huis...

Voor de rest liet ze alles gebeuren, en ze had ook zonder tegenspraak het besluit aanvaard, dat het huisje te Voorburg geliquideerd zou worden.

Bij de sterk teruggeloopen inkomsten beteekende dit een onnoodige la t. En zoo werden dan de meubels opgeslagen en een huurbordje werd aan den kalen gevel beve tigd, waar-tegen, in een tragi ch zoeken naar zon, een magere, door hen samen geplante wingerd omhoogkroop.

Die wingerd was haar laat te indruk van het huis: aan den voet was ze vol bladertooi, maar reeds verder hoogerop waren de ranken kaler en op manshoogte lagen de hecht-ein-den zoekend uit tusschen de voegen van hecht-ein-den baksteen.

Het was als een symbool van hun, te vroeg beeindigde, in voortijdige herfstkleuren verdorrende onderneming.

Merkwaardigerwijze was het ook naar dien wingerd, dat Aatje' s gedachten uitgingen toen hij het zakelijk gestelde be-richt van Durty omtrent de opheffing van zijn huis vernam.

Hij las den brief in het voorgalerijtje van zijn paviljoen.

Het was avond. Het licht van zijn lamp scheen uit over een stukje van het grasveld; het steeg op tot de onderste takken der boomen, en de bladeren stonden als een koepel boven hem.

Daarboven was een licht geruisch in den exotischen groei en bloei. Er zweemde een geur van bloemen.

218

Hij zat daar als in een kas.

En de tegenstelling tot die uitbundigheid der natuur: het armzalige Hollandsche wingerd.rankje in zijn herinnering, was het beeld van zijn berooidheid. lIet huis inVoorburg stond leeg:

tragische achtergrond voor al zijn gedacht n, de achtergrond van hun beider verwachting... het perspectief van zijn tochten per rijwiel uit de stad, waartegen zich haar geliefde gestalte had afgeteekend als zijn oog haar zocht.

N u was er dus nog slechts di t: het van den vader geërfde en zelf verworvene en tegen de verstrooiing verdedigde.

Er was geen andere mogelijkheid dan deze: dat Suze tot hem kwam.

Daarop fixeerden zich zijn gedachten. En ook daarin ver-eenzelvigde hij zich met den afwezigen vader die hier, op deze zelfde plek had zitten uitkijken, en die nimmer iets had zien opdagen.

Maar het was, hoewel taal noch teeken hem van Suze be-reikte, alsof zijn hoop staag groeide tot een zekerheid. Wa-ren daar niet zijn missionarissen onderweg? EIken dag bracht het schip Terzijll en Marietje nader tot het doel.

Hij wist, dat ze vooruitstaarden, de trouwe vrienden, vastbesloten en toegerust met een wijsheid die, in de tropen, tot grooter hoogte was gerijpt dan die, waarin Suze bevangen wa.

De weken verstreken en Aatje werkte. Hij werkte als nimmer tevoren. Het was alsof hij zich met den arbeid nieu-we krachten verschafte, of elke verdere doordringing in zijns vader arbeidssfeer hem krachten van den vader overdroeg.

Het was alsof hij niet meer leefde uit zichzelf maar uit die kracht die hem dreef, die hem bewaarde voor de verblinding der oogen en de verwarring der zinnen. Er was geen zelfbe-klag meer in hem en geen gekrenkte ijdelheid of bitterheid of wrok. Al zijn problemen waren secundair geworden aan dat motorische, tevoren nimmer gekende dat van den vader moest komen en dat hem voortschoof langs een baan van plicht en zelfvertrouwen.

Zoo was het dan, rondom Suze, in Holland, in haar ver-wachting, en rondom Aat in Indië, geleidelijk stiller geworden, na maanden van verwarring en emoties en misverstand en angsten.

219

Het was, voor ieder van hen, de stilte die voortkomt uit de toewijding tot een nieuwe taak.

En als zoodanig het gevolg van het afscheid van hen-zeH.

Want dit moest het zijn: nadat zij afscheid van elkander hadden genomen, en onder dit afscheid geleden hadden, was een nieuw afscheid gevolgd:

Suze had afscheid genomenvan haar afhankelijkheid, en alles wat binnen de nauwe horizon harer direetewaarneminggelegen had; want ver daarboven uit trok haar het perspectief van de groote, onbegrijpelijke dingen die met haar stonden te gebeuren.

En Aat was, door de opeenvolging der gebeurtenissen, weg-getrokken uit zijn beperkten gezichtskring van wel-op-gevoed, driedubbel materieel verzekerd menschje, en dat was het afscheid geworden van zijn vroegere Ik, dat gebonden was geweest aan conventie en allerlei conventioneele voorzorg en verankering.

De troost en het herstel waren er reeds, nog lang voor ze die konden waarnemen.

Want die waren gelegen in gansch andere dingen dan ze, in brieven of desnoods met woorden, tot uitdrukking hadden kunnen brengen.

Hun blikken waren niet meer op elkander gericht, of op de spiegeling van het eigen beeldin de oogen van den ander, maar op het onuitsprekelijke en onbegrijpelijke van een lei-ding boven hun besef.

Een sterfgeval had hen uiteengevoerd, menschelijke ver-warring had hen nog verder uiteengedreven, maar het ont-staan van een nieuw leven was, als de overwinning van de vernieuwing over den dood, verre boven dat alles uitgerezen.

In de aanschouwing van dat nieuwe wa.~, voor het kind ter wereld kwam, en voordat de bemiddeling van de Terzijll's een beter begrip had gebracht, iets sterkers geboren dan men-schelijke woorden teweeg kunnen brengen: het vertrouwen en het onberedeneerd geloof dat zich alles, volgens een vast plan, ten goede zou wenden. Hun waarneming van het leven had gefaald. Hun berekeningen en daden waren fout gebleken.

En toen was de oplossing gekomen in het prijsgeven van alhun angstige verzekering, al hun redeneeren en deduceeren en combineeren, voor het allereerste en het voornaamste:

de gehoorzaamheid.

220

Aat en zijn vrouw gehoorzaamden op vele duizenden mijlen afstand van elkander aan een zeHde oproep, die een onver-klaarbare herkomst en een onberekenbare bestemming met elkander verbindt...

...De herkomst, waarvan de herinnering na-zweemtin de oogen van het kind... de bestemming, die een aanduiding heeft in de zachte oogen van zeer oude menschen, die niet meer zooveel spreken.

De gehoorzaamheid aan de eeuwigheidsgedachte, die de menschen een ergernis is en een onberekenbare zekerheid tot troost: de vernieuwing van gisteren en vandaag en morgen waarvan slechts zoo nu en dan, in de verwarring van geest en vleesch, iets voor ons opglanst, op de oogenblikken als het lot ons confronteert met het geheim van den dood en van het leven...

221

XII