• No results found

Wanneer we een «buld bebhen, dan i4 bet dat wij een ander onge- onge-200

lilkkig gemaakt be1Jben: mijn "rouw. Daar beb jy' geen «huld aan.

Dat

ü

mijn debuLd. Ik ben dat pa<1 hier gaan beJeffen. Ik beh bier pad gelterJ wat pLicbt U, gewone barde plicbt en bet wegcijferen "an jezelj. Sind4 ik in IniJie hen beb ik, dtap IIOOr dtap, den weg gepolgd dien mijn Pader iJ gegaan. J1foreel en zakelijk. TiJt dU<Jl1tr ben ik een paradiet gewee.Jt. Ik !Ja nu werken om een 4lam te worden. Ik hoop, Jat je mijn brigje niet"erwar{) "indt. We hegrepen elkaar altyd in enkele woorden. We mogen niet nemen wat om nietloekomt. Van nu af aan hehoor ik aLLeen toe aan mijn plicht. Het klinkt midtJelijk, maar bet id zoo. Het id een dOOrt afdcbeid vanje-zelj.

Er id inderdaad vreuely'k OIIer OnJ geklelJt. Ik beh me wel eend a/gePraagd, hoe dat poor je man id. Nu debrijf ik je aan bet adred, Jàt je me gege"en bebt. Laten we zulke dingen niet doen. Ik zou je een lna4.1a willen verteLLen. Ik boop later, mondeling, je

Aat.

Twee weken waren voorbijgegaan. De Vereenigde Cu!-tuurondernemingen hadden een nieuwen directeur gekregen.

De oude heer Meesters zat op Honkerman's plaats. Aat sprak hem dagelijk in het hotel. In een commissaris-vergade-ring had Meesters rapport uitgebracht over het re ultaat van zijn onderzoek. Dat was boven verwachting gunstig. Ver-volgens was hij met Blois en Langelaan aan het werk getogen om de nalatenschap te regelen.

Gebleken was dat tegenover de schuld van ongeveer drie en een halve ton et:n aandeelenbezit stond dat, tegen den koers van den dag, een waarde van ruim een millioen twee-honderdduizend gulden vertegenwoordigde, waarvan Aat dus ruim drie ton toeviel.

Bovendien viel hem een vierde deel van het huis toe.

Hij had uitgerekend dat, wanneer hij zich het geheele huis liet toebedeelen en drie vierden van den prijs, wegens overbe-deeling aan zijn mede-erven terugbetaalde in aandeelen, zijn portefeuille nog ruimschoots voldoende was om de helft van de schuld af te betalen.

Het was hem namelijk voorgekomen dat het hem, als zoon, in den geest van zijn vader, paste, zijn moeder in het onbe-zwaarde bezit van haar erfdeel te laten.

Hij zou dan het huis bezitten en ruim zestig aandeeIen in de Vereenigden.

201

Wanneer hij het hoofdgebouw voorloopig verhuurde, zou hij van de opbrengst, met het dividend der aandeelen en zijn salaris, een zeer behoorlijk inkomen hebben. Zijn moeder zou, schoon op wat lager niveau, uitstekend kunnen leven, en ook zijn zusters zouden, wanneer zij elk een kwart van de schuld in aandeelen betaalden nog mooie inkomsten maken.

Toen het denkbeeld eenmaal vasten vorm gekregen had, sprak hij er, op een avond, met Henny Box over.

-- Ik denk er sterk over, zeide hij, om dit huis te nemen...

Ze keek hem verrast aan.

Hun gezamenlijke arbeid inhet kantoor van wijlen Lange-laan was tot dusver een orienteerende, een schikkende en een liquideerende geweest. Manden vol verscheurd papier waren uitgedragen: de meubelen stonden nog, in dezelfde rang-schikking, als gereed voor een publieke verkooping, te wachten.

Aat was voor haar nooit anders geweest dan het aller-laatste bedrijf in haar betrekkingen tot Langelaan.

Wat hij met die enkele woorden aanroerde was iets nieuws:

de continuiteit, het herstel, nieuw leven in deze, voor haar gevoel aan het afsterven overgegeven omgeving.

- Dacht u heusch...? aarzelde zij.

De blijdschap in haar blik maakte hem duidelijk wat de onderbewuste stimulans tot dit besluit was geweest: de ves-tiging... voor haar een be-vestiging. Hij had gemeend iets te zullen vinden, en het was gan ch anders geworden: hij had iets terug-gevonden dat waard was behouden te worden.

- Ik denk dat mijn vrouw... mijn gezin hier wel zal willen komen, lichtte hij toe. In afwachting daarvan zou desnoods het huis verhuurd kunnen worden, begrijpt u, t:n het is ook mogelijk, dat wij eerst ergens anders gaan wonen, desnoods in het paviljoen... om dan later...

Hij had het woord gezegd: later...

Onhoorbaar was een deur opengegaan, en een perspectief lag voor hem: een toekomst.

Henny Box dacht: ...later..•

Ze had dit woord, op deze plaats, meer gehoord.... vele malen, en eindelijk in een zucht...

Het is een mooi bezit, zeide ze nu haastig... Het is een prachtig huis en het erf is diep... Bent u wel eens heelemaal doorgeloopen... 7

202

Ze was al opgestaan, en hij volgde haar, door de eetzaal, over de achtergalerij, langs de bijgebouwen.

Het groote erf lag doodstil in het maanlicht.

Scherp stonden slagschaduwen afgeteekend tegen een witten muur.

Roerloos waren de hooge boomen.

Naast elkander wandelden zij het pad af dat leidde naar een enorme put, omringd door een muur.

Bij hun nadering kwam een gestalte achter den muur te voorschijn en verdween in de richting der bijgebouwen.

Daar brandden een paar rossige olielichtjes.

Er waren stemmen, een lichte kreet, en stappen die zich verwijderden.

-- Wat is dat...?vroeg Aat.

-- De bedienden, antwoordde ze. Die mochten hier voor-loopig blijven wonen. Heele gezinnen. Ze halen er altijd fami-lieleden bij.

-- Hoeveel menschen zouden daar wel bijeenhokken...? -- Veertig... zestig misschien wel, schatte ze.

Hij keek in de richting waar de oliepitjes walmden. Daar was een ganseh verborgen leven, teruggetrokken in de scha-d~wen. Dat be.scheiden, verborgen leven was voortgegaan smds de man wt het groote huis verdwenen was. Niemand had er aanstoot aan genomen. Niemand had er op gelet. Ook hijzelf niet tot dusver.

Er was natuurlijk geen bezwaar tegen dat die menschen hier bleven, ~~ide. ze onder het voortloopen.

-- Natuurli}k met...

Het pad ging langs een dichte haag. En nu bemerkte hij daarachter teekenen van ander leven.

Er waren zachte voetstappen en een paar gestalten gingen aan de andere zijde van de haag voorbij.

Een kind huilde ergens, niet ver weg, en een hond blafte.

Weer verder weg kraaide een haan en er waren verwijder-de slagen op een gong. De haag boog om naar rechts.

Ze waren nu bij het einde van het erf gekomen.

- Tot hier is het, kondigde juffrouw Box aan.

Maanlicht glansde over een paar enorme pisang-bladen.

Er waren. fl.uisterende stemmen achter de heg en het klep-pen van muiltjes. Insecten zongen doordringend.

203

Tusschen het gebladerte door zag hij een lantaren bewegen.

Hier was leven, het leven van de aangrenzende kam-pongs.

Als een groot, dood eiland lag het huis tusschen het leven dat was voortgegaan.

De nieuwe zekerheid die hij dien avond gekregen had, ver-liet hem niet meer, en toen hij zijn plan met Blois en Terzijll besproken had, en het huis werkelijk zijn eigendom was ge-worden -- (er was druk over en weer getelegrafeerd, en tenslotte had de familie haar toestemming gegeven) -- was het stiller geworden om hem heen.

Hij had zijn erfdeel aanvaard.

En nu kon hij ook verder wachten op wat komen moest.

Aat werkte: hij werkte op het advocatenkantoor, hij werk-te bij Meeswerk-ters, en hij vond zijn basis in het huis.

Hij was geen reiziger meer.

Een opmerkelijke verandering had zich in hem voltrokken.

Naarmate hij het werk overnam van TerzijlI, die zich gereed-maakte voor het vertrek, kwam in hem die mannelijke ver-andering in postuur en wijze van optreden, die hem aanstonds getroffen had toen hij den academievriend vanaf het schip had waargenomen.

Hij werd nu werkelijk een arbeidend lid van deze kolonia-le gemeenschap. Ze had hem begroet als een doortrekkende, en men had zijn beslissing tot vestiging zonder verbazing aanvaard. Hij was opgenomen in deze samenleving, waarin alles tijdelijk is en waarin graden van tijdelijkheid niet wor-den geteld, omdat de ervaring er sinds lang heeft bewezen.

dat het tijdelijkste het langste duurt.

De kring van zijn kennissen had zich ook uitgebreid.

Men vroeg hem wanneer zijn gezin uitkwam, luisterde nau-welijks naar het antwoord, en ging in een adem voort te ver-tellen van eigen plannen.

In het immer latent gevoel van collectieve verbanning van den geboortegrond, deelt men gemakkelijk zijn ervaring, hoop en verwachtingen.

Een bepaalde kring veroordeelde hem om het ontslag van Honkerman, die overigens aanstonds in een exportfirma was opgenomen, waarin hij zijn niet onaanzienlijke, bij de Ver-eenigden gespaarde gelden, gestoken had.

Men had Honkerman beklaagd, want men was al gauw vergeten wat er precies gezegd en gecommenteerd was bij diens ontslag.

En nu sprak men van Honkerman van de firma Liebmann, Meerberg en Haas, zooals men eenige jaren gesproken had van Honkerman van de Vereenigden...

Aat Langelaan was de man die van zijn macht gebruik had gemaakt om Honkerman uit zijn positie te stooten. Dat was hard geweest voor het hoofd van een gezin, maar ook hier geldt het recht van den sterkste, en men h~d er zich bij neer te leggen. Het was Aat volkomen bekend, dat Honkerman in zijn kring, en zelfs luid in de kegelclub, van hem gewaagde als van het "schoffie", en dat men hem, op Honkerman's ge-zag, de ver~ergaandebedoeling toeschreef van zich, met be-hulp van ZIJn aandeelenmeerderheid, in zijns vaders zaken te dringen, en op Honkerman's plaats.

-- Laat hem zijn gang gaan, zeide Honkerman, -- ze moe-ten het zelf wemoe-ten.

Maar de bijval werd gesmoord door de gedachte aan de figuur van Meesters.

De oude heer genoot, door ancienniteit, een reputatie die door niemand werd aangevochten.

.. Hij. was uit zij~ rust t~ Bandoeng gekomen om deze zaken tijdeliJk te behartigen; ZIJn kennis en onkreukbaarheid ston-den boven verston-denking, en hier eindigde de achterklap.

Dan sprak nog slechts Honkerman alleen verder.

De anderen geloofden de rest wel, want, wat drommel men moest zich handhaven, en indien Aat en de zijnen Hon:

kerman niet..had~('n geslagen:.zo~ deze hen geslagen hebben.

Ieder had Z1J~ eI~en. werk, ZIJn eIgen zorg en zijn eigen ang-stenvoo~veilIgheId m ~ezemaatschappij, en niemand had tijd en energte over om ZIch warm te maken als kampioen in andermans aangelegenheden.

Bovendien wist men op den keper Aat Langelaan's bezit, en de maatstaf van welstand die in deze samenleving vrij

~gemeengeldend werd geacht, bracht hem tot een zeker aan-ZIen.

H?nkerman had verloren en hij was aan de winnende hand.

DIt bepaalde reeds de houding der maatschappij zooals

die zich allengs demonstreerde. '

Omgekeerd had de ervaring, dat men hem had aanvaard, uitwerking gehad op Aat's gemoedsstemming.

Hij had thans, met alle anderen, een vast-omschreventaak.

Hij was niet meer het jongetje, dat ijlings zooveel mogelijk van zijns vaders oogst in veiligheid kwam brengen om daarmee te vertrekken.

Hij had zijn hoekje en zijn werk gevonden, en het pad dat hij te gaan had lag voor hem afgeteekend: het was immers gemarkeerd door den vader, die hem was voorgegaan en die uit den gezichtskring was verdwenen.

Eiken dag ontmoette hij die merkteekenen, ook wanneerhij een oogenblik vreesde den weg bijster te zijn... in de momen-ten van inzinking en vermoeidheid.

Op een van zulke avonden was hij naar de Harmonie ge-loopen.

Het was een Zondagavond, en toevallig had niemand hem uitgenoodigd.

Op Zondag plegen de Batavianen afspraken te maken voor gemeenschappelijke maaltijdenin de club of elders: uren van tevoren ligt de groepeering afgeteekend in de rangschikking der stoelen om gereserveerde souper-tafels.

Toevallig was Aat niet bij een dier groepen ingedeeld.

Terwijl in den tuin de muziek speelde boven het geroeze-moes der stemmen, zat hij met een tijdschrift in de leeszaal der societeit, vlak bij de galerij. Hij kon een blik in de hall werpen, waar telkens feestelijk gekleede menschen binnen-kwamen, waar men elkander .afwachtte en begroette om ge-zamenlijk den tuin in te gaan.

Hij had zijn tijdschrift terzijde gelegd en in een groot ver-langen naar wat aanspraak was hij van de galerij uit gaan kij-ken in den tuin. Daar waren de Terzijll's met Blois en andere kennissen: een gesloten kring... Daar waren de Vrijhof's in een andere gesloten kring en nog weer verderop andere ken-nissen, talrijke kenken-nissen, allen gegroepeerd naar de afspraken van den dag.

Een schroom, en de verstilling van zijn eenzamen dag, weer-hielden er hem van den tuininte gaan en zich ergens te doen opnemen.

Toen hoorde hij opeens, van dichtbij, onder de overkapping der galerij, zijn naam roepen. Een der oude heeren van de 206

tafel op het hoekje had hem geroepen, en wenkte hem toe.

In den kring herkende hij nu ook Meesters, die uitriep:

-- Als je alleen bent Langelaan... 1 Hij maakte een noodigend gebaar.

.En zoo .zat Aat dien Z~n~agavond dan in zijns vaders vnendenkrlDg. En al wat hiJ ZIch had voorge teld, dien eer-sten avond op de club, kwam zooals hij dat had gedacht.

-- Wel-wel, zeiden er een paar, en keken hem oplettend aan, over gouden brillen en van onder borstelige wenkbrauwen.

En nadat de algemeenheden besproken waren, kwamen de flitsen van herinnering:

-- Dat.was dus de student... de hoofdpersoon van de mas-kerade... Jawel, ze hadden er van geweten en hij was ge-trouwd met een dochter van Van Houten flink officier geweest. Te jong gestorven... Kassian...

Hij ~ntwoorddeop vrage.n, en t~en hij verzekerde dat zijn vrouw lDderdaad wel spoedig zou wtkomen, was het even stil.

Daarna klonk wat bemoedigends doorinhun commentaren van Aha... jawel en natuurlijk... :

Ze hadden dergelijke blijmoedige verzekeringen eerder ge-hoord.

En ze hadden allemaal geleerd te wachten... en misschien wel verwachtingen prijs te geven.

In dezen kring werd niet gesproken over een verlof of repatrieeren, dat glansde in een voortdurend geobserveerd verschiet.

Deze mannen waren hier gevestigd als oude huizen van wie menschen en dingen waren weggereisd.

Ze hadden het aanvaard. Hun handen waren bruin en be-haar~ en vol huidplooien. Hun kleeding was nonchalant en practisch. Zedro~genouderwetsche gouden horlogekettingen van de bovenste ZIlveren knoop hunner gesloten witte jassen naar het borstzakje.

Ze ~eldentrouw bij,een en spraken niet over verlangens.

want dIe hadden ze pn}s gegeven. en ze hielden zich afzijdig van de bonte roezemoezende menigte, die gedreven werd door het groote verlangen naar huis en nabootsing van alles zooals het thuis moest zijn.

Nu en dan hoestte er een, en de anderen keken niet bezorgd.

Ze verbruikten, elk voor zich, voorzichtig de restende levens-207

en beterschap toewenschte, en verfijnde brieven van zijn sc~oonmoeder, die

JMr

met de wetenschap dat ze Suze zijn bnevenont~eld,schandelijk voorkwamen.

. Ze~agen10 een lade van zijns vaders bureau. Hij beklaagde ZIch met om het onrecht, ma~hij antwoo~?de met erkenning v~~ schuld.. :. Voor het overIge moesten ZI}n handelingen

be-~zen,dathijanders was dan men hem, in wantrouwen voor Zl}n moreele en zakelijke handelingen, verweten had te ..

E hi' di b' ZI}n.

. n soms, wanneer } e rleven herlas, en op tandigheid

~hem opkwam, was het alsof een hand op zijn schouder lag, d!e hem telkens weer terugdrong tot de erkenning van zijn eIgen schuld, voor het oordeel over de anderen. Er mocht

thans~.geen

onrust om Suze zijn. Tot geen prijs, zelfs niet

di~

van .~I}~zelf-rechtvaardiging...

h Zl} dIe Aat Langelaan in die dagen gekend hebben zagen em al~.een studi~u~, ernstig jongmensch. '

- ZI}n vrouw IS 10 Holland, zeide men, en wat omtrent h.em bekend was geraakt,

we:~ besprok~n

in verband met gis-s10gen omtrent de vraag ofZIJ al dan met zou uitkomen. Hij zelf

vermee~

daarover te spreken, en bepaalde zich in ant-woord oP.d~eete vragen tot de aankondiging van de bli'de

gebe~emslD de naaste toekomst. }

Hl}

voel~e

zichinzijn paviljoen en in dit leven wonderlïk

t~ruggezet

10

.~en

recente - toch zoo verweg lijkende _

p~_

node, toe~ hij voor zijn doctoraal werkte: een student, die nog zoovéel te leeren had.

Maar.tegelijk was hij er zich van bewust, dat hij thans niet

te

theone, maar de zeer reeële practijk van de maatschappij eerde, en .dat deze hem achtereenvolgens haar vraagstukken ter opl.oss1Og had voorgelegd.

d In

dl~n

tijd had hij een bizondere bewondering voor Bloi en ZWl}gzamen man, die zich niet anders onder de mensche~

veUoonde, dan wanneer het noodig was bepaalde factoren g~ end te maken; Blois, die teIken blijk gaf van allerlei d10gen op

~~ ~oogte

te zijn en uit een warwinkel van feiten en teg~nstri)~lghedenmet een bijna onfeilbare zekerheid het dssb~.tieeleWls~te releveeren, bekommerde zich even weinig om e 1}-omstand.lgheden als om de franje van dit koloniale le-dven, zoo~ls dIe aanwezig was in societeitsgezelligheid en

ansparti)en.

krachten en hun teedere herinneringen waren, als die van zijn vader, ergens in gesloten laden, waar ze vergeelden en geur-den naar vochtig bederf.

In hun kring voelde Aat niet meerden angst van gegrepen te worden door de tropen. Ook deze menschen waren reizigers geweest, en hij zag hun rust en bezonnenheid aan het einddoel.

Een kameraad was heengegaan en ze hadden den opvolger in hun kring geroepen.

- Op de aanstaande baby... zeide er een, en hief zijn glaasje.

En ook de anderen hieven hun glaasjes en stemdenin.

Aat dronk ze allen toe...

Zooals zijn vader had gedaan toen hij voor zijn examen was geslaagd en toen Maud geboren was...

De eenzaamheid had geen verschrikking meer voor hem.

Er was, integendeel, in de stilte die hem omgaf, een bijna tastbare leiding te bemerken.

En deze bepaalde alles in zijn dagelijksche doen, tot zelfs het kleinste: duizend kleine plichten, honderd beslissingen.

Bij eIken twijfel keerde hij terug tot die gedachtengang, die in hoofdzaak bepaald werd door de vraag: wat zou vader gedaan hebben onder deze omstandigheden...? En wat ver-wacht hij van mij .••7

Alles scheen geregeld te zijn volgens een plan, waaraan hij zelf geen deel had gehad: zijn tocht naar Indië, de strijd om de nalatenschap, waarin hij voor een groot deel als een kleine jongen terzijde had gestaan.

Het was niet een bedoeling die zich telkens manifesteerde inovertuigende argumenten, doch veeleer een kracht die hem, zijn eigen overwegingen ten spijt, telkens weer dwong te gehoorzamen.

Aat was gehoorzaam geworden en hij volgde ingoed ver-trouwen.

Er waren zeer onaangename dingen, zooals eenmaal een ontmoeting met Honkerman en diens vrienden in de bar-zaal, toen ze hemineen overmoedige stemniing hadden bespot met dingen, die gehoord waren in de rechtszitting.

Er waren ook nog denigreerende brieven van Rob Durty geweest, die een vaderlijken toon aansloeg en hem vermaande

Er waren ook nog denigreerende brieven van Rob Durty geweest, die een vaderlijken toon aansloeg en hem vermaande