• No results found

In grauwen dageraad lag de Tromp voor de reede van

Tand-jong Priok. . .

Dit was het nuchter emde van de reIs.

In het weifelend daglicht, versterkt door .de ~lectrisch.e verlichting van den rooksalon, traden de passagIers10 vluchti-ge kleeding voor de ambtenaren der passencontrole.

Het schip leverde zijn gaste? afa~seen las!.

Men was te slaperig om Ultvoeng afscheId van elkander te nemen en wisselde geeuwerig eenige woorden.

En weer later, toen de zon was opgegaan en de hitteb~gon te broeien, verschenen de passagiers, gereed om het s.chip te verlaten, op de dekken, en hingen in verveelde afwachting van het moment dat de machines voor het laatst zouden worden aan-gezet in groepjes over de reeling, uitkijkend naar de loodsboot.

De silhouetten van Java's bergen rezen hoog op, als stO?-den ze vlak achter de kust: een schijnbaar nabij doel dat, 10

de ervaring, zoo ver af zou blijken.

_ Er was eens een soldaat, vertelde Aatje, die meende dat hij daar voor het ontbijt nog wel even heen kon loopen.

Mevrouw Gijsberti lachte. .

_ Wie weet, zeide ze, -- misschien zal het JOU ook nog wel zoo vergaan... voor je aan je ~oel.bent gekome~..:

Hij vertaalde haar opmerking m: Je vergeet mIJ Immers vooreerst nog niet, en keek naar haar hem zoo vertrouwd ge-worden profiel.

Maar tegelijk met haar opmerking, die profetisch klonk, benauwde hem plots weer het denkbeeld zijner missie ond~r koude, onverschillige menschen en zijns vaders doode hUlS.

Er was in dat huis een gevangene geweest van de tropen, van toestanden en menschen en een sfeer waarvan hij niets wist, maar die hem bij voorbaat vervulden met een onhe~­

spellende spanning. Er zou niets zijn dan de echo van zIJn

eigen voetstappen. .

Mevrouw Gijsberti zou den volgenden morgen doorreIzen naar Soerabaya. Er behoefde dus nog geen afscheid genomen te worden.

93 zoozeer, dat het amoureus conflict en deszelfs afwikkeling

hem, in momenten van bezinning, even zwaar drukte als de zakelijke kwestie die op regeling wachtte.

Voorts was er in hem de primitieve voldoening van den zich overwinnaar wanende die hem een besef van kracht gaf over menschen en omstandigheden, kracht die hij wel degelijk begreep te moeten ontplooien en die hij zoozeer gevreesd had te missen.

Haar kussen en haar onstuimigheid in dien laatsten nacht vervulden hem met dankbaarheid en met een mannelijk zelf-bewustzijn dat hem tot nu toe had ontbroken. Hij zou nu we-ten te handelen, te doorzien en te oordeelen.

Het was hem alsof hij, gelijk een ridder, met de kus rter liefste versterkt, in het zakelijk tournooi ging.

En dit alles voerde hem in zijn teederheid tot een be-schermende innigheid, die zij beschouwde als haar werk, haar verandering van dezen knaap tot een man.

Want het is in de oogenblikken der innigste liefdes-uiting de vrouw niet langer mogelijk de tactiek der zwakken vol te houden; ze gaf zich aan hem en omklemde inhem de natuur-kracht welke zij zich, uiteindelijk, onderworpen wist.

92

95 anderen die aanstonds omhoog keken, even zoekend hun

00-gen langs de dekkenli ten gaan en tenslotte, klaarblijkelijk nog niet zeker van zijn identiteit, beleefd hun helmhoeden afnamen.

- VVaar zijn je afhalers 7 vroeg mevrouw Gijsberti opeens, in een pauze van haar begroetingsspel, waarbij reeds woor-den en korte zinnen over en weer werwoor-den geroepen.

- Die heeren daar... 7... neen, die ken ik niet.

- Ik geloof, zeide de heer Van der Hoeven, dat die lange Van der Sloot heet, hij is van het notari kantoor Havinga.

Aatje raadde dat de derde man iemand van de Vereenigde Cultuurondernemingen moest zijn. Daar waren ze dus, twee mannen die zijn vader goed gekend hadden, die hem nog kort geleden hadden gesproken en hem gevolgd waren op zijn laat-sten tocht; twee vreemden die hem meer van zijn vader konden vertellen dan hij wist... en dan TerzijlI. Goddank ook TerzijlI, een oude, vertrouwde... een stroohalm om zich aan vast te pakken temidden van al dit nieuwe en half-vijandige.

De ver tandhouding tusschen deze drie instanties moest goed zijn. Terzijll sprak druk met ze, en Aatje stelde zich voor hoe het geweest was toen hij, tot hun ergernis, was komen in-formeeren naar aanleiding van zijn telegram.

Het incident was klaarblijkelijk gesloten. Duizend gedach-ten bestormden hem: allereerst dat hij die vreemde mannen onmogelijk over zijn vader zou kunnen spreken; hij zou ze immers niet kunnen vragen hoe hij geweest was, hoe hij zijn tijd doorbracht, of hij opgewekt was geweest en wie wel juf-frouw Henny Box kon zijn.

Deze mannen met hun vermoeide, bleeke tropengezichten kwamen uit de wereld van zijn vader, waarin hij nooit ver-keerd had. Ze hadden hem op de societeit op den schouder geslagen en geroepen: Hallo Langelaan...

Ze hadden met hem gebridged en zaken gedaan, en mis-schien ook wel over dingen van het gemoed gesproken...

En hij, Aatje, was bij dat alles afwezig geweest... zooals zijn moeder... zijn zuster ... at waren zij, voor deze men-schen, die zelf het leed van scheiding droegen en zich werkend te weer stelden tegen het afmattend klimaat en het verlan-gen naar huis, anders geweest dan verre parasieten, die van vaders arbeid leefden en h t zich aangenaam maakten in een beter land ... 7

- Gelukkig maar, dat je vanavond nog hier bent zeide hij hul~eloos en ze knikte hem beschermend toe. '

De heer Van der Hoeven kwam naast hen aan de reeHng staan. Hij ~~d een vi~ten hoed.. op en een aetenmap onder den arm. HIJ zag er wt alsof hiJ de geheele reis al vergeten was en bereid stond zijn plaats te gaan innemen achter een schrijfbureau.

De loodsboot kwam aanzetten, zwierde in een halven cir-kel naar het schip. De machines begonnen te trillen: een oud bekend lied, dat voor het laatst nog eens beverig werd ingezet.

Langzaam werd de Tromp de haven binnengebracht. Voor de loodsen, teruggetrokken in een streep slagschaduw van het dak, stonden menschen in het wit, enkele dames met ge-kleurde parasols.

Ver vooruit, op het uiterste van de kade, stonden enkele losse figuren.

Men begon elkander met verrekijkers te bespieden: de men-schen op de kade opwaarts naar het hooge schip, en zij op de dekken overgeleund.

Plots klonk e~n kreet, ~en zwaaiden... een paar men-schen maakten ZIch los wt de schaduwen traden wuivend naar voren.

Mevrouw Gijsberti was een en al spanning. Er zouden stel-lig afhalers voor haar zijn. Toen de Tromp werd omgezwaaid en ~~ spanne water tusschen schip en wal nog slechts eenige dOZIJnen met~.rs was,. kwam een heel gezelschap de kade op.

- Daar ZIJn ze, nep ze en begon aanstonds te wuiven.

De anderen liepen voor de loodsen langs. Een lange man met een bruinen doek om zijn tropenhelm ontdekte haar het

eers~e, en toen ontstond een geroep van namen, waarvan er Aatje beken~ voorkwamen, dames zwaaiden met parasols, een groote dIkke man wierp een kushand, en een ander groet-te vormelijk en vertoonde vervolgens een groogroet-te boeket.

.. In ~e ~chaduwvan een der loodsen ontdekte Aatje Ter-zlJll, dIe 10 gesprek stond met een paar heeren; een nieuwe Terzijll, forscher en met mannelijke, zelfbewuste gebaren die Langelaan niet van hem kende.

Onder.~etspreken wierp hij nu en dan een blik omhoog, en toen hiJ Aatje ontdekte kwam een glimlach op zijn gezicht en hij zwaaide met zijn hoed. Hij zeide nu iets tot de beide 94

Namens deze, - in de oogen dezer vreemden - ontrouwe familie, kwam hij, Aatje thans. Als gevolmachtigde en waar-nemer van hun belangen en zaken.

Wat voor den levenden vader nooit noodig was geacht, scheen than , voor den doode onontkomelijk. Zelfs het ad-vies van zijn naaste kennissen en medewerkers om dat alles aan hen over te laten was in den wind geslagen.

Ze hadden zich, eninhun gedachtengang volkomen terecht, gewantrouwd gevoeld, tot nog zeer k~rt ge!~den, toen Ter-zijll als mis ionaris verscheen, en ~elhc~t ZIJn opdracht h~d ingeleid met iets te zeggen van ZIJn vnend Langelaan, dIe ongerust was over de nalatenschap van zijn vader.

Maar nu waren ze dan toch gekomen, in een trouw drie-manschap. Ze waren vroeg opgestaan en hadden hun kanto-ren in den steek gelaten om hem te begroeten. Ze stonden wat afzijdig van de overige feestelijk gestemde afhalers en wisselden onder het spreken nu en dan groeten met andere

groepen. .

Van der Sloot boog voor een paar dames, en de ander, dIe van de V reenigden moest zijn, werd even terzijde genomen door een van de heeren uit den vriendenkring van m vrouw Gijsberti, die hem aan den schouder vasthield en een kort

ernstig gesprek met hem voerde.. . . .

_ Dat is Vrijhof, een makelaar, zeide mevrouw GIJsberti op zijn vraag - partner in Overveld en Bosch...

Het Bataviasche zakenleven leefde voort tot aan het rand-je van de zee. De menschen schenen bezeten van hun zaken en droegen ze mee waar ze gingen. . ..

_ Hij heeft een amusante vrouw, lichtte mevrouw GiJs-berti hem nader in, --- Mevrouw Vrijhof, iedereenkent?aar::.

zeer fast, je zult haar wel ontmoeten. Ze is er nu met biJ.

Aardige menschen, maar hij is ontzettend oud geworden...

De loopbrug was aangedragen en d~ afhalers verdrongen zich' een stroom menschen bewoog Zich er over. door de ope~ng in den scheepswand naar het binnenste van de Tromp.

In een oogwenk was het trappenhuis stampvol. Boven hingen menschen over de leuningen of wrongen zich tegen de op-waartsche stroomen in naar aankomende kennissen. Men omhelsde elkander en de ruimte was vol kreten, kusgeluiden schouderslagen en blij gerucht. Enkelen die tevoren naar

96

beneden waren geloopen, voerden hun vrienden aan den arm mee naar boven.

In een oogwenk zaten de bar en de salons vol menschen, overal vreemde gezichten, veel lieden met bleeke vermoeide trekken, die zich met zakdoeken het zweet van het voorhoofd veegden, en bier dronken.

Op de spontaniteit van de begroeting volgde een gedempt geroezemoes uit groepen waar men elkander toedronk en al-om werden dezelfde algemeenheden gewisseld: over de goede reis, en het patent-uitzien...

Gesprekken werden weer opgevat bij het slot van lang-gelezen, lang-geleden verzonden, ergens reeds verscheurde brieven.

De aankomenden informeerden, in een haastigen drang tot orientatie, kris kras en zonder verband naar menschen en toestanden... Ha..• die waren met verlof... 7 Tja en deze had-den zij nog ontmoet... Namen van de geheele wereldatlas klonken: Parijs, Hollywood, Scheveningen, Weenen.

Afhalers die zelf spoedig naar Europa rekenden te zullen vertrekken, maakten deze tijding, richtpunt van hun gansche denken, tot hun allereerste mededeeling...

Ach... neen, maar, dan hadden de aankomenden adressen...

neen verrukkelijk... En op hun beurt ontlastten ze zich van hun verlofservaringen, de gezichtskring van hun laatste maanden, en schilderden tooverlandschappen voor de van verwachting stralende gezichten van de vermoeiden die hun-kerden naar vacantie.

Aatje, die dit alles aanzag, moest even denken aan den eersten dag van de school na de vacantie; doch dan ditmaal een school waar ploegen waren blijven doorwerken geduren-de geduren-de vacantiemaangeduren-den geduren-der angeduren-deren.

Tegenover elkander zag men de gezondheid van het Wes-ten op blozende wangen en de vale. ternauwernood wat kunstmatig bijgewerkte sporen van het lange verblijf in de tropen.

Een oudere man, met gelige. behaarde handen en harde trekken in zijn verweerd gezicht ging hem voorbij, en keek hem in het voorbijgaan met vriendelijk omrimpelde oogen even aan.

--- Een kennis van vader... 7 dacht hij snel. En hij

associ-7 De reis zonder einde 97

Toen Aatje bij zijn tafel terug was, waren de bierglazen leeg. Hij riep om nieuwe.

- U logeert in Des Indes... 7 vroeg de notaris.

Terzijll herhaalde zijn leedwezen dat zijn vrouw ziek was.

Maar het ging reeds beter. Dat waren die korte koortsaan-vallen. Zij kon het klimaat slecht verdragen.

-- Maar je komt eten vanavond... 7 - Morgen als ik mag 7

Horstman wenkte den mandoer van het hotel, en droeg hem op de bagage van den heer Langelaan te bezorgen.

- Geeft u hem gerust de sleutels... voor de douane... Het is vertrouwd hoor.

De menschen begonnen te vertrekken. De Tromp lag stil en afgedankt gemeerd.

Hijschkranen en lieren gilden en sleepten zijn binnenste ledig.

Toen Aatje over de loopbrug ging en voet aan wal zette, wist hij hoe zijn vader gestorven was; plotseling...

- Een mooie dood, had Van der Sloot gezegd.

- Een vreeselijke slag voor ons allemaal, had Horstman getuigd.

Men had Abraham Langelaan dood in zijn bed gevonden, zonder sporen van doodsstrijd, de handen uitgestrekt ter weerszijden van het lichaam, alsof hij sliep.

Het beeld liet Aatje niet los.

Ze hadden hem gezegd dat in huis niets was aangeraakt.

Alles stond op zijn plaats. Hij had lecMs geknikt... hij kende die plaatsen immers niet... hij had slechts een vage herinnering.

Terzijll nam hem mede-in zijn auto, de anderen hadden zich tot zijn beschikking verklaard en waren samen weggereden.

Terzijll was zijn houvast en mevrouw Gijsberti zou in het hotel zijn.

Het was half negen... de dag was nog jong.

De autobanden suisden langs het asphalt. Links en rechts strekte zich vlak groen land uit. Ze reden langs een vaart.

Behoudens de hooge, even gekromde palmboomen met hun zotte scheef.verwaaide pruikjes, zou men zich in Holland kunnen wanen.

En zonder het blakerende licht over het water en den weg.

Alles was hem vreemd.

Terzijll was hier thuis en zeide, gewagend van Van der 99 eerde met dit versleten uiterlijk de gedachte aan den vader

die, tegenover dit alles, voortdurend in een weemoediger licht van deernis kwam te staan.

Vader was immers geen zoon van dit land... ook hij was er jong heen getogen en nooit had hij kunnen denken er voor immer te zullen blijven.

Daar lag een hand op zijn schouder. Terzijll stond voor hem.

-- Hallo Aat...

-- Hallo Frans...

__ Prettig je te zien... En in de eerste plaats nog mijn deel.

neming beste kerel.

In een adem stelde hij nu den heer Van der Sloot voor, en den ander die Horstman heette, bij de Vereenigden werkte als procuratiehouder, en "aangenaam" zeide. Van der Sloot en Horstman boden hem ook dadelijk hun condoleances aan, en stonden wat stijfjes terzijde bij het vervolg van Ter.

zijlI's studentikoze begroeting.

Toen

Aatje

voorstelde gezamenlijk een glas bier te gaan drinken, bogen ze allebei en volgden zwijgend.

N a het heffen der glazen, en vóór het bier was gedronken, stokte de conversatie reeds.

_ Het was vriendelijk van de heeren ommij te komen af·

halen...

Ze maakten gebaren van protest, en Van der Sloot zeide weer dat het een droevige aanleiding was tot een aangename kennismaking.

Toen keken ze alle vier om naar een luid rumoerende groep: mevrouw Gijsberti, temidden van een kluwen luid·

ruchtige menschen, kwam de bar binnen...

_ The merry widow... zeide TerzijlI.

Van der Sloot schudde het hoofd en wuifde tegen den man dien Aatje herkende als den makelaar Vrijhof. .

Mevrouw Gijsberti ontwaarde Langelaan en maakte zIch los uit de groep. Hij was opgestaan en zoo ontmoetten ~e

elkander middenin het lawaai: twee afgezanten van verschil·

lende clans, die op het punt staan uiteen te gaan.

_ Tot straks, zeide ze snel. - Bel me op in het hotel...

- Allright...

Ze drukte zijn hand, en was alweer verloreninhet gedrang.

98

boomcontouren aan de overzijde waren bekenden die hem verwacht hadden.

En links lag een groot, wit huis, achter een beschaduwd erf, bestrooid met grof kiezel tusschen fantastisch verkronkel-de blootliggenverkronkel-de boomwortels.

- Neen, daar niet, zeide TerzijlI.

En ze reden nog verder, door de groote, warme laan, een hoek om, de Zuidzijde van het plein op, langs andere, soort-gelijke groote huizen achter erven: een haag van vaag-ver-trouwds op het einde van zijn tocht...

Tot vlak voor de wegkromming een beklemming hem beving.

De auto remde en wachtte het tegenliggend verkeer af om het erf opte zwenken ... Iets bekends... hier moest het zijn...

De motor zette aan, en Aatje wist het plotseling: hij reed nu binnen de nauwe horizon zijner waarneming uit prille kinderjaren.

Dit was het dus...

Toen de auto stil stond voor een breed bordes vond hij niet de kracht om op te staan.

Benauwend steeg de weemoed in hem op. Hij bemerkte nauwelijks dat Terzijll de hand op zijn arm had gelegd. Hij was bevangen door de afschuwelijke armzaligheid van dit weerzien.

Zoo bleef hij nog zitten, en staarde onder de autokap uit naar een voorgalerij met meubelen, en potten met varens. In het midden stond een groote gong. Hier was zijn vader uit-gedragen.

De jalousieën der drie deuren waren gesloten. Door het marmer van een der bordes-treden liep een breede zwarte barst.

Toen kwam een mandoer, in een vuil, half-dichtgeslagen baadje, met een bos sleutels in de hand naar de auto toe.

Terzijll gaf een kort bevel, de man knikte, met een snellen blik op Aatje.

De sleutels rinkelden, en Aatje dacht: die openen me mijn jeugd-herinneringen...

Nog durfde hij niet uit te stappen.

Maar hij vermande zich op Terzijll's voorbeeld.

Ze stonden toen naast elkander op de traptreden, en hij hoor-de zijn stem, die zakelijk maar wat schor een opmerking maakte.

- Het ziet er goed onderhouden uit, zeide TerzijlI.

lOl

Sloot en Horstman, dat die geschikte lui waren, waarop Aat-je met schrik bedacht, dat hij dieheeren niet bedankt had voor

hun komst. .

Bij een spoorweg-overgang sloeg de auto links af en volg-de een anvolg-dere vaart.

Terzijll vertelde. Hij resumeerde zijn brief naar Sabang en sprak als zijn vertrouwen uit dat alles spoedig geregeld zou zijn. Wilde Aat langs het huis rijden?

- Gambir, commandeerde hij den chauffeur, en van dat oogenblik wist Aatje dat de laatste etappe was aangevangen van zijn reis naar vaders huis.

Toen zij de woonwijken binnenreden begonnen verre her-inneringen bij hem te leven, als vergeelde en verbleekte fotos die nieuw relief krijgen, en bepaaldelijk het Waterlooplein, met zijn vervallen, schamel gouvernementsgebouwen het monument met het zotte, toch zoo heldhaftige, kleine leeuwtje midden in de grauw-groene grasvlakte schoof een herinnerings-beeld onweerstaanbaar naar voren: vader, moeder, de zusjes en hij in een rijtuig, rondtoerend tusschen andere rijtuigen, bij militaire muziek.

En het hoofdmoment van dit alles was vader, die als levend uit het beeld trad: breed, groot en blond, glimlachend boven den kraag van zijn gesloten jas, en omzweemd met een geur van tabak, sigaren en pijpen... hij wist h~t niet precies.

En het hoofdmoment van dit alles was vader, die als levend uit het beeld trad: breed, groot en blond, glimlachend boven den kraag van zijn gesloten jas, en omzweemd met een geur van tabak, sigaren en pijpen... hij wist h~t niet precies.