• No results found

Wates seblah Itoelon

In document 0013 6802 (pagina 189-197)

Tangkis seblali wetannja Kalimas dari Gambir straat (Pengkol) sampe selokan (kadaster sectie D. No. 282) jang masoek ka Ka-limas di betoelan Prinsenburg maka di sitoo wates seblah koelon ini ketemoe dengen wates seblah lor.

Njang masoek dalem ini wijk orang bangsa asing ja-itoe:

dari wijk kotta Lr. H. I. K. dan O.

iSTo. 18 Gilie G; 19 Ketapang G; 20 Pabean G; 32 Baroe Sawahan G; 313 Gilie P ; 352 Bangilan P ; 26 kampoeng Baroe G; 33 Soekoredjo G; 325 Gedongbanger P ; 328 Baroe Pa Noer P ; 330 Baroe Pa Kadiman P ; 331 Baroe Pa Saminah P ; 322 Baroe Pengeran P ; 23 Ampel G; 24 Njamploengan G; 25 Soe-kodono G; 30 Petoekangan G; 35 Pekoelen G; 326 Ampel P ; C. Njamploengan P ; 52 Tjantikan lor G; 53 Soerengganan G;

54 Tjantikan tengah G; 55 Kertopaten G. Sidodadi G. 310 Tjantikan P. 309 kebon Kertopaten lor P. L Kebon Kertopaten kidoel P.

Njang ada tanda G. kampoeng Gouverment.

,, ,, ,, P. ,, Particulier.

Soerabaja, tanggal 30 November 1897.

184

No. 16. I N S T R U C T I E voor de hoofden der vreem-de oosterlingen en vreem-de onvreem-der hen staanvreem-de wijkmeesters in de residentie Soerabaia, gearresteerd bij besluit van den Resident dd.

11 December 1897 No. 19900/ l (1).

ART. 1. De door den Gouverneur-Generaal benoemde hoofden en de door het hoofd van gewestelijk bestuur benoemde wijk-meesters der vreemde oosterlingen zijn in het door dat bestuurs-hoofd bepaalde ressort en ten opzichte van personen van hunnen landaard belast met de f une tien, hun opgelegd bij artikel 2 van het zoogenaamd Inlandsch Reglement.

AKT. 2. Ter plaatse waar een of meer hoofden en een of meer wijkmeesters bescheiden zijn, doet het hoogst in rang zijnde hoofd eene aanbeveling ter voorziening in de betrekking van wijkmeester van twee daarvoor geschikt geachte personen aan het betrokken hoofd van plaatselijk bestuur.

Aur. 3. De hoofden en wijkmeesters der vreemde ooster-lingen genieten geene landsbezoldiging.

ART. 4. Zij moeten, behoudens verkregen speciale vergunning van den resident tot vestiging elders, in de wijk of wijken wonen, waarover zij gesteld zijn.

ART. 5. Behoudens rechtstreeksche ondergeschiktheid aan de onmiddellijk over hen gestelde hoofden staan de hoofden en wijkmeesters der vreemde oosterlingen onder do bevelen van het betrokken hoofd van plaatselijk bestuur met wien het hoogst in rang zijnde hoofd rechtstreeks correspondeert en van wien hij instructien ontvangt.

ART. 6. De hoofden eu wijkmeesters der vreemde oosterlingen mogen zich niet zonder daartoe vorkregen vergunning van hunne woonplaats verwijderen.

De vergunning daartoe wordt gevraagd aan het hoofd van plaatselijk bestuur, en, naar gelang van den duur, door dezen of door het hoofd van gewestelijk bestuur verleend.

ART. 7. De hoofden en wijkmeesters der vreemde ooster-lingen doen op eene zichtbare plaats aan den openbaren weg voor hunne woningen een bord plaatsen, waarop met duidelijke letters hun titel en ressort vermeld staan.

ART. 8. De hoofden der vreemde oosterlingen bedienen zich van de gebruikelijke costumes en distinctieven, zooals die door of namens de Regeering zijn of nader zullen worden vastgesteld.

(1) Bij Staatsblad 1882 No. 232 zijn de hoofden van gewestelijk bestuur gemachtigd zulke instructien te maken.

Indien- voor de wijkmeesters op gelijke wijze costumes of distinctieven worden vastgesteld, zullen zij zich daarvan moe-ten bedienen.

Zoolang zulks niet geschiedt, dragen zij in funktie, bij officieelc gelegenheden, verpachtingen, aanbestedingen enz. en bij com-paritie voor rechtbanken en autoriteiten, de bij hun landaard op feestdagen gebruikelijke kleeding.

Voor den dagelijkschen dienst dragen zij, waar noodig, een rotan stok met ronden knop, waarop gegraveerd „wijkmeester".

ART. 9. De hoofden en wijkmeesters der vreemde ooster-lingen waken zooveel mogelijk voor de behoorlijke naleving in hun ressort van het voorgeschrevene bij algemeene of bijzondere bepalingen, verordeningen, reglementen of keuren van politie.

Hun gebleken overtredingen rapporteeren zij aan het betrokken hoofd van plaatselijk bestuur door tusschenkomst van hun hoogst in rang zijnd Hoofd.

ART. 10. Wanneer in hun ressort eenig geval van gevaarlijke of besmettelijke ziekte voorkomt, verdachte personen zich daarin ophouden of iets anders voorvalt waarvan de politie behoort kennis te dragen, geven de hoofden en wijkmeesters daarvan langs hierarchieken weg bericht aan het betrokken Hoofd van plaatse-lijk bestuur.

ART. 11. In geval van alarm, volksbeweging, vuur-of waters-nood begeven het hoofd en de wijkmeester van de wijk, waar-in dit voorvalt zich terstond naar de plaats vau het ongeval en nemen in afwachting van de komst van den assistent-resi-dent, die zij dadelijk laten waarschuwen, of van die personen, die bij keuren of verordeningen aangewezen zijn om in derge-lijke gevallen onmiddellijk handelend op te treden, alle maatre-gelen, welke zij noodig achten.

ART. 12. De hoofden en wijkmeesters der vreemde oosterlingen houden in hun ressort voortdurend toezicht op cle behoorlijke regeling, verdeeling en presteering der wachtdiensten en brengen daarin geene verandering zonder voorafgaande goedkeuring van het betrokken hoofd van plaatselijk bestuur.

AKT. 13. De hoofden en wijkmeesters dsr vreemde ooster-tcrlingen waken er voor dat de bepalingen op het stuk van vestiging in Nederlandsch-Indië zoomede van die binnen en buiten de voor hunnen landaard aangewezen wijken, stipt worden na-geleefd.

ART. 14. De hoofden en wijkmeesters der vreemde ooster-lingen zijn gehouden de huishoudelijke belangen hunner gemeen-ten te regelen naar de gebruiken en instellingen van hunnen landaard met inachtneming en de bevelen hun daaromtrent te geven door de autoriteiten aan wie zij ondergeschikt zijn.

186

ART. 15. Het eerstaanwezend hoofd der vreemde oosterlingen is verplicht :

een register aan te houden van de onder zijne leiding staande bevolking en daaronder voorkomende mutai iëu door geboorte, overlijden, aangekomen of vertrokken personen, huwelijk en echt-scheiding, van welke mutatiën eens in het jaar en wel uiterlijk op den 15e" Januari staten worden ingediend aan het betrokken hoofd van plaatselijk bestuur ;

Verder alle door den betrokken assistent-resident van hem verlangde inlichtingen en gegevens zijn ressort betreffende naar vermogen te verstrekken.

ART. 16. De hoofden en wijkmeesters der vreemde ooster-lingen hebben uit hoofde van hunne betrekking de bevoegdheid om zich met behoorlijke aanmelding aan den bewoner, op de in hun ressort gelegen door stam- of landgenooten geoccupeerde erven en landerijen te begeven.

AKT. 17. Ten einde den hoofden en wijkmeesters der vreem-de oosterlingen in staat te stellen aan vreem-de bepalingen van vreem-deze instructie te voldoen, is ieder in hun ressort wonende stam- of landgenoot verplicht hun binnen een door hen te stellen redelij-ken termijn alle door hen verlangde inlichtingen en gegevens die zij ex officio behoeven, te verstrekken.

ART. 18. Ieder hoofdbewoner van een huis of diens vervan-ger is verplicht aan het betrokken hoofd of den betrokken wijkmeester keimis te geven van de ten zijnen huize plaats ge-had hebbende geboorte- en sterfgevallen onder vreemde ooster-lingen, welke kennisgave moet geschieden binnen vier en twintig uren na de geboorte of het sterfgeval.

ART. 19. Bij het ledig komen of bewoond worden van huizen moeten de eigenaren of hunne gemachtigden, dan wel bij ontsten-tenis of afwezigheid van dezen, de huurders zelven daarvan kennis geven aan den betrokken wijkmeester met opgave van de namen der vroegere en nieuwe bewoners.

ART. 20. Ten einde den hoofden en wijkmeesters der vreemde oosterlingen in staat te stellen om zoo spoedig mogelijk aan het van hen gevorderde bij de artikelen 10 en 11 te voldoen, zijn de betrokken of anders het dichtst bij de woningen van voornoemde hoofden en wijkmeesters zijnde wachten gehouden hun van de in die artikelen bedoelde en genoemde voorvallen onmiddellijk rapport te maken.

ART. 21. Het eerstaanwezend hoofd der vreemde ooster-lingen is gehouden het register en de andere bescheiden in arti-kel 15 bedoeld bij aftreding aan zijn opvolger over te geven.

No. 16. I N S T R U C T I E (pengatoeran pekerdjaän dan koewadjiban) boewat segala kapalaka-pala (officier) orang bangsa sabrang dan wijk-ineesternja dalam karesidenan Soerabaia, ter-tetep deugen besluitnja kandjeng toewan Resident tanggal 11 December 1897 No. 19900/

i 23 C. A.

FATSAL 1. Officier-officier bangsa sabrang jang tertetep dongen firmannja kangdjeng toewan besar goebernoer djendral dan wijk-meester-wijkmeester bangsa sabrang jang tertetep dongen besluitnja kangdjeng toewan resident samoeanja mendapet koewadjiban jang terseboet fatsal 2 dari Inlandsch reglement (Staatsblad 1848 No.

16) masing-masing di dalam dia poenja wengkon (daerah) jang telah di pestiken oleh kandgjeng toewan resident itoe dan tjoemah hal orang bangsanja kendiri.

. FATSAL 2. Djikaloe dalam satoe kota ada satoe atawa lebih officier bersama-sama satoe atawa lebih wijkmeester, officier jang paling tinggi pangkatnja membikin satoe voordracht doea orang jang tjakep kaloe ada lowongan wijkmeester, katoer kangdjeng toewan assistent resident.

FATSAL, 3. Officier-officier dan wijkmeester-wijkmeester orang bangsa Sabrang tida mendapet gadjih dari kangdjeng-gouver-nement.

FATSAL 4. Dia orang misti tinggal beroemah dalam wijknja sendiri-sendiri, kalau tida mendapet idin dari kangdjeng toewan resident akan tinggal di loewarnja.

FATSAL 5. Wijkmeester-wijkmeester ada di bawah prentahnja officiernja dan officier-officier ada di bawah prentahnja officier jang pangkatnja tinggi sendiri dan samoeanja ada di bawah

prentahnja kangdjeng toewan assistent resident ; tjoemah officier jang tinggi kendiri boleh dalam dienst kirim soerat-soerat troes pada kangdjeng toewan itoe.

FATSAL 6. Officier-officier dan wijkmeester-wijkmeester tida boleh pergi dari kotanja kalau blom dapet idin.

Idin itoe misti di minta pada kangdjeng toewan assistent-resident ;

jang memberi idin kangdjeng toewan resident atawa assistent resident menoeroet lamanja idin itoe.

FATSAL. 7. Officier-officier dan wijkmeester-wijkmeester misti pasang satoe papan di moeka roemahnja mana tertoelis pangkat-nja dan wengkonpangkat-nja, (daèrahpangkat-nja).

188

FATSAL 8. Officier-officier boleh memakee kostuum dan lain-lain tanda pangkatnja sabegimana soedah di temtoeken atawa bakal di temtoeken oleh kangdjeng gouvernement.

Djikalau djoega di temtoeken pakejan kostuum bagitoe oleh negeri boewat wijkmeester-wijkmeester, perloe dia orang djoega pakee. Salamanja pakejan itoe blom ditemtoeken, waktoe dienst atawa waktoe toeroet pesta officieel, lelangan pacht, lelang aan-besteding, dimoeka pengadilan dan lain dari pada itoe, dia orang misti pake pakejan patoet jang soedah bijasa boewat bangsanja waktoe pesta atawa hari besar.

Sahari hari waktoe mendjalanken koewadjibannja dia orang boleh pakee satoe toengkat rotan dengen kapala boender pakee aksara „wijkmeester".

FATSAL 9. Officier-officier dan wijkmeester-wijkmeester misti djaga sabolehnja jang segala oendang-oendang di toeroetti dengen bctoel dan soenggoeh-soenggoeh oleh orang pembawahnja.

Kalau ada pelanggaran oendang-oendang itoe dia orang misti lapor pada officier jang djadi kapalanja, dan officier itoe atoer laporan pada kangdjeng toewan assistent-resident.

FATSAL 10. Kalau diaorang mendapet kabar di wengkonnja (daèrahlnja) ada penjahit djahat jang menoelar hal manoesia atawa hal chewan, kalau ada orang-orang samar pada politie atawa kalau ada apa-apa sadja jang perloe politie misti taoe, officier-officier dan wijkmeester-wijkmeester lekas misti lapor pada kapalanja dan kapala itoe pada kangdjeng toewan assistent-resident.

FATSAL 11. Kalau ada tengoro (hoera-hara), perkoempoelan orang banjak tebakaran, bandjir, officier dan wijkmeester jang poenja wengkon (daerah) itoe lantas misti pergi kasitoe mana ada roesoeh itoe dan lekas atoer lapor pada kangdjeng toewan assistent-resident ; Sablomnja kangdjeng toewan itoe dateng dia-orang koewasa prentah dan atoer boewat melawan roesoeh itoe ; kalau ada tebakaran dia-orang djoega misti lapor pada toewan chef pompa dan kalau ada bandjir pada toewan Ingenieur waterstaat.

FATSAL 12. Officier-officier dan wijkmeester-wijkmeester misti mendjaga soenggoeh-soenggoeh dalem wengkonnja (daèrahnja) jang atoeran hal djaga gardoe didjalanken dengen betoel dan tida koewasa bikin perobahan kalau blom mendapet idinnja kangdjeng toewan assistent-resident. .

FATSAL 13. Officier-officier dan wijkmeester-wijkmeester misti djaga jang segala oendang-oendang hal orang bangsa sabrang jang hendak tinggal di tanah ludia Nederland, didjalanken de-ngen kentjeng dan soenggoeh-soenggoeh, bagitoe djoega oendang-oendang hal tinggal di dalem atawa di loewar wijknja boewat masing-masing bangsa kendiri.

FATSAL 14. Officier-officier dan wijkmeester-wijkmeester misti atoer segala perkara-perkara bangsanja kendiri sabegimana soeda kabijasaiin mitoeroet adatnja dia orang poenja bangsa kendiri dengen mengingat djoega segala peprentahan jang dia orang mendapet dari pembesarnja negeri.

FATSAL 15. Officier bangsa Sabrang jang paling tinggi moesti ; a — Pijara satoe register dari orang bangsanja sendiri mana misti äitoelisken segala Perobahan djiwa baik hal lahir baik hal mati, dateng, pergi, kawin, bertjerei ; maka dari segala perobahan itoe saben taoen sakali, laat-laatnja pada tanggal 15 Januari dia misti atoer pertelan pada kangdjeng toewan assistent-resident.

b Beri sagala katrangan-katrangan jang di minta oleh kang-djeng toewan assistent-resident.

FATSAL 16. Officier-officier dan wijkmeester-wijkmeester men-dapet koewasa terbit dari pangkatnja akan masok dalam tanah-nja, pekaranganja dan roemahnja orang bangsanja kenàiri dalam wengkonnja, (daerahnja) tapi perloe diaorang itoe waktoe misti beri taoe pada jang tinggal di sitoe dengen menerangken pangkatnja.

FATSAL 17. Soepaja Officier-officier dan wijkmeeswijkmees-ter boleh mendjalanken diaorang poenja koewadjiban saperti wijkmeeswijkmees- ter-seboet dalam instructie ini, maka samoea orang-orang bangsanja jang beroemah dalam wengkonnja (daerahnja) misti beri sagala katrangan pada marika'itoe jang di minta dengen dienst dalam sedikit hari sapatoetnja.

FATSAL 18. Masing-masing kapala samah dari masing-masing i'oemah atawa wakilnja dia misti lapor pada dia poenja kapala (officier atawa wijkmeester) dari segala perobahan djiwa dalam somahnja baik hal lahir atawa mati, dan perobahan itoe dia orang misti lapor dalam 24 djam sahabisnja kelahiran atawa kematianitoe.

FATSAL 19. Kalau ada roemah jang maoe djadi kosong atawa roemah kosong jang maoe ditempatti lagi, jang poenja roemah itoe atawa koewasanja dan kalau jang poenja roemah atawa koewasa-nja tida ada atawa pergian, jang sewa roemah itoe, misti lapor pada wijkmeesternja dengen menerangken sama sekali namanja orang jang pergi atawa datang baharoe sitoe.

FATSAL 20. Soepaja officier-officier dan wijkmeester-wijkmees-ter boleh mendjalanken dengen betoel koewadjibannja saperti terseboet fatsal 10 dan 11, maka orang-orang djaga gardoejang paling deket pada tempat roesoeh (tengoro) itoe lantas misti lapor pada officier atawa wijkmeester jang poenja wengkon (daerah).

FATSAL 21. Officier jang paling tinggi kalau mendapet brenti misti pasrah register terseboet fatsal 15 pada officier gantinja.

É

In document 0013 6802 (pagina 189-197)