• No results found

Het Beheer

In document 0013 6802 (pagina 131-136)

bedienaars van sterfhuizen, de dra- dra-gers, de doodkistenmakers en

I. Het Beheer

ART 1. Het beheer der begraafplaatsen voor lijken van Euro-peanen en daarmede gelijk gestelde personen te Soerabaia is opgedragen aan eene Commissie, bestaande uit:

den Kesident als voorzitter, den Eerstaanwezend Ingenieur van de Burgerlijke Openbare Werken als ondervoorzitter,

den Assistent-Resident voor de politie, \ den le n Stadsgeneesheer, ( ie (je n

twee leden van de Protestantsche gemeente en L twee leden van de Roomsch katholieke gemeente, ;

een geëmploijeerde van het residentie-kantoor als Secretaris.

Een der leden vervult tevens de function van thesaurier, Met uitzondering van den Eerstaanwezend Ingenieur der Bur-gerlijke Openbare Werken, den Assistent-Resident voor de politie en den 1™ Stadsgeneesheer, die, krachtens hun ambt, als onder-voorzitter en leden der commissie optreden, worden de leden en de Secretaris door den Resident benoemd en ontslagen.

II. De Commissie.

ART 2 De commissie draagt zorg dat de gebouwen, gedenk-teekenen, graftombes, grafkelders, graven en wegen op de graafplaatsen goed worden onderhouden, dat op de nieuwe be-graafplaats steeds een genoegzaam getal gemetselde en ongemet-selde graven voorhanden zijn, en dat de gemetongemet-selde graven, volgens bepaalde modellen, behoorlijk worden ingericht.

De modellen berusten bij den opziener der begraafplaats.

ART 3 De commissie is belast met het toezicht over den opziener van de begraafplaatsen, de bedienaars van sterfhuizen, dragers, doodkistenmakers, lijkwagenverhuurders en al wat verder tot de begraafplaats behoort, en zorgt, zooveel in haar vermogen is dat door een ieder, wien zulks aangaat, de in dit reglement vöorgeschrevene bepalingen stiptelijk worden gehandhaafd en nagekomen.

(1) Bevoegdheid voor deze keur is ontleend aan art. 5 van Staatsblad 1864 No. 196, zie No. O* in deel II.

126

Zij beslist in alle geschillen, welke over de uitoefening van deze onderscheidene neringen en het vorderen van belooning daarvoor tusschen de betrokkene partijen ontstaan, behoudons de bevoegdheid van deze laatsten, om die geschillen aan de

beslissing van den rechter te onderwerpen.

ART. 4. De begraafplaatsen worden minstens eenmaal in de maand door een der leden bij beurten bezocht.

Het schriftelijk rapport van bevinding wordt, na gemaakt gebruik, door den voorzitter aan het volgend lid gezonden, ten einde daarop bij zijn bezoek te kunnen letten.

AKT. 5. Alle gelden, welke overeenkomstig dit reglement ten behoeve der begraafplaatsen geheven worden, en alzoo het fonds daarvan uitmaken, staan onder de administratie der commissie, die daarvoor, behoudens jaarlijksche verantwoording aan de Algemeene Eekenkamer, zoodanig beschikt, als zij ten meesten nutte van de begraafplaatsen en tot onderhoud, verbetering en verfraaïng van dezelve goedvindt.

ART. 6. De voorzitter heeft het beleid der vergaderingen en roept de leden tot het bijwonen van dezelve op, telkens wanneer hij dit noodig oordeelt.

Wanneer de meerderheid van de ter plaatse aanwezige leden der commissie eene vergadering noodig acht, en daartoe bij den voorzitter schriftelijk aanvraag doet, is deze verplicht dezelve te beleggen.

ART. 7. Het dagelijksch beleid van zaken is aan den voor-zitter en ondervoorvoor-zitter overgelaten.

In spoedvereischende gevallen zendt hij de stukken bij de leden in rondlezing, of wel behandelt die zoo als hij zal vermeenen te behooren, behoudens bericht aan en goedkeuring door de commissie in de eerstvolgende vergadering.

ART. 8. De secretaris houdt nauwkeurig aanteekening van al wat in en buiten de vergadering verricht wordt.

De thesaurier is persoonlijk verantwoordelijk voor de onder zijne berusting zijnde gelden van het fonds der begraafplaats.

III. De begraafplaatsen.

ART. 9. Van de gedenkteekenen, graftombes en dergelijke op de begraafplaatsen opgericht, wordt een register door de commissie aangehouden.

ART. 10. De nieuwe begraafplaats, alwaar alleen begraven mag worden, is verdeeld in afdeelingen, welke duidelijk zicht-baar behooren te zijn.

ART. 11. Ieder graf of gedenkteeken wordt voorzien van het overeenstemmend nummer van het register en van de plattegrond-teekening der begraafplaatsen.

De nummers zijn van marmer of van gebakken steen, en worden voor rekening van het fonds der begraafplaatsen aangemaakt.

ART 12. Als regel wordt aangenomen, dat de opziener der begraafplaats de plaatsen in volgorde aanwijst, waar begraven zal worden.

Ieder graf heeft eene lengte van ongeveer 101/s voet Bijnlandsch (3.30 M.) en eene breedte van ongeveer 6 voot Bijnlandsch (1.88 M.)

Het lid der commissie, tevens thesaurier, belast met het admi-nistratief beheer der begraafplaatsen, heeft de bevoegdheid, onder nadere goedkeuring der commissie, van het bepaalde bij dit artikel af te wijken, zoo daartegen geene overwegende bezwaren bestaan en belanghebbende daartoe het verzoek doet.

AKT. 13. De gemetselde graven en de grafkelders worden op gelijke hoogte boven het terrein verheven ; de daar op te richten gedenkteekenen en andere versierselen mogen niet springen buiten de muren, insluitende de afgestane grafruimte.

Eenig gedenkteeken, meer ruimte beslaande, dan voor één graf is toegestaan, bekomt niet één nummer, maar do nummers der graven, welke hetzelve beslaat.

ART. 14. Ten behoeve van het fonds der begraafplaatsen worden de volgende recognition geheven.

§ 1. Voor een eigen gewoon graf, met bevoegdheid om op eigen kosten daarop te plaatsen een kruis, dan wel een platten steen van hoogstens 75 centimeters in het vierkant met of zonder den naam van den overledene daarop gebeiteld / 30,— ;

§ 2. Yoor een eigen gemetseld graf, met gelijke bevoegdheid

§ 3. Voor een eigen grafkelder, geschikt voor het bijzetten van twee lijken f 225.— en voor ieder lijk meer ƒ 100.—

§ 4. Voor een gewoon graf, hetwelk het eigendom blijft van de begraafplaats, en na afloop van tijd, naar gelang de behoefte zulks vordert, wordt weggeruimd, ƒ 8.—

Deze betaling wordt ook gevorderd wanneer de begrafenis plaats heeft door het hospitaal.

§ 5. Voor idem voor mingegoeden en voor hen, die door de diaconie of andere bijzondere gestichten van liefdadigheid begraven worden / 1.—

§ 6. Voor idem voor lijken, die op last van het bestuur door de politie begraven worden, geen betaling.

§ 7. Voor eene eenvoudige omheining van een graf met een houten of ijzeren hekwerk ƒ 25.—

§ 8. Voor een gedenkteeken, tombe of uitgewerkte steen grooter dan 75 centimeters in het vierkant ƒ 100.—

§ 9. Voor een praalgraf f 200.— (1).

(1) AKT. 14 is aldus gewijzigd bij verordening van den Resident van Soe-rabaia dd. 22 September 1869, afgekondigd in de Javasebe Courant dd. 28 September 1869 No. 78, zoomede bij verordening van 10 September 1896, Java-scïe Courant van 15 September 1896 No. 74.

128

ART 15 Voor de in het vorig artikel bepaalde recognitie is de commissie verplicht de graven en gedenkteekenen ten allen tiide in goeden staat te onderhouden.

De commissie neemt tevens op zich het onderhoud van al de reeds bestaande gedenkteekenen.

Van eigen graven of grafkelders worden door de commissie bewijzen van eigendom uitgereikt.

ART 16 Voor de verstrekking van roef, lijkbaar en doodkleed w o r d t ' t e n ' behoeve van het fonds betaald ƒ 6 . - als minimum

e n f 1 _ als minimum, naar gelang van de meerdere of mindere staatsie van eene begrafenis, ter beoordeeling van de commissie.

ART 17 De begrafenissen moeten plaats hebben bij dag, van zes uur 's morgens tot zes uur 's avonds.

Echter kunnen lijken worden bijgezet des avonds tot 9 ure, en met fakkels mits ten behoeve van het fonds der begraafplaatsen eene recognitie van / 50.— betaald wordt.

IV. De opziener.

ART. 18. De opziener wordt door den Resident benoemd en

°nHiÏghe'eft een inkomen ten laste van het fonds der begraaf-plaatsen van ƒ 120.— 's maands en daarenboven het kosteloos Eebruik van dé woning, staande op de nieuwe begraafplaats.

Aan hem wordt het benoodigd aantal arbeiders toegevoegd, tot het verrichten der vereischte werkzaamheden op de begraaf-plaatsen en het behulpzaam zijn bij de begrafenissen.

ART 19 De opziener is belast met het dagelijksch toezicht over de begraafplaatsen en verantwoordelijk voor alles, wat daarop voorvalt.

ART. 20. Hij houdt a a n :

Een algemeene plattegrondteekemng van de begraafplaatsen;

Een afzonderlijke plattegrondteekening van iedere afdeelmg

" A S T ™ de teraardebestellingen, bevattende den dag van de begrafenis, den naam van den ter aarde bestelden persoon, zijn ouderdom, beroep of kwaliteit, de letter en het

nummer van het vak en van het graf. ' , „ + + „ Een register van de graven, overeenstemmende met de

platte-grondteekeningen, verdeeld in zoo vele vakken als op de begraaf-plaatsen worden ' aangetroffen, met vermelding van d e n a m e n der in ieder graf bijgezette lijken.

ART 21 De opziener zorgt, dat ieder graf of gedenkteeken voorzien zij van het overeenstemmend nummer of de nummers van het register en van de plattegrondteekening der begraafplaats.

ART. 22. Hij zorgt dat de lijken naar gelang die aangebracht worden, opvolgend worden begraven in de cathegorie van graven voor hen bestemd, zoodat steeds ingenomen worde het graf', waarvan het nummer volgt op dat van een reeds gevuld graf'.

Ds afwijkingen, die hiervan noodig of wenschelijk zijn, kunnen slechts plaats hebben met toestemming van de commissie.

ART. 23. De opziener is altijd tegenwoordig bij het ter aarde bestellen van een lijk, of plaatst daarbij van zijnentwege iemand, voor wien hij aansprakelijk is.

Wanneer bevonden wordt, dat bij het teraarde bestellen iets ongeregelds of onordelijks heeft plaats gehad, moet de opziener zich daaromtrent voor den President der commissie verantwoorden en kan door hem, met verbeurte van tractement, over ééne maand, en des noods met ontzetting van zijnen post gestraft worden.

ART. 24. De opziener zorgt steeds dat de lijken niet minder dan zes voet onder de aarde worden begraven.

ART. 25. De opziener houdt de begraafplaatsen, voor zooveel het jaargetijde en het weder zulks gedoogen, altijd zuiver van hoog gras en onkruid, en zorgt, dat op dezelve geen vee weide, en geene schade worde aangericht, dat het plantsoen en de bloemheesters worden onderhouden en dat de voetpaden steeds schoon, zindelijk en gemakkelijk te begaan zijn.

ART. 26. De opziener zorgt, dat de graven niet gestoord en de lijken niet bestolen worden, alsmede dat zijne bedienden bij begrafenissen zindelijk in het zwart gekleed en hunne gereed-schappen zwart geschilderd zijn.

Hij ziet toe, dat altijd 5 à 6 graven in voorraad, uitgegeven en gereed zijn.

Hij vestigt de aandacht der commissie op den stand van de in voorraad zijnde gemetselde graven.

ART. 27. De opziener vordert, alsvorens een lijk ter aarde te bestellen, behoorlijke opgave van den naam, den voornaam, de kwaliteit, den ouderdom, de executeuren en de nagelaten echtgenoot en kinderen van den overledene en houdt daarvan nauwkeurige en duidelijke aanteekening.

Hij vordert bovendien het door den ambtenaar van den bur-gerlijken stand verleend concent van begrafenis en mag zonder hetzelve tot de teraardebestelling niet overgaan.

Het is hem echter niet geoorloofd een lijk van de begraaf-plaats terug te zenden.

Hij geeft in dat geval ommiddellijk kennis aan den Resident, die het noodige beveelt.

Bij overtreding van deze voorschriften wordt de opziener gestraft met eene boete van f 10.— tot / 25.—

Keureu Res. Soerabaiu 9

130

ART. 28, ,De opziener zendt aan de sterfhuizen de rekening der gelden aan het begrafenisfonds verschuldigd en verant-woordt die gelden aan de commissie.

In document 0013 6802 (pagina 131-136)