• No results found

Waarom vrouwen meer verdacht zijn dan mannen en welke vrouwen speciaal

De pasklare heksenleer in de Malleus Maleficarum

3. Waarom vrouwen meer verdacht zijn dan mannen en welke vrouwen speciaal

a. Waarom hekserij meer voorkomt bij vrouwen dan bij mannen

Wij zullen de argumentatie van de auteurs weer volgen aan de hand van de door henzelf gemaakte indeling.1

Achtereenvolgens behandelen zij:

1. waarom bij het zwakke geslacht hekserij méér voorkomt dan bij mannen; 2. welk soort vrouwen het meest tot hekserij geneigd is en waarom;

3. waarom vroedvrouwen alle heksen in boosheid overtreffen.

In de Malleus zelf gaat de beantwoording van deze vragen vooraf aan de uitwerking van de hoofdkenmerken van de nieuwe sekte. Voor de doelstelling van de Malleus is dat dienstig. Het onderstrepen van de door vroegere auteurs beschreven slechte eigenschappen van vrouwen en het actualiseren daarvan voor de eigen tijd, meet het misdadige duivelsverbond, dat blijkbaar door velen betwijfeld wordt, aannemelijker maken.2

Maar om het ontstaan van de heksenleer achteraf te verklaren, leek het mij beter eerst de leer uiteen te zetten en dan te bezien in hoeverre de visie van de auteurs op vrouwen en hun situatie in de lijn van die leer ligt. Belangrijk is daarbij vooral in het oog te houden of zij eigentijdse maatschappelijke factoren naar voren brengen, die de geneigdheid van de vrouw tot de nieuwe sekte moeten verklaren.

Bij de uiteenzetting van de grotere geneigdheid van vrouwen tot hekserij beroepen de auteurs zich op ‘verschillende geleerden’, die zij niet nader noemen. De motieven die zij bij deze geleerden gevonden hebben, ordenen zij op drie manieren. In feite sluit de eerste groep motieven nauw bij Niders Formicarius aan, de tweede bij diens

Praeceptorium en de derde bij het in Antoninus' Summa opgenomen alfabet van

slechte eigenschappen van de vrouw.3

Zij gebruiken die bronnen echter tamelijk vrij. Dat zij Nider en Dominici niet noemen, vindt waarschijnlijk zijn verklaring in het feit, dat de meeste door deze auteurs genoemde afzonderlijke motieven weer op oudere auteurs teruggaan en door langdurig en kwistig gebruik een grote bekendheid genoten. Trouwens, de genoemde slechte eigenschappen liggen volgens de auteurs in de aard van de vrouw. Het zou niet overtuigend zijn om dan alleen eigentijdse bronnen te noemen. Maar het is heel duidelijk dat zij Nider en Dominici wèl gebruiken. Voor Nider is dat al heel duidelijk. Zijn redenering wordt voor een groot deel gevolgd.4

Maar ook het gebruik van het alfabet is overtuigend aan te tonen.5

Uit Dominici's commentaar op alle 23 letters van het alfabet worden citaten en

voorbeelden overgenomen, zij het in een andere ordening: niet alfabetisch, maar gegroepeerd om de kernondeugden die de vrouw tot hekserij disponeren.

101

gaat die - mits met een zekere discretie gebracht - bij vrouwen geliefd is.

De eerste groep motieven voeren de auteurs op ‘enige geleerden’ terug, die beklemtonen dat vrouwen geen maat houden.6

Zij neigen zowel in het goede als in het slechte naar het extreme. Dat geldt trouwens - zeggen zij - niet alleen voor hen, maar ook voor geestelijken en voor ‘de tong’. Zowel voor de verspreiding als voor de verdelging van het geloof heeft ‘de tong’ heel veel betekend. Daarom verscheen de H. Geest ook in de gedaante van vurige tongen en wordt Dominicus voorgesteld als een blaffende hond met een brandende fakkel in zijn bek, die de schapen verdedigt tegen de ketterse wolven.

Over de extreme verderfelijkheid van geestelijken die niet volgens hun roeping leven, halen de auteurs allerlei kerkvaders en andere kerkelijke autoriteiten aan. Bijvoorbeeld Bernardus: ‘Onze prelaten zijn pilatussen geworden, onze zielzorgers geldzorgers.’7

Of Gregorius: ‘Niemand schaadt de kerk méér dan degene, die de naam of rang van ‘heiligheid’ heeft en zich dan misdraagt. Want niemand waagt het zo'n misdadiger aan te klagen. Integendeel: hij wordt uit hoofde van zijn rang nog geëerd ook. Zijn slechte voorbeeld maakt hem daardoor nóg schuldiger.’ Dat deugdzame geestelijken extreem goed doen wordt niet uitgewerkt, waarschijnlijk omdat het vanzelfsprekend werd geacht. Uit het citaat van Gregorius en Bernardus blijkt echter dat de auteurs zich wel degelijk bewust waren van de repercussies van het verderf in de top van de kerkelijke hiërarchie.

Om de extremiteit van de vrouwelijke boosheid toe te lichten, worden citaten van klassieke en kerkelijke schrijvers gebruikt, die ook in het alfabet van Dominici voorkomen: Ecclesiasticus 25, Johannes Chrysostomos, Cicero, Seneca.

De in het alfabet genoemde voorbeelden van slechte vrouwen worden voor de derde groep motieven bewaard. Wel worden in dit verband voorbeelden van extreem-goede vrouwen gegeven. De auteurs putten daartoe zowel uit de bijbel als uit het Speculum Historiale van Vincent van Beauvais. Opvallend is dat vooral vrouwen worden genoemd, die hun ‘vrouwelijke eigenschappen’ in dienst hebben gesteld van het volk Gods (Judith, Debora, Esther) of van de bekering van heidense volkeren (Gilia van Hongarije en Clothilde van Frankrijk).

Een tweede groep geleerden beklemtoont de volgende motieven:

vrouwen zijn lichtgeloviger dan mannen. Dat komt de duivel te pas omdat hij het vooral op het geloof heeft gemunt;

vrouwen zijn gemakkelijker te beïnvloeden, zowel ten goede als ten kwade. Door hun aard en gestel staan zij meer open voor suggesties van geesten;8

zij kunnen geen geheimen bewaren. Praatziek als zij zijn, vertellen zij aan andere vrouwen wat zij weten over geheime kunsten;

tenslotte zijn zij wraakzuchtig, maar zwak. Daardoor zijn zij geneigd om hun toevlucht te nemen tot heksenkunsten.

102

toevoegen. Maar daarmee moeten de predikanten voorzichtig omspringen, want al is de bijbel vernietigend over Eva en haar navolgsters, vergeten mag niet worden, dat Eva vanwege Maria in Ave is verkeerd. Waar enigszins mogelijk moeten vrouwen dus geprezen worden, maar dat neemt niet weg dat de schandelijke hekserij van tegenwoordig meer onder vrouwen dan onder mannen voorkomt. En dat is geen wonder, omdat zij welbeschouwd in alle geestelijke en lichamelijke krachten tekortschieten. Op een zestal punten wordt dat uitgewerkt en toegelicht met voorbeelden en uitspraken, die ook in Dominici's commentaar bij zijn alfabet voorkomen.

Het eerste punt betreft de verstandelijke inferioriteit van de vrouw. Daaraan ligt ten grondslag dat zij van nature zinnelijker is dan de man. Dat blijkt ook wel uit de vele vormen van ontucht die zij bedrijft. Haar gebrekkigheid hangt samen met de wijze waarop zij geschapen is: uit de kromme rib van Adam, die als het ware van hem wegbuigt. Door haar gebrekkigheid is zij slechts een onvolkomen dier, dat altijd wil bedriegen. Delila, de vrouw van Samson, wordt als voorbeeld aangehaald. De term femina wijst er trouwens al op dat zij minder geloof heeft, want dat woord komt - zoals wij al zagen - van fe (fides, geloof) en minus. En de auteurs concluderen: ‘Daar de vrouw dus van nature slecht is en minder geloof heeft, loochent zij ook eerder het geloof, hetgeen de grondslag van de hekserij is.’

Het tweede punt van inferioriteit ligt op het gebied van de wil. Het ligt in de natuur van de vrouw om een gloeiende haat te koesteren tegen degenen van wie ze gehouden heeft, maar die haar hebben laten schieten. Een hele reeks voorbeelden van haat, jaloezie en razernij, die aan het alfabet zijn ontleend, worden hier genoemd. Naast duidelijke voorbeelden - zoals Medea - worden ook goede vrouwen - die tóch jaloers waren - ten tonele gevoerd: Sara, Rachel, Hanna, Miriam (de zuster van Mozes) en Martha. Ook de gestorven koppige vrouw die blijkens het Speculum Historiale stroomopwaarts de rivier afdreef,9

dient als voorbeeld. Maar de auteurs laten hier ook een eigen geluid horen. Naar aanleiding van het voorbeeld van de wraak - de door Jozef afgewezen vrouw (Genesis 30)10

- roepen zij uit: ‘Ja waarlijk: de hoofdoorzaak van de uitbreiding van de heksensekte ligt in de beklagenswaardige naijver tussen getrouwde en ongetrouwde vrouwen en mannen!’ Hun conclusie luidt: vrouwen zijn dus meer geneigd om hun toevlucht te nemen tot hekserij vanwege hun buitengewone hartstochtelijkheid en wraakzucht.

Tot een gebrek aan geheugen wordt teruggebracht dat vrouwen van nature hun eigen impulsen willen volgen en zich niet aan anderen onderwerpen. Zij vergeten wat zij hebben en willen voortdurend méér. Wie zijn vrouw niets durft te weigeren, is een erbarmelijke slaaf. En dan volgt een hele reeks voorbeelden van vrouwelijke heerszucht en hebzucht: voorbeelden van vrouwenmacht en vrouwenlist, die ook Dominici noemt. Niet alleen vrouwen die uit wraakzucht hun kinderen doodden (Medea) of de tweede vrouw van hun echtgenoot (Laodice), maar ook vrouwen die er de oorzaak van waren dat hele koninkrijken te gronde gingen (Helena, Cleopatra, Jezebel, Athalia). De auteurs durven zelfs stellen: ‘Bij nader onderzoek blijken de meeste koninkrijken door vrouwen te gronde te zijn gegaan.’

103

Een volgende eigenschap die de vrouw tot hekserij disponeert, is de vleselijke begeerte, die haar lichaam eigen is. Hier gaan de auteurs daar maar kort op in, maar op andere plaatsen des te meer. Conform Dominici wordt dit punt onder andere toegelicht met de bekende uitspraak: ‘De vrouw is een chimaera. Maar bedenk dat dit monster wel het schone aangezicht van een leeuw heeft, maar het lijf van een stinkende geit en de staart van een giftig serpent. Dat betekent dat haar aanblik wel aantrekkelijk is, maar de aanraking besmettelijk en de omgang met haar dodelijk.’

(Valerius ad Rufinum).11

‘Zonder vrouwen’ - concluderen de auteurs - ‘zou de wereld van ontelbare gevaren verschoond gebleven zijn. Hoe groot is dan tegenwoordig het gevaar nu velen van hen heksen zijn.’

De volgende twee punten lichten die gevaarlijke aantrekkelijkheid nog verder toe. Haar stem is zoet maar bedriegelijk, want de vrouw is van nature leugenachtig. Die stem wordt vergeleken met de zang van de Sirenen. Sirenen trokken de scheepvaarders aan om hen vervolgens te doden. Zo doden vrouwen de mannen door hun geldbuidel te ledigen, hun van hun kracht te beroven en hen tot afval van God te brengen. En weer conform het alfabet wordt de vrouw onder meer vergeleken met een roos: ‘Haar woorden behagen en verderven tegelijkertijd. De bloem van de liefde is de roos, omdat onder haar bloembladeren vele doornen verborgen zijn’ (Valerius ad Rufinum).

Tenslotte wordt op haar behaagzucht gewezen. Haar hele voorkomen, haar houding, haar gedrag: het komt allemaal neer op ijdelheid der ijdelheden. Er is geen man op aarde die zich zó uitslooft om de goede God te behagen als de doorsneevrouw om mannen te behagen. Met een voorbeeld en een aantal teksten wordt ook dit punt onderstreept. Zo halen zij Prediker 7, 26 aan, weergegeven als: ‘Ik bevond de vrouw bitterder dan de dood; zij is de slinger van de jager; haar hart is een net; boeien zijn haar handen; wie God behaagt zal voor haar vluchten, maar de zondaar zal door haar gevangen worden.’ Zij stellen de theoretische vraag: ‘Hoe moet de kerk dan nu niet jammeren bij de aanwezigheid van zoveel heksen?’ En zij lichten de passage ‘bitterder dan de dood’ nog verder toe: ‘De vrouw is ‘bitterder dan de dood’, dat wil zeggen dan de duivel. Want Eva en niet de duivel heeft Adam verleid. De geestelijke dood, die zij bewerkstelligde, is erger dan de lichamelijke dood. Deze is trouwens een openlijke vijand. De vrouw daarentegen is een vijand die in het geniep te werk gaat.’ Enzovoort, conform het alfabet.

Het requisitoir van verderfelijke eigenschappen wordt samenvattend afgesloten met de volgende uitroep: ‘Alle hekserij komt voort uit de vleselijke begeerte, die bij vrouwen onverzadigbaar is.’ Ten overvloede halen zij Spreuken 30 aan, waar van de mond van de baarmoeder gezegd wordt, dat deze nooit genoeg heeft. Om hun begeerte te bevredigen, verbinden vrouwen zich dus met duivels. Er zouden nog meer redenen zijn aan te geven, stellen de auteurs, maar zij laten het hierbij, omdat zij veronderstellen, dat de lezers intussen wel begrepen hebben, waarom de ketterij van de heksen meer succes heeft bij vrouwen dan bij mannen en zelfs aan de vrouwen haar naam ontleent. En zij prijzen de Allerhoogste, die tot nu toe het mannelijk geslacht voor zo een schandelijk gedrag heeft behoed.

104

b. Welk soort vrouwen het meest verdacht is en waarom

De beschreven slechte eigenschappen van vrouwen kunnen volgens Sprenger en Institoris tot drie ondeugden worden teruggebracht: ongeloof, eerzucht en

zinnelijkheid. Omdat de laatste ondeugd de overheersende is, zijn díe vrouwen het meest verdacht, die eerzucht aan wellust paren. Dat zijn: de overspelige vrouwen, de hoeren en de concubines van de groten der aarde.12

Zij beheksen bij voorkeur op het gebied van seksualiteit en voortplanting. Thomas leert dat de duivel meer macht heeft ten aanzien van de geslachtsdaad dan ten aanzien van andere menselijke activiteiten. Dat komt omdat de erfzonde via de geslachtsdaad wordt doorgegeven. Daarom heeft de duivel volgens de auteurs meer vat op geile vrouwen. De ervaring heeft hun geleerd dat deze vrouwen om zichzelf te bevredigen en de machtigen der aarde - van alle rang en stand - aan zich te binden, ontelbare heksendaden verrichten. Tevens bereiken zij hiermee dat zij zelf niet vervolgd worden en de heksensekte zich ten koste van het geloof voortdurend uitbreidt. Ook leert de ervaring helaas dat zij zoveel afkeer bewerkstelligen tussen de gehuwden dat het verwekken van

nakomelingschap gevaar loopt.

Vervolgens gaan de auteurs in meerdere hoofdstukken op allerlei soorten van hekserij in, die op het gebied van seksualiteit en voortplanting liggen. De heksendaden ten aanzien van vee en gewas krijgen in de uiteenzettingen over de heksenleer minder aandacht en worden pas laat in het tweede deel van de Malleus ter sprake gebracht. Zij spelen wel door in de gebruikte voorbeelden en komen blijkbaar veel voor. Maar zij sluiten niet aan bij het betoog over de hoofdkenmerken van de heksen.

Achtereenvolgens behandelen de auteurs de volgende vragen:

of heksen in de harten van de mensen liefde of haat kunnen opwekken;

of de heksen het voortplantingsvermogen of het zingenot kunnen blokkeren, en of en hoe zij het mannelijk lid kunnen beheksen.

Van de uitvoerige theologische bespiegelingen in het hoofdstuk over het opwekken van liefde en haat, zeggen de auteurs zèlf dat zij te ingewikkeld zijn voor de preekstoel.13

Zij worden hier ook achterwege gelaten. Maar wat is voor de prediking dan wèl van belang? Daarin moet vooral benadrukt worden dat heksen bij mannen een buitengewone passie voor andere vrouwen kunnen oproepen. Zij kunnen hun hart zó laten ontvlammen dat ze door niets worden tegengehouden: door geen schaamte, straf of vermaan. Zij kunnen ook tussen gehuwden zulk een haat opwekken dat zij hun echtelijke plicht niet kunnen vervullen en geen nakomelingen kunnen verwekken. Zij kunnen mannen er toe drijven om diep in de nacht grote afstanden af te leggen om hun minnaressen te bezoeken. Dat mannen onverschillig staan tegenover een mooie echtgenote, maar in vuur en vlam raken voor andere, lelijke vrouwen, is kenmerkend voor de door heksen veroorzaakte ongeoorloofde liefde. Op deze mannen is het bekende beeld van toepassing van een stuurloos schip op zee, ten prooi aan de woedende golven.

105

als leken - komt zóveel voor, dat de auteurs het onbegonnen werk vinden om in details te treden. Maar zij geven toch één voorbeeld: ‘Wij kennen een oud wijf, dat achtereenvolgens op dit gebied eerst drie abten behekste en vervolgens doodde. En de vierde dreef zij tot waanzin. De broeders van het betreffende klooster zijn eenstemmig in hun getuigenissen daarover. En zijzelf geeft het openlijk toe. Zij zegt onbeschaamd: ‘Ik heb het gedaan. Zij kunnen toch niet van mij afblijven, want zij hebben te veel van mijn drek gegeten.’ Die vrouw leeft nog altijd, omdat wij niet de macht hebben om een proces tegen haar te voeren en haar te straffen.’

Van dit soort beheksing zijn in het bijzonder mannen van hoge geboorte, prelaten en andere rijken het slachtoffer. In de huidige wereld is overspel en hoererij dan ook schering en inslag. Vincent van Beauvais vermeldt in zijn Speculum Historiale dat Hildegard von Bingen heeft voorspeld, dat er een tijd zou komen, waarin de vrouwen zouden heersen.14

Maar dat die periode zo lang zou duren als nu het geval blijkt te zijn, heeft zij niet voorspeld.

Het eerste van de hoofdstukken over de verhindering van de voortplanting en de geslachtelijke samenleving vermeldt in zijn titel dat deze vorm van hekserij door de pauselijke bul is veroordeeld.15

Dat is een uitzondering. De auteurs blijken zich dus wel degelijk te realiseren, dat zij de verschillende beschreven vormen van hekserij niet zo rechtstreeks met de bul kunnen verbinden als zij eerder suggereren, aan het begin van hun requisitoir tegen hoeren, minnaressen en overspelige vrouwen.16

De beheksing van het voortplantingsvermogen wordt door Sprenger en Institoris opnieuw in verband gebracht met het grote aantal overspelige en hoererende vrouwen. Er zijn opponenten die beweren dat deze vorm van beheksing met betrekking tot gehuwden onmogelijk is vanwege de heiligheid van het huwelijk. Maar de auteurs slaan deze opponenten met theologische uitspraken van gezaghebbende doctores om de oren. God staat juist ten aanzien van de geslachtelijke functie - ook ín het huwelijk - meer beheksing toe, omdat deze meer verdorven is. Die verdorvenheid gaat niet alleen terug op de erfzonde, die via de geslachtelijke omgang wordt doorgegeven. De daad zelf is afschuwelijk en minderwaardig. De macht van de duivels ligt dan ook vooral in de lendenen van de mensen. Daar wordt de hardste strijd gestreden; een strijd die maar zelden wordt gewonnen.17

De geslachtsdaad is zó minderwaardig - zetten zij in ander verband uiteen - dat de laagste soort duivels tot taak krijgen om als succubi en incubi met de mensen te paren. Het smerigste karwei krijgen de incubi op te knappen, want die moeten verkeren met wellustige vrouwen.18

De mannen die de succubi hun zaad geven, doen dat daarentegen meestal tegen hun wil.19

Omdat hekserij vooral door vrouwen wordt bedreven, ligt het voor de hand dat meer mannen door heksendaden in hun voortplantingsvermogen worden getroffen, vooral door impotentie.20

De heksen zijn er op uit om op deze wijze mannen aan zich te binden. Maar daarmee keren zij zich ook tegen de getrouwde vrouw, met name door er voor te zorgen dat haar echtgenoot wèl met andere vrouwen kan paren, maar ten aanzien van haarzelf impotent is. Daardoor

106

bevorderen zij dat de echtgenote haar toevlucht tot minnaars neemt. Een voorbeeld uit de ervaring van de auteurs: In de stad Merzburg (bisdom Konstanz) leefde een jonge man, die door beheksing maar met één vrouw de geslachtsdaad kon verrichten. In aanwezigheid van veel toehoorders vertelde hij dat hij die vrouw vaak had willen ontvluchten, maar desondanks zag hij zich gedwongen 's nachts op te staan en naar haar toe te snellen: soms over land en soms als het ware vliegend door de lucht.

Beheksing van het voortplantingsvermogen van de vrouw kan de oorzaak zijn van