• No results found

‘Een vroege goede start gaat lang mee’

Patrick Meurs

1. Inleiding: situering en historiek van het ‘De Eerste Stappen’-project

Sinds 2000 werken we met enkele medewerkers van het Centrum voor Kinder-psychotherapie en Ontwikkelingsgerichte Interventie (K.U.Leuven) het ‘De Eerste Stappen’-preventieproject uit. Het gaat om een project van preventief werken aan veerkracht en weerbaarheid in kansarme gezinnen met kinderen tot drie jaar. Aan het project is een cultuursensitief luik verbonden voor kansarme gezinnen die tot etnische minderheden behoren (Meurs, Jullian & Ferrant, 2000;

Emde & Spicer, 2000).

Dergelijke projecten zijn gericht op de fase in de gezinscyclus waarin de overgang naar het ouderschap gemaakt wordt. Het doel is in de vroegste kinder-ontwikkeling de risico’s die verbonden zijn met opgroeien in kansarmoede in de kiem te smoren. Dat gebeurt door verborgen krachten in kansarme gezinnen aan te boren en op die manier samen met de ouders kansrijkere trajecten voor hun kinderen uit te tekenen. Deze krachten worden opgebouwd of tot leven gewekt door opvoedkundige ondersteuning, door langdurig werken aan de vroege ge-hechtheidsrelatie tussen ouder(s) en kind. ‘De Eerste Stappen’ heeft effect door te werken aan het verinnerlijken van de ervaring van ondersteuning. Zo biedt het project aan kansarme ouders de mogelijkheid om vanaf de geboorte van hun kinderen een corrigerende ervaring op te doen op hun leven in achterstelling en uitsluiting.

Vroege ontwikkeling blijkt op een bijzondere wijze flexibel. Prille ouders zijn op een specifieke wijze begaan met vragen als: ‘Welke toekomst wil ik voor mijn kind?’, ‘Zal ik mijn kind voldoende kunnen laten groeien?’. Meer en meer onderzoek toont het belang van de vroegste kinderontwikkeling (zie: Shonkoff

& Meisels, 2000). Zoals Kagitçibasi (2007) – dé autoriteit in het onderzoek naar Family and Human Development in Cultural Context – stelt: “Early good start goes a long way” (een vroege goede start gaat lang mee). Ze geeft ook aan dat om menselijk kapitaal in risicogroepen niet te verspillen, het belangrijk is de be-trokken kinderen vroeg in de levensloop te ondersteunen en de volwassenen op het scharniermoment van het prille ouderschap bij te staan. Dit scharniermoment

wordt in de ontwikkelingspsychologie de periode van Motherhood Constellation (Stern, 1995) genoemd en omschreven als een bijzonder ‘venster’ of ‘ingangs-poort’ om preventief aanwezig te zijn bij gezinnen en groepen waarvan we via onderzoek weten dat ze meer risico lopen. Vanuit deze intergenerationele be-kommernis hecht in Vlaanderen ook de Beweging van Mensen met Laag Inko-men met Kinderen het grootste belang aan de vroege zorg voor de kinderen en aan de kwaliteit van de gehechtheidsrelatie tussen ouders en kind, om vanuit dat kanaal innerlijke kracht te putten die hen in staat stelt uit de negatieve spiraal te raken (zie ook: www.atd-vierdewereld.be; Vanhee, Laporte & Corveleyn, 2001, Geenen, 2007).

Preventieve interventie in de context van vroege kinderontwikkeling en pril ouderschap heeft een zeer groot potentieel: op medisch, opvoedkundig en soci-aal-emotioneel vlak en op de schoolse prestaties achteraf. Kagitçibasi (2004) spreekt – op basis van 30 jaar follow-uponderzoek naar preventieprogramma’s als Turkish Early Enrichment Project (TEEP) – in termen van: minder leerpro-blemen, minder emotionele en gedragsstoornissen, minder sterfte in de kinder-tijd, minder jeugdcriminaliteit, minder spijbelen, langere schoolse carrières, meer diploma’s secundair onderwijs, meer hoger onderwijs, veiligere gehecht-heid naar een volgende generatie toe (ook bij de personen die vroeger als kind met hun ouders in de preventie participeerden), vergeleken met risicogroepen die het programma niet volgden. Emde (2003) heeft het in verband met het Amerikaanse Early Head Start programma over de langetermijnbesparing op maatschappelijke vlak die door deze vroege preventie mogelijk wordt: men bouwt een kader rondom risicogezinnen en -groepen, waarvan het effect op lan-gere termijn nog groter is dan op kortere termijn. Vooral de intergenerationele herhaling van nadelige effecten van armoede wordt minder waarschijnlijk wan-neer men kansarme ouders met zeer jonge kinderen een houvast biedt en hen de kans geeft om uit het isolement te raken, sociale steun te ervaren en gebruik te maken van hefbomen of handvatten. Dat men hun de kans geeft om de eigen weerbaarheid of veerkracht te herontdekken of aan te wenden, maakt echt het verschil. Wanneer kansarme ouders er alleen voor staan, zien ze niet zozeer de kansen in hun kind, maar wel de extra belasting in hun dagelijkse overlevings-strijd. Het onderzoek van Emde (2006) en Robinson (2000) situeert de effecten van zulke vroege preventie zowel in de betere medische gezondheid van kansar-me ouders en kinderen als in de kansar-meer kansrijke opvoedingssituatie en de sensi-tievere, kindvriendelijkere relatie tussen ouder(s) en kind. Deze effecten geven ook meer veerkracht aan ouders en kinderen om in de toekomst met tegenslag om te gaan.

Vroege preventie geeft effecten in de medische gezondheid, de opvoedingssituatie en de relatie tussen ouder(s) en kind

Het begrip ‘veerkracht’ (resilience) komt uit de ontwikkelingspsychologie (Garmezy, 1985; Masten et al., 1990) en verwijst naar het vermogen om weer-stand te kunnen bieden en opnieuw op krachten te komen in moeilijke omstan-digheden. Ondanks zware draaglast en druk, veert men recht van zodra de last beter verdeeld wordt of van zodra men op steun van anderen kan rekenen: men kan onderdrukte en misschien onvermoede krachten weer beter benutten. Het begrip ‘veerkracht’ is op een bepaalde manier het spiegelbeeld van de begrip-pen ‘kwetsbaarheid’ en ‘risico’ die – in tegenstelling tot ‘veerkracht’ – meer de nadruk leggen op problematische aspecten en minder op de sterktes. Veerkracht en weerbaarheid zijn in zekere zin synoniemen; ze sluiten als psychologisch en pedagogische begrippen aan bij de krachtenbenadering en de empowermentge-dachte in de sociale wetenschappen. De literatuur over ‘bind-kracht’ in armoede draagt deze idee van empowerment in Vlaanderen al langer uit (Van Regenmor-tel et al., 2006; Driessens & Van RegenmorRegenmor-tel, 2006; Van Sevenant et al., 2008). Van Gils (2002) spreekt in dit verband van een ‘veerkrachthuis’ waar-mee hij bedoelt dat veerkracht een gelaagd begrip is waarin onder waar-meer gedra-genheid (sociale steun), zingeving, sociale vaardigheden, eigenwaarde en relati-veringsvermogen een belangrijke plaats hebben.

Het gaat bij veerkracht over sterke adaptieve mogelijkheden die aanwezig blijven of waarmee heraangeknoopt wordt, ondanks tegenspoed (in dit geval het getroffen worden door armoede). In die zin wijst veerkracht zeker niet op on-kwetsbaarheid, maar wel op een vermogen om in ongunstige omstandigheden toch in eigen kracht te blijven geloven. In ‘De Eerste Stappen’ sluiten we aan bij een specifieke krachtige kant van ouders, met name de wens om ten behoeve van hun jonge kinderen de armoedeperiode te beperken of uit de cyclus van ge-neratiearmoede te raken.

‘De Eerste Stappen’ begon in 2000 in Kuregem, een risicowijk in Brussel;

meer bepaald in de context van ‘Het Huis der Gezinnen’. In Kuregem is de werkloosheid hoog, bijna alle bewoners hebben een lage sociaaleconomische status en er is een grote concentratie van kansarmoede in autochtone en alloch-tone gezinnen. In wijken waarin het beleid onvoldoende investeert, waar zorg-en hulpverlzorg-ening te weinig uitgebouwd zijn, waar vaders zorg-en moeders veelal in informele arbeidscircuits werken – als ze al werken – gaan kinderen ook minder naar betalende crèches en occasionele kinderopvang. Ook in de kleuterscholen blijven tot op vandaag kinderen uit kansarme gezinnen minder aanwezig dan hun leeftijdsgenoten uit de middenklasse (zie: Meurs, 2007). Dat maakt dat kansarme kinderen later dan andere kinderen met hun eerste buitenfamiliale leeromgeving kennis maken en minder voorbereid aan de poort van de lagere school komen. Het ‘De Eerste Stappen’-project wil ervoor zorgen dat kansarme kinderen al voor hun drie jaar systematisch in een stimulerende leeromgeving komen en dat samen met hun ouders, waar het belang van systematische aanwe-zigheid in de kleuterschool aangekaart wordt en voor allochtone gezinnen vroe-ge taalstimulering movroe-gelijk wordt.

Vanaf 2006 werd het ‘De Eerste Stappen’-project ook gestart in Borgerhout, in samenwerking met de Federatie van Marokkaanse Verenigingen, en sinds ok-tober 2008 bestaat het ook in Leuven, als onderdeel van het Inloop-team (Inte-grale Lokale Opvoedingsondersteuning) en in samenwerking met de Maison (Ou)verte (methode van Françoise Dolto) en de Opvoedingswinkel. Verdere uitbreiding naar Tienen en andere locaties in Vlaanderen staat op stapel in 2009 en wordt mee mogelijk gemaakt door de erkenning en subsidiëring van het pro-ject door Vlaamse, provinciale en lokale overheden.

2. Methode

2.1 Groepswerk en vindplaatsgericht werken (‘outreaching’)

Projecten zoals ‘De Eerste Stappen’ zijn ingebed in de bredere context van vroe-ge interventie bij vroe-gezinnen waarin men een kind verwacht of er pas eentje vroe- gebo-ren is.1We richten ons dus zowel op aankomende ouders als op prille ouders.2

In dit project kunnen ouders in principe wekelijks samenkomen in ontmoe-tingsgroepen, waar ze hun vragen inbrengen. Daar nemen ze, als kansarme of maatschappelijk kwetsbare ouders, zelf het woord. In een groep komen maxi-maal acht jonge moeders met hun pasgeborene; ze worden begeleid door een preventiewerker en een intercultureel bemiddelaar. De preventie is van het lan-ge type, zodat ouders in principe lan-gedurende drie jaar lang wekelijks kunnen ko-men, voldoende tijd om een belangrijk proces door te maken in het ouderschap.

Het gaat dus om preventie van het langere type. Het bieden van steun op lan-gere termijn is gebaseerd op de bevinding in internationale gezinspedagogische literatuur (Gardiner & Kosmitzki, 2008) dat voor kansarme en allochtone groe-pen kortdurende en zeer directief gerichte (top-down) preventie minder effect heeft. Door het langeretermijnperspectief van de ondersteuning vormt de ont-moetingsgroep voor de kansarme ouders een houvast, een kader op de achter-grond. De deelnemers beseffen al vrij snel dat wekelijks in de ontmoetingsruim-te een dagdeel voor hen gereserveerd is, met begeleiders/specialisontmoetingsruim-ten in hun midden. Het belang hiervan kan niet genoeg onderstreept worden in een wijk waarin niet zelden chaos, bedreiging, onveiligheid, gebrekkige hygiëne of slech-te woonomstandigheden heersen. Het krachtgerichslech-te groepswerk biedt een be-langrijke meerwaarde in de preventie bij kansarme gezinnen, zoals ook Vanhee, Laporte en Corveleyn (2001) aanduiden. In publicaties van Driessens en Van Regenmortel (2006) en van Van Sevenant et al. (2008) blijkt bovendien dat deze

‘groepsbenadering in dialoog met kansarme ouders en kinderen’ langduriger moet zijn dan vandaag vaak het geval is, wil ze blijvend effect hebben.

Daarnaast kunnen ouders die op persoonlijke delicate thema’s stuiten, kort individueel opgevolgd worden: in de loop van drie jaar kan men tot driemaal

toe individuele consultatie vragen die maximaal drie tot vijf sessies omvat. De klemtoon ligt immers op het groepswerk.

De ontmoetingsgroepen en de individuele consultaties vinden plaats in het centrum zelf (center-based programme), maar ‘De Eerste Stappen’ doet ook aan vindplaatsgericht werken (outreaching). De eerste manier van outreachend wer-ken zijn de maandelijkse aanwezigheden in de consultatiepunten van Kind &

Gezin, in crèches en occasionele kinderopvang, in kleuterscholen en in groeps-praktijken van huisartsen. In een tweede vorm van vindplaatsgericht werken, werken medewerkers in andere diensten samen met de zorg- en hulpverleners die zich onzeker voelen in de begeleiding van kansarme en/of allochtone ouders.

Zo zetten ‘De Eerste Stappen’-medewerkers mee groepswerk op in Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg die zich richten op KOPP-problematiek (Kinderen van Ouders met Psychologische Problemen) en daarbij kansarme en/of alloch-tone ouders bereiken. Een andere mogelijkheid is dat ze zulk groepswerk opzet-ten in een crèche waar enkel individueel met kansarme ouders wordt gewerkt, of, in een opvangcentrum voor tienermoeders met een belangrijke vertegen-woordiging van kansarme moeders. Een derde vorm van outreaching ten slotte bestaat uit de maandelijkse intervisie met teams uit buurtwerk en speelpleinwer-king. Via deze intervisies worden de principes van vroege psychopedagogische preventie op het terrein naar deze gezinnen toegebracht.

Bovenvermelde manieren van werken maken duidelijk dat we met ‘De Eerste Stappen’ telkens weer voor een zo groot mogelijke groep kansarme gezinnen of nieuwe migranten, systematisch nieuwe vormen uitbouwen om de bereikbaar-heid van het project te optimaliseren en de laagdrempeligbereikbaar-heid te vergroten. We dragen deze methode van opvoedingsondersteuning actief uit, aangepast aan nieuwe noden die gesignaleerd worden in de sector van de zorg- en hulpverle-ning aan deze doelgroep.

2.2 Werken aan het verlangen naar een betere toekomst voor hun kinderen

In de loop van het langeretermijnproject van ‘De Eerste Stappen’ wordt aan vaardigheden gewerkt die bij ouders soms erg ondergesneeuwd raakten in de dagelijkse overlevingsstrijd tegen armoede en sociale uitsluiting. Deze ouders komen naar de preventiegroepen opdat hun kinderen betere kansen zouden krij-gen en een zo goed mogelijke start in het leven zouden kunnen maken. In het proces dat deze ouders doormaken tijdens het project, gaan ze geleidelijk anders met tegenslag om en groeit de veerkracht die nodig is in moeilijke levensom-standigheden. Vanuit die kracht in het hier-en-nu durven ze ook langzaam te-rugkijken naar een geschiedenis van ongelijke kansen en uitsluiting waarin ze verstrikt raakten. Het mooiste wat men als begeleider kan meemaken is te erva-ren hoe ze in hun levensgeschiedenis de andere toekomst herontdekken

waar-naar ze toen zelf verlangden. Samen met hun kinderen – en in het belang van hun kinderen – willen ze zich die weg naar een toekomst van betere kansen op-nieuw banen. De ondersteuning van de preventiewerkers is daarbij onontbeer-lijk. Ze weten uit ervaring dat zonder – professionele of sociale – steun deze weg naar een betere toekomst soms onbereikbaar ver weg blijft.

Onderweg naar grotere weerbaarheid en maatschappelijke participatie ont-moeten deze kwetsbare ouders begeleiders die aanwezig blijven bij de pijn die ze onvermijdelijk ervaren, wanneer ze de weg inslaan van veerkracht. Kwets-bare ouders recht helpen en op weg helpen, maakt ook dat ze nieuwe tegen-slagen, uitsluiting, innerlijke twijfels en barrières ontmoeten. De weg door-heen deze externe (sociale) tegenwerking en innerlijke (psychische) onzeker-heid wordt enkel ontsloten door de aanwezigonzeker-heid van begeleiders/gidsen die om te beginnen de bedding aanvaarden waarin het leven van kwetsbare gezinnen te-recht is gekomen. Respect voor die bedding bewijst aan kwetsbare ouders dat de waarde van hun leven erkend wordt. Baart zou deze houding als ‘presentie’

kenmerken (Baart, 2006). Het is een basisvoorwaarde om kleine dingen te mo-gen in vraag stellen of in beweging te brenmo-gen. Deze attitude zoals Baart ze om-schrijft, wordt in de ‘bindkracht en empowerment’-literatuur – met een verwij-zing naar het boek met dezelfde titel (Thys, e.a., 2004) ook aangeduid als ‘het bouwen van bruggen over woelig water’.

2.3 Gebruikmaken van het menselijke kapitaal in kansarme gezinnen Dat bepaalde kwetsbare, kansarme en/of allochtone ouders, vanuit hun levenser-varing en vanuit de correctieve erlevenser-varing die het ‘De Eerste Stappen’-project voor hen betekende, mee een gids/begeleider/getuige willen worden voor andere ouders, vormt het beste bewijs van de activering van sociaal kapitaal in deze doelgroepen. Dit aspect van ‘sociale economie’ is een progressieve invulling van de gedachte van ‘participatie’ in preventieprogramma’s. Sommige sterk ge-motiveerde en sociaal bewogen ouders uit kwetsbare groepen gaan, nadat ze deelnamen aan het ‘De Eerste Stappen’-project en een opleidingstraject volgden als ervaringsdeskundige, ook zelf elementen doorgeven aan andere kansarme ouders. Soms gebeurt dat in een tewerkstellingsproject, soms als geëngageerd vrijwilliger. Daardoor beoogt ‘De Eerste Stappen’ om in twee fasen kwets-bare ouders te steunen: eerst en vooral als deelnemer aan de preventiegroepen, nadien voor een aantal onder hen als medevormgever en/of medebegeleider van de groepen of van andere activiteiten van het project en als stem (‘kwetsbare ou-ders zelf aan het woord’, ‘kwetsbare ouou-ders getuigen van hun veranderings-proces’) naar het beleid en de bredere samenleving toe (zie: De Standaard, 5 april 2005).

2.4 Specifieke methodische aandachtspunten

Centraal in de ontmoetingsgroepen met kansarme ouders staan de beleving van zwangerschap, de verwachtingen of toekomstperspectieven van moeder en vader, de vroege ouder-kindinteracties, de intergenerationele dynamiek tussen grootou-ders, ouders en kinderen, evenals de specifieke aandacht voor ontwikkelingssti-mulering en opvoedingscapaciteiten.

Zwangerschap en geboorte zijn scharniermomenten. Bij de komst van een nieuwe generatie of nieuw kind, gaan ouders als vanzelf herdenken wie ze zijn in de relatie tot hun eigen ouders. Vlak voor de geboorte en in de eerste maan-den na de geboorte van een kind, raken moeders vaak in een andere mentale toestand. Ze zijn meer gericht op het komende of pasgeboren leven, sluiten zich meer dan anders af van de buitenwereld en vragen zich af ‘Waar kom ik van-daan?, Waar wil ik naartoe met dit kind?’ In deze toestand staan moeders – wanneer het aanbod op een veilige wijze wordt aangebracht – open voor initia-tieven die de affectieve afstemming op het kind begeleiden of ondersteunen en betere toekomstkansen kunnen helpen verwezenlijken.

De geboorte is een scharniermoment waarop ouders open staan voor initiatieven rond betere toekomstkansen voor hun kinderen

Ouders en kinderen, soms ook grootouders,3komen naar de speel- en ontmoe-tingsruimte (cf. espace jeu et rencontre, Françoise Dolto, 1980) van ‘De Eerste Stappen’. De bedoeling van zo’n ontmoetings-, spel- en gespreksruimte is om in een ontspannen sfeer als ouder ontvangen te worden. Die ontvangst is erg be-langrijk: mensen moeten zich welkom voelen, er moet ruimte zijn om op ver-haal te komen. Dolto spreekt van een lieu d’accueil et de parole, waarin wij mensen laten verwoorden wat hen bezighoudt in de toekomstperspectieven en de opvoeding van hun kinderen.

Kansarmoede werpt voor ouders een aantal barrières op, gevat in het begrip maatschappelijke uitsluiting of achterstelling. In ‘De Eerste Stappen’ worden kansarme ouders daadwerkelijk gesteund om stappen te zetten die ze zelf anders niet zouden (kunnen) zetten. Tegelijk wordt er gewerkt rond wat er verinnerlijkt is van die drempels: kansarme ouders zien zich bepaalde drempels onmogelijk overschrijden, ze beginnen er niet aan, ze ervaren een lage zelfwaarde. Net deze innerlijke psychologische kant van de sociale uitsluiting komt ook uitvoerig aan bod in het preventieproject.

De methode van werken is semigestructureerd. Men biedt geen opvoedings-ondersteuning volgens een vastgelegd en overdraagbaar trainingsprogramma.

Wel zijn er de wekelijkse bijeenkomsten op vaste tijden en daarnaast de des-kundigheid van professionals en/of hulpverleners en onze ervaring als ouders.

De aanwezigheid van de kinderen doet de rest. Een kind dat iets niet wil eten, brengt het thema van het gesprek op het eten thuis: ‘Hoe organiseer je het eten? Waar is vader wanneer het kind niet wil eten? Wat hebben de ouders sa-men afgesproken?’ Een kind dat zijn moeder steeds aanklampt, brengt het ge-sprek op: ‘Wat is aanklampen en wat betekent dat voor het kind en voor de moeder? Wanneer kunnen kinderen veilig exploreren?’ De ouders ondersteunen elkaar en bieden veel oplossingen. Als het gesprek stokt, brengen de begeleiders nieuwe impulsen en kan de groep zelf weer even verder. De ontmoetingsruimte dient daarbij als draagvlak, waarbinnen de ouders zelf op zoek gaan naar bete-kenissen voor wat hen bezig houdt omtrent hun kinderen en waar ze op de steun kunnen rekenen van deskundigen wanneer de groep de grenzen van zijn kunnen bereikt.

3. Onderzoeksresultaten

In de loop van de jaren is het ‘De Eerste Stappen’-project onderzoeksmatig op kwalitatieve en kwantitatieve wijze opgevolgd. Het kwalitatieve onderzoek

In de loop van de jaren is het ‘De Eerste Stappen’-project onderzoeksmatig op kwalitatieve en kwantitatieve wijze opgevolgd. Het kwalitatieve onderzoek