• No results found

Voornaamste statuut van mannen en vrouwen tussen 45 en 74 jaar oud

2. S OCIAAL ECONOMISCH PROFIEL VAN DE PERSONEN VAN 45 TOT 75 JAAR IN

2.1. Voornaamste statuut van mannen en vrouwen tussen 45 en 74 jaar oud

De personen tussen 45 en 64 jaar oud die in de week voorafgaand aan de enquête gedurende minstens één uur gewerkt hebben18, zijn in België minder talrijk dan gemiddeld in de Europese Unie (51,6 pct. tegenover 59,9 pct.); dat is zowel bij vrouwen (40,6 pct. tegenover 50 pct.) als bij mannen (62,7 pct. tegenover 70 pct.) het geval. Ook de Belgische werkgelegenheidsgraad van 65-plussers ligt erg laag (1,9 pct.), terwijl in sommige Europese landen - zoals Portugal, en in mindere mate Ierland, Zweden, Denemarken en het Verenigd Koninkrijk - een significant aantal personen van de leeftijdsgroep 65- 74 jaar blijft werken.

Terwijl de werkgelegenheidsgraad voor de leeftijdsgroep 25-44 jaar in België iets boven het Europese gemiddelde ligt, is dat niet meer het geval voor de 45-49-jarigen, waarvoor ons land een achterstand van in totaal 5 procentpunten vertoont, dit is 4 punten voor mannen en 6 punten voor vrouwen. Die kloof

wordt dieper tot de leeftijd van 60 jaar, om vervolgens kleiner te worden doordat het bereiken van de pensioenleeftijd in de meeste Europese landen de uittreding uit de arbeidsmarkt, van zowel mannen als vrouwen, harmoniseert.

Tabel 30 - Synthesetabel1

45-49 jaar 50-54 jaar 55-59 jaar 60-64 jaar 45-64 jaar 65-74 jaar

BE EU15 BE EU15 BE EU15 BE EU15 BE EU15 BE EU15

MANNEN Werkend 84,0 87,9 77,1 83,5 52,3 66,6 21,2 34,9 62,7 70,0 3,0 7,6 Werkzoekend 4,5 5,0 3,2 4,9 n.s. 4,9 n.s. 2,1 2,5 4,3 n.s. n.s. Participatiegraad 88,5 92,9 80,3 88,4 53,4 71,6 21,5 37,1 65,2 74,4 3,0 7,7 Inactief 11,5 7,1 19,7 11,6 46,6 28,4 78,5 62,9 34,8 25,6 97,0 92,3 VROUWEN Werkend 62,8 69,0 53,7 62,1 26,7 45,8 6,8 17,3 40,6 50,0 1,0 3,4 Werkzoekend 5,2 5,1 1,9 4,2 n.s. 3,3 n.s. 0,9 2,1 3,5 n.s. n.s. Participatiegraad 68,1 74,0 55,6 66,3 27,1 49,1 6,9 18,2 42,7 53,5 1,0 3,5 Inactief 31,9 26,0 44,4 33,7 72,9 50,9 93,1 81,8 57,3 46,5 99,0 96,5 TOTAAL Werkend 73,5 78,4 65,5 72,7 39,5 56,1 13,8 25,9 51,6 59,9 1,9 5,3 Werkzoekend 4,9 5,0 2,6 4,6 n.s. 4,1 n.s. 1,5 2,3 3,9 n.s. n.s. Participatiegraad 78,4 83,4 68,0 77,2 40,2 60,2 14,0 27,4 53,9 63,8 1,9 5,4 Inactief 21,6 16,6 32,0 22,8 59,8 39,8 86,0 72,6 46,1 36,2 98,1 94,6

Bron: Eurostat, EAK.

1

n.s.: niet-significant gegeven.

De werkgelegenheidsgraad bij mannen van 45 tot 49 jaar is in België de op één na (Finland) zwakste in de EU. De verschillen tussen de lidstaten zijn echter tamelijk klein, aangezien deze ratio minimaal 82,6 pct. (in Finland) en maximaal 93,3 pct. (in Luxemburg) beloopt. In België verlaat een aanzienlijk deel van de actieven de arbeidsmarkt reeds vóór 55 jaar; dat is ook het geval in Italië, Luxemburg, Frankrijk en Oostenrijk. In de Scandinavische landen (met uitzondering van Finland) en de Angelsaksische landen, daarentegen, vinden de uittredingen uit de arbeidsmarkt pas op latere leeftijd plaats. In de eerste groep landen, behalve in Italië, werken minder dan twee op tien mannen van 60 tot 64 jaar. Nadien blijft slechts een minuscuul aantal mannen werken. In België gaat het om ongeveer 13.000 mannen, dit is 3 pct. van de 65- tot 74-jarigen; het zijn hoofdzakelijk zelfstandigen. In Denemarken, Griekenland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk ligt dat percentage boven 10 pct.; in Ierland en Portugal komt het respectievelijk zelfs in de buurt van 20 en 30 pct.

Grafiek 31 - Werkgelegenheids- en inactiviteitsgraden van de 45- tot 74-jarigen in de Europese Unie in 2003

(procenten van de overeenstemmende bevolking op arbeidsleeftijd)

Bron: Eurostat, EAK.

De relatieve positie van België is inzake de werkgelegenheidsgraad voor vrouwen tussen 45 en 49 jaar oud iets beter dan die voor mannen; ons land neemt op dat vlak immers de zesde plaats in. Niettemin zijn de verschillen tussen de lidstaten duidelijk groter dan voor de mannelijke werknemers. Met 62,8 pct. neemt België een middenpositie in; de ratio is het laagst in Spanje (51,9 pct.) en het hoogst in Zweden (85,8 pct.). Net zoals bij de mannen daalt de werkgelegenheidsgraad bij vrouwen scherp tussen de leeftijdsgroep van 45-49 jaar en die van 55-59 jaar. Meerdere hypothesen kunnen ter verklaring worden aangehaald. Enerzijds vond de intrede van vrouwen op de arbeidsmarkt in België later plaats dan in de meeste EU-landen. Anderzijds gaat in ons land een duidelijk kleiner percentage vrouwen terug aan het werk na een zwangerschap. In België blijven overigens slechts weinig vrouwen werken na de leeftijd van 60 jaar (het wettelijke pensioen is op dit moment nog altijd toegelaten vanaf 63 jaar), terwijl in Zweden de helft van de vrouwelijke 60-64-jarigen blijft werken, en meer dan een kwart van deze groep vrouwen in Portugal, het Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Ierland en Finland. De komende jaren zou de relatieve positie van België echter kunnen verbeteren door de instroom in die leeftijdsgroepen van in

sterkere mate op de arbeidsmarkt participerende vrouwelijke cohorten en de geleidelijke verhoging van de pensioenleeftijd tot 65 jaar.

De povere prestaties van België op het vlak van werkgelegenheidsgraden bij ouderen zouden eventueel verklaard kunnen worden door een verzadigde arbeidsmarkt, een situatie waarin een groot aantal werkzoekenden geen werk vindt. Daar is niets van aan. Hoewel het aandeel van werkzoekende 45- 49-jarigen dicht bij het Europese gemiddelde ligt, daalt het in de volgende leeftijdsgroepen zeer snel. Het aantal werkzoekenden wordt in België land overigens statistisch niet-significant vanaf de leeftijdsgroep 55-59 jaar. Dat betekent dat de personen zonder werk van die leeftijd grotendeels inactief zijn, omdat ze niet meer de wil of de (financiële) noodzaak ervaren om te werken, omdat ze ontmoedigd zijn in het zoeken naar werk, of nog omdat hun statuut hen toelaat niet-beschikbaar te zijn voor de arbeidsmarkt (oudere werklozen) of hen zelfs elke activiteit verbiedt (voltijds brugpensioen).

Hoewel in de meerderheid van de overige Europese landen het aandeel van werkzoekenden in de overeenstemmende bevolking eveneens afneemt met de leeftijd, is het tempo van die daling er dikwijls gematigder. In de Scandinavische landen, Duitsland, Oostenrijk en het Verenigd Koninkrijk neemt het aandeel van werkzoekenden evenwel toe of blijft het nagenoeg onveranderd tot de leeftijd van 60 jaar, om vervolgens snel te zakken. In die landen blijven werkloze 50-plussers dus geloven in hun kans om een job te vinden en/of worden de noodzakelijke middelen ter beschikking gesteld om ze te helpen bij het zoeken.

Een logisch gevolg van de zwakke werkgelegenheidsgraden en het uiterst lage aantal werkzoekenden onder de oudsten is het zeer hoge aantal inactieve 50-plussers in België. Ze vertegenwoordigen al ongeveer de helft van de vrouwen tussen 50 en 54 jaar en van de mannen tussen 55 en 59 jaar, terwijl die percentages in de EU gemiddeld 34 pct. en 28 pct. bedragen. In de volgende leeftijdscategorie valt de inactiviteit in ons land nog hoger uit: bij vrouwen tussen 55 en 59 jaar en bij mannen tussen 60 en 64 jaar beloopt het aandeel van inactieven meer dan 70 pct. België laat aldus de hoogste inactiviteitsgraad voor vrouwen van die leeftijdsgroep optekenen. Bij de mannen doen enkel Frankrijk, Oostenrijk en Luxemburg het slechter.

In de volgende secties zal gepoogd worden het profiel van de werkende en de inactieve 45-plussers af te lijnen. Door het lage absolute aantal werkzoekenden in de bevolking van meer dan 50 jaar oud is het onmogelijk om de kenmerken ervan te definiëren.