• No results found

Profiel van de inactieven van 45 tot 64 jaar

2. S OCIAAL ECONOMISCH PROFIEL VAN DE PERSONEN VAN 45 TOT 75 JAAR IN

2.3. Profiel van de inactieven van 45 tot 64 jaar

De inactieven, dat zijn de mensen zonder betaald werk die niet actief op zoek zijn naar een baan of die niet snel in kunnen gaan op een aangeboden job, vertegenwoordigden in België in 2003 46,1 pct. van de 45- tot 64-jarigen. Dat aandeel lag 10 procentpunten boven het EU-gemiddelde, dat 36,2 pct. beliep. In België zijn ongeveer 35 pct. van de mannen en 57 pct. van de vrouwen inactief, wat respectievelijk 9 en 11 procentpunten meer is dan het gemiddelde in de EU.

Tabel 32 - Synthesetabel1 2

(procenten van de bevolking op overeenstemmende leeftijd)

45-49 jaar 50-54 jaar 55-59 jaar 60-64 jaar 45-64 jaar

België EU15² België EU15² België EU15² België EU15² België EU15² Mannen Inactief (IAB) 11,5 7,1 19,7 11,6 46,6 28,4 78,5 62,9 34,8 25,6 p.m. duizenden eenheden 43,2 923,0 68,5 1.439,3 142,3 3.164,6 186,6 6.441,3 440,6 11.968,2 waarvan: huisman n.s. n.s. n.s. n.s. n.s. n.s. n.s. n.s. 0,6 1,9 blijvend arbeidsongeschikt 5,5 2,6 6,4 3,3 9,5 5,8 10,2 6,4 7,6 4,4 werkloos 2,3 1,1 5,5 1,2 8,9 1,7 6,3 1,3 5,5 1,3 (brug)gepensioneerd 1,1 1,2 4,7 5,1 22,5 21,2 59,5 55,3 18,2 18,2 Vrouwen Inactief (IAB) 31,9 26,0 44,4 33,7 72,9 50,9 93,1 81,8 57,3 46,5 p.m. duizenden eenheden 118,5 3.378,5 152,7 4.277,2 224,3 5.778,5 234,7 8.789,7 730,2 22.223,9 waarvan: huisvrouw 20,2 18,7 24,5 22,1 34,3 27,2 24,4 29,5 25,6 24,0 blijvend arbeidsongeschikt 4,2 2,4 5,5 3,3 8,8 5,5 2,6 5,8 5,3 4,1 werkloos 3,7 1,0 7,0 1,1 10,5 1,4 4,1 n.s. 6,3 1,1 (brug)gepensioneerd 2,7 1,4 5,2 4,0 14,3 13,4 60,3 38,3 17,5 12,9 Totaal Inactief (IAB) 21,6 16,6 32,0 22,8 59,8 39,8 86,0 72,6 46,1 36,2 p.m. duizenden eenheden 161,7 4.301,5 221,2 5.716,5 366,6 8.943,1 421,3 15.231,0 1.170,8 34.192,1 waarvan: huisman/-vrouw 10,5 9,5 12,5 11,3 17,3 14,1 12,7 15,6 13,1 12,4 blijvend arbeidsongeschikt 4,8 2,5 6,0 3,3 9,2 5,7 6,3 6,1 6,5 4,3 werkloos 3,0 1,1 6,2 1,2 9,7 1,6 5,1 1,0 5,9 1,2 (brug)gepensioneerd 1,7 1,3 5,0 4,6 18,4 17,2 59,9 46,5 17,8 15,5

Bron: Eurostat, EAK.

1

n.s.: niet-significant gegeven.

2

De inactiviteitsgraad (volgens de definitie van het IAB, het Internationaal Arbeidsbureau) wordt berekend voor het geheel van de 15 lidstaten. De uitsplitsing volgens het subjectieve statuut is echter niet voor alle lidstaten beschikbaar, vermits die vraag niet voorkomt in de geharmoniseerde enquêtes van Duitsland, Spanje, Ierland en het Verenigd Koninkrijk. De uitsplitsing voor de EU berust dan ook op het gemiddelde van de beschikbare gegevens van de 11 overige lidstaten.

De relatieve positie van België verslechtert bovendien naarmate het oudere leeftijdsgroepen betreft. De situatie van de verschillende landen van de EU is tamelijk heterogeen voor de verschillende leeftijdsgroepen die deel uitmaken van die bevolkingscategorie. Met 21,6 pct. inactieven in de leeftijdsgroep 45-49 jaar situeert België zich 5 procentpunten boven het Europese gemiddelde; dat percentage is nog hoger in de zuidelijke EU-landen (met uitzondering van Portugal), in Luxemburg en in Ierland. Het verschil tussen België en het gemiddelde van de Unie vergroot nadien: het beloopt 9 procentpunten voor de 50-54-jarigen en 20 procentpunten voor de 55-59-jarigen. Doordat in alle landen van de Unie een groot deel van de 60-64-jarigen toegang krijgt tot het (brug)pensioen, verkleint het verschil in die leeftijdsgroep tot iets meer dan 13 procentpunten.

De situaties zijn overigens sterk uiteenlopend voor vrouwen en mannen. Hoewel het aandeel van inactieve vrouwen van 45 tot 49 jaar in België (31,9 pct.) hoger ligt dan gemiddeld (26 pct.), is het merkbaar lager dan dat van Griekenland, Spanje, Italië, Ierland en Luxemburg (bijna of hoger dan 40 pct.). Daartegenover staat dat België in diezelfde leeftijdsgroep het hoogste aandeel van inactieve mannen heeft van de Unie: 11,5 pct. tegenover gemiddeld 7,1 pct. Die situatie geldt trouwens ook voor de oudere leeftijdsgroepen: 19,7 pct. van de Belgische 50- tot 54-jarige mannen is inactief, tegenover

gemiddeld 11,6 pct. in de EU. Voor de leeftijdsgroep 55-59 jaar bedraagt dat percentage - net zoals in Luxemburg - 46,6 pct., tegenover gemiddeld 28,4 pct. In de leeftijdsgroep 60-64 jaar worden de verschillen kleiner. In Frankrijk, Luxemburg en Oostenrijk heeft meer dan 80 pct. van de mannen tussen 60 en 64 jaar elke beroepsactiviteit stopgezet, wat een iets hoger aandeel is dan in België (78,5 pct.). Ierland (44,5 pct.), het Verenigd Koninkrijk (45,1 pct.), Portugal (45,6 pct.) en Denemarken (49,1 pct.), daarentegen, kennen een beduidend lager percentage inactieven.

Om de redenen van die inactiviteit te achterhalen, werd het IAB-statuut gekruist met het door de repondanten opgegeven subjectieve statuut. De door het IAB gevolgde werkwijze (door middel van een reeks vragen/antwoorden) om de werkenden, werkzoekenden en inactieven te onderscheiden, is duidelijk en objectief, maar stemt niet altijd overeen met de situatie waargenomen door de repondanten zelf (subjectief statuut) of met hun administratieve statuut, wat de analyse ingewikkeld maakt. Zo kan een persoon die verklaart werkloos te zijn door het IAB als werkzoekend of als inactief worden beschouwd, afhankelijk van de middelen die de persoon aanwendt om een baan te zoeken en van zijn beschikbaarheid. Omgekeerd is een IAB-werkzoekende niet noodzakelijk ingeschreven bij een arbeidsbemiddelingsbureau en ontvangt hij niet altijd een werkloosheidsuitkering.

Grafiek 46 - Werkloosheid en inactiviteit in België: verschillen tussen het IAB-, het subjectieve en het administratieve statuut

(duizenden eenheden)

Bron: Eurostat, EAK.

In België, bijvoorbeeld, beschouwt 80 pct. van de IAB-werkzoekenden van 45 tot 54 jaar zich als werkloze. Dat betekent dat de overige werkzoekenden personen zijn die willen werken maar niet via de klassieke methode, waarbij uitkeringen genoten worden, op zoek gaan naar een job. Omgekeerd is 23 pct. van de inactieven van 45 tot 54 jaar werkloos volgens de administratieve definitie, dit betekent dat zij zijn ingeschreven bij een arbeidsbemiddelingsbureau en een werkloosheidsuitkering ontvangen, zonder echter volgens de IAB-definitie werkzoekende te zijn. Daarnaast verklaart 17 pct. van die inactieven dat hun voornaamste statuut de werkloosheid is, maar het feit niet beschikbaar zijn of niet actief zoeken naar een baan betekent dat deze personen tijdelijk of definitief van de arbeidsmarkt zijn

verdwenen. In België kan die situatie ongetwijfeld niet los worden gezien van het bestaan van het statuut van oudere werkloze, dat het mogelijk maakt om een werkloosheidsuitkering te genieten en tegelijkertijd vrijgesteld te zijn van een inschrijving als werkzoekende. Het aandeel van inactieven die zichzelf als werkloos omschrijven, is overigens groter in de leeftijdsgroep 50-54 jaar (19,5 pct.) dan bij de 45-49-jarigen (13,9 pct.).

Voor de 55- tot 64-jarigen is de situatie anders. Het aantal IAB-werkzoekenden is te klein om statistisch significant te zijn. Daartegenover staat dat het aantal bij een arbeidsbemiddelingsbureau ingeschreven en een uitkering genietende inactieven zeer aanzienlijk is: ongeveer 225.000 personen, of ongeveer 30 pct. van het totaal. De inactieven van 55 tot 64 jaar die zich als werklozen beschouwen, zijn echter minder talrijk (iets meer dan 10 pct. van het totaal). Hoewel ze een werkloosheidsuitkering krijgen, beschouwen deze mensen zich dus definitief als buiten de arbeidsmarkt staand.

Grafiek 47 - Voornaamste redenen van inactiviteit bij mannen in de Europese Unie1

(procenten van de bevolking op overeenstemmende leeftijd)

Bron: Eurostat, EAK.

1

Geen gegevens beschikbaar voor Duitsland, Spanje, Ierland en het Verenigd Koninkrijk.

Werkloosheid is weliswaar een belangrijke oorzaak, maar niet de voornaamste reden van inactiviteit van de 45-plussers, en dat noch in België noch in de overige EU-lidstaten. Voor de mannen van 45 tot

54 jaar is blijvende arbeidsongeschiktheid (wegens ziekte of handicap) de belangrijkste oorzaak van inactiviteit in zes van de elf landen waarvoor die uitsplitsing beschikbaar is21; in Denemarken is ongeveer 80 pct. van de inactieven van die leeftijd arbeidsongeschikt; dat aandeel beloopt tussen 60 en 65 pct. in Nederland, Finland en Zweden en bedraagt 53 pct. in Luxemburg; in België is dat percentage gelijk aan 40 pct. In de overige landen is (brug)pensionering de voornaamste reden van inactiviteit. Beide factoren gecombineerd - arbeidsongeschiktheid en (brug)pensioen - verklaren 57 pct. van de inactiviteit in ons land. Bij dat aandeel komt de 25 pct. van de mannelijke inactieve bevolking die zichzelf als werkloos omschrijft, zonder echter aan de criteria van het IAB met betrekking tot het zoeken naar een baan en beschikbaarheid te voldoen. In alle overige landen van de EU is het aandeel werklozen minder hoog: het bedraagt ongeveer 20 pct. in Italië, Oostenrijk, Portugal en Finland en ongeveer 10 pct. in Denemarken, Griekenland, Luxemburg en Nederland.

Voor mannen van 55 tot 64 jaar wordt (brug)pensionering de voornaamste reden van inactiviteit in alle landen waarvoor die gegevens beschikbaar zijn, met uitzondering van Zweden, waar arbeidsongeschiktheid de hoofdoorzaak blijft. Dat stelsel blijft overigens in de overige Scandinavische landen en in Nederland een relatief belangrijke oorzaak van inactiviteit. In België beschouwt ongeveer 13 pct. van de inactieve mannen van die leeftijdsgroep zich als werkloze, een percentage dat in de buurt ligt van die in Portugal en Finland, terwijl die verhouding in de overige landen beduidend kleiner of zelfs verwaarloosbaar is.

Grafiek 48 - Voornaamste redenen van inactiviteit bij vrouwen in de Europese Unie1 (procenten van de bevolking op overeenstemmende leeftijd)

Bron: Eurostat, EAK.

1

Geen gegevens beschikbaar voor Duitsland, Spanje, Ierland en het Verenigd Koninkrijk.

Bij de vrouwen is blijvende arbeidsongeschiktheid slechts in een beperkt aantal landen een belangrijke oorzaak van inactiviteit, ongeacht of het om de 45-54-jarigen of de 55-64-jarigen gaat. Net zoals voor de mannen is die factor in de drie Scandinavische landen doorslaggevend bij de inactieven van 45 tot 54 jaar (75 pct. van het totaal in Denemarken, 69 pct. in Zweden en 53 pct. in Finland), maar het aandeel inactieven in de vrouwelijke bevolking van dezelfde leeftijdscategorie is er, met ongeveer 13 pct., ook het laagst van alle EU-lidstaten. Het relatieve belang van die factor neemt af naarmate het aandeel van inactiviteit toeneemt. Ook voor vrouwen wordt (brug)pensionering voor de leeftijdsgroep 55- 64 jaar de voornaamste oorzaak van inactiviteit, behalve in Zweden.

In de overige landen van de Unie zijn blijvende arbeidsongeschiktheid en (brug)pensionering secundaire oorzaken van inactiviteit voor vrouwen tussen 45 en 54 jaar oud. Een meerderheid van hen beschouwt zichzelf immers als huisvrouw. In Griekenland, Italië en Luxemburg - waar bijna een op twee vrouwen van die leeftijd inactief is - vermeldt bijna 85 pct. dat statuut. In tegenstelling daarmee omschrijft slechts 15 pct. van de Finse inactieve vrouwen zich als huisvrouw en in Denemarken en Zweden zakt dat percentage zelfs tot respectievelijk 10 pct. en 7 pct. In België bestempelt 60 pct. van de inactieve vrouwen van 45 tot 54 jaar zich als huisvrouw, terwijl 14 pct. werkloos is, 13 pct. arbeidsongeschikt en 10 pct. (brug)gepensioneerd. Net zoals dat het geval is voor de mannen wint die laatste factor aan belang bij de vrouwelijke bevolking van 55 tot 64 jaar, zij het in beperktere mate. Zo is in Oostenrijk bijna drie op vier vrouwen (brug)gepensioneerd, terwijl dat in België slechts voor vier op tien het geval is, en

zelfs nog minder in de landen van Zuid-Europa, in Luxemburg en in Nederland, waar het statuut van huisvrouw blijft domineren.

Tussen de leeftijdsgroepen 45-54 jaar en 55-64 jaar lopen de voornaamste oorzaken van inactiviteit sterk uiteen. Zo zal een vrouw die gestopt is met werken om voor haar gezin te zorgen zichzelf hoofdzakelijk als gepensioneerd beschouwen vanaf het moment dat ze een pensioenuitkering krijgt. Evenzo kan een persoon die aan het einde van de loopbaan een werkloosheidsuitkering ontvangt zichzelf, voor zover hij niet meer actief wil participeren op de arbeidsmarkt, als (brug)gepensioneerd beschouwen. Bijgevolg is het moeilijk om de echte oorzaak van inactiviteit te achterhalen en zich de mogelijkheid van reïntegratie van die inactieven voor te stellen. Toch kan al een beter beeld gevormd worden van de mogelijkheden voor reïntegratie in het actieve leven door na te gaan of er al dan niet een beroepsverleden is en van wanneer die dateert, zonder de duur en de kwaliteit ervan te kunnen beoordelen.

Tabel 33 - Inactiviteit en beroepservaring van de 55-64-jarigen in de Europese Unie

Aandeel van inactieven in de totale bevolking waarvan inactieven met beroepservaring waarvan inactieven met een beroepservaring die minder dan acht jaar oud is

waarvan de voornaamste reden van uittreding uit de arbeidsmarkt van de inactieven met een beroepservaring die minder dan acht jaar oud is

Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen

in pct. in pct. in pct. in pct. in pct. in pct. in pct. in pct. SE 25 31 n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. DK 29 45 98 96 74 58 Brugpensioen 40 Brugpensioen 44 UK 32 53 88 38 59 49 Ziekte 34 Pensioen 33 FI 45 47 95 95 61 64 Ziekte 29 Pensioen 29 PT 35 57 99 80 66 35 Brugpensioen 26 Ziekte 32 IE 33 66 49 29 29 8 Ziekte 31 Brugpensioen 24 NL 41 37 99 92 66 25 n.b. n.b. n.b. n.b. DE 46 64 90 80 74 45 Ziekte 31 Pensioen 41 EU15 45 66 n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. ES 37 74 98 50 69 17 Pensioen 27 Ziekte 24 GR 39 73 99 43 66 20 Pensioen 80 Pensioen 52 FR 58 66 99 90 77 48 Pensioen 47 Pensioen 45 IT 56 81 97 57 63 23 Pensioen 80 Pensioen 73 AT 58 80 99 90 75 46 Brugpensioen 52 Pensioen 47 BE 61 82 99 78 64 27 Brugpensioen 37 Pensioen 36 LU 62 82 97 59 79 17 Brugpensioen 44 Pensioen 41

Bron: Eurostat, EAK.

In de overgrote meerderheid van de gevallen hebben inactieve mannen van 55 tot 64 jaar vroeger gewerkt. De reden van hun inactiviteit moet dus niet worden gezocht in een reeds in het begin van hun actieve leven aanwezige handicap of ziekte. Dat is niet het geval in Ierland, waar de helft van de inactieven, voor het merendeel zeer laaggeschoolden, geen beroepservaring blijkt te hebben.

Voor de vrouwen zijn de verschillen echter veel meer uitgesproken. In Denemarken, Finland, Nederland Frankrijk en Oostenrijk heeft meer dan 90 pct. een beroepsverleden; in Portugal, Duitsland en België is dat ongeveer 80 pct. Daarentegen heeft slechts 60 pct. van de Italiaanse en Luxemburgse vrouwen, de helft van de Spaanse en een minderheid van de vrouwen in Griekenland, het Verenigd Koninkrijk en Ierland beroepservaring. In alle landen hebben de vrouwen zonder beroepservaring in meer dan 70 pct. van de gevallen hun secundaire studies niet voltooid.

Het doorgaans hoge aantal vrouwen van die leeftijd met beroepservaring kan verbazing wekken. Men mag echter niet vergeten dat de intrede van vrouwen op de arbeidsmarkt, in de jaren 1960, gebeurde in een periode die gekenmerkt werd door de emancipatie van de vrouw en door economische bloei. Toch lijkt het dat de beroepservaring voor een groot deel van die vrouwen te oud is om een troef te vormen voor reïntegratie op de arbeidsmarkt. Zo heeft, met uitzondering van Denemarken en Finland, meer dan de helft van de vrouwen die al gewerkt hebben een beroepservaring die meer dan acht jaar oud is. In België verkeert drie op vier vrouwen in dat geval, net zoals in Nederland en Italië. In Griekenland, Spanje en Luxemburg betreft het vier op vijf vrouwen, en in Ierland zelfs meer dan negen op tien.

Voor mannen, daarentegen, is de beroepservaring gemiddeld genomen veel recenter. Met uitzondering van Ierland - dat een zeer atypisch profiel heeft -, beloopt het aandeel van inactieve mannen met een minder dan 8 jaar oude beroepservaring tussen 59 pct. in het Verenigd Koninkrijk en 79 pct. voor Luxemburg. In België bedraagt die verhouding 64 pct. In het Verenigd Koninkrijk, Finland, Ierland en Duitsland is arbeidsongeschiktheid de meest genoemde reden waarom mannen hun laatste baan hebben verlaten. In Denemarken, Portugal, Oostenrijk, Luxemburg en België kunnen de uittredingen vooral verklaard worden door het brugpensioen, terwijl in de zuiderse landen (behalve Portugal) en Frankrijk het pensioen de voornaamste reden van stopzetting van de beroepsactiviteit is. Bij de vrouwen wordt pensionering in negen landen van de Unie, waaronder België, als voornaamste reden van vertrek genoemd, terwijl het arbeidsongeschiktheid betreft in Portugal en Spanje; in Denemarken en Ierland gaat het om het brugpensioen.

Grafiek 49 - Inactieven in België met een beroepservaring van minder dan acht jaar oud: reden waarom de laatste betrekking verlaten werd

Bron: Eurostat, EAK.

In België heeft 57 pct. van de 55- tot 64-jarigen met een beroepservaring van minder dan acht jaar oud de arbeidsmarkt verlaten wegens pensionering of brugpensionering. Dat percentage is hoger voor de mannen, wat ongetwijfeld gedeeltelijk verklaard kan worden doordat een kwart van de vrouwen geen exacte reden opgeeft voor het stopzetten van hun beroepsactiviteit. Hoewel het wettelijke pensioen relatief bijkomstig blijft voor de 45- tot 54-jarigen, is het vervroegd of het brugpensioen in 15 pct. van de gevallen de reden voor de uittreding van mannen uit die leeftijdsgroep.

De reïntegratie van die (brug)gepensioneerden op de arbeidsmarkt is wellicht onwaarschijnlijk, aangezien ze vaak hun loopbaan als beëindigd beschouwen. Een deel van de recentelijk ontslagen personen, en misschien zelfs een bepaald aantal arbeidsongeschikten, zou daarentegen zonder twijfel, door middel van een passende opleiding en aangepaste werkomstandigheden, opnieuw op de arbeidsmarkt kunnen worden geïntegreerd.

De toegang van inactieven tot opleiding, in het bijzonder van de oudsten onder hen, laat evenwel veel te wensen over in België. Net zoals dat het geval is voor de werkenden, hebben steeds minder inactieven toegang tot opleiding naarmate ze ouder worden: in 2003 volgde 24,8 pct. van de Belgen van 25 tot 34 jaar een opleiding, tegenover 8,3 pct. van de 35-44-jarigen en slechts 2,6 pct. van de 45- tot 54- jarigen en 2,2 pct. van de 55- tot 64-jarigen. Indien de inactieven die zichzelf als student omschrijven (vooral geconcentreerd in de jongere leeftijdsgroepen) buiten beschouwing worden gelaten, zijn die percentages nog kleiner, respectievelijk 7,8 pct., 5,9 pct., 2,3 pct. en 2,1 pct. De opleidingsparticipatie van inactieven ligt aldus ver onder die van de werkenden, die, voor dezelfde leeftijdsgroepen, respectievelijk 11,8 pct., 9,7 pct., 9 pct. en nog 6,4 pct. voor de oudsten bedroeg. In tegenstelling tot de jongste inactieven die vaker een opleiding volgen in functie van een eventuele baan of in het kader van maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid, volgen de oudste inactieven overigens vaker algemene opleidingen, zonder enig verband met de vroegere beroepservaring of met een eventuele betrekking. Overigens spitsen de 55- tot 64-jarigen zich volledig toe op algemene opleidingen.

Grafiek 50 - Toegang tot en motieven voor de opleiding van inactieven van 35 tot 64 jaar in België (procenten)

Bron: Eurostat, EAK.

Uit deze sectie blijkt dat het aandeel van werkzoekenden in België vanaf de leeftijd van 50 jaar onder het Europese gemiddelde zakt. Het aantal werkzoekenden van meer dan 55 jaar is overigens niet-significant in ons land. Er is echter niets verheugends aan deze vaststelling: de werklozen uit deze leeftijdsgroep beschouwen zichzelf immers als definitief uitgetreden uit de

arbeidsmarkt, alhoewel sommigen in een arbeidsbemiddelingsbureau zijn ingeschreven als werkzoekende en een uitkering ontvangen. In België zijn er derhalve meer oudere inactieven (46,1 pct.) dan gemiddeld in de andere landen van de Unie (36,2 pct.).

Net als in de meeste andere landen van de Unie is blijvende arbeidsongeschiktheid in België de belangrijkste oorzaak van inactiviteit bij de 45- tot 55-jarige mannen. Boven de 55 jaar worden (brug)pensioenen echter de belangrijkste factor. In de Scandinavische landen en Nederland, daarentegen, geldt dit slechts voor de helft van de inactieve mannen boven 55 jaar. Bij de vrouwen tussen 45 en 55 jaar zijn de familiale lasten in de meeste landen de belangrijkste oorzaak van inactiviteit, behalve in Scandinavische landen, waar ziekte en handicap de voornaamste inactiviteitsoorzaken zijn. Boven de 55 jaar wordt het (brug)pensioen ook voor vrouwen belangrijk.

Het lijkt moeilijk de meer dan 55-jarige Belgische werklozen, en vooral de vrouwen, opnieuw in te schakelen op de arbeidsmarkt. Vrouwelijke oudere werklozen met beroepservaring zijn meestal reeds lang met werken gestopt. Bovendien hebben inactieven, zowel mannen als vrouwen, over het algemeen nauwelijks toegang tot opleidingen die voorbereiden of afgestemd zijn op de arbeidsmarkt.