Bij preventie van (seksueel) grensoverschrijdend gedrag hoort het beïnvloeden van de risicofactoren voor zowel slachtoffer- als daderschap. Daarbij gaat het altijd om (het beïnvloeden van) een combinatie van factoren.
Onderstaande aandachtspunten kunnen u helpen bij het vaststellen van de kwets-baarheid van de organisatie, afdeling of locatie, en bij het bepalen van prioriteiten voor een toegespitst preventiebeleid.
De checklist kan op verschillende manieren worden gebruikt:
• Alle factoren die van toepassing zijn laten aankruisen, en daarna prioriteiten bepalen, bijvoorbeeld door het opstellen van een prioriteitenlijst (zie bijlage 8).
• Per onderwerp de drie risicofactoren laten aankruisen die het meest van toepas-sing zijn en op korte termijn moeten worden aangepakt.
A. Risicofactoren op organisatie- of afdelingsniveau Cultuur
• Er is veel sprake van (‘kleine’) grensoverschrijdingen.
• Fouten, normoverschrijdingen en (bijna-) ongelukken worden vaak niet gemeld of totaal genegeerd.
• Er is (te) weinig aandacht voor de omgang met (grenzen aan) emoties, inti-miteit, genegenheid, seksualiteit.
• Er is (te) weinig aandacht voor het omgaan met dreigende situaties.
• Er is (te) weinig aandacht voor thema’s als: de afhankelijkheidspositie van cliën-ten, macht en onmacht, omgaan met dilemma’s, omgaan met handelingsverle-genheid.
• Medewerkers worden niet of nauwelijks aangesproken op seksistisch of racistisch gedrag en pesten.
• Er wordt niet gehandeld vanuit gemeenschappelijk vastgestelde waarden en normen, maar vanuit persoonlijke opvattingen.
• Er is sprake van een ‘doe- en oplossingsgerichte cultuur’; er is weinig zelfreflec-tie en aandacht voor de beleving en verwerking van moeilijke situazelfreflec-ties.
• Het is niet de gewoonte onder medewerkers om feedback te vragen en te geven; medewerkers ‘lossen zaken in hun eentje op’.
• Er is sprake van een sterke groepsdruk tot gemeenschappelijkheid: mensen die
‘anders’ zijn of mensen met kritiek op de normale gang van zaken hebben het moeilijk, loyaliteit is ‘een must’.
• Er is in de organisatie weinig openheid voor afwijkende ideeën en nieuwe werk-wijzen.
• Er is weinig ruimte en openheid voor beïnvloeding ‘van buitenaf.’
Toezicht en bescherming
• Er is veel sprake van één-op-één contact tussen hulpverlener/begeleider en cliënten.
• Er is geen zicht op het contact tussen cliënten buiten de woning, het werk of de dagbesteding.
• Er is (vaak) sprake van (vriendschappelijke) contacten tussen cliënten en mede-werkers buiten werktijd.
• Cliënten komen (geregeld) bij medewerkers thuis (bezoek, klusjes doen, logeren).
• Er is ’s nachts nauwelijks of geen toezicht aanwezig (geen begeleiding, portier of camerabewaking).
• Er zijn plekken in of rond de accommodatie waar nauwelijks of geen zicht op is en/of plekken waar mensen zich niet veilig voelen (onverlichte ‘enge plekken’).
• De fysieke omgeving voldoet niet aan de Arbo-richtlijnen (verzorgd, goed onderhouden).
• Er zijn geen gescheiden toilet-, douche-, kleed- en slaapruimten voor mannen en vrouwen, medewerkers en cliënten.
• Douche- en/of toiletruimten kunnen niet op slot.
• Er zijn geïsoleerde (werk)ruimten.
Ongelijke sekse- en etniciteitsverhoudingen
• Een van de seksen is getalsmatig sterk in de minderheid als: cliënt, begeleider, gedragswetenschapper, arts, leidinggevende, directeur, bestuurder.
• Er zijn grote verschillen in macht, status en aanzien tussen mannen en vrouwen.
• Eén van de seksen bepaalt voornamelijk de cultuur.
• Er leven stereotiepe beelden en opvattingen over ‘mannelijkheid’ en ‘vrouwelijk-heid’.
• Er zijn grote verschillen in handelen bij conflictsituaties tussen mannen en vrouwen.
• Er zijn te weinig mannelijke begeleiders/hulpverleners of te weinig vrouwelijke begeleiders/hulpverleners als rolmodel voor cliënten.
• Mensen met een niet-Nederlandse etnische achtergrond zijn getalsmatig in de meerderheid of de minderheid als: cliënt, begeleider, gedragswetenschapper, arts, leidinggevende, directeur, bestuurder.
• Er zijn grote verschillen in macht, status en aanzien tussen personen met een etnisch-Nederlandse achtergrond en mensen met een andere etnische achter-grond.
• Eén etnische groep bepaalt voornamelijk de cultuur.
• Er leven stereotiepe beelden en opvattingen over mensen met een niet-Nederlandse etnische achtergrond.
• Er zijn grote verschillen in handelen bij conflictsituaties tussen personen uit verschillende culturen.
• Er zijn te weinig begeleiders/hulpverleners met een niet-Nederlandse achter-grond als rolmodel voor cliënten.
Beleid gewenste en ongewenste omgangsvormen
• Er is geen schriftelijk vastgesteld beleid rond gewenste omgangsvormen en de preventie van ongewenste omgangsvormen en (seksueel) misbruik.
• Er is beleid, maar het beleid is niet of onvoldoende bekend bij medewerkers en/of cliënten.
• Er wordt niet regelmatig informatie gegeven over dit beleid.
• Dit beleid is niet vertaald in praktische professionele richtlijnen en gedragsregels voor medewerkers.
• Preventie van ongewenste omgangvormen komt (te) weinig aan de orde.
• Er is geen of weinig aandacht voor specifieke zorgsituaties (gedragsproblema-tiek).
• Er worden geen of te weinig weerbaarheidsbevorderende trainingen gegeven.
Beleid seksualiteit
• Er is geen schriftelijk vastgelegd beleid rond de omgang met seksualiteit en seksuele voorlichting.
• Er is beleid, maar het beleid is niet vertaald in praktische richtlijnen en gedrags-regels voor medewerkers.
• Het beleid is niet vertaald in praktische richtlijnen en gedragsregels voor cliënten.
• Het beleid is niet of onvoldoende bekend bij medewerkers en/of cliënten.
• De omgang met seksualiteit komt niet regelmatig aan de orde in werk- en teambesprekingen.
• De ondersteuningsbehoefte t.a.v. seksualiteit is geen onderdeel van het begelei-dingsplan.
• Er wordt niet regelmatig en planmatig seksuele voorlichting gegeven aan cliën-ten.
Preventiebeleid medewerkers
• Er zijn geen duidelijke procedures bij de aanstelling van medewerkers als het gaat om grensoverschrijdend (seksueel) gedrag.
- Er zijn geen procedures rond werving en selectie en het opvragen of geven van referenties.
- Er staat niets over het omgaan met grensoverschrijdend (seksueel) gedrag in de taak- en functieomschrijving van medewerkers.
- Er is geen gedragscode die ondertekend moet worden bij het aanvaarden van een dienstbetrekking.
• Er wordt niet stelselmatig aandacht besteed aan het thema in functionerings en/of beoordelingsgesprekken.
• Er wordt niet stelselmatig aandacht besteed aan het thema in (bij)scholing, intervisie en supervisie.
• Er worden niet stelselmatig tevredenheidsmetingen of metingen veiligheidsbele-ving onder medewerkers gehouden.
Preventiebeleid cliënten
• Er zijn geen duidelijke procedures bij de aanname van cliënten als het gaat om grensoverschrijdend (seksueel) gedrag.
• Tijdens de intake wordt het beleid rond omgangsvormen en de omgang met seksualiteit en seksueel misbruik niet systematisch aan de orde gesteld.
• Er wordt niet stelselmatig gevraagd naar eventuele negatieve ervaringen op dit terrein.
• Er wordt niet stelselmatig gevraagd naar eventueel (seksueel) grensoverschrij-dend gedrag.
• Er zijn in de zorgovereenkomst geen gedragsregels opgenomen.
• In het persoonlijk plan voor cliënten is niet stelselmatig aandacht voor het thema:
- zelfbeeld en lichaamsbeleving - de (psycho) seksuele ontwikkeling - kennis over seksualiteit
- behoefte aan, en aangaan van, vriendschappen en relaties - behoefte aan seksualiteitsbeleving
- eventuele negatieve ervaringen rond seksualiteit - mate van weerbaarheid
- grensoverschrijdend gedrag/gedragsproblematiek
• De personeelstoewijzing is niet afgestemd op de samenstelling van de cliënten-groep.
• Er zijn niet regelmatig tevredenheidstoetsingen of metingen van de veiligheids-beleving onder cliënten.
Consultatiemogelijkheden
• Er is geen consultatiemogelijkheid (vertrouwenspersoon) voor cliënten.
• Er is een consultatiemogelijkheid, maar deze is niet bekend bij alle cliënten.
• Er wordt niet regelmatig informatie verstrekt over de consultatiemogelijkheid.
• De consultatiefunctie is te hoogdrempelig voor cliënten.
• De consultatiefunctie wordt (te) weinig gebruikt.
• Er is geen consultatiemogelijkheid (vertrouwenspersoon) voor medewerkers.
• Er is een consultatiemogelijkheid, maar deze is niet bekend bij alle medewerkers.
• Er wordt niet regelmatig informatie verstrekt over de consultatiemogelijkheid.
• De consultatiefunctie is te hoogdrempelig voor de medewerkers.
• De consultatiefunctie wordt (te) weinig gebruikt.
Beleid t.a.v. grensoverschrijdingen/seksueel misbruik
• Er is geen schriftelijk vastgesteld beleid rond de omgang met (vermoedens van) ongewenste omgangsvormen en (seksueel) misbruik.
• Er is beleid, maar dit is niet vertaald in concrete richtlijnen en protocollen.
• Er zijn richtlijnen en protocollen, maar die zijn niet of onvoldoende bekend bij alle medewerkers.
• cliënten
• Er zijn geen procedures voor de melding van klachten, incidenten en vermoe-dens van seksueel misbruik/grensoverschrijdend gedrag.
• Er zijn wel procedures, maar die zijn niet of onvoldoende bekend bij iedereen.
• Er zijn wel procedures, maar die werken in de praktijk niet naar wens.
• Er is geen consultatiemogelijkheid voor ondersteuning in het geval van crisissi-tuaties.
• Het is niet duidelijk wat mogelijke maatregelen en/of sancties en/of ondersteu-ning zijn bij (vermoedens van) grensoverschrijdingen of seksueel misbruik.
• De mogelijke maatregelen en/of sancties worden niet (goed) uitgevoerd.
• Er is geen vervolg- en evaluatietraject na meldingen.
• Er is geen centrale registratie van klachten en meldingen van seksueel of andere grensoverschrijdingen.
• Met de registratie wordt niets of te weinig gedaan (zoals: analyse van
inciden-B. Risicofactoren op medewerkersniveau Omgang met cliënten
• Er is weinig aandacht voor een respectvolle bejegening en gelijkwaardige omgang met cliënten (taalgebruik, manier van aanspreken, toonzetting rappor-tages, e.d).
• Zelfbeschikking, mondigheid en recht op eigen levensinvulling van cliënten wordt onvoldoende of niet gestimuleerd.
• Er is weinig of geen aandacht voor seksespecifiek werken.
• Er is weinig of geen aandacht voor cultuurspecifiek werken.
• Er is weinig of geen oog voor (mogelijkheden tot) privacy van cliënten (zoals: deuren kunnen sluiten, moeten kloppen, mogelijkheid tot alleen zijn).
• Er is weinig of geen aandacht voor het opbouwen van een sociaal netwerk en het onderhouden van vriendschappen en relaties van cliënten.
• Er is weinig of geen aandacht voor de seksuele ontwikkeling en relationele en seksuele behoeften van cliënten.
• Cliënten krijgen weinig ondersteuning bij het vormgeven van hun seksualiteits-beleving.
• Cliënten krijgen weinig ondersteuning bij het (leren) aanvoelen en respecteren van de eigen grenzen en die van een ander.
• Grensoverschrijdend gedrag door cliënten wordt (vaak) genegeerd of onvol-doende gecorrigeerd.
• Grensoverschrijdend gedrag door cliënten wordt (vaak) niet gemeld.
Deskundigheid
• Medewerkers hebben te weinig opleiding/deskundigheid t.a.v. het thema.
• Medewerkers hebben te weinig gelegenheid tot bijscholing, intervisie e.d.
• Medewerkers zijn slecht bekend met het beleid en de professionele richtlijnen.
Zie ook preventief personeelsbeleid.
Normering en begeleiding vanuit de organisatie
• Er is te weinig aandacht voor het overbrengen van visie en normering aan medewerkers.
• Er is weinig of geen coaching van medewerkers rond het thema.
• Er wordt weinig corrigerend opgetreden bij niet-professioneel/grensoverschrij-dend gedrag. Zie ook preventief personeelsbeleid.
Persoonlijk niveau
• Sterke behoefte controlerend/almachtig te zijn.
• Middelengebruik (drank, drugs).
• In contact met cliënten zoeken naar warmte, steun, waardering en bevestiging.
• Behoefte hebben de eigen mannelijk- of vrouwelijkheid en/of seksuele aantrek-kingskracht te bewijzen.
• Bekleden van (in)formele machtspositie.
• Een geschiedenis hebben in andere instellingen van grensoverschrijdend gedrag.
• Een verleden hebben van misbruik/mishandeling/verwaarlozing.
C. Risicofactoren op cliëntniveau
Omgevingsfactoren (omgang met en begeleiding van cliënten)
• Geleerd hebben coöperatief te zijn t.o.v. hulpverleners.
• Overbeschermd en/of verwend zijn.
• Veelvuldige lichamelijke contacten hebben en/of minder zeggenschap hebben over het eigen lichaam.
• Weinig mogelijkheden hebben tot privacy.
• Gebrek aan informatie & vorming rond omgangsvormen (minder goed geleerd hebben grenzen te stellen).
• Gebrek aan informatie/vorming rond seksualiteit hebben (ondermaatse kennis over het eigen lichaam, effect van eventuele medicatie, seksualiteit en seksueel misbruik).
• Sociaal isolement, weinig mogelijkheden om ervaring op te doen en te experi-menteren.
• Weinig mogelijkheden hebben om seksualiteitsbeleving vorm te geven (ontken-ning seksuele behoeften).
• Weinig aandacht voor vergroten van sociale vaardigheden.
• Weinig aandacht voor het vergroten van de weerbaarheid.
• De ervaring hebben dat (seksueel) grensoverschrijdend gedrag wordt getole-reerd.
• Onbekendheid met klacht- of meldmogelijkheden, of een ontoegankelijke klachtopvang.
Persoonlijk niveau
• Negatief zelf- en lichaamsbeeld.
• Verinnerlijkte/aangeleerde hulpeloosheid.
• De neiging hebben tot grensoverschrijdend gedrag door de aard van de proble-matiek (bijvoorbeeld: gebrekkige impulscontrole, verminderde gewetensfunctie, gebrekkig sociaal inzicht, zich niet in kunnen leven in de ander; medicatie).
• Verminderd weerbaar door de aard van de problematiek (bijvoorbeeld: lage sociale en emotionele ontwikkeling; moeite met inschatten van situaties; mak-kelijk beïnvloedbaar zijn; consequenties van gedrag niet kunnen overzien;
medicatie).
• Een geschiedenis hebben van misbruik, mishandeling of verwaarlozing.