• No results found

Maatregelen bij geconstateerd seksueel misbruik 6

Taken en bevoegdheden meldteam

7. Maatregelen bij geconstateerd seksueel misbruik 6

Vanaf het moment dat sprake is van geconstateerd seksueel misbruik, is het be-langrijk dat het slachtoffer wordt veiliggesteld, opgevangen en begeleid. Evenzeer is van belang dat de pleger wordt opgevangen en begeleid. Het is aan te bevelen om het slachtoffer en de pleger elk door een eigen vertrouwenspersoon te laten ondersteunen.

Daarnaast kan het nodig zijn om (tijdelijke) maatregelen te treffen tegen de pleger, zoals disciplinaire maatregelen of dwangmaatregelen. Waarbij rekening gehouden moet worden met rehabilitatiemogelijkheden, als later blijkt dat de klacht onge-grond is of als het misbruik niet is bewezen.

Verder is opvang en begeleiding van de omgeving van het slachtoffer en de pleger nodig. Welke begeleiding of hulpverlening noodzakelijk is, is van diverse omstan-digheden afhankelijk en moet per situatie worden bekeken. (Zie hoofdstuk 9: Voor-beelddraaiboeken)

Niet in alle situaties is meer nodig dan begeleiding. Na consultatie van de vertrouwenspersoon of melding bij het meldteam kan blijken dat het om een bemiddelbare klacht gaat, die informeel afgehandeld kan worden. Ook kan blij-ken dat met een vrij eenvoudige actie een eind is te mablij-ken aan het ongewenste gedrag.

Pas als een dergelijke aanpak niet helpt of de klacht van ernstiger aard is, moeten zwaardere maatregelen getroffen worden. Over mogelijke maatregelen of sancties naar aanleiding van meldingen van seksueel misbruik, adviseert het meldteam en/of de zaakcoördinator de locatiemanager. De Raad van Bestuur treft, in overleg met locatiemanager, clustermanager en personeelszaken, maatregelen of sanc-ties.7

7.1 Aandachtspunten bij het treffen van maatregelen

Op het moment dat de beschuldigde op de hoogte wordt gesteld van de tegen hem of haar geuite vermoedens, wordt hem of haar de gelegenheid geboden zich bij te laten staan door een persoon naar eigen keuze. In het geval van een (vermoeden

Bronnen: Lammers, M., Modelbeleidsplan Seksualiteit, doen en laten - de grens onderkend -, Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland, Utrecht 1997 e druk. Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland, Wet- en regelgeving voor werkgevers inzake seksueel misbruik, Utrecht, 1998.

Ook al is aangifte gedaan, de Raad van Bestuur blijft verantwoordelijk voor het treffen van (dis-ciplinaire) maatregelen.

6.

7.

van) een strafbaar feit wordt de beschuldigde geadviseerd zich van externe rechts-bijstand te voorzien.

Bij het treffen van maatregelen wordt met de volgende zaken rekening gehouden:

De wettelijke bepalingen hieromtrent.

Bestaand beleid rond andere zaken waartegen de organisatie optreedt, zoals (grote) nalatigheid in verzorging / begeleiding, diefstal, agressie etc.

De aard, ernst en frequentie van het misbruik.

Hetgeen is vastgelegd in de gedragscode en de arbeidscontracten van perso-neelsleden.

Hetgeen is vastgelegd in omgangsregels en de overeenkomst met cliënten.

De verhouding tussen de ernst van het gepleegde feit en de op te leggen maat-regel.

De gevoelens en de veiligheid van het slachtoffer.

De veiligheid van de verdere omgeving van de (vermoedelijke) pleger.

De aanspreekbaarheid van de (vermoedelijke) pleger.

7.2 Mogelijke maatregelen tegen een beschuldigde medewerker

De vermoedelijke pleger wordt door de locatiemanager in aanwezigheid van een hogere lijnsfunctionaris en personeelszaken op de hoogte gesteld van de beschuldi-ging. Als er geen politieonderzoek plaatsvindt, biedt de organisatie de gelegenheid tot hoor - wederhoor. Desgewenst kan de beschuldigde zich laten bijstaan door een van de vertrouwenspersonen of een andere derde.

Afhankelijk van de aard, ernst en frequentie van het misbruik en op grond van het advies van het meldteam of het politieonderzoek, worden maatregelen getroffen.

De te nemen maatregelen moeten in overeenstemming zijn met de rechtspositie-regeling van medewerkers. Als werkgever moet de organisatie dusdanig omgaan met klachten / meldingen en onderzoek dat er geen breuk optreedt in de relatie tussen werkgever en werknemer. De werkgever moet daarom zorgvuldig en objec-tief onderzoek kunnen garanderen en op grond van dit onderzoek getroffen maat-regelen kunnen onderbouwen.

Er kan sprake zijn van de volgende maatregelen:

Berisping / waarschuwing.

Een negatieve aantekening in het personeelsdossier.

Inperking van taken en bevoegdheden.

Overplaatsing naar een andere afdeling.

Functiewijziging.

Het aanbieden van extra begeleiding (werkbegeleiding, supervisie etc.).

Op non-actief stelling.

Buitengewoon verlof.

Schorsing.

Ontslag op staande voet.

Ontbinding van het arbeidscontract wegens gewichtige redenen.

Rehabilitatie in het geval van een valse beschuldiging, een onjuist gebleken beschuldiging of van niet bewezen feiten.

Preventie

De CAO beperkt de werkgever bij het geven en inwinnen van referenties. Zonder toestemming van de werknemer mag een werkgever geen nadelige informatie over hem of haar verstrekken. Van deze regel kan worden afgeweken indien het alge-meen belang zwaarder weegt dan het individueel belang. Daarvoor is essentieel dat onderzoek en dossiervorming op een juiste wijze hebben plaatsgevonden. Een an-dere mogelijkheid is dat de sollicitant om referentietoestemming gevraagd wordt.

Dit laatste wordt geadviseerd in het convenant dat door de gehandicaptensector is opgesteld (zie literatuurlijst).

7.3 Mogelijke maatregelen tegen een cliënt

Net als voor een beschuldigde medewerker geldt voor een beschuldigde cliënt dat deze door de locatiemanager op de hoogte gesteld wordt van de beschuldiging.

Als er geen politieonderzoek plaatsvindt, biedt de organisatie de gelegenheid tot hoor - wederhoor. Desgewenst kan de cliënt zich laten bijstaan door een van de vertrouwenspersonen of een andere derde.

Afhankelijk van de aard, ernst en frequentie van het misbruik en op grond van het advies van het meldteam en/of het politieonderzoek, worden maatregelen getrof-fen. De te nemen maatregelen moeten in overeenstemming zijn met de rechtspo-sitie van de cliënt. De instelling moet zorgvuldig en objectief onderzoek kunnen garanderen en de getroffen maatregelen kunnen rechtvaardigen.

Er kan sprake zijn van de volgende maatregelen:

Berisping, waarschuwing.

Opschorting van hulp.

Bieden van extra begeleiding.

Overplaatsing naar een andere afdeling of instelling.

Beëindiging van de dienstverlening.

Rehabilitatie in het geval van valse beschuldiging, onjuist gebleken beschuldi-ging of niet bewezen feiten.

Als aan een cliënt bepaalde maatregelen worden opgelegd, wordt zijn of haar zorgverzekeraar hiervan op de hoogte gesteld voor zover de maatregelen van in-vloed zijn op de concrete inhoud van de verstrekking. De locatiemanager stelt even-tuele wettelijke vertegenwoordigers op de hoogte van de te treffen maatregelen.

Verder worden de afdeling en, waar nodig, andere onderdelen binnen of buiten de instelling (werk, dagbesteding) geïnformeerd.

Voordat verdere begeleiding / behandeling van de cliënt plaatsvindt, dient gede-gen diagnostisch onderzoek plaats te vinden. In de gegeven situatie kan gekeken worden naar mogelijkheden voor opvang, begeleiding of therapie binnen de orga-nisatie of als de benodigde deskundigheid ontbreekt, buiten de instelling. Ook kan besloten worden tot uitplaatsing. Dan is het van belang de nieuwe instelling op de hoogte te stellen van hetgeen is voorgevallen.

Indien een cliënt niet verantwoordelijk gesteld kan worden voor zijn of haar ge-drag, treft de Raad van Bestuur zodanige maatregelen dat de veiligheid van andere

cliënten en personeelsleden wordt gegarandeerd en hun bewegingsvrijheid niet wordt aangetast.

7.4 Maatregelen tegen personen zonder functionele relatie met de organisatie

Wat betreft seksueel misbruik van cliënten door een buitenstaander, is het treffen van maatregelen voorbehouden aan reguliere instanties zoals politie en Raad voor de Kinderbescherming. Wel kan de instelling de betreffende buitenstaander een waarschuwing geven en/of de toegang tot de instelling ontzeggen.

7.5 Rehabilitatie

Het uitgangspunt van het onderzoek van een melding is dat het verhaal dat het vermeende slachtoffer vertelt, serieus genomen wordt. Dit is niet hetzelfde als het verhaal voor waar aannemen en iemand daadwerkelijk als slachtoffer van seksueel misbruik beschouwen. Iemand die een verhaal vertelt, is melder / klager, maar nog geen slachtoffer.

In het geval van een ernstig of strafbaar feit is waarheidsvinding door de politie nodig. Gedurende die tijd is het belangrijk om de melder als melder te blijven zien, en niet als daadwerkelijk slachtoffer, en de beschuldigde als beschuldigde te blijven zien. Waarbij de instelling zich ook moet realiseren dat melding en onderzoek door-gaans diep ingrijpen in het leven van zowel beschuldigde8 als slachtoffer / melder.

Zorg er daarom als instelling voor dat de behandeling van de melding zodanig plaatsvindt dat rehabilitatie van de beschuldigde mogelijk blijft. Een melding dient daarom binnen de kortst mogelijke tijd behandeld te worden. Aan de andere kant moet er voldoende ruimte zijn voor de melder om terug te komen op een eventuele onterechte of valse beschuldiging.