• No results found

Schematische weergave van een protocol seksueel misbruik (a) versus een klachtenprocedure bejegeningsklachten (b)

Hieronder staan naast elkaar de verschillen in handelwijzen tussen klachten over seksueel misbruik en bejegeningsklachten

A B

1.a Vermoeden / klacht seksueel misbruik

➝ Meldplicht bij Meldteam; bij twijfel consulteren vertrouwenspersoon (VP).

1.b Klacht omtrent bejegening

➝ Melding klacht bij klachtenfunctionaris (KF) of vertrouwenspersoon (VP).

2.a Consultatie vertrouwenspersoon VP verduidelijkt klacht / melding Keuze 3a, 4a,

2.b VP of KF behandelt klacht / melding Verduidelijken klacht / melding Keuze 3b, 4b, of 5b.

3.a Melding betreft bejegeningsklacht Vertrouwenspersoon behandelt klacht / melding verder volgens 3b of 4a.

3.b Bemiddeling en / of verwijzing Nagaan of melding, klacht in de in-formele sfeer is op te lossen.

Desgewenst begeleiden melder / slacht-offer bij het bemiddelingstraject.

Eventueel verwijzen voor verder hulp.

4.b Klacht bij klachtencommissie

Indien bemiddeling niet mogelijk / gewenst: VP / KF ondersteunt melder bij indienen klacht bij klachtencom-missie medewerkers of cliënten.

➝ klachtencommissie behandelt klacht volgens klachtenprocedure.

Indien alsnog blijkt dat klacht (ver-moeden) seksueel misbruik betreft:

➝ stop klachtbehandeling,

➝ melding bij Meldteam stap 4a.

5.b Melding / klacht betreft (vermoeden) seksueel misbruik VP / KF belooft geen geheimhouding en wijst melder / klager op meldplicht bij Meldteam.

VP / KF ondersteunt desgewenst mel-der / klager bij melding bij Meldteam.

4.a Melding betreft (vermoeden)

seksueel misbruik

Meldplicht bij coördinator Meldteam.

Afspraken met melder (vinger aan de pols; zwijgplicht etc.).

Bijeenroepen Meldteam.

Handelen volgens handelingsprotocol Meldteam.

5.4 Melding bij Inspectie

Zorginstellingen hebben sinds juni 005 een wettelijke plicht bij de Inspectie melding te maken van alle calamiteiten en seksueel misbruik waarbij een patiënt, cliënt of hulpverlener is betrokken, uitgezonderd seksueel misbruik van hulpver-leners onderling.

Tip uit de praktijk:

Zorg ervoor dat iedereen in de instelling het verschil leert tussen bejegeningsklach-ten en strafbare feibejegeningsklach-ten klachbejegeningsklach-tenprocedure en meldprotocol.

6. Taken en bevoegdheden diverse geledingen

6.1 Cliënten en ouders / wettelijk vertegenwoordigers

Cliënten en ouders kunnen melding doen van ongewenst gedrag of seksueel mis-bruik bij de vertrouwenspersoon en het meldteam, of, op grond van de Wet Klacht-recht Cliënten, een klacht indienen bij de klachtencommissie.

In het geval van (vermoedens van) seksueel misbruik van cliënten dienen ouders / wettelijk vertegenwoordigers in een vroeg stadium bij de procedure betrokken te worden, tenzij dit de belangen van de cliënt kan schaden, bijvoorbeeld wanneer een melding de thuissituatie van een cliënt betreft.

6.2 Raad van Bestuur / directie

De Raad van Bestuur is de eindverantwoordelijke als het gaat om de handelwijze en het treffen van maatregelen na meldingen over (vermoedens van) seksueel mis-bruik.

Tot de taken van de Raad van Bestuur behoren onder meer:

Opstellen van beleid inzake seksueel misbruik en zorgdragen voor evaluatie en bijstelling van dit beleid.

Jaarlijkse evaluatie met vertrouwenspersonen en meldteam.

Eventuele arbeidsrechtelijke handelingen ten opzichte van een medewerker (na overleg met P&O en locatiemanager).

Eventuele wijziging of beëindiging van de zorg- en dienstverleningsovereen-komst met een cliënt (na overleg met locatiemanager).

Zonodig zorgdragen voor eerherstel van een beschuldigde medewerker of cliënt.

Beslissen bij meningsverschillen over de behandeling van een melding.

Onderhouden van contacten met de media etc.

6.3 Personeelszaken en ’opvangteam schokkende gebeurtenissen’

Personeelzaken heeft een ondersteunende rol naar medewerkers die slachtoffer zijn van seksueel misbruik. Daarnaast hebben veel organisaties een ‘opvangteam schok-kende gebeurtenissen’ voor medewerkers.

Personeelszaken heeft ook een rol naar medewerkers die zijn beschuldigd van seksueel misbruik. Die rol bestaat uit het aanwezig zijn bij een eventueel hoor-wederhoor gesprek, het adviseren van de werknemer over juridische bijstand inzake maatregelen, rehabilitatie of ontslag.

6.4 Clustermanagers / divisiemanagers

Clustermanagers hebben de volgende taken:

Beslissen over de inzet van zaakcoördinatie.

Checken bij de zaakcoördinator of uitgebrachte adviezen door het meldteam en gemaakte afspraken worden uitgevoerd.

Coachen van de locatiemanager.

Bemiddelen en beslissen bij meningsverschillen over de behandeling van een zaak.

Zonodig aangifte doen bij de politie, melding doen bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling en melding doen bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg.

6.5 Locatiemanagers / lijnfunctionarissen

Locatiemanagers zijn verantwoordelijk voor de eigen locatie en de diverse stappen die daar ondernomen moeten worden in zaken rond seksueel misbruik (ook als een zaakcoördinator is ingeschakeld).

Taken van de locatiemanager:

Handelt op grond van het (zwaarwegende) advies van het meldteam en het opgestelde plan van aanpak door de zaakcoördinator.

Neemt deel aan relevante overleggen.

Zorgt voor uitvoering van gemaakte afspraken.

Informeert en stemt af met meldteam en zijn of haar manager (tenzij het voor het verloop van de zaak van belang is dat de zaakcoördinator dat doet).

Overlegt met betrokken hulpverleners over de begeleiding van betrokken cliënt(en).

Draagt zorg voor de opvang, begeleiding en nazorg van de betrokken omge-ving (medecliënten; ouders / vertegenwoordigers; medewerkers) van het (ver-moedelijk) slachtoffer en de (vermoedelijke) pleger.

Adviseert de Raad van Bestuur over eventuele arbeidsrechtelijke maatregelen (in overleg met Personeelszaken) of over eventuele wijziging / beëindiging van de zorg- en dienstverleningsovereenkomst.

Tip uit de praktijk:

Laat als manager zien dat seksueel misbruik serieus genomen wordt door medewer-kers er op aan te sturen en op te monitoren. Vraag medewermedewer-kers wat zij doen aan seksuele en relationele ontwikkeling van cliënten. Vraag welke ondersteuningsvra-gen er leven bij cliënten. Spreek een medewerker aan als er in het ondersteunings-plan niets over staat.

6.6 Vertrouwenspersonen

De drempel om klachten of vermoedens rond seksueel misbruik bespreekbaar te maken, kan hoog zijn. Door een of meer vertrouwenspersonen aan te stellen biedt de organisatie een laagdrempelige mogelijkheid ‘buiten de lijn’, waar men vraag-tekens, dilemma’s, klachten en vermoedens met betrekking tot grenzen, grensover-schrijdingen en seksueel misbruik op een veilige manier bespreekbaar kan maken.

Vertrouwenspersonen hebben een belangrijke functie bij de eerste opvang, het ge-ven van advies en het bepalen van de eerste stappen die nodig zijn. De activiteiten van de vertrouwenspersoon zijn erop gericht problemen op te lossen en (blijvende) schade te voorkomen dan wel te beperken. Daarnaast is het aan te bevelen dat de vertrouwenspersonen ook geconsulteerd kunnen worden bij vragen rond de om-gang met intimiteit en seksualiteit. Hiermee kan de drempel om vraagstukken rond grensoverschrijdend gedrag te bespreken worden verlaagd.

Ook is het belangrijk dat medewerkers zich tot de vertrouwenspersoon kunnen wenden als er bij hen gevoelens ontstaan naar cliënten die niet stroken met een professionele hulpverleningsrelatie.

Vertrouwenspersonen hebben een plicht tot geheimhouding omtrent al hetgeen zij vernemen tijdens de uitoefening van hun taak. De vertrouwenspersoon bespreekt zaken niet met derden, behalve wanneer de melder daar toestemming voor geeft, bijvoorbeeld wanneer deze bemiddeling wenst. Deze geheimhoudingsplicht houdt geen verschoningsrecht in. Het verschoningsrecht geldt alleen voor functionarissen voor wie dit uit hoofde van ambt of beroep geldt, dat zijn b.v. een arts, psychiater of geestelijke. Daarom geldt een meldplicht ook voor de vertrouwenspersoon als het gaat om ernstige / strafbare feiten. In de informatie die over de vertrouwenspersoon wordt verstrekt, moet dit duidelijk gemaakt worden.

Het kan voorkomen dat de strafrechter oordeelt dat de vertrouwenspersoon een getuigenis moet afleggen in een strafrechtelijke procedure.

Vertrouwenspersonen zijn voor de uitvoering van hun taak verantwoording schul-dig aan de Raad van Bestuur, tenzij er klachten worden geuit over leden van de Raad van Bestuur.5

Het is belangrijk dat er duidelijke afspraken zijn over een (half)jaarlijkse evaluatie en rapportage aan het management waarin aantal en aard van de meldingen en eventuele verbeterpunten kunnen worden besproken.

Ook is het belangrijk dat de vertrouwenspersonen zijn voorzien van zodanige mid-delen en bevoegdheden dat zij hun taken naar behoren kunnen vervullen.

Een organisatie beschikt liefst over meerdere vertrouwenspersonen, waaronder ook een externe vertrouwenspersoon. Medewerkers, cliënten en vertegenwoordigers kunnen dan zelf kiezen met wie ze contact opnemen.

Voordelen van meerdere vertrouwenspersonen zijn verder:

Een betere bereikbaarheid van het instituut vertrouwenspersoon.

De emotionele belasting van de taak van vertrouwenspersoon drukt niet op slechts één persoon.

Er is een onderlinge taakverdeling mogelijk.

Een van de vertrouwenspersonen kan doorverwijzen wanneer die om één of an-dere reden van oordeel is dat de betrokkenheid bij de klacht de taakuitoefening van vertrouwenspersoon in de weg kan staan.

In dit geval kan de vertrouwenspersoon zich laten bijstaan door de Raad van Toezicht of door de vertrouwensinspecteurs van de Arbeidsinspectie.

5.

Taken en bevoegdheden vertrouwenspersoon