• No results found

(Vermoedens van) misbruik van een cliënt in de thuissituatie

1a. Melding bij locatiemanager

Locatiemanager hoort melding aan, zonder klager / melder te veel uit te horen.

Locatiemanager vraagt melder de melding op schrift te stellen en te on-dertekenen.

Locatiemanager wijst melder op voorlopige zwijgplicht.

1b. Melding bij meldteam De voorzitter of lid meldteam:

Neemt de melding / klacht in ontvangst.

Vraagt melder / klager de melding / klacht op schrift te stellen en te on-dertekenen.

Vormt zich een beeld over de inhoud, aard en ernst van de situatie. Afhankelijk van of het om een melder of klager gaat, wordt al dan niet gevraagd naar:

Wie, wat, waar, wanneer, hoe, hoe lang?

Wie zijn van het (vermoeden van) misbruik op de hoogte?

Heeft de melder / klager met anderen over het vermoeden gesproken?

Indien een melder het (vermoeden van) misbruik heeft gemeld Gaat meldteam na in hoeverre het slachtoffer is veiliggesteld.

Adviseert meldteam de melder:

Vang betrokkene op; hoor niet uit; bied de gewone begeleiding.

Noteer alles wat opvalt of wordt verteld in feitelijke bewoordingen, maar vraag het slachtoffer niet uit.

Praat niet met de verdachte.

Wijst meldteam de melder op voorlopige zwijgplicht.

Indien een klager (slachtoffer) het (vermoedelijke) misbruik heeft gemeld Gaat meldteam na bij wie en hoe het slachtoffer zich veilig kan voelen.

Gaat meldteam na of extra begeleiding nodig is voor slachtoffer.

De voorzitter / lid meldteam:

Wijst de melder / klager op de meldplicht bij de clustermanager en locatiemana-ger en geeft aan dat het nodig kan zijn om andere instanties in te schakelen.

Maakt een verslag van het gesprek en verstrekt (later) een kopie aan klager / melder.

Maakt afspraken met melder / klager over het verdere verloop en over even-tuele nodige nazorg.

Doet onmiddellijk melding bij clustermanager en locatiemanager wanneer geconstateerd is dat de melding / klacht gerechtvaardigd lijkt.

2. Inlichten clustermanager, locatiemanager en Raad van Bestuur

De vertrouwenspersoon informeert zo spoedig mogelijk de clustermanager en de locatiemanager en adviseert desgewenst over de te volgen stappen / inschakelen van externe instanties.

De clustermanager licht de Raad van Bestuur in.

3. Consult bij AMK

De voorzitter van het Meldteam heeft een informatief gesprek met het Ad-vies- en Meldpunt Kindermishandeling over:

Ernst van het vermoeden.

Noodzaak casemanagement door het AMK en het opstarten van meer-sporenhulp (kind, vader, moeder eventuele andere gezinsleden).

Aandachtspunt:

- Om een onafhankelijke partij te kunnen blijven t.o.v. de ouders en de cliënt niet onnodig in loyaliteitsconflicten te brengen, kan het aan te bevelen zijn dat het AMK de rol van casemanagement op zich neemt.

- Het openbreken van het geheim rond seksueel misbruik in het gezin kan een grote crisis veroorzaken, waardoor de eerste periode intensief contact met alle betrokkenen nodig is.

- De procedure voor het openleggen van het misbruik dient zorgvuldig te worden gepland.

Noodzaak tot een officiële melding bij het AMK (dit kan niet anoniem).

Noodzaak tot aangifte en medisch / forensisch sporenonderzoek.

Aandachtspunt:

- Voor afname van de ‘zedenset’ is toestemming vereist van het slachtoffer en bij minderjarigen / wilsonbekwamen van (één van) diens ouders / verte-genwoordiger.

Noodzaak diagnostisch onderzoek.

Aandachtspunt:

- Voor afname van een diagnostisch onderzoek is toestemming vereist van het slachtoffer en bij minderjarigen / wilsonbekwamen van (één van) diens ouders / vertegenwoordiger.

- Ouders zijn eerder bereid toestemming te verlenen, als hen duidelijk wordt gemaakt dat er zorgen zijn over het kind, dat het misschien nare dingen meemaakt en dat dit onderzocht kan worden.

Handelwijze t.o.v. slachtoffer.

Handelwijze t.o.v. ouders / vertegenwoordigers.

Opvragen van rapportages, dossiers / roosters etc.

Afspraken over rol AMK en de organisatie in het vervolgtraject.

4. Consult bevestigt vermoeden: melding bij AMK en/of politie en Inspectie Wanneer in het consultgesprek het vermoeden wordt bevestigd, doet de clustermanager vervolgens officieel melding bij het AMK / politie (mede afhankelijk van het advies van het AMK).

AMK en/of justitie verrichten nader onderzoek.

AMK kan de organisatie vragen om signalen / gedragsveranderingen in de gaten te houden en door te geven.

AMK kan de organisatie vragen om diagnostisch onderzoek te verrichten.

AMK / justitie adviseren over te volgen handelwijzen t.o.v. de cliënt en de thuissituatie.

Aandachtspunt:

- Als ouders weigeren mee te werken aan vrijwillige behandeling, is er een risico dat zij zichzelf, maar ook het kind aan verdere behandeling ontrekken of het kind uit de instelling halen. In dit geval kan het nodig zijn de Raad voor de Kinderbescherming in te schakelen.

- Wanneer één van beide ouders wel wil meewerken, is het belangrijk te proberen dat deze ouder het kind actief steunt.

De clustermanager licht de Raad van Bestuur in.

De Raad van Bestuur meldt vermoeden en resultaat onderzoek bij de In-spectie.

5. Bijeenroepen meldteam / opstellen hulpverleningsplan Advies aan clustermanager en locatiemanager over:

Een begeleidings- en hulpverleningsplan voor het slachtoffer (in samen-spraak met AMK / politie en betrokken gedragskundige). Desgewenst wordt hier externe deskundigheid bij ingeschakeld.

Handelwijzen tegenover het thuisfront (in samenspraak met AMK / poli-tie).

Inlichten en instrueren medewerkers over te volgen handelwijzen.

6. Uitvoering hulpverleningsplan

De locatiemanager draagt zorg dat uitvoering wordt gegeven aan het be-geleidings- en hulpverleningsplan.

7. Uitspraak onderzoek AMK en/of justitie

Clustermanager brengt locatiemanager en Inspectie op de hoogte van de uitkomst van het onderzoek door AMK en/of justitie.

De locatiemanager stelt melder / klager op de hoogte.

De locatiemanager stelt medewerkers op de hoogte. Eventueel nader over-leg en afspraken over de te volgen handelwijze.

8. Evaluatie van een zaak

De voorzitter van het meldteam draagt zorg voor een evaluatie van de zaak met alle betrokken personen en instanties.

Op grond van de evaluatie volgt, indien nodig, een advies aan de clus-termanager en de Raad van Bestuur over bijstelling van het draaiboek, de interne samenwerking en de samenwerking met externe instanties.

Draaiboek 4.

(Vermoedelijke) strafbare feiten door externen