• No results found

Voor air-bag van bestuurder en passagier

(indien hiermee uitgerust)

Uw voertuig is uitgerust met een Supp-lemental Restraint (Air-bag) System. Als de letters “AIR BAG” zijn aangebracht in het deksel van de airbag in het stuurwiel en aan de passagierszijde boven het dashboardkastje, is een airbagsysteem aanwezig.

De SRS bestaat uit air-bags geïn-stalleerd onder de bufferbedekkingen in het midden van het stuurwiel en het vo-orste paneel aan passagierszijde boven het handschoenen box.

Het doel van het air-bag systeem is om de inzittenden van het voertuig van addi-tionele veiligheid te voorzien meer dan alleen het veiligheidsgordelsysteem in het geval van een (frontale) aanrijding.

(Vervolgd)

• Voordat u een zekering vervangt of een batterij aansluitklem los neemt, zet altijd het contact in de LOCK positie en verwijder de sleutel. Verwijder of vervang noo-it de air-bag gerelateerde zekerin-gen wanneer het contact in de AAN positie staat. Het niet in acht nemen van deze waarschuwing kan de oorzaak zijn dat de waar-schuwings lamp zal oplichten.

OPB039038 Front-airbag bestuurder

OPB039039 Voor airbag passagier

(Vervolgd)

• Voor en side air-bags kunnen inzittenden verwonden die een onjuiste zitpositie hebben.

• Zet uw zitplaats als comfortabel en praktisch is, hierdoor heeft u de beste bescherming van het air-bag systeem.

• De inzittenden moeten nooit onn-odig dicht bij de air-bags zitten of leunen. Onjuiste zitpositie van de inzittenden kunnen ernstig letsel oplopen door ontplooiende air-bags.

• Leun nooit tegen de deur of het midden console en zit zo veel mogelijk in een verticale positie.

(Vervolgd)

WAARSCHUWING

Gebruik altijd veiligheidsgordels en kinderzitjes!

Air-bags ontplooien met aanzien-lijke kracht en in een zeer korte tijd.

Veiligheidsgordels helpen inzitten-den in een juiste positie te houinzitten-den om maximale bescherming te hebben van het air-bag systeem.

Zonder het gebruik van de veiligh-eidsgordels bij een voertuig met air-bags kunnen inzittenden ernstig gewond raken wanneer de air-bag opblaast. Volg altijd de voor-schriften op betreffende veilighei-dsgordels, airb-ags en veiligheid van de inzittenden.

Om de kans op (ernstig) letsel te beperken en de maximale veilighei-dsvoordelen te benutten van uw kinderzitje:

• Plaats nooit een kind in (een kin-derzitje) op de voor zitstoel.

• Kinderen altijd op de achterste zitplaatsen. Het is de veiligste plaats voor kinderen van iedere leeftijd om mee te rijden.

(Vervolgd)

(Vervolgd)

• Laat nooit toe dat een passagier meerijdt op de voor zitplaats, wanneer de front-air-bag OFF in-dicator van de passagier opge-licht is, omdat de air-bag niet zal ontplooien in het geval van een aanrijding (indien hiermee uit-gerust).

• Er mogen geen voorwerpen te worden geplaatst over of dichtbij de air-bag modules op het stuur-wiel, instrumentenpaneel en het paneel boven het handschoenen-vak van de voor passagier, omdat deze voorwerpen letsel kunnen veroorzaken bij in een aanrijding die ernstig genoeg is om de air-bags te doen ontplooien.

• Demonteer of ontkoppel niet de SRS bedrading of andere compo-nenten van het SRS systeem. Dit zou kunnen leiden tot letsel, als gevolg van het ontplooien van de airbags of door het onwerkbaar maken van de air-bag systeem.

(Vervolgd)

OPA037039

1JBA3514

OED036104 Achteraanrijding

Zij-aanrijding

Over de kop

(Vervolgd)

• Indien de SRS air-bag waarschu-wingslamp blijft branden terwijl het voertuig wordt bestuurd, raden we aan om het systeem te laten geïnspecteerd door een erk-ende HYUNDAI verdeler.

• Airbags kunnen maar een keer worden gebruikt - we raden aan om het systeem te laten vervan-gen door een erkende HYUNDAI-verdeler onmiddellijk nadat de airbag is afgegaan.

• De SRS is ontworpen om de front air-bags alleen te ontplooien wanneer een aanrijding vol-doende ernstig is en wanneer de hoek van de aanrijding minder dan 30° is van de voorwaartse overlangse as van het voertuig.

Bovendien zullen de air-bags maar eenmaal ontplooien. Veilig-heidsgordels moeten te allen tij-de wortij-den gedragen.

• Front air-bags zijn niet bedoeld om te activeren bij zij-aanrijdin-gen, achteraanrijdingen of over de kop aanrijdingen. Bovendien zullen front air-bags niet activ-eren bij frontale aanrijdingen onder de activeringsdrempel.

(Vervolgd)

(Vervolgd)

• Een kinderzitje mag niet op de voorstoel worden geplaatst. De inzittende zou (ernstig) letsel kunnen oplopen door het ont-plooien van een air-bag in het geval van een ongeluk.

• Kinderen van 12 jaar en jonger moeten altijd op de achterzit-plaatsen meerijden. Laat nooit toe dat kinderen meerijden in de voorstoel. Indien een kind ouder dan 12 jaar in de voorstoel moet meerijden, moet hij of zij de vei-ligheidsgordel gebruiken en de stoel moet zo ver mogelijk maar wel comfortabel naar achteren gezet worden.

• Voor maximale veiligheid in alle soorten ongevallen moeten alle inzittenden inclusief de bestuur-der altijd hun veiligheidsgordels dragen ongeacht of er een air-bag is op hun zitplaatspositie aanwezig is, om het risico van ernstig letsel te voorkomen in het geval van een ongeval. Zit of leun niet onnodig dicht bij de air-bag terwijl het voertuig in rijdt.

(Vervolgd)

C040501APA

Voor air-bag AAN/UIT schakelaar passagier (indien hiermee uitgerust) Indien toch een kinderzitje geïnstalleerd wordt op de voorstoel of als de voorste passagierszitplaats niet bezet is, moet/

kan de voor airbag AAN/UIT schakelaar naar de UIT positie worden gezet. De front-air-bag van de passagier wordt dan niet geactiveerd bij een ongeval.

Voor de veiligheid van uw kind moet de voor air-bag van de passagier uitgezet zijn, wanneer het nodig zou zijn om een kinderzitje achterwaarts te plaatsen op de voorstoel in uitzonderlijke omstandig-heden.

Om de voor air-bag van de passagier te deactiveren of heractiveren:

Om de voor air-bag van de passagiers te de-activeren, steek de sleutel in de front-airbag AAN/UIT schakelaar aan de pas-sagierszijde en draai het naar de UIT posi-tie. De voor air-bag UIT indicator van de passagier zal oplichten en aan blijven tot-dat de voor air-bag weer is ge-activeerd.

Om de voor air-bag van de passagier te activeren, steek de sleutel in de front air-bag AAN/UIT schakelaar aan de pas-sagierszijde en draai het naar de AAN positie. De voor air-bag UIT indicator van de passagier zal uitgaan.

(Vervolgd)

• Een onjuiste zitpositie kan leiden tot ernstig letsel in geval van een aanrijding. Alle inzittenden moe-ten comfortabel en zoveel moge-lijk rechtop zitten met de rugleun-ing in een verticale positie, met de veiligheidsgordels om, de benen comfortabel uitgestrekt en de voeten op de vloer totdat het voertuig is geparkeerd.

• Het SRS air-bagsysteem moet zeer snel activeren om bescher-ming te bieden in een aanrijding.

Indien een inzittende geen vei-ligheidsgordel draagt, kan de air-bag bij het ontplooien de inzitten-den (ernstig) letsel veroorzaken.

OPB032051 OPB039041

] AANDACHT

• Wanneer de voor air-bag AAN/UIT schakelaar aan de passagierszijde op de AAN positie is gezet, is de voor air-bag van de passagier ge-activeerd en mag een kinderzitje zeker niet gebruikt worden op de passagierplaats voor.

• Wanneer de voor air-bag AAN/UIT scha-kelaar aan de passagierszijde is gezet op de UIT positie, is de voor air-bag gede-activeerd.

UIT indicator van de voor air-bag van de passagier (indien hiermee uitgerust) De “UIT” indicator van de voor air-bag van de passagier licht op gedurende ongeveer 4 seconden nadat het contact is aange-zet. De UIT indicator van de front.

Air-bag gaat ook aan wanneer de AAN/

UIT schakelaar van de voor air-bag in de UIT positie is gezet. Als de AAN/UIT scha-kelaar op de AAN positie wordt gezet zal het lampje na 4 sec. uitgaan.

VOORZICHTIG

• Indien de voor air-bag AAN/UIT schakelaar aan de passagierszij-de niet correct werkt, zal passagierszij-de air-bagwaarschuwingslamp op het instrumentenpaneel oplichten.

Ook zal de voor air-bag UIT indi-cator van de passagier niet op-lichten, de SRS Controle Module zal de voor air-bag van de pas-sagier activeren en de voor air-bag van de passagier zal ont-plooien in een frontale botsing zelfs als de voor air-bag AAN/UIT schakelaar aan de passagiers-zijde op de UIT positie is gezet.

Als dit gebeurt, raden we aan om het systeem te laten geïnspec-teerd door een erkende HYUNDAI verdeler.

• Als de airbag waarschuwing-slamp knippert of niet oplicht wanneer het contact naar de AAN positie wordt gedraaid, of als het verlicht terwijl het voertuig wordt bestuurd, raden we aan om het systeem te laten geïnspecteerd door een erkende HYUNDAI ver-deler.

WAARSCHUWING

De AAN/UIT-knop voor de passa-giers air-bag voor kan ook worden verdraaid met een klein stevig vo-orwerp. Controleer altijd de stand van de AAN/UIT-knop voor de pas-sagiersairbag en of de “passagier-sairbag OFF”-lamp brandt.

(Vervolgd)

• Zelfs indien uw voertuig is uitge-rust met de voor air-bag AAN/UIT schakelaar van de passagier, is het raadzaam geen kinder op de voorstoel te plaatsen. Kinderen die te groot zijn voor een kinderz-itje moeten altijd plaats nemen op de achterbank en de beschikbare veiligheidsgordels gebruiken.

Kinderen krijgen de beste besc-herming wanneer er gebruik ge-maakt wordt van de juiste midde-len inclusief gebruik van kinderz-it en/of de veiligheidsgordels op de achterbank.

• Activeer de voor air-bag van de passagier zodra dit bijrijders-plaats wordt gebruikt door een volwassen persoon.

WAARSCHUWING

• De bestuurder is verantwoor-delijk voor het in of uitschakelen van de voor air- bag door middel van de AAN/UIT schakelaar.

• De-activeer de passagiers voor air-bag alleen wanneer het con-tact is uitgezet, anders kan een storing optreden in het air-bag systeem.

Ook kan het gevaar bestaan dat (een van) de air- bags niet geac-tiveerd wordt tijdens een aanrijd-ing.

• Installeer nooit een kinderzitje achterwaarts op de voorstoel. Als dit perséé noodzakelijk is moet de voor air-bag aan de passagier-szijde worden uitgeschakeld. Het niet uitschakelen van de air-bag heeft ernstig letsel tot gevolg.

(Vervolgd)

WAARSCHUWING

• De voor air-bag aan de passagier-szijde is veel groter dan die van de berijderszijde en ontplooit met aanzienlijk meer kracht. Het kan aan passagier (ernstig) letsel toe-brengen, als de zitpositie onjuist is en de veiligheidsgordel niet correct gedragen wordt. De voor inzittenden moeten altijd de stoel comfortabel en zo ver mogelijk naar achteren zetten als prak-tisch is en terug leunen tegen de rugleuning.

• Het is essentieel dat de inzitten-den altijd veiligheidsgordels dra-gen wanneer het voertuig rijdt.

(Vervolgd)

C040600APB