• No results found

Verwarming en luchtbehandeling 1. Start de motor

2. Zet de selectieknop op de gewenste positie.

Om het effect te vergroten van ver-warming en koeling maak de selectie zoals hieronder wordt aangegeven:

- Verwarming:

- Koeling:

3. Zet het klimaatbeheersingsysteem naar de gewenste positie.

4. Zet de luchtinname schakelaar naar de buitenlucht (fris) positie en recircu-latiestand.

5. Zet de ventilator op de gewenste snel-heid.

6. Indien de werking van het airconditie-systeem is gewenst, zet het aircosys-teem aan (indien hiermee uitgerust).

OPB042080L

D230101APB

Selectieknop

Met de selectieknop kan de richting van de luchtstroom door het ventilatiesys-teem worden geselecteerd.

De luchtstroom kan worden gericht naar de vloer, dashboard uitgangen of voor-ruit. Vijf symbolen worden gebruikt om Gezicht, Dubbel Niveau, Vloer, Vloer-ont-waseming en ontVloer-ont-waseming luchtpositie weer te geven.

Gezicht-Niveau (B,D)

Luchtstroom wordt gericht op het

boven-Dubbel-Niveau (B, D, C, E) Luchtstroom wordt gericht naar het ge-zicht en de vloer.

Vloer-Niveau (C, A, D, E) De grootste luchtstroom wordt gericht op de vloer, een klein deel van de lucht-stroom wordt gericht naar de voorruit en zijrruiten.

Vloer/ventilatie-Niveau (A, C, D, E)

De grootste luchtstroom wordt gericht naar de vloer en de voorruit, een klein deel wordt gericht naar de zijramen.

Defrost-Level (A, D, E)

De grootste luchtstroom wordt gericht naar de voorruit, een klein deel van de lucht wordt gericht naar de zijramen.

Instrumentpaneel ventilatie

De ventilatiopeningen kunnen worden geopend met behulp van de bedien-ingsknop.

Ook kan de richting van luchtstroom van deze kanalen worden afgesteld door de bedieningshendel of bovenblad zoals ge-toond.

OPB042081 OPB042082

D230102APB

Temperatuurregelknop

Met de temperatuurregelknop kan de luchttemperatuur van de instromende lucht worden ingesteld. Om de luchtem-peratuur aan te passen kan de knop naar de rechterpositie voor warme tot hete lucht of de linkerpositie voor koelere lucht worden gedraaid.

D230103APB

Ciculatie/recirculatie

Dit wordt gebruikt om de buitenluchtposi-tie of recirculabuitenluchtposi-tieposibuitenluchtposi-tie te selecteren.

Om de circulatie te veranderen naar reci-culatie, druk op de controle knop.

Recirculatie luchtpositie

De lamp op de knop gaat branden als de recirculatie is ingeschakeld.

Als gekozen wordt voor re-ciculatie zal de lucht in de passagiersruimte door het verwarmingssysteem stro-men en verwarmd of geko-eld worden in overeenstem-ming met de geselecteerde temperatuur.

Buitenluchtpositie

De lamp op de knop gaat niet branden als de toevoer van buitenlucht is ingesc-hakeld.

Met de buitenluchtpositie geselecteerd, komt lucht van buiten het voertuig bin-nen en wordt verwarmd of gekoeld in overeenstem-ming met de geselecteerde temperatuur.

OPB042083 OPB042084

] AANDACHT

Langdurige keuze van de reciculatie posi-tie (zonder airconditioning) kan de ruiten laten beslaan en de lucht in de passagier-sruimte kan “muf” worden.

Landurig gebruik van de airco in de recir-culatie positie, kan leiden tot bovenmatig droge lucht in de passagiersruimte.

D230104AUN

Ventilator snelheidsregelaar

Alleen als het contact aan staat werkt de ventilator.

Met de ventilator snelheidsregelaar kan de snelheid van de luchtstroom worden ingesteld. Om de snelheid te veranderen, draai de knop naar rechts voor hogere snelheid of links voor lagere snelheid.

Door de schakelaar op de nul-stand te zetten wordt de ventilator uit gezet.

Ook schakelt de airco uit.

WAARSCHUWING

• Voortdurend met het klimaatbe-heersingsysteem aan in de recir-culatie positie kan veroorzaken dat luchtvochtigheid toeneemt in het voertuig. Hierdoor zullen de ruiten beslaan.

• Verblijf niet langdurig in een voertuig met de airco of verwarm-ingssysteem aan in de recircula-tiestand. Hierdoor kan een tekort aan zuurstof ontstaan.

• Langdurig met het klimaatbe-heersingsysteem in de recircu-latie positie kan slaperigheid of sufheid veroorzaken en concen-tratie verlies. Gebruik zoveel mo-gelijk de keuzepositie buitenlucht tijdens het rijden.

OPB042085L

D230105AHM

Airconditioning

(indien hiermee uitgerust)

Druk op de A/C knop om het aircondi-tioningsysteem in te schakelen (de indi-catorlamp zal oplichten). Druk de knop nogmaals om de airconditioningsysteem uit te schakelen.

Systeembediening

D230501AUN

Ventilatie

1. Zet de selectieknop op de posi-tie.

2. Zet de luchtinname controle op de buitenluchtpositie.

3. Zet de temperatuurcontrole op de ge-wenste positie.

4. Zet de ventilatorsnelheid op het ge-wenste toerental.

D230502APB

Verwarming

1. Zet de selectie op de positie.

2. Zet de luchtinname controle op de buitenluchtpositie.

3. Zet de temperatuurcontrole op de ge-wenste positie.

4. Zet de ventilatorsnelheid op het ge-wenste toerental.

5. Als droge lucht is gewenst, schakel dan het airconditioningsysteem (indi-en hiermee uitgerust) aan.

• Indien de ramen beslaan, zet dan de selectieknop naar de , posi-tie.

Bedieningstips

• Om te voorkomen dat stof of onaange-name geuren het voertuig binnenko-men door het ventilatiesysteem, kan de luchtinname tijdelijk naar de recir-culatie positie gezet worden. Let op dat de reciculatie op tijd wordt aangepast om de kwaliteit van de lucht op peil te houden. Dit zal helpen om de bestuur-der alert en wakker te houden.

• Lucht voor het verwarmings-/koeling-systeem wordt door de ventilatiegaten recht voor de voorruit aangezogen. Let op dat de ventilatiegaten niet worden geblokkeerd door bladeren, sneeuw, ijs of andere materialen.

• Om beslagen ruiten te voorkomen moet de selectie luchtinname zoveel als mogelijk is op de buitenluchtpositie worden gezet en ventilatorsnelheid op de gewenste positie. Zet naar keuze het airconditioningsysteem aan en stel de temperatuurinstelling af op de ge-wenste temperatuur (indien hiermee uitgerust).

OPB042086

D230503APB

Airco (indien hiermee uitgerust) HYUNDAI Airconditioningsystemen zijn gevuld met milieuvriendelijk R-134a ko-elmiddel.

1. Start de motor. Schakel de aircondi-tioning in.

2. Zet de selectieknop op de posi-tie.

3. Zet de luchtinname schakelaar naar de recirculatiestand. Een langdurige werking van de gerecirculeerde lucht-positie zal achter overdreven droge lucht veroorzaken. Verander in dat geval de luchtpositie.

4. Stel de ventilatie snelheid in en kies de juiste temperatuur voor uw maxi-male comfort.

• Wanneer maximale koeling is ge-wenst, zet dan de temperatuurins-telling naar de uiterst links, zet de luchtinname op recirculatie en de ven-tilatorsnelheid op de hoogste snel-heid.

] AANDACHT

• Wanneer het aircosysteem wordt gebru-ikt, moet wat extra aandacht worden gegeven aan de motortemperatuur tij-dens het rijden in bergen of in andere zware bedrijfsomstandigheden zeker als de buitentemperatuur hoog is. De werk-ing van het aircosysteem kan oververhit-ting van de motor veroorzaken. Blijf in dat geval de ventilator gebruiken, maar schakel het aircosysteem uit.

• Wanneer de ramen worden geopend in vochtig weer, kan het airco systeem waterdruppels veroorzaken in het voer-tuig. Aangezien waterdruppels schade kunnen veroorzaken aan elektrische uitrusting, moet het airco systeem vooral gebruikt worden met ge-sloten ramen.

Aircosysteem bedieningstips

• Indien het voertuig is geparkeerd in direct zonlicht tijdens warm weer, open de ramen voor een korte tijd om de warme lucht binnen het voertuig te la-ten ontsnappen.

• Om vochtigheid binnen de auto te helpen verminderen op regenachtige of vochtige dagen maak gebruik van het airconditioning systeem.

• Tijdens het inschakelen van het airco-systeem kun u soms een lichte veran-dering opmerken in het motortoerental.

Dit is een normale eigenschap.

• Gebruik het aircosysteem iedere ma-and minimaal een paar minuten om maximale systeemprestatie te control-eren.

• Tijdens het gebruik van het aircosys-teem kunt u het druppelen van helder water opmerken onder de passagier-szijde van het voertuig. Dit is een nor-male eigenschap (condenswater).

• Het bedienen van het aircosysteem in de recirculatie positie verschaft maxi-male koeling, echter continue werking in deze stand kan veroorzaken dat de lucht binnen het voertuig “muf” en zuurstofarm wordt.

• Tijdens het inschakelen van het airco-systeem kunt u soms een mistige luchtstroom opmerken door snelle koeling en vochtige luchtinname. Dit is een normale eigenschap.

D230300APB

Interieurfilter

Het luchtfilter van de klimaatregeling in uw auto filtert het stof en andere ver-vuilende stoffen uit de lucht, die vanaf de buitenzijde via de verwarming en aircon-ditioning naar het interieur stroomt. Het filtert de stof en andere vervuilende de-len die in de aangezogen lucht voorko-men. Indien stof of andere vervuilende delen het filter verstoppen zal de de luchtstroom door de luchtventilatieka-nalen verminderen. Dit leidt tot condens-vorming aan de binnenzijde van de voor-ruit, zelfs als de buitenlucht positie is ge-selecteerd. Als dit plaatsvindt, raden we aan om het interieurfilter te laten nakijken door een geautoriseerde HYUNDAI verdeler.

] AANDACHT

• Controleer het filter in overeenstemming met het Onderhoudsschema in sectie 7.

Indien de auto wordt bestuurd in zware gebruiksomstandigheden zoals stoffige of ruwe wegen, zijn veelvuldiger cont-role en of vervanging van het filter nodig.

• Het luchtdebiet neemt plots af, raden we aan om het systeem te laten nakijken door een erkende HYUNDAI-verdeler.

D230400APB

Het controleren van de