• No results found

Voeding en gezondheid, voedselveiligheid inbegrepen (VGVV)

In document 2009 Activiteiten verslag (pagina 31-39)

5. Voorstelling van de domeinen en voornaamste adviezen uitgebracht in 2009

5.4. Voeding en gezondheid, voedselveiligheid inbegrepen (VGVV)

In het kader van het normatieve beleid van de FOD VVVL voert de permanente werkgroep VGVV risico-evaluaties uit van additieven, chemische of microbiologische contaminanten, nieuwe ingrediënten of voedingsmiddelen (NV/NF “novel foods”), enzovoort.

Bovendien brengt de groep in het kader van het voedingsbeleid van de FOD niet alleen voedingsaanbevelingen uit waarop projecten zoals het NVGP-B (Nationaal Voedings- en Gezondheidsplan voor België) moeten steunen. Er wordt ook geadviseerd inzake voedings- supplementen, de etikettering van op de markt gebrachte producten, de voedings- en gezondheidsbeweringen daaromtrent en de kenmerken van bepaalde producten, zoals deze die bestemd zijn voor bijzondere voeding.

De VGVV-werkgroep neemt deel aan het European Food Safety Authority (EFSA) (network of organisations operating in the fields within the EFSA’s mission EC Regulation 178/2002).

Eén van zijn leden vertegenwoordigt de groep ook in de ESCO (European scientific cooperation) – een werkgroep met betrekking tot de analyse van de risico’s en voordelen van de verrijking van voedingsmiddelen met foliumzuur.

De werkgroep heeft een reflectie voortgezet over de specifieke rol die hij tegenover andere wetenschappelijke adviesorganen in de federale overheidsinstanties moet spelen. Zo is de bevoegdheidsverdeling tussen de HGR en het SciCom (Wetenschappelijk comité) van het FAVV bepaald in een protocol dat begin 2006 ondertekend werd. Afstemming tussen beide organen gebeurt o.a. doordat enkele wetenschappelijke deskundigen in beide instanties zetelen.

Vele adviezen van de werkgroep worden uitgebracht naar aanleiding van een adviesaanvraag van de afdeling “Voedingsmiddelen en andere consumptieproducten” van de FOD VVVL.

In de meeste gevallen bevatten de voorgelegde dossiers vertrouwelijke gegevens die in dit activiteitenverslag niet kunnen worden meegedeeld. In 2009 heeft de werkgroep in het bijzonder zes dossiers onderzocht over voedingssupplementen, twee over energie- dranken, een aanvraag tot erkenning van natuurlijk mineraal water, aanvragen tot toelating voor het gebruik van gerecycleerd polyethyleentereftalaat (PET) in materialen die in contact komen met voedingsmiddelen, …

De werkgroep brengt ook – op eigen initiatief of op verzoek – niet confidentiële adviezen uit die kunnen worden gepubliceerd. Dit was onder meer het geval in 2009 voor een update

inzake voedselallergieën en pseudoallergieën (HGR 8513).

29

Voeding en gezondheid, voedselveiligheid inbegrepen

De HGR heeft het ook nuttig geacht om zijn standpunt in verband met fluor opnieuw te preciseren (HGR 8520) en zijn advies van 9 mei 2003 betreffende het gebruik van steriele voeding (kant-en-klare voeding) bij zuigelingen te herzien (HGR 8551). De werkgroep heeft zich ook gebogen over een voorstel van aanpak om het jodiumaanbod in België te verhogen (HGR 8549). Hij heeft eveneens een advies geformuleerd betreffende de limieten inzake bijkomende inname van lycopeen en luteïne door voedingssupplementen (HGR 8592). Energiedranken (HGR 8622) hebben ook het voorwerp uitgemaakt van een advies dat in 2009 ten behoeve van de overheidsinstanties en het brede publiek gepubliceerd werd.

De VGVV-werkgroep is belast met de evaluatie van “novel foods” (NF/NV) in België (met uitzondering van de GGO’s) in overeenstemming met de (EG) verordening nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 1997 betreffende nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten. Die verordening is van toepassing op het in de handel brengen van voedingsmiddelen en voedselingrediënten waarvan het menselijke verbruik tot op heden in de Gemeenschap verwaarloosbaar is. De aanvraag tot toelating voor het op de markt brengen van een nieuw voedingsmiddel (novelfood) wordt door de aanvragende firma in een lidstaat ingediend. Dit land is verplicht het ingediende dossier te bestuderen en binnen de drie maanden een verslag van eerste beoordeling op te stellen (eerstelijnsevaluatie). Dit verslag wordt vervolgens naar de andere lidstaten doorgestuurd die dan over 60 dagen beschikken om opmerkingen over het verslag uit te brengen (tweedelijnsevaluatie). In 2009 heeft de werkgroep meerdere NF/NV dossiers in tweede lijn bestudeerd en beoordeeld alsmede een dossier inzake wezenlijke gelijkwaardigheid.

Verschillende projecten die de werkgroep eerder voorgesteld heeft, werden in 2009 voortgezet, met name de projecten “Veiligheid van oliën en vetten” (HGR 8310) en “Evaluatie van de blootstelling aan de risico’s veroorzaakt door de natuurlijke aanwezigheid van bepaalde contaminanten in natuurlijk mineraal water” (HGR 8311). De “Herziening van de voedings- aanbevelingen voor België” (HGR 8309) werd afgewerkt en er is nu een brochure beschikbaar.

De werkgroep heeft tevens zijn reflectie voortgezet over “Palmolie” (HGR 8464). Hij was ook betrokken bij een advies over de risico’s van het alcoholverbruik voor en tijdens de zwangerschap en gedurende de borstvoedingsperiode (HGR 8462) dat in 2009 gepubliceerd werd.

30

Voeding en gezondheid, voedselveiligheid inbegrepen

Voornaamste adviezen uitgebracht in 2009:

Voedingsaanbevelingen voor België – herziening (HGR 8309)

Deze vijfde versie van de “Voedingsaanbevelingen voor België” gaat veel verder dan een eenvoudige herziening van de vorige uitgaven. Ze biedt tegelijk een bondige en toch grondige analyse van de huidige wetenschappelijke kennis over de fysiologische effecten en de behoeften aan verschillende nutriënten. Er ging een bijzondere aandacht uit naar de hoofdstukken over de inname van mineralen, sporenelementen en vitaminen, die op basis van de meest recente wetenschappelijke literatuur volledig herschreven werden.

Deze nieuwe uitgave van de voedingsaanbevelingen werd ook aanzienlijk aangevuld met bibliografische referenties. De aanbevelingen inzake inname van energieaanbrengende nutriënten (eiwitten, vetten en koolhydraten) hebben eveneens een nieuwe beoordeling ondergaan. Het gaat met name over de inname van energie en eiwitten bij kinderen en de inname van bepaalde vetzuren in trans-configuratie. Overwegingen en definities betreffende de verrijking van voedingsmiddelen met bepaalde, zowel energetische als niet-energetische nutriënten en de mogelijke gevolgen voor de gezondheid, worden eveneens onderzocht.

Deze aanbevelingen bevatten fundamentele nutritionele begrippen en vormen de nodige wetenschappelijke basis voor een vertaling naar aanbevolen consumptie van voedingsmiddelen. Ze hebben als doel om voor elke gezondheidswerker of docent op het vlak van de voeding evenals voor de verantwoordelijken van de voedingsindustrie en van de catering en grootkeukens een referentie te vormen.

Voedselallergieën en pseudoallergieën (HGR 8513)

Dit advies werd opgesteld op eigen initiatief van de werkgroep VGVV om mogelijke verwarring tussen voedselallergie en niet-allergische voedselovergevoeligheidsreacties (“pseudoallergieën”) op te helderen.

Voedselallergie en de talrijke gevolgen ervan vinden nog maar weinig begrip blijven slecht begrepen onder het brede publiek maar zijn ook slecht gekend bij de industrie, in het bijzonder bij de distributie- en horecasectoren. In het advies worden de begrippen over-gevoeligheid, allergie, niet-allergische overover-gevoeligheid, atopie en allergenen dan ook gedefinieerd en worden de oorzaken en gevolgen van voedselallergie en niet-allergische voedselovergevoeligheidsreacties uitgelegd. Daarenboven stelt de HGR ook een aantal acties voor. De HGR meent dat gevalideerde en voor elke groep aangepaste informatie dringend moet verspreid worden zowel om de reactierisico’s te controleren als om het

leven van gevoelige personen en hun omgeving te vergemakkelijken.

31

Voeding en gezondheid, voedselveiligheid inbegrepen

De wettelijke verplichting om 14 stoffen die potentieel allergeen zijn of niet-allergische overgevoeligheidsreacties kunnen veroorzaken op het etiket van voorverpakte voedings- middelen te vermelden, vormt een stap vooruit voor allergische patiënten; deze verplichting zou echter ook tot niet-voorverpakte voedingsmiddelen moeten worden uitgebreid.

Het zou ook wenselijk zijn dat de opvang van het allergisch kind in collectiviteiten (kinderdag- verblijf, school…) georganiseerd wordt en in het kader van een nationaal project past.

Tenslotte wenst de HGR dat de ontwikkeling en de opstelling van betrouwbare en gevalideerde systemen voor het opsporen van allergenen in voedingsmiddelen, bruikbaar voor de voedingsmiddelenindustrie, een prioriteit vormen. Dit zou een belangrijke stap vooruit zijn in de bescherming van de consument en zou het dagelijkse leven van de allergische patiënt en zijn familie vergemakkelijken.

Advies over fluor (HGR 8520)

Naar aanleiding van de publicatie door het Agence française de sécurité sanitaire des produits de santé (AFSSAPS) van een tekst over de stand van zaken over fluorgebruik bij de preventie van tandcariës vóór de leeftijd van 18 jaar heeft de HGR het nuttig geacht om zijn standpunt t.a.v. fluor opnieuw te verduidelijken.

Het essentieel karakter van fluor voor het organisme blijft omstreden. Epidemiologische studies hebben evenwel aangetoond dat er bij het kind een omgekeerde relatie bestaat tussen de incidentie van tandcariës en de fluorinname. De wetenschappelijke literatuur raadt eerder een plaatselijke toepassing aan dan een systemische toepassing.

Er blijkt geen fysiologische behoefte aan fluor te bestaan met als gevolg dat er geen specifieke aanbevelingen werden vastgelegd. In het kader van een gevarieerde en evenwichtige voeding treft men bijna geen fluortekort aan.

Op elke leeftijd, als de nood eraan gerechtvaardigd is, moet een eventuele inname van een fluorsupplement rekening houden met de fluorconcentratie van het water en van de verbruikte voedingsmiddelen evenals van de gebruikte hygiëneproducten.

Advies betreffende de aanpak om het jodiumaanbod in België te verhogen (HGR 8549)

Het advies van de HGR werd gevraagd betreffende het project voorgelegd door het Nationaal Voedings- en Gezondheidsplan (NVGP) rond de geleidelijke jodiumverrijking van keukenzout (NaCl) gebruikt voor de productie van brood. Dit project beoogt het normaliseren van de jodiuminname in België, vermits deze thans als onvoldoende wordt beschouwd.

Het bestaan van een mild jodiumtekort in België werd reeds in een advies van de HGR gemeld en de te nemen maatregelen om dit te verbeteren werden voorgesteld (HGR 3933 en 3933/1).

32

Voeding en gezondheid, voedselveiligheid inbegrepen

De HGR steunt het project van het NVGP dat een selectieve (beperkt tot het gebruik van jodiumhoudend zout bij de fabricage van brood) en progressieve (om de mogelijke risico’s te wijten aan een plotse verhoging van de jodiuminname te vermijden) aanpak voorstelt. Het is goed gestructureerd en wetenschappelijk onderbouwd. Naast het gebruik van jodiumhoudend zout in de bakkerij dient in het kader van het NVGP de consumptie van jodiumrijke voedingsmiddelen te worden aangemoedigd (vooral zeevis, schelp- en schaaldieren). De enige kritische opmerking betreft de wijze waarop de reële jodiuminname van de geselecteerde bevolkingsgroepen geëvalueerd wordt. De HGR is van oordeel dat de voorziene monitoring voor 2014 en 2019 naast een dosering van jodium, ook doseren van creatinine in urinestalen zou moeten omvatten, om het gehalte aan jodium in de urine als μg jodium per g creatinine te kunnen uitdrukken. De HGR staat des te meer achter deze monitoring daar men in de toekomst belangrijkere individuele fluctuaties kan verwachten zowel van de inname via de voeding als van de jodiumconcentraties in de urine.

Herziening van het advies 7819-1 van 9 mei 2003 betreffende het gebruik van steriele (kant en klare) voeding bij zuigelingen (HGR 8551)

De HGR heeft het nuttig geacht om het advies dat 6 jaar geleden werd uitgebracht over het gebruik van steriele voeding bij zuigelingen te herzien.

In deze herziening kon worden besloten dat het gebruik van vloeibare formuleringen voor een korte periode (bv. het verblijf in de kraaminrichting) geen probleem stelt zoals reeds vermeld in het advies van 2003. Hetzelfde geldt voor zieke of geopereerde zuigelingen die in het ziekenhuis verblijven wanneer hun verblijf niet langer dan een paar dagen duurt.

Het blijkt ook dat vandaag de dag er geen klinische studie van lange duur bestaat die een duidelijk nutritioneel verschil aantoont met gezondheidsweerslag tussen poedermelk en vloeibare formuleringen. Er bestaan daarentegen wel technologische studies die biochemische alteraties van de melkbestanddelen bij langdurige blootstelling aan hoge temperaturen aantonen. De langdurige blootstelling aan deze producten van de Maillard-reactie zou op lange termijn een schadelijk effect kunnen hebben. Echter, deze resultaten zijn niet op alle sterilisatietechnieken (o.a. de UHT-techniek) van toepassing gezien ze niet allemaal het voorwerp uitgemaakt hebben van extensieve analyses. In deze context is het zeker niet wenselijk geautoclaveerde vloeibare formuleringen bij prematuren te gebruiken aangezien ze een “optimale” voeding nodig hebben om een inhaalgroei te verzekeren.

Bovendien blijkt het gebruik van kant-en-klare bereidingen duurder te zijn en biedt minder soepelheid onder andere voor de bijzondere bereiding van voeding voor zieke kinderen.

Dergelijke melk kan dus de in poedervorm aangeboden bereidingen die in de melkkeuken van het ziekenhuis worden gereconstitueerd niet volledig vervangen.

33

Voeding en gezondheid, voedselveiligheid inbegrepen

Herziening van de aanbevelingen betreffende een bijkomende inname van lycopeen en luteïne door voedingssupplementen (HGR 8592)

In het kader van de notificatie van voedingssupplementen en ingrediënten die lycopeen en/of luteïne bevatten, heeft de Hoge Gezondheidsraad het nuttig geacht om een advies op eigen initiatief uit te brengen over de limieten inzake bijkomende inname van deze voedingsstoffen. Hierbij werd rekening gehouden enerzijds met een lopende reglementaire procedure en anderzijds met recente gegevens uit de wetenschappelijke literatuur.

In verband met lycopeen, sluit de HGR zich aan bij de beschikking van de Europese Commissie van 23 april 2009, gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie op 28 april 2009, die het in de handel brengen van lycopeen als voedselingrediënt voor gebruik in levensmiddelen toelaat op voorwaarde dat het maximale gehalte aan lycopeen in voedings- supplementen 15 mg per door de fabrikant aanbevolen dagelijkse dosis bedraagt.

In verband met luteïne is de Raad van oordeel dat men redelijkerwijze een waarde van 10 mg/dag kan voorstellen als maximale bijkomende dagelijkse inname die geen risico voor de gezondheid inhoudt.

De HGR stelt voor deze gegevens voor lycopeen en luteïne op te nemen in het Ministerieel Besluit van 19 februari 2009 betreffende de fabricage van en de handel in voedings- supplementen die andere stoffen dan nutriënten en planten of plantenbereidingen bevatten.

Energiedranken (HGR 8622)

Dit advies werd opgesteld op eigen initatief van de Hoge Gezondheidsraad. De Raad is bezorgd dat deze energiedranken het risico verhogen op overmatig, potentieel schadelijk, cafeïneverbruik en de gevolgen ervan zoals slapeloosheid, zenuwachtigheid, angst, hoofdpijn, bevingen en tachycardie maar ook op de mogelijke inductie van een cafeïneverslaving en de meer recent vastgestelde inductie van afhankelijkheid van andere stoffen (nicotine, alcohol en/of cannabis).

Bovendien maakt de Raad zich zorgen over tendensen bij verbruikers om energiedranken samen met alcoholhoudende dranken te consumeren wat leidt tot een hoger verbruik ervan. Daarnaast verminderen ze de signalen van alcoholintoxicatie en het zich bewust worden van deze toestand. Dit leidt tot een toename van de schadelijke gevolgen van dronkenschap door o.a. gedragswijzigingen, bv. gewijzigd gedrag bij seksuele contacten (meer ongewenste intimiteiten), het gemakkelijker meerijden met een chauffeur in staat van dronkenschap, meer lichamelijke kwetsuren of aandoeningen of de frequentere behoefte om een arts te raadplegen.

Bij gebrek aan een uniforme aanpak tegenover dit soort dranken op Europees niveau, bevestigt de Hoge Gezondheidsheid zijn bedenkingen over deze producten en beveelt met name aan:

34

Voeding en gezondheid, voedselveiligheid inbegrepen

• hun consumptie, in frequentie en hoeveelheid, te beperken (door niet meer dan een totale dagelijkse cafeïne-inname van 400 mg en zelfs 300 mg te consumeren);

• ze niet in combinatie met alcohol te gebruiken of in geval van beoefening van een intensieve fysieke activiteit;

• hun consumptie bij zwangere vrouwen, borstvoedende moeders, kinderen (onder 16) en mensen gevoelig aan cafeïne af te raden.

De Raad spoort dan ook de overheidsinstanties, bevoegd voor volksgezondheid, aan om toe te zien op de toepassing van de wetsbepalingen in België over de cafeïnerijke dranken en om deze informatie en waarschuwingen te verspreiden onder het doelpubliek van de energiedranken.

Microbiologie van de voeding

Om de problemen op het gebied van de microbiologie van de voeding te behandelen komt er een vaste werkgroep samen in functie van de ingediende vragen.

De activiteiten van deze groep houden rechtstreeks verband met de reglementering en informatie betreffende de microbiologische hygiëne van de voedingsmiddelen. Gedurende het hele jaar 2009 hebben twee afzonderlijke subgroepen gewerkt aan zeer belangrijke documenten:

• Een eerste studie over de problematiek van Bacillus cereus in de voedingsmiddelen (HGR 8316 “Risk profile of the Bacillus cereus group implicated in food poisonning”).

De in de loop van 2009 uitgevoerde werkzaamheden eindigden met een omvangrijk wetenschappelijk rapport in de Engelse taal (80 blz.). Dit laatste werd samengevat en een ingekorte versie (in het Nederlands en in het Frans) komt pas van de pers.

Deze ingekorte versie werd begin 2010 op de website van de HGR geplaatst.

Er zullen eveneens twee wetenschappelijke publicaties in gespecialiseerde tijdschriften uit voortvloeien.

• Een tweede dossier betreft de problematiek van de aanwezigheid van virussen in voedingsmiddelen (HGR 8386 “Viruses and food”). De activiteiten van deze afzonderlijke subwerkgroep zijn uitgemond in een wetenschappelijk rapport (70 blz.) in het Engels. Een samenvatting (in het Nederlands en in het Frans) wordt ook begin 2010 op de website van de HGR geplaatst. Er zal vervolgens nog een publicatie en een doelgerichte verspreiding op volgen.

35

Voeding en gezondheid, voedselveiligheid inbegrepen

In 2007 heeft de groep samen met het wetenschappelijke comité (SciCom) van het FAVV een advies verstrekt betreffende de medische attesten voor mensen betrokken bij de productie, de bewerking, de verwerking en het hanteren van voedingsmiddelen (HGR 8207, meer details hierover in het jaarverslag 2007). Deze gezamenlijke groep HGR-SciCom had samen- gewerkt aan twee brochures waarvan de publicatie in dit voorafgaande gezamenlijke advies werd aanbevolen. Meer concreet gaat het om een verklarende brochure voor de artsen (behandelende artsen, arbeidsgeneesheren en adviserende geneesheren bij de instellingen voor ziekte- en invaliditeitsverzekering alsook een toelichtende brochure voor de operatoren). De brochure voor de artsen werd in 2009 door beide instanties gevalideerd maar de verspreiding onder het grote publiek hangt af van de datum van verschijning van de ondersteunende wettekst.

De werkgroep “Microbiologie van de voeding” werkt praktisch en doeltreffend samen met de Dienst Voedingsmiddelen, dierenvoeding en andere consumptieproducten van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedingsketen en Leefmilieu om:

• contact op te nemen met de bij sommige domeinen betrokken deskundigen (in het kader van de Codex alimentarius) en om op relevante wijze zeer specifieke informatie te verspreiden;

• op de hoogte gehouden te worden van de door de FOD gedane stappen (op Europees niveau) op basis van de door de HGR uitgebrachte adviezen, bijvoorbeeld het Rapid Alert System (RAS) of de aanvragen van het EFSA panel on Biological Hazards (BIOHAZ);

• elke mogelijke vorm van noodzakelijke wetenschappelijke ondersteuning voor alle aspecten rond deze thematiek te bieden aan de overheidsinstanties van ons land;

• enz.

De werkgroep verheugt zich over deze vruchtbare samenwerking.

36

... Cellen, weefsels en organen van menselijke en dierlijke oorsprong Bloed en bloedderivaten & Cellen, weefsels en organen van menselijke en dierlijke oorsprong

5.5. Bloed en bloedderivaten & Cellen, weefsels en organen van

In document 2009 Activiteiten verslag (pagina 31-39)