• No results found

2009 Activiteiten verslag

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "2009 Activiteiten verslag"

Copied!
64
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Hoge

Gezondheidsraad

Activiteiten verslag

2009

(2)
(3)

HGR HGR HGR

HGR HGR HGR HGR HGR HGR

HGR HGR HGR

HGR HGR HGR HGR HGR HGR

HogeGezondheidsraad

Activiteitenverslag 2009

Hoge Gezondheidsraad

Adres: : Zelfbestuursstraat 4

B-1070 Brussel

Tel: +32 2 525 09 00

Fax: +32 2 525 09 77

E-mail: info.hgr-css@health.fgov.be Website: www.hgr-css.be

Wettelijk Depot: D/2010/7795/9 ISBN nr: 9789490542115

De voor het publiek toegankelijke adviezen en brochures kunnen integraal gevonden worden op de website van de Hoge Gezondheidsraad.

Een gedrukte versie van de beschikbare brochure kan worden verkregen op bovenvermeld

correspondentieadres (per brief, fax of e-mail).

(4)

1. Voorwoord ... 5

2. Inleiding ... 7

3. Wettelijke regeling en opdrachten ...8

Wettelijke regeling ... 8

Opdrachten ... 8

4. Hervormingen ...10

Experts en leden ...10

Kwaliteit ...10

Communicatie ...14

Internationaal ...15

Audit ...16

Geschiedenis ...17

5. Voorstelling van de domeinen en voornaamste adviezen uitgebracht in 2009 ...18

5.1. Geestelijke gezondheid ...18

Risico’s van alcoholgebruik voor en tijdens de zwangerschap en gedurende de borstvoedingsperiode (HGR 8462) ...19

Gedragsstoornissen bij kinderen en jongeren (HGR 8295) ...20

Reconstructieve heelkunde na “traditionele” excisie van uitwendige geslachtsorganen of vrouwelijke genitale verminking (VGV) (HGR 8430) ...21

5.2. Fysische omgevingsfactoren ...22

Advies betreffende het ontwerp van Koninklijk Besluit betreffende radioactieve producten voor in vitro of in vivo gebruik in de geneeskunde, in de diergeneeskunde of in klinische studies (HGR 8526) ...23

Advies over het ontwerp van Koninklijk Besluit betreffende het opsporen van radioactieve stoffen in bepaalde materiaal- en afvalstromen en betreffende het beheer van weesbrongevoelige inrichtingen (HGR 8528) ...24

Ontwerp van Koninklijk Besluit betreffende het gebruik van ionische rookmelders voor huishoudelijk gebruik (HGR 8556) ...24

Ontwerp van Koninklijk Besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen de gevaren van de ioniserende stralingen (ARBIS) (art. 75) (HGR 8562) ...24

Inhoudstafel

2

(5)

Herziening van de bijsluiter van jodiumtabletten voor gebruik in geval van nucleaire

of radiologische noodsituaties (HGR 8564) ...24

Advies in verband met maatregelen in de landbouwsector na mogelijke besmetting van de voedselketen met radioactive stoffen (HGR 8321) ...25

Advies over de problematiek van vloeibaar radioactief ziekenhuisafval (HGR 8514) ...25

Normering voor zendmasten (HGR 8519) ...27

5.3. Chemische agentia ...28

5.4. Voeding en gezondheid, voedselveiligheid inbegrepen (VGVV) ...29

Voedingsaanbevelingen voor België – herziening (HGR 8309) ...31

Voedselallergieën en pseudoallergieën (HGR 8513) ...31

Advies over fluor (HGR 8520) ...32

Advies betreffende de aanpak om het jodiumaanbod in België te verhogen (HGR 8549) ...32

Herziening van het advies 7819-1 van 9 mei 2003 betreffende het gebruik van steriele (kant en klare) voeding bij zuigelingen (HGR 8551) ...33

Herziening van de aanbevelingen betreffende een bijkomende inname van lycopeen en luteïne door voedingssupplementen (HGR 8592) ...34

Energiedranken (HGR 8622) ...34

5.5. Bloed en bloedderivaten & Cellen, weefsels en organen van menselijke en dierlijke oorsprong ...37

Bloed en bloedderivaten ... 37

Verhoging van het aantal bloeddonaties gedurende een pandemie (HGR 8611) ...39

Evaluatie van het risico van tekort of reëel tekort bij de bevoorrading van bloed en bloedcomponenten als gevolg van een A(H1N1) grieppandemie (HGR 8629) ...39

Verlenging van de toegestane leeftijd voor bloeddonaties door regelmatige bloedgevers (HGR 8615) ...40

Herziening van de goede transfusiepraktijken in ziekenhuizen (HGR 8381) ...41

Indicatierichtlijnen voor het toedienen van immunoglobulines (HGR 8366) ...41

Bewaringsduur van erytrocytenconcentraten bestemd voor patiënten die hartchirurgie dienen te ondergaan (HGR 8420) ...42

3

(6)

4

Cellen, weefsels en organen van menselijke en dierlijke oorsprong ...42

Kwaliteitsnormen voor weefsels en organen van menselijke oorsprong die voor toepassing op de mens bestemd zijn ...43

Procedures voor de tijdelijke bewaring van femurkoppen (HGR 8588 en 8595) ...44

5.6. Vaccinatie, infectiologie en infectiebeheersing ...45

Herziening van de vaccinatiefiches uit de vaccinatiegids (HGR 8531 t/m 8547) ...46

Vaccinatiekalender 2009 (HGR 8559)...48

Vaccinatie tegen seizoensgebonden griep: Winterseizoen 2009 – 2010 (HGR 8596) ...48

Aanbevelingen inzake handhygiëne tijdens de zorgverlening (HGR 8349) ...50

6. Enkele statistieken ... 52

7. Structuur van de HGR ... 57

(7)

De viering van het 160-jarig bestaan van de Hoge Gezondheidsraad was in het jaar 2009 dé gebeurtenis bij uitstek. In het bij die gelegenheid uitgegeven boek werd ons rijke verleden in al zijn facetten beschreven. Met verwondering en ontzag werden omvang en kwaliteit van de verwezenlijkingen van onze voorgangers en dan nog vooral de geest die hun werkzaamheden verlichtte, duidelijk in het licht gesteld. De ontwikkeling in de Volksgezondheid was ook een beetje hún werk dankzij hun betrouwbare wetenschappelijke adviezen die ze volledig belangeloos, geheel onafhankelijk en zo transparant mogelijk uitwerkten. En net in die waarden schuilt nog steeds de grote kracht van de HGR, die we graag nog eens wensen te herhalen in een tijd waar de samenhang inzake onderzoek en deskundigheid in de Belgische gezondheidszorg in vraag werd gesteld.

Na de in 2009 onder de krachtdadige impuls van voorzitter Guy De Backer en zijn Bureau afgewerkte hervorming beschikt de Raad over de nodige performante structuren om het in 2010 begonnen nieuwe decennium vertrouwensvol tegemoet te zien. Ik wens hierbij al de medewerkers uit het verleden, die ons dit schitterende erfgoed hebben nagelaten, nog eens plechtig te bedanken!

Het jaar 2009 was een geluksjaar: verschillende projecten waarmee we al enkele jaren bezig waren, en die ons bijzonder aan het hart liggen, zijn tot rijping gekomen. Ik denk hier aan het ontwikkelen van de interacties met onze Europese zusterorganisaties, de herziening van het adviesvormingsproces, de verbetering van ons kwaliteitssysteem of nog aan onze versterkte communicatie naar de gezondheidsoverheid, de administratieve en professionele instanties alsook naar het brede publiek toe. We moeten vaststellen dat dit dynamisme resultaten oplevert zoals bijvoorbeeld de veelvuldige bezoeken aan onze website, waarin – tussen haakjes gezegd – een nieuwe dynamiek gelegd wordt alsmede de grotere pers- en mediabelangstelling bij het bekendmaken van dossiers bij het brede publiek. 2009 was ook het jaar van de dringende dossiers naar aanleiding van de Mexicaanse griep waaraan in onze Raad op verschillende wijzen gevolg werd gegeven. Ondanks het feit dat onze – vaak overbevraagde – commissies steeds snel en doeltreffend op de vragen van de overheid geantwoord hebben, is er toch een overlapping geweest tussen onze vaccinatiecommissie en het interministeriële influenzacomité, wat ons uiteindelijk heeft doen besluiten om onze bevoegdheden inzake aanbevelingen over vaccinatie tegen virussen aan laatstgenoemde instantie af te staan.

5

1. Voorwoord

(8)

Het Bureau wenst zijn erkentelijkheid uit te drukken ten overstaan van al zijn deskundigen, en dat ongeacht of het om uitgenodigde of benoemde experts dan wel om leden van het College gaat. Zonder hun inspanningen en hun diepgaande betrokkenheid hadden we de huidige hoge graad van wetenschappelijke uitmuntendheid nooit kunnen bereiken.

Onze dank gaat uiteraard ook uit naar het wetenschappelijke personeel, dat vaak bovenmatig belast werd met tal van dringende opdrachten waarvoor een goed stressmanagement en een goed verstand van organisatie nodig zijn. We wensen tot slot de doeltreffende bijdrage van de administratieve en coördinerende personeelsleden, onontbeerlijke schakels als ze zijn voor de goede werking van de Raad, nog eens duidelijk te benadrukken.

Namens het Bureau Prof. Dr. Jean Nève, Voorzitter

6

(9)

2009 was opnieuw een zeer bijzonder jaar voor de HGR.

Enerzijds werden de reglementaire hervormingen van de Raad beëindigd. Opgestart in 2007 met het K.B. van 5 maart houdende oprichting van de Hoge Gezondheidsraad, werden in 2009 de leden van het College benoemd en tot slot werden op 16 juli een nieuwe voorzitter en twee vicevoorzitters aangesteld. Aldus bestaat nu de structuur zoals die enkele jaren geleden voor de Raad werd uitgetekend. Dit betekent natuurlijk niet dat er nu niets meer zal veranderen, verbeteringen in de dagelijkse werking blijven nodig en gaan continu verder!

Hiermee kwam ook een einde aan een tijdperk, Professor Guy De Backer trad immers af als voorzitter, na 13 jaar deze taak met bijzonder veel toewijding op zich te hebben genomen. Hetzelfde geldt voor de twee nu ex-vicevoorzitters, Professor Daniëlle Sondag-Thull en Professor Antoine Vercruysse. De Raad is hen zeer erkentelijk voor hun voortdurende inzet en toewijding en dankt hen daarvoor. Hun erfenis wordt nu overgenomen door de nieuwe voorzitter, Professor Jean Nève en de nieuwe vicevoorzitters, Professor Hilde Beele en Professor Patrick De Mol. Het is nu hun taak om de nieuwe structuren vlot te laten functioneren en de Raad verder uit te bouwen tot een erkend kenniscentrum dat zijn bijdrage levert aan de verbetering van de volksgezondheid.

Anderzijds werd, ter gelegenheid van zijn 160-jarig bestaan, een boek gepubliceerd over het verleden van de Raad en vond een symposium plaats.

Er wordt even op deze twee hoogtepunten teruggekeken in dit activiteitenverslag.

Maar het is ook de bedoeling een overzicht te bieden van de werkzaamheden van de Hoge Gezondheidsraad tijdens het afgelopen jaar.

Voor elk domein waarin de Raad actief is, hebben we een executive summary van de belangrijkste uitgebrachte adviezen opgesteld. In het laatste gedeelte is praktische informatie betreffende de samenstelling van de Raad opgenomen.

Dit activiteitenverslag is zowel in gedrukte vorm als op de website van de Hoge Gezondheidsraad beschikbaar.

2. Inleiding

7

(10)

De Hoge Gezondheidsraad is een federaal wetenschappelijk adviesorgaan voor een groot aantal vragen in verband met volksgezondheid. De Hoge Gezondheidsraad is ondergebracht bij de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu (FOD VVVL). Hij vormt een brug tussen het beleid en de wetenschappelijke wereld op het vlak van de volksgezondheid. De Raad geeft advies en aanbevelingen op eigen initiatief of op verzoek van de betrokken ministers of de administratie.

Wettelijke regeling

De Hoge Gezondheidsraad werd opgericht bij Koninklijk Besluit (K.B.) van 15 mei 1849 tot instelling van een Hogere Gezondheidsraad. Dit besluit werd meermaals aangepast.

Het werd in 2007 vervangen door een nieuw K.B. van 5 maart 2007 (B.S. 21/03/2007) betreffende de oprichting van de Hoge Gezondheidsraad. Dit besluit geeft de opdracht weer van de HGR en regelt de samenstelling en de werking van zijn organen. Daarenboven werd in de programmawet van 27 april 2007, B.S. van 8 mei 2007 een “Hoofdstuk VI. – Hoge Gezondheidsraad” opgenomen waardoor de HGR ook bij wet werd opgericht. Aldus werd ook een rechtsgrond ingesteld voor Koninklijke Besluiten waarbij het advies van de HGR wordt ingewonnen zonder dat daarvoor een uitdrukkelijke wettelijke verplichting bestaat.

Andere wetgeving en reglementeringen belasten de Hoge Gezondheidsraad met het verlenen van advies in een aantal specifieke domeinen. Volgens de bepalingen van de gezondheidswet van 1 september 1945 is het bijvoorbeeld verplicht om bij het nemen van maatregelen op het gebied van volksgezondheid vooraf advies te vragen aan de Hoge Gezondheidsraad.

Opdrachten

Een gedetailleerd overzicht van alle wettelijke opdrachten van de Hoge Gezondheidsraad krachtens bovenvermelde en tal van andere wet- en regelgeving vindt u op de website van de Hoge Gezondheidsraad.

Daarnaast werkt de HGR ook op eigen initiatief.

3. Wettelijke regeling en opdrachten

8

(11)

Binnen de activiteiten van de Raad kan men twee grote categorieën onderscheiden:

• De studie van onderwerpen die behoren tot alle domeinen van de volksgezondheid.

• Het evalueren van specifieke dossiers, meestal ingediend in het kader van een erkenning of toelating van producten en preparaten. Het betreft hier in het bijzonder therapeutische bestanddelen van menselijke oorsprong, weefselbanken, voedings- middelen, waters, verpakkingsmaterialen, pesticiden, biociden en gevaarlijke stoffen. De Hoge Gezondheidsraad geeft het aangevraagde advies binnen een opgelegde termijn.

9

(12)

Experts en leden

Nadat de Raad in 2007 “opnieuw werd opgericht” bij K.B. (5/3/2007, B.S. 21/3/2007) en wet (programmawet 27/4/2007, B.S. 8/5/2007) en het huishoudelijk reglement werd goedgekeurd (M.B. 8/5/2007, B.S. 21/6/2007), werden in 2008 de 200 experts van de Hoge Gezondheidsraad benoemd (M.B. 21/3/2008, B.S. 16/4/2008).

In 2009 tenslotte werden uit de benoemde experts de 40 leden van het College gekozen (K.B. 11/1/2009 tot benoeming van de leden van het College van de Hoge Gezondheidsraad, B.S. 4/2/2009). Het K.B. van 16/7/2009 tot benoeming van de voorzitter en de vice- voorzitters van de Hoge Gezondheidsraad (B.S. 7/9/2009) beëindigde de reglementaire hervorming van de Raad en deed de nieuwe structuur in werking treden.

Kwaliteit

De Raad besteedt meer dan ooit energie en tijd aan de verbetering van zijn kwaliteitssysteem.

In 2008 werd een intern leescomité opgericht. Het ging toen over een test met instemming van het deskundigencollege. De toegevoegde waarde van die fase in het voortschrijden van het adviesontwerp heeft het College ertoe gebracht om zijn principe en werking te valideren.

De rol van het leescomité bestaat erin om de adviezen en publicaties van de werkgroepen na te lezen en om voorstellen te doen tot verbetering betreffende de vorm, zoals toepassen van de adviestemplate, de beschrijving van de methodologie, de duidelijkheid en de ondubbelzinnigheid van de doelstelling en de besluiten, de leesbaarheid en de begrijpelijkheid van de tekst, de kwaliteit van opstellen en de taal (grammatica, spelling enz.).

Er wordt op collegeniveau voorzien in een jaarlijkse feed-back over zijn werking, de ervaring van het Comité en de deskundigen alsmede de aangebrachte verbeteringen.

De Raad is trouw aan deze aanpak die strekt tot een toepassing van het bekende verbeteringswiel van Deming (plan - do - check - act). We hebben een stap ontwikkeld die ertoe strekt om de kwaliteit van de adviezen te verbeteren. Daartoe hebben we het leescomité opgericht en concreet uitgetest. We gaan na of het correct werkt en evalueren zijn vooruitgang maar ook zijn mislukkingen, wat een continu verbeteringsproces garandeert.

4. Hervormingen

10

(13)

Een andere bijzonder belangrijke procedure die in de HGR ontwikkeld wordt, is die betreffende het beheer van de belangenbanden. Dit is misschien een actueel onderwerp dat echter vooral een reële noodzaak vormt om de onpartijdigheid, de onafhankelijkheid en de transparantie van onze adviezen te waarborgen. Ook al is de Raad er zich goed van bewust dat het normaal is dat de deskundigen door hun reputatie en hun hoge deskundigheidsgraad door de privé-sector gevraagd worden, toch moet hij er zich van vergewissen dat die samenwerkingsvormen bij een externe waarnemer geen twijfel zaaien inzake onpartijdigheid van de deskundigheid.

De ontwikkeling van een beheerssysteem voor de banden die aanleiding kunnen geven tot risico’s van belangenconflicten is een geweldige uitdaging. Een werkgroep, bestaande uit deskundigen van het College en werkzaam in verschillende domeinen, heeft gedurende het hele jaar 2009 aan het onderwerp gewerkt om concrete maatregelen te ontwikkelen betreffende de preventie en het beheer van elk risico van belangenconflicten. De reflectie is nog niet beëindigd maar het einde is in zicht. Vóór de voorstelling van het systeem aan het College en de praktische toepassing ervan wordt er nog een laatste vergadering belegd.

De Raad werkt ook aan een beheerssysteem betreffende zijn organisatie, de Balanced Scorecard, door een evenwicht te zoeken op vlak van de resultaten betreffende ons doel om de volksgezondheid te verbeteren, het streven naar voldoening van onze verschillende betrokken partijen, de werking van onze interne processen en tenslotte de menselijke middelen die tot die resultaten leiden. De strategische kaart van de HGR met de sleutelfactoren voor succes voor een goede aansturing, vindt men in figuur 1. De grote strategische krachtlijnen van de Raad zijn meer dan ooit gericht op deskundigheid, communicatie en kwaliteit.

De eerste prestatie-indicatoren werden in 2009 gemeten. Na analyse van hun evolutie zal het mogelijk zijn om onze toekomstige prioritaire krachtlijnen ter verbetering uit te tekenen.

Net in dit kader worden de tevredenheidsenquêtes m.b.t. de uitgebrachte adviezen sedert het derde trimester 2009 systematisch aan de aanvragers gezonden. Er wordt eveneens een semestriële enquête gehouden over de opvolging van onze adviezen in het politieke beslissingsproces.

11

(14)

De eerste resultaten zijn nogal bemoedigend: onze adviezen worden over het algemeen als erg kwaliteitsvol bestempeld, de stakeholders zijn tevreden en de HGR wordt als een kenniscentrum erkend. Eén punt moet men voor ogen blijven houden: het naleven van de termijnen.

Wat de interne factoren betreft, de personeelsbehoeften zijn nog steeds niet ingevuld maar de situatie werd beter, o.a. wat vertaling en administratieve ondersteuning betreft.

De Raad is er zich ten volle van bewust dat zijn netwerk van meer dan 500 deskundigen een essentiële rol speelt bij het uitwerken van wetenschappelijk gevalideerde adviezen.

Deze wijd vermaarde deskundigen zijn onderzoekers, beroepsbeoefenaars, clinici, gezondheidswerkers die vaak andere prioriteiten hebben. Het bestuderen van de cijfers inzake uitnodigingen en aanwezigheid op de vergaderingen heeft ons ertoe gebracht om meerdere acties op het getouw te zetten. In de eerste plaats wordt er in 2010 onder de deskundigen een tevredenheidsenquête gehouden. De bepaling van ieders deskundigheid en hun registratie in onze gegevensbank moeten ons helpen om op een meer op expertise gerichte manier op de deskundigen een beroep te doen.

Naast deze drie grote werkthema’s werden er kleine procedures en acties gevoerd, o.a.

de procedure ter beschrijving van de communicatie- en publicatiemiddelen van de HGR, de op de algemene vergadering gehouden tevredenheidsenquête, het uitwerken van een informatiebrochure voor de nieuwe leden van het College in 2009, de herziening van de onthaalbrochure voor de deskundigen (nog lopende), enz.

Wat de projecten voor 2010 betreft, het eerste doel bestaat erin de reflectie over de belangenbanden te beëindigen en een beheerssysteem uit te werken.

Vervolgens zal het bestuderen van de eerste prestatie-indicatoren aanleiding geven tot een plan van prioritaire acties om de werking van de Raad te verbeteren.

De HGR beschikt tenslotte voor het ogenblik niet over een geïntegreerd gegevensbeheer- systeem. Een breed project voor het opzetten van zo’n systeem, dat onder de naam Ganesha boven de doopvont werd gehouden, moet van start gaan. Het staat vast dat een dergelijke gegevensbank vele interne problemen zal oplossen en door een vermindering van de administratieve last een doeltreffender beheer van de dossiers en de werkgroepen mogelijk zal maken.

12

(15)

Figuur 1: De strategische kaart van de Hoge Gezondheidsraad.

13

(16)

14

Communicatie

Van de “oude” naar de “nieuwe” HGR

2009 was een jaar rijk aan belevenissen…

In mei 2009 vierde de HGR waardig zijn 160-jarig bestaan met de publicatie van een historische monografie (waarover elders meer) en een symposium (op diezelfde dag).

Dit evenement viel, op enkele weken na, samen met de lancering van EuSANH-ISA (Improving Science Advice for Health), een driejarig project gefinancierd door de Europese Commissie (zie verder). Daarbij is het SINAPSE-web platform een belangrijk werkinstrument, wat ervan getuigt dat de HGR de ontwikkeling van de nieuwste informatie- en communicatietechnologieën op de voet volgt en zijn blik vastberaden op de toekomst richt.

In september 2009 werden de reglementaire hervormingen afgerond en de voorzitter en ondervoorzitters werden aangesteld (zie boven).

Naast deze drie belangrijke evenementen verspreidde de Raad op grote schaal twee brochures in verband met de infectiebeheersing tijdens de zorgverlening in samenwerking met de andere bevoegde diensten van de FOD VVVL en van de deelentiteiten. Deze zijn bestemd voor gezondheidswerkers die zowel ambulant als binnen de verzorgingsinstellingen werkzaam zijn (Aanbevelingen in verband met de infectiebeheersing tijdens de verzorging buiten de verzorgingsinstellingen, Aanbevelingen inzake handhygiëne).

De Raad werkte eveneens aan zijn “traditionele” herzieningen van de vaccinatiefiches (in het bijzonder de vaccinatiekalender), de prioritaire doelgroepen voor de vaccinatie tegen seizoensgebonden griep en de voedingsaanbevelingen voor België (5e uitgave met een uitgebreide informatiecampagne begin 2010). De Raad werd ook geraadpleegd door de Belgische overheidsinstanties in het kader van de A/H1N1-grieppandemie, in verband met het maximum aantal toegelaten bloeddonaties per jaar en het bepalen van de maximum- leeftijd om bloed te mogen geven.

Ten slotte startte de Raad met het ontwikkelen van partnerschappen met beroepsverenigingen opdat zijn adviezen vast en zeker de betrokken personen zouden bereiken. De Raad leverde blijvende inspanningen ten einde efficiënte communicatietools te gebruiken om zich in de kijker te plaatsen bij de politieke beleidsmakers en ook bij de gezondheidswerkers en de

(17)

15

actoren op het terrein. Bovendien bleef de Raad attent voor de vragen van de burgers en werd hij vaak geraadpleegd door de pers en de verschillende media.

De website van de Raad werd in 2009 door bijna 36.000 bezoekers geraadpleegd en de adviezen van de HGR zullen in de toekomst nog toegankelijker zijn dankzij de ontwikkeling van een nieuw portaal voor de FOD (lancering voorzien in april 2010) en een verbeterde opzoeking via de zoekmotoren.

Internationaal

2009 was tevens een belangrijk jaar op het vlak van internationale samenwerking.

Op 1 februari 2009 ging EuSANH-ISA, Improving Science Advice for Health, officieel van start. Met steun van de Europese Commissie trachten zes lidstaten – België, Nederland, Polen, Roemenië, Spanje en Zweden – een Europese netwerkstructuur uit te bouwen met als hoofddoel de beleidsinstanties die verantwoordelijk zijn voor de volksgezondheid te adviseren op wetenschappelijke basis. Daarbij komen o.a. aan bod:

• verbeteren van de kwaliteit en doeltreffendheid van wetenschappelijk advies, zowel op nationaal als Europees niveau;

• bundelen van de beste expertise uit Europa;

• formuleren van aanbevelingen voor een evidence-based gezondheidsbeleid;

• identificeren van kennislacunes voor verder onderzoek;

• bundelen van middelen en vermijden van overlapping.

Op 23 en 24 april 2009 organiseerde de Hoge Gezondheidsraad de kick-off meeting van het EuSANH-ISA project. Gezondheidsraden uit 13 verschillende Europese landen en Europese en internationale gezondheidsinstanties gingen in Brussel rond de tafel zitten om het verloop van het project voor de komende 18 maanden te concretiseren.

Tijdens deze kick-off meeting stemden de actieve partners (BE, ES, NL, PL, RO, SE) hun gedetailleerde werkprogramma’s op elkaar af. Zij werden daarbij bijgestaan door gezondheidsraden uit zeven andere Europese landen en Europese en internationale gezondheids- instanties om zo het project te optimaliseren en overlap met andere projecten te vermijden.

In het bijzonder DG Sanco en DG Research deelden hun ervaringen en gaven advies om het project maximaal te benutten in het kader van het Europese gezondheidsbeleid.

Op internationaal vlak, verwelkomde EuSANH Prof Harvey Fineberg, voorzitter van

(18)

het Institute Of Medicine in de VS en lid van het begeleidend comité1 van EuSANH.

Hij trok parallellen en duidde op verschillen tussen beide organisaties en deelde ervaringen die nuttig zullen zijn voor het verdere verloop van het project. Eén van de specifieke taken die de HGR toegewezen kreeg is uitbreiding van het netwerk. We waren dan ook trots dat Zwitserland, tot nog toe nog niet betrokken bij het project, interesse toonde om een nieuwe partner te worden en met een sterke afvaardiging aanwezig was op de kick-off meeting.

Dat een project als EuSANH-ISA inspirerend werkt, wordt aangetoond door de kleinere samenwerkingsinitiatieven die tot stand kwamen in 2009. Zo werd beslist om intensief samen te werken met Nederland rond “Effects of environmental factors on childhood Leukaemia”. Ook werd recentelijk een oproep gedaan om samen te werken binnen Europa rond de problematiek van betere reglementering en evaluatie van apparaten en nieuwe technologieën voor cosmetische toepassingen en aanverwante behandelingen, om zo het risico van het gebruik van zulke toestellen te beperken en de misleidende reclame omtrent deze toestellen te verhinderen. Nationale regelgeving kan immers niet verhinderen dat de burger een apparaat in een ander land aankoopt of in het buitenland een dergelijke behandeling ondergaat. Hoewel deze kleine samenwerkingsprojecten niet officieel binnen het kader van EuSANH-ISA vallen, beschouwt de HGR dit als een nuttige vingeroefening om een aantal praktische problemen reeds aan de kaak te stellen.

Audit

Eind 2007 kondigde het Rekenhof een audit aan inzake de ondersteuning van beleids- beslissingen door adviesraden en het functioneren van die raden (functioneren van een Health Research System of HRS, zoals gedefinieerd door de WGO). In het bijzonder de HGR, het Federaal Kenniscentrum, het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV), het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) en de FOD VVVL zouden worden doorgelicht. Deze audit werd in 2008 en 2009 uitgevoerd en het vertrouwelijk ontwerpverslag werd eind 2009 aan de Minister van Volksgezondheid toegestuurd. De voornaamste conclusie is de volgende: “De federale overheid beschikt niet over een voldoende gestructureerd HRS. De elementen die een HRS uitmaken zijn wel

16

1 External Advosory Committee.

(19)

aanwezig maar de samenhang, die hen tot een systeem maakt, ontbreekt grotendeels.

Bij gebrek aan een coherent systeem is het onzeker dat het verwerven en gebruiken van wetenschappelijke kennis bijdraagt tot een betere gezondheid en tot het bevorderen van gelijkheid inzake gezondheid. Het Rekenhof beveelt een sterkere aansturing aan van het HRS, gebaseerd op een intensief overleg tussen alle actoren en met de minister bevoegd voor volksgezondheid als regisseur…”.

De Raad heeft zijn volle medewerking aan het Rekenhof verleend; hij kijkt met veel interesse de verdere initiatieven tegemoet en zal ook daaraan met volledige inzet meewerken.

Geschiedenis

Op 15 mei 2009 vierde de Raad zijn 160-jarig bestaan (hij werd opgericht door Koninklijk Besluit van 15 mei 1849). De publicatie van een boek2 over zijn geschiedenis – wat een grondige studie van de beschikbare bronnen inhield – heeft de grote verscheidenheid aangetoond van de door de Raad behandelde thema’s over de jaren heen (inrichting van arbeiderswijken, hygiëne, sociale omstandigheden, arbeidswetten, schoolgeneeskunde, ziekenhuizenarchitectuur…). Hoewel deze rol een evolutie kende, blijft deze actueel:

de wetenschappelijke ondersteuning van de overheid. Eigenlijk is deze historische monografie een eerbetoon aan alle experten die betrokken zijn/waren bij de activiteiten van de Raad.

Daarnaast hield de Raad een symposium over zijn geschiedenis waar ook de toekomst aan bod kwam. Deze verjaardag was immers een keerpunt (cfr. het einde van de reglementaire hervorming waarbij de Raad een nieuwe vorm en werking kreeg). Kortom opende deze datum een tijdperk met veel nieuwe projecten, waaronder de internationale samenwerking.

De Raad kan trots zijn op de organisatie van dit symposium maar ook op het boek, dat werd gepubliceerd in het Frans en het Nederlands en waarvan nog exemplaren beschikbaar zijn.

2 Een historische monografie over de geschiedenis van de HGR – vrucht van het speurwerk van Elisabeth Bruyneel in de beschikbare bronnen – werd tijdens de Algemene Vergadering van 15 mei 2009 voorgesteld (“De Hoge Gezondheidsraad 1849-2009, Schakel tussen wetenschap

en volksgezondheid” werd in samenwerking met Uitgeverij Peeters gepubliceerd).

17

(20)

Geestelijke gezondheid

18

5.1. Geestelijke gezondheid

In het domein van de geestelijke gezondheid brengen de werkgroepen adviezen, aanbevelingen of verslagen uit betreffende gezondheidsproblemen die geheel of gedeeltelijk verband houden met het gedrag van individuen, groepen of met de organisatie van het leven in de maatschappij (psychosociale factoren). Het gaat in het bijzonder om:

• risicogedrag met betrekking tot verslavingen teweeggebracht door het gebruik van stoffen (alcohol, tabak en drugs) en verslavingen die voortvloeien uit buiten- gewoon gedrag (pathologische verschijnselen);

• psychosociale factoren die gezondheidsproblemen veroorzaken, bestendigen of verergeren;

• de kwaliteit van menselijke relaties, vooral op het vlak van de zorgverlening;

• de opleiding van beroepsmensen in de gezondheidszorg voor de bovengenoemde problemen.

Meerdere werkgroepen zijn in 2009 bijeengekomen.

Een werkgroep, opgericht in 2008, heeft een advies uitgewerkt over een te publiceren brochure van de Kansspelcommissie. De bedoeling van deze brochure is het verbeteren van de kwaliteit en de doeltreffendheid van de boodschap over de vormen van afhankelijkheid die kansspelen kunnen teweegbrengen, de gevaren die eraan verbonden zijn en de vooral preventieve oplossingen die voorhanden zijn (HGR 8426).

Een tweede werkgroep heeft zijn werkzaamheden, begonnen in 2008, beëindigd, betreffende de reconstructieve heelkunde na “traditionele” excisie van de uitwendige geslachtsorganen of na vrouwelijke genitale verminking (HGR 8430).

Een andere werkgroep heeft een advies uitgebracht over de risico’s van alcoholverbruik voor en tijdens de zwangerschap en gedurende de borstvoedingsperiode (HGR 8462).

5. Voorstelling van de domeinen

en voornaamste adviezen uitgebracht in 2009

(21)

Geestelijke gezondheid

19

De werkgroep die zich sinds 2007 over gedragsstoornissen bij kinderen en jongeren (HGR 8325) buigt heeft zijn werkzaamheden in 2009 voortgezet. Het rapport zal in 2010 gepubliceerd worden.

Een werkgroep heeft zijn werkzaamheden aangevat inzake het opzetten van een multi- disciplinaire samenwerking in de eerstelijnszorg inzake geestelijke gezondheid (HGR 8518).

De groep is samengesteld uit terreindeskundigen die vanuit hun persoonlijke ervaringen zullen proberen aanbevelingen te doen voor een structurele aanpak van deze zorg.

Tot slot heeft een werkgroep zijn werkzaamheden aangevat om een advies uit te brengen over de impact van benzodiazepines op de gezondheid in het algemeen met een bijzondere aandacht voor dementies (HGR 8571). Deze geneesmiddelen worden vaak voorgeschreven buiten het kader van welomschreven pathologieën en hebben vaak niet te verwaarlozen bijwerkingen zoals cognitieve en psychomotorische stoornissen.

Voornaamste adviezen waaraan de werkgroepen in 2009 gewerkt hebben:

Risico’s van alcoholgebruik voor en tijdens de zwangerschap en gedurende de borstvoedingsperiode (HGR 8462)

Als antwoord op de vraag van de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid alsmede van het directoraat-generaal Organisatie van de gezondheidszorgvoorzieningen van de FOD VVVL, werd een ad-hoc werkgroep opgericht om aanbevelingen uit te werken over het alcoholgebruik van vrouwen voor en tijdens de zwangerschap en gedurende de borstvoedings- periode. Een rapport werd opgesteld om de gezondheidswerkers voor deze problematiek te sensibiliseren.

Alcohol en zijn metaboliet, acetaldehyde, dringen zeer gemakkelijk de placenta door en worden door de foetus veel trager gemetaboliseerd dan door de moeder. Ze veroorzaken heel uiteenlopende afwijkingen van het organisme in ontwikkeling (spontane abortus, vroeggeboorte, groeiachterstand, morfologische, functionele of psychosociale afwijkingen, die vaak pas duidelijk worden tijdens de kindertijd of de puberteit). Deze gevolgen kunnen zich in alle stadia van de zwangerschap voordoen zelfs in de allereerste weken wanneer de vrouw nog niet weet of ze zwanger is. Bovendien kan men op basis van de huidige gegevens onmogelijk een hoeveelheid bepalen waaronder alcoholgebruik voor het ongeboren kind zonder gevaar is.

(22)

Geestelijke gezondheid

Alcoholgebruik tijdens de borstvoeding kan ook effecten hebben op de pasgeborene (verminderde borstvoeding, voedingsproblemen, slechtere slaapgewoonten, vertraging in de psychomotorische ontwikkeling van het kind).

Aangezien het geheel aan effecten volledig vermeden kan worden beveelt de raad volledige onthouding aan.

Toch moet men de problematiek rond alcoholgebruik door de vrouw vóór en tijdens de zwangerschap en tijdens de borstvoeding in een algemene context plaatsen waarbij rekening wordt gehouden met een hele reeks andere factoren (psychologische en sociale context, gebruik van andere stoffen, individuele factoren, enz.).

Gedragsstoornissen bij kinderen en jongeren (HGR 8295)

In 2007 werd een ad-hoc werkgroep gevormd rond het thema gedragsstoornissen bij kinderen en jongeren. Dit advies richt zich tot alle eerstelijns zorgverstrekkers die in contact komen met kinderen met gedragsproblemen.

Tijdens verschillende vergaderingen in 2007, 2008 en 2009 belichtte de werkgroep deze problematiek zeer uitgebreid. De werkgroep probeerde rekening te houden met alle factoren die een rol spelen en bevond zich zo op een kruispunt tussen volksgezondheid, justitie en het sociaalpedagogisch domein.

In 2009 heeft de werkgroep enkele specifieke thema’s verder uitgediept. Zo kwamen de sociale aspecten van deze stoornissen en in het bijzonder het fenomeen van jeugdbendes uitgebreid aan bod. Ook werden de genetische, biologische en neuropsychologische aspecten van de gedragstoornissen, alsook de diagnostische omschrijvingen verder onderzocht. Tot slot ging men dieper in op de mogelijke preventieve interventies, alsook de behandelingen. De mogelijke interventies binnen een schoolcontext werden uitgebreid besproken en er werd een volledige inventaris van de residentiële opvangmogelijkheden opgemaakt.

De werkgroep heeft ook de tijd genomen om de standpunten te horen van de Algemeen afgevaardigde voor de rechten van het kind van de Franse gemeenschap en van een vertegenwoordiger van het Kinderrechtencommissariaat.

Na bijna drie jaar van inspanning en vergaderingen, heeft de werkgroep aanbevelingen kunnen uitwerken die aan de bevoegde autoriteiten en aan de zorgverstrekkers van kinderen en jongeren zullen worden doorgestuurd. Het volledige rapport wordt in 2010 gepubliceerd.

20

(23)

Geestelijke gezondheid

Reconstructieve heelkunde na “traditionele” excisie van uitwendige geslachtsorganen of vrouwelijke genitale verminking (VGV) (HGR 8430)

Als antwoord op de vraag over de noodzaak en de relevantie om in België de reconstructie van de clitoris na excisie van de uitwendige geslachtsorganen terug te betalen, werd een ad-hoc werkgroep opgericht bestaande uit deskundigen in de volgende disciplines:

gynaecologie, verloskunde, plastische heelkunde, psychiatrie, seksuologie en volks- gezondheid.

De vrouwelijke genitale verminkingen zijn een aanslag op de mensenrechten, op de lichamelijke integriteit en de geestelijke en lichamelijke gezondheid van vrouwen. Ze veroorzaken gevolgen op korte termijn (bloedingen, infecties en overlijden) en op lange termijn (chronische pijn, seksualiteitstoornissen, vaak terugkerende infecties en verwikkelingen bij de bevalling).

De Hoge Gezondheidsraad vindt dat dit probleem nog maar weinig bekend is bij de gezondheidswerkers in België. Bovendien mag de opvang van een geëxciseerde vrouw zich niet beperken tot de heelkundige reconstructie; een pluridisciplinair team (seksuoloog, psycholoog en gynaecoloog) is noodzakelijk om de vrouw vóór en na de operatie te begeleiden.

Tot slot moet de reconstructie van de clitoris voor elke geëxciseerde vrouw die er uit eigen wil en na geïnformeerde toestemming om vraagt toegankelijk zijn.

Op die basis beveelt de Hoge Gezondheidsraad aan:

• om begeleidende maatregelen en de eventuele reconstructie van de clitoris door het RIZIV te laten terugbetalen, onder voorbehoud dat de vrouw met de verschillende leden van het team gepraat heeft om haar verwachtingen inzake de ingreep te verduidelijken en haar keuze te bevestigen;

• om pluridisciplinaire teams op te richten om de patiënten op te vangen die een vrouwelijke genitale verminking ondergaan hebben;

• om een landelijk register van de opvang en de organisatie van een periodieke evaluatie in te voeren;

• om de problematiek van de vrouwelijke genitale verminkingen in de opleiding van de betrokken gezondheidswerkers op te nemen;

• om een klinische gids over de opvang van vrouwen die een genitale verminking hebben ondergaan, uit te werken en te verspreiden.

Om de behoeften van in België verblijvende vrouwen beter te beoordelen en om de nodige structuren voor hun opvang op te zetten, beveelt de Raad bovendien aan om onderzoek te voeren naar de invloed van de VGV op de seksualiteit, lichamelijke en geestelijke gezondheid; om prospectieve studies uit te voeren en om een wetenschappelijk symposium

te organiseren om deze problematiek in multidisciplinair verband verder te behandelen.

21

(24)

Fysische omgevingsfactoren

5.2. Fysische omgevingsfactoren

De opdracht van de werkgroepen in het domein van de Fysische agentia bestaat erin adviezen en aanbevelingen uit te brengen om de gezondheidsrisico’s van verschillende fysische agentia en hun toepassingen in te schatten. Zij beoordelen ook de maatregelen die genomen worden om de blootstelling van mens en leefmilieu zoveel mogelijk te beperken.

Het domein is in twee belangrijke subdomeinen opgesplitst:

• ioniserende straling;

• niet-ioniserende straling.

Naast een overkoepelende beleidsreflectiegroep worden er multidisciplinaire ad-hoc werk- groepen ingezet voor het behandelen van meer specifieke problemen.

De samenwerking tussen de Beleidsgroep Stralingen van de Gezondheidsraad van Nederland en de beleidsreflectiegroep Fysische Agentia van de HGR werd in 2009 verdergezet door het uitwisselen van ideeën en het ontwikkelen van gemeenschappelijke initiatieven maar ook als aanvullende peer review.

Ioniserende straling

In 2009 kwamen zes werkgroepen bijeen, namelijk de werkgroepen “Optimalisatie in de nucleaire geneeskunde”, “Reflectiegroep fysische agentia”, “Bijsluiter kaliumjodide”,

“WG IMRT”, “Multidisciplinaire WG leukemie bij kinderen” en “Reglementering”. In de werkgroep “Radio-ecologie” werden tevens twee adviezen gefinaliseerd die gebaseerd zijn op de werkzaamheden van 2008.

In 2009 heeft de werkgroep “Optimalisatie en stralingsbescherming in de nucleaire geneeskunde” zijn werkzaamheden op het gebied van de dosimetrie, de invloed van PET-scan, de opleiding van het personeel en het informeren van de patiënten voortgezet. Het advies wordt afgewerkt en zal in de eerste helft van 2010 worden gepubliceerd.

De voorzitter van de reflectiegroep werd betrokken bij de kringgesprekken over radiologie, radiotherapie en de crematie van overleden dragers van radioactieve bronnen, die door het FANC (Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle) georganiseerd werden om wijzigingen in de reglementering voor te bereiden en om de mededeling van incidenten te organiseren.

Voor dit laatste thema had de HGR in 2003 aan het FANC gevraagd om bijkomende studies

22

(25)

Fysische omgevingsfactoren

uit te voeren. Het Agentschap heeft de HGR verzocht de resultaten van dit onderzoek te evalueren. Hieruit blijkt dat er weinig risico’s verbonden zijn aan de crematie van overledenen die radioactief kunnen zijn, maar dat het meldingssysteem van dergelijke sterfgevallen verbeterd moet worden om efficiënter te zijn.

Een werkgroep “Bijsluiter kaliumjodide” werd op gezamenlijke aanvraag van het FANC en het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten (FAGG) opgericht om een advies te verstrekken over een ontwerp van herziening van de jodium- tabletten die aan de bevolking in geval van nucleair incident worden uitgedeeld.

Voorts heeft een werkgroep “Reglementering” vier adviezen uitgebracht over de wijziging van het Koninklijk Besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen (ARBIS). Deze adviezen blijven confidentieel tot de publicatie in het Belgisch Staatsblad van de ontwerpbesluiten.

In het kader van het project EuSANH vormt de multidisciplinaire werkgroep “Leukemie”

(samengesteld uit Belgische en Nederlandse experten van de groepen “fysische omgevings- factoren”, “chemische agentia”, kinderartsen en epidemiologen) een case study voor de gezamenlijke aanpak van een transnationale problematiek. Voorbereidende werkzaamheden die plaatsvonden in 2009 zouden moeten leiden tot het uitbrengen van een advies ter zake (er wordt intussen een EBM-onderzoek verricht in Nederland).

Voornaamste adviezen uitgebracht in 2009:

Advies betreffende het ontwerp van Koninklijk Besluit betreffende radio- actieve producten voor in vitro of in vivo gebruik in de geneeskunde, in de diergeneeskunde of in klinische studies (HGR 8526)

Het Koninklijk Besluit van 20 juli 2001 vormt het algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen (ARBIS). Hoofdstuk V (artikels 45 tot 49) van het ARBIS behandelt de niet- ingekapselde radionucliden die in de geneeskunde en de diergeneeskunde gebruikt worden.

Het FANC acht het nodig om dit hoofdstuk V grondig te herzien. Het acht de uitvaardiging van een volwaardig Koninklijk Besluit nuttiger dan enkel de vervanging van hoofdstuk V van het ARBIS.

23

(26)

Fysische omgevingsfactoren

Advies over het ontwerp van Koninklijk Besluit betreffende het opsporen van radioactieve stoffen in bepaalde materiaal- en afvalstromen en betreffende het beheer van weesbrongevoelige inrichtingen (HGR 8528)

Het FANC verzocht de HGR een advies te formuleren over het ontwerp van Koninklijk Besluit betreffende het opsporen van radioactieve stoffen in bepaalde materiaal- en afvalstromen en betreffende het beheer van weesbrongevoelige inrichtingen.

Ontwerp van Koninklijk Besluit betreffende het gebruik van ionische rookmelders voor huishoudelijk gebruik (HGR 8556)

De artikels van het ARBIS die ter herziening voorgelegd worden, slaan op de regulering van het gebruik van de ionische rookmelders voor huishoudelijk gebruik.

Om op de vraag te antwoorden werd een ad-hoc werkgroep opgericht met deskundigen in stralingsbescherming, bescherming tegen brand, fysieke controle en radio-ecologie.

Ontwerp van Koninklijk Besluit tot wijziging van het Koninklijk Besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen de gevaren van de ioniserende stralingen (ARBIS) (art. 75) (HGR 8562)

Artikel 75 van het ARBIS over de erkenning van de arbeidsgeneesheren, belast met de controle en het toezicht op de werknemers, werd bij de verschillende herzieningen van het ARBIS niet gewijzigd.

Het FANC verzocht de HGR om advies uit te brengen over het ontwerp van Koninklijk Besluit tot wijziging van het K.B. van 20 juli 2001 wat de bepalingen over de “erkenning van de arbeidsgeneesheren” betreft.

Om op de vraag te antwoorden werd er een ad-hoc werkgroep opgericht met daarin deskundigen in de arbeidsgeneeskunde, de fysieke controle, de stralingsbescherming en een ambtenaar van het FANC.

Herziening van de bijsluiter van jodiumtabletten voor gebruik in geval van nucleaire of radiologische noodsituaties (HGR 8564)

Vanwege het FANC en het FAGG werd aan de Hoge Gezondheidsraad een advies gevraagd over een voorstel van bijsluiter voor jodiumtabletten (65 mg KI per tablet) voor gebruik in geval van nucleaire of radiologische noodsituaties, dat werd opgesteld in overleg tussen de twee agentschappen.

24

(27)

Fysische omgevingsfactoren

Om op de vraag te kunnen antwoorden werd er een multidisciplinaire ad-hoc werkgroep opgericht bestaande uit deskundigen in de volgende disciplines: radiofarmacie, farmacologie, stralingbescherming, arbeidsgeneeskunde, nucleaire geneeskunde, fysiologie en fysiopathologie van de voeding, radio-ecologie en endocrinologie. Er werden verschillende voorstellen geformuleerd door de werkgroep.

Advies in verband met maatregelen in de landbouwsector na mogelijke besmetting van de voedselketen met radioactive stoffen (HGR 8321)

Na een nucleair of radiologisch ongeval of bij sommige scenario’s verbonden aan terrorisme met radioactieve stoffen is de kans groot dat er een radioactieve besmetting van de voedsel- keten zal optreden. Dit kan aanleiding geven tot een dosisbelasting van de bevolking, problemen in verband met het leefmilieu en grote economische schade. De Hoge Gezondheids- raad besteedde reeds eerder aandacht aan deze problematiek, wat in 1992 leidde tot de publicatie “Nucleair Risico en Landbouw”. De problematiek kwam aan bod in een Europees onderzoeksproject met de naam “Euranos”. Dit heeft geleid tot een Europees handboek over de aanpak van een radioactieve besmetting van de voedselketen. Naar aanleiding van deze publicatie is een advies uitgewerkt. Dit advies heeft geen wetenschappelijke ambitie maar wil alleen de praktische toepassing van de Euranos handleiding en de samenwerking tussen het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen (FAVV) en het FANC bevorderen.

Advies over de problematiek van vloeibaar radioactief ziekenhuisafval (HGR 8514)

In de loop van een validatiefase van gammaspectrometrische bakens heeft het IRE (Nationaal Instituut voor Radio-elementen) een meetcampagne aan de ingang van vijf water- zuiveringstations uitgevoerd, wat de aanwezigheid in aanzienlijke hoeveelheden van in de geneeskunde gebruikte radio-isotopen heeft aangetoond. Het gaat hoofdzakelijk om 99mTc, 131I en 18F. Deze meetcampagne heeft aangetoond dat de meeste pieken gedurende de week (maandag tot vrijdag) worden geregistreerd en zeer weinig activiteit op zaterdag en zondag. Die beide elementen doen vermoeden dat het in een eerste hypothese om ziekenhuislozingen gaat.

De HGR heeft het nuttig geacht dit onderwerp te bestuderen en geeft hier een eerste reflectie die uitsluitend handelt over ziekenhuisafval afkomstig van de excreta van patiënten die voor diagnostische of therapeutische doeleinden radionucliden in niet-ingekapselde vorm toegediend hebben gekregen. Worden hier niet in overweging genomen het vaste

of vloeibare afval afkomstig van laboratoria en afdelingen in verzorgingsinstellingen noch

25

(28)

Fysische omgevingsfactoren

eventuele lozingen i.v.m. ingekapselde bronnen, met inbegrip van de permanente radio- therapiebronnen (brachytherapie). Het advies wordt op eigen initiatief geformuleerd door de Hoge Gezondheidsraad, na bespreking van het onderwerp door de werkgroep radioecologie bestaande uit deskundigen in de disciplines radioecologie, stralingsbescherming en nucleaire geneeskunde.

De WG heeft de volgende aanbevelingen uitgebracht:

1. De bescherming van de werknemers van de waterzuiveringsector mag niet los van die van de bevolking worden gezien. Deze moet algemeen en gezamenlijk worden beschouwd.

2. Het risico voor de bevolking is zeer laag en dat voor de werknemers van de water- zuiveringsector is te verwaarlozen t.o.v. de dosislimieten voor het publiek.

De retentie van het grootste deel van de radioactieve stoffen en de dilutie van de residuele activiteit die via de riolen wordt verwijderd zorgen ervoor dat de concentraties laag blijven wanneer het afvalwater de ziekenhuiszone verlaat, m.a.w. ter hoogte van het belangrijkste lozingspunt. Op dit ogenblik stelt er zich geen belangrijk probleem.

3. Op middellange termijn en rekening houdend met milieudoelstellingen in het algemeen moet het probleem van de verwijdering van afvalwater afkomstig van de ziekenhuizen opnieuw beoordeeld worden, onder andere op wettelijk vlak.

Praktische oplossingen met het oog op een ALARA-beleid zouden kunnen worden voorgesteld.

4. In de onmiddellijke toekomst hoeft er geen enkele nieuwe maatregel te worden genomen voor de in de nucleaire geneeskunde gebruikte gamma-stralers wat de lozing van vloeibare afvalstoffen betreft, met uitzondering evenwel van 131I.

5. In verband met het 131I moeten de volgende metingen en controles uitgevoerd worden:

a. naleven van de verplichte ziekenhuisopname voor hoge activiteiten;

b. adequate verwijdering van de opgeslagen vloeibare afvalstoffen (fysische controle);

c. radioactiviteitmeting aan de uitgang van de rioolcollectoren van de ziekenhuizen.

26

(29)

Fysische omgevingsfactoren

Niet ioniserende straling

Normering voor zendmasten (HGR 8519)

Dit advies is ontstaan naar aanleiding van een vraag van de Minister van Volksgezondheid om haar de nodige elementen aan te brengen om te antwoorden op een brief gestuurd door het GSM Operators’ Forum (GOF) betreffende de zendmasten van radiogolven.

In deze brief stelt het GOF dat de voorgestelde norm van 3 V/m te streng is.

De HGR herinnert eraan dat hij van oordeel is dat het voorzorgsprincipe omwille van de wetenschappelijke onzekerheden in dit geval toegepast moet worden en dit om de bevolking te beschermen. Hij legt ook de nadruk op zijn aanbeveling voor een norm op 3 V/m.

In het kader van het voorzorgsprincipe zijn socio-economische overwegingen, in tegenstelling tot wat het GOF beweert in zijn brief, mogelijk maar behoren niet tot de bevoegdheid van de Hoge Gezondheidsraad.

Naar aanleiding van de kritiek van het GOF op het ontbreken van literatuurverwijzingen, wijst de HGR erop dat rond deze problematiek zowel opinion-based als literature-based adviezen werden opgesteld, waarbij gesteund werd op de kennis van Belgische topdeskundigen. Het is bovendien duidelijk dat het afleiden van precieze indicaties voor een normeringniveau uit de referenties een ongeschikte methode is, gelet op het aantal publicaties en de complexiteit van het onderwerp.

Naar aanleiding van de commentaren van het GOF heeft de HGR dit advies eveneens in een internationale context geplaatst en er het aan te nemen standpunt ten opzichte van de aanbevelingen van de ICNIRP3 in uiteengezet.

Recente metingen hebben aangetoond dat er met de huidige technologie slechts een beperkte mogelijkheid van overschrijding van de voorgestelde norm bestaat in een aantal lokale omstandigheden. Het is aan de operatoren om adequate maatregelen te nemen.

In tegenstelling tot het advies van de operatoren, is het noch moeilijk noch duur waarden van de orde van 3 V/m te meten.

Uiteindelijk ligt de door de HGR voorgestelde norm in de lijn van de Europese normen inzake elektromagnetische compatibiliteit die een waarde van 3 V/m voorzien.

De HGR beveelt opnieuw beleidsmatige ondersteuning aan van onafhankelijke metingen en research (biologische effecten, epidemiologische studies, enz.), ondersteund door een bevoegde administratie die over voldoende personeel beschikt.

27

3 International Commission on Non-Ionizing Radiation Protection.

(30)

Chemische agentia

5.3. Chemische agentia

Opdracht van de werkgroep chemische agentia

De eerstelijns risicobeoordeling van pesticiden en biociden op nationaal niveau gebeurt momenteel door twee comités: het Erkenningscomité voor bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik en het Comité voor Advies inzake Biociden (CAB).

De HGR speelt een tweedelijns rol en wordt slechts op verzoek van de administratie geraadpleegd.

In 2009 heeft de HGR een beroep bestudeerd in verband met een biocide naar aanleiding van een negatief advies van het CAB, zoals voorzien in artikel 7 van het Koninklijk Besluit van 22 mei 2003.

Pesticiden en biociden zijn niet de enige dossiers die aan de werkgroep worden voorgelegd;

er kunnen ook vragen worden gesteld over de risico’s van blootstelling aan chemische stoffen. In 2009 schatte de werkgroep de incidentie in van huidtumor na blootstelling aan creosoot (HGR 8604).

Het advies van de HGR werd ook gevraagd over verschillende projecten, waaronder in het bijzonder de “Federale bijdrage in de bestrijding van de luchtverontreiniging. Actieplan 2009-2012” en het “Federaal productplan 2009-2012: naar een geïntegreerd productbeleid”

(HGR 8515) alsook het project “Actieplan leefmilieu-gezondheid 2008-2013 (NEHAP)” (HGR 8521).

De werkgroep behandelt ook andere gezondheidsproblemen die verband houden met de aanwezigheid van stoffen in de werkomgeving en het leefmilieu. De werkgroep heeft zich gebogen over verscheidene ontwerpen K.B. waaronder het ontwerp van Koninklijk Besluit tot bepaling van de eisen waaraan houtpellets moeten voldoen om gebruikt te worden als brandstof voor niet-industriële verwarmingstoestellen – HGR 8555; het ontwerp van Koninklijk Besluit betreffende het verbod van het op de markt brengen van producten die dimethylfumaraat bevatten – HGR 8563; het ontwerp van Koninklijk Besluit tot beperking van het op de markt brengen van voorwerpen die asbest bevatten – HGR 8605; het ontwerp van Koninklijk Besluit tot wijziging van het K.B. van 07/10/2005 inzake de reductie van het gehalte aan vluchtige organische stoffen in bepaalde verven en vernissen en in producten voor het overspuiten van voertuigen – HGR 8627; het ontwerp van Koninklijk Besluit houdende opheffing van de bepalingen met betrekking tot de etikettering van spuitbussen die geen stoffen bevatten die de ozonlaag afbreken – HGR 8628.

Ten slotte kan de werkgroep zelf het initiatief nemen om gezondheidsproblemen te bestuderen die te wijten zijn aan de blootstelling aan chemische omgevingsfactoren. In dit kader heeft de werkgroep een project opgestart over de effecten van mobiliteit op de gezondheid en het leefmilieu (HGR 8603). Dit project wordt voortgezet in 2010.

28

(31)

Voeding en gezondheid, voedselveiligheid inbegrepen

5.4. Voeding en gezondheid, voedselveiligheid inbegrepen (VGVV)

In het kader van het normatieve beleid van de FOD VVVL voert de permanente werkgroep VGVV risico-evaluaties uit van additieven, chemische of microbiologische contaminanten, nieuwe ingrediënten of voedingsmiddelen (NV/NF “novel foods”), enzovoort.

Bovendien brengt de groep in het kader van het voedingsbeleid van de FOD niet alleen voedingsaanbevelingen uit waarop projecten zoals het NVGP-B (Nationaal Voedings- en Gezondheidsplan voor België) moeten steunen. Er wordt ook geadviseerd inzake voedings- supplementen, de etikettering van op de markt gebrachte producten, de voedings- en gezondheidsbeweringen daaromtrent en de kenmerken van bepaalde producten, zoals deze die bestemd zijn voor bijzondere voeding.

De VGVV-werkgroep neemt deel aan het European Food Safety Authority (EFSA) (network of organisations operating in the fields within the EFSA’s mission EC Regulation 178/2002).

Eén van zijn leden vertegenwoordigt de groep ook in de ESCO (European scientific cooperation) – een werkgroep met betrekking tot de analyse van de risico’s en voordelen van de verrijking van voedingsmiddelen met foliumzuur.

De werkgroep heeft een reflectie voortgezet over de specifieke rol die hij tegenover andere wetenschappelijke adviesorganen in de federale overheidsinstanties moet spelen. Zo is de bevoegdheidsverdeling tussen de HGR en het SciCom (Wetenschappelijk comité) van het FAVV bepaald in een protocol dat begin 2006 ondertekend werd. Afstemming tussen beide organen gebeurt o.a. doordat enkele wetenschappelijke deskundigen in beide instanties zetelen.

Vele adviezen van de werkgroep worden uitgebracht naar aanleiding van een adviesaanvraag van de afdeling “Voedingsmiddelen en andere consumptieproducten” van de FOD VVVL.

In de meeste gevallen bevatten de voorgelegde dossiers vertrouwelijke gegevens die in dit activiteitenverslag niet kunnen worden meegedeeld. In 2009 heeft de werkgroep in het bijzonder zes dossiers onderzocht over voedingssupplementen, twee over energie- dranken, een aanvraag tot erkenning van natuurlijk mineraal water, aanvragen tot toelating voor het gebruik van gerecycleerd polyethyleentereftalaat (PET) in materialen die in contact komen met voedingsmiddelen, …

De werkgroep brengt ook – op eigen initiatief of op verzoek – niet confidentiële adviezen uit die kunnen worden gepubliceerd. Dit was onder meer het geval in 2009 voor een update

inzake voedselallergieën en pseudoallergieën (HGR 8513).

29

(32)

Voeding en gezondheid, voedselveiligheid inbegrepen

De HGR heeft het ook nuttig geacht om zijn standpunt in verband met fluor opnieuw te preciseren (HGR 8520) en zijn advies van 9 mei 2003 betreffende het gebruik van steriele voeding (kant-en-klare voeding) bij zuigelingen te herzien (HGR 8551). De werkgroep heeft zich ook gebogen over een voorstel van aanpak om het jodiumaanbod in België te verhogen (HGR 8549). Hij heeft eveneens een advies geformuleerd betreffende de limieten inzake bijkomende inname van lycopeen en luteïne door voedingssupplementen (HGR 8592). Energiedranken (HGR 8622) hebben ook het voorwerp uitgemaakt van een advies dat in 2009 ten behoeve van de overheidsinstanties en het brede publiek gepubliceerd werd.

De VGVV-werkgroep is belast met de evaluatie van “novel foods” (NF/NV) in België (met uitzondering van de GGO’s) in overeenstemming met de (EG) verordening nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 1997 betreffende nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten. Die verordening is van toepassing op het in de handel brengen van voedingsmiddelen en voedselingrediënten waarvan het menselijke verbruik tot op heden in de Gemeenschap verwaarloosbaar is. De aanvraag tot toelating voor het op de markt brengen van een nieuw voedingsmiddel (novelfood) wordt door de aanvragende firma in een lidstaat ingediend. Dit land is verplicht het ingediende dossier te bestuderen en binnen de drie maanden een verslag van eerste beoordeling op te stellen (eerstelijnsevaluatie). Dit verslag wordt vervolgens naar de andere lidstaten doorgestuurd die dan over 60 dagen beschikken om opmerkingen over het verslag uit te brengen (tweedelijnsevaluatie). In 2009 heeft de werkgroep meerdere NF/NV dossiers in tweede lijn bestudeerd en beoordeeld alsmede een dossier inzake wezenlijke gelijkwaardigheid.

Verschillende projecten die de werkgroep eerder voorgesteld heeft, werden in 2009 voortgezet, met name de projecten “Veiligheid van oliën en vetten” (HGR 8310) en “Evaluatie van de blootstelling aan de risico’s veroorzaakt door de natuurlijke aanwezigheid van bepaalde contaminanten in natuurlijk mineraal water” (HGR 8311). De “Herziening van de voedings- aanbevelingen voor België” (HGR 8309) werd afgewerkt en er is nu een brochure beschikbaar.

De werkgroep heeft tevens zijn reflectie voortgezet over “Palmolie” (HGR 8464). Hij was ook betrokken bij een advies over de risico’s van het alcoholverbruik voor en tijdens de zwangerschap en gedurende de borstvoedingsperiode (HGR 8462) dat in 2009 gepubliceerd werd.

30

(33)

Voeding en gezondheid, voedselveiligheid inbegrepen

Voornaamste adviezen uitgebracht in 2009:

Voedingsaanbevelingen voor België – herziening (HGR 8309)

Deze vijfde versie van de “Voedingsaanbevelingen voor België” gaat veel verder dan een eenvoudige herziening van de vorige uitgaven. Ze biedt tegelijk een bondige en toch grondige analyse van de huidige wetenschappelijke kennis over de fysiologische effecten en de behoeften aan verschillende nutriënten. Er ging een bijzondere aandacht uit naar de hoofdstukken over de inname van mineralen, sporenelementen en vitaminen, die op basis van de meest recente wetenschappelijke literatuur volledig herschreven werden.

Deze nieuwe uitgave van de voedingsaanbevelingen werd ook aanzienlijk aangevuld met bibliografische referenties. De aanbevelingen inzake inname van energieaanbrengende nutriënten (eiwitten, vetten en koolhydraten) hebben eveneens een nieuwe beoordeling ondergaan. Het gaat met name over de inname van energie en eiwitten bij kinderen en de inname van bepaalde vetzuren in trans-configuratie. Overwegingen en definities betreffende de verrijking van voedingsmiddelen met bepaalde, zowel energetische als niet-energetische nutriënten en de mogelijke gevolgen voor de gezondheid, worden eveneens onderzocht.

Deze aanbevelingen bevatten fundamentele nutritionele begrippen en vormen de nodige wetenschappelijke basis voor een vertaling naar aanbevolen consumptie van voedingsmiddelen. Ze hebben als doel om voor elke gezondheidswerker of docent op het vlak van de voeding evenals voor de verantwoordelijken van de voedingsindustrie en van de catering en grootkeukens een referentie te vormen.

Voedselallergieën en pseudoallergieën (HGR 8513)

Dit advies werd opgesteld op eigen initiatief van de werkgroep VGVV om mogelijke verwarring tussen voedselallergie en niet-allergische voedselovergevoeligheidsreacties (“pseudoallergieën”) op te helderen.

Voedselallergie en de talrijke gevolgen ervan vinden nog maar weinig begrip blijven slecht begrepen onder het brede publiek maar zijn ook slecht gekend bij de industrie, in het bijzonder bij de distributie- en horecasectoren. In het advies worden de begrippen over- gevoeligheid, allergie, niet-allergische overgevoeligheid, atopie en allergenen dan ook gedefinieerd en worden de oorzaken en gevolgen van voedselallergie en niet-allergische voedselovergevoeligheidsreacties uitgelegd. Daarenboven stelt de HGR ook een aantal acties voor. De HGR meent dat gevalideerde en voor elke groep aangepaste informatie dringend moet verspreid worden zowel om de reactierisico’s te controleren als om het

leven van gevoelige personen en hun omgeving te vergemakkelijken.

31

(34)

Voeding en gezondheid, voedselveiligheid inbegrepen

De wettelijke verplichting om 14 stoffen die potentieel allergeen zijn of niet-allergische overgevoeligheidsreacties kunnen veroorzaken op het etiket van voorverpakte voedings- middelen te vermelden, vormt een stap vooruit voor allergische patiënten; deze verplichting zou echter ook tot niet-voorverpakte voedingsmiddelen moeten worden uitgebreid.

Het zou ook wenselijk zijn dat de opvang van het allergisch kind in collectiviteiten (kinderdag- verblijf, school…) georganiseerd wordt en in het kader van een nationaal project past.

Tenslotte wenst de HGR dat de ontwikkeling en de opstelling van betrouwbare en gevalideerde systemen voor het opsporen van allergenen in voedingsmiddelen, bruikbaar voor de voedingsmiddelenindustrie, een prioriteit vormen. Dit zou een belangrijke stap vooruit zijn in de bescherming van de consument en zou het dagelijkse leven van de allergische patiënt en zijn familie vergemakkelijken.

Advies over fluor (HGR 8520)

Naar aanleiding van de publicatie door het Agence française de sécurité sanitaire des produits de santé (AFSSAPS) van een tekst over de stand van zaken over fluorgebruik bij de preventie van tandcariës vóór de leeftijd van 18 jaar heeft de HGR het nuttig geacht om zijn standpunt t.a.v. fluor opnieuw te verduidelijken.

Het essentieel karakter van fluor voor het organisme blijft omstreden. Epidemiologische studies hebben evenwel aangetoond dat er bij het kind een omgekeerde relatie bestaat tussen de incidentie van tandcariës en de fluorinname. De wetenschappelijke literatuur raadt eerder een plaatselijke toepassing aan dan een systemische toepassing.

Er blijkt geen fysiologische behoefte aan fluor te bestaan met als gevolg dat er geen specifieke aanbevelingen werden vastgelegd. In het kader van een gevarieerde en evenwichtige voeding treft men bijna geen fluortekort aan.

Op elke leeftijd, als de nood eraan gerechtvaardigd is, moet een eventuele inname van een fluorsupplement rekening houden met de fluorconcentratie van het water en van de verbruikte voedingsmiddelen evenals van de gebruikte hygiëneproducten.

Advies betreffende de aanpak om het jodiumaanbod in België te verhogen (HGR 8549)

Het advies van de HGR werd gevraagd betreffende het project voorgelegd door het Nationaal Voedings- en Gezondheidsplan (NVGP) rond de geleidelijke jodiumverrijking van keukenzout (NaCl) gebruikt voor de productie van brood. Dit project beoogt het normaliseren van de jodiuminname in België, vermits deze thans als onvoldoende wordt beschouwd.

Het bestaan van een mild jodiumtekort in België werd reeds in een advies van de HGR gemeld en de te nemen maatregelen om dit te verbeteren werden voorgesteld (HGR 3933 en 3933/1).

32

(35)

Voeding en gezondheid, voedselveiligheid inbegrepen

De HGR steunt het project van het NVGP dat een selectieve (beperkt tot het gebruik van jodiumhoudend zout bij de fabricage van brood) en progressieve (om de mogelijke risico’s te wijten aan een plotse verhoging van de jodiuminname te vermijden) aanpak voorstelt. Het is goed gestructureerd en wetenschappelijk onderbouwd. Naast het gebruik van jodiumhoudend zout in de bakkerij dient in het kader van het NVGP de consumptie van jodiumrijke voedingsmiddelen te worden aangemoedigd (vooral zeevis, schelp- en schaaldieren). De enige kritische opmerking betreft de wijze waarop de reële jodiuminname van de geselecteerde bevolkingsgroepen geëvalueerd wordt. De HGR is van oordeel dat de voorziene monitoring voor 2014 en 2019 naast een dosering van jodium, ook doseren van creatinine in urinestalen zou moeten omvatten, om het gehalte aan jodium in de urine als μg jodium per g creatinine te kunnen uitdrukken. De HGR staat des te meer achter deze monitoring daar men in de toekomst belangrijkere individuele fluctuaties kan verwachten zowel van de inname via de voeding als van de jodiumconcentraties in de urine.

Herziening van het advies 7819-1 van 9 mei 2003 betreffende het gebruik van steriele (kant en klare) voeding bij zuigelingen (HGR 8551)

De HGR heeft het nuttig geacht om het advies dat 6 jaar geleden werd uitgebracht over het gebruik van steriele voeding bij zuigelingen te herzien.

In deze herziening kon worden besloten dat het gebruik van vloeibare formuleringen voor een korte periode (bv. het verblijf in de kraaminrichting) geen probleem stelt zoals reeds vermeld in het advies van 2003. Hetzelfde geldt voor zieke of geopereerde zuigelingen die in het ziekenhuis verblijven wanneer hun verblijf niet langer dan een paar dagen duurt.

Het blijkt ook dat vandaag de dag er geen klinische studie van lange duur bestaat die een duidelijk nutritioneel verschil aantoont met gezondheidsweerslag tussen poedermelk en vloeibare formuleringen. Er bestaan daarentegen wel technologische studies die biochemische alteraties van de melkbestanddelen bij langdurige blootstelling aan hoge temperaturen aantonen. De langdurige blootstelling aan deze producten van de Maillard-reactie zou op lange termijn een schadelijk effect kunnen hebben. Echter, deze resultaten zijn niet op alle sterilisatietechnieken (o.a. de UHT-techniek) van toepassing gezien ze niet allemaal het voorwerp uitgemaakt hebben van extensieve analyses. In deze context is het zeker niet wenselijk geautoclaveerde vloeibare formuleringen bij prematuren te gebruiken aangezien ze een “optimale” voeding nodig hebben om een inhaalgroei te verzekeren.

Bovendien blijkt het gebruik van kant-en-klare bereidingen duurder te zijn en biedt minder soepelheid onder andere voor de bijzondere bereiding van voeding voor zieke kinderen.

Dergelijke melk kan dus de in poedervorm aangeboden bereidingen die in de melkkeuken van het ziekenhuis worden gereconstitueerd niet volledig vervangen.

33

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Gezien de heterogeniteit van de gehanteerde blootstellingmaten kon de commissie de aanwijzingen uit de beschikbaar wetenschappelijke epidemiologische studies niet goed vertalen

Om gezondheidsschade (aan de rug) te voorkomen ligt volgens de NIOSH het veilig tilgewicht dat een werknemer handmatig kan tillen tussen 5 en 23 kilogram, waarbij 23 kilogram

Naast filters zijn er verschillende ontsmettingssystemen voor lucht die reeds bestaan of in ontwikkeling zijn. Ze worden geacht de luchtkwaliteit te verbeteren. De

Lichte cognitieve stoornis (mild cognitive impairment - MCI) verwijst naar een cognitieve deficiëntie die niet normaal is voor deze leeftijd, maar nog geen

Alle informatie moet beschikbaar zijn voor het publiek (blz. 8), onderzoek naar in vitro methodes moet gestimuleerd worden (blz. 6), risicobeoordeling moet gebaseerd

In Richtlijn 2017/745 betreffende MH wordt onderscheid gemaakt tussen hulp- middelen die opnieuw kunnen worden gebruikt en hulpmiddelen die bestemd zijn voor eenmalig gebruik.. In

Momenteel worden immunoglobulinen niet enkel voor de essentiële indicaties gebruikt, maar ook om een groot aantal andere ziekten te behandelen, waaronder tal van

De commissie wijst op het bijzondere belang van een aantal aspecten rond de deel- name aan Europese programma’s en partnerschappen, zoals het tijdig en passend informeren