• No results found

Verslag van bevindingen op grond van de enquête .1 Leeswijzer & verantwoording

Situatie II - Scenario I tot en met III voor de situatie waarin het gaat om een aangifteplicht voor de rechtspersoon/feitelijk leiding gevende van een

Hoofdstuk 4 Ervaringen binnen de Nederlandse sectoren Gezondheidszorg & Jeugd, Onderwijs en Veilig Thuis met de meldcodes, het meldrecht en de

4.4 Verslag van bevindingen op grond van de enquête .1 Leeswijzer & verantwoording

Naast de zojuist besproken interviews zijn ook enquêtes afgenomen onder personen die in hun dagelijkse werkzaamheden te maken hebben met (aanwijzingen van) seksueel misbruik. In § 2.5 is uiteengezet hoe deze enquêtes zijn afgenomen. Op deze plaats roepen wij in herinnering dat het gaat om in totaal 39 respondenten, die werkzaam zijn bij de politie (N: drie544), het Openbaar Ministerie als officier van justitie (N: twee), Veilig Thuis (N: achttien)545, bij de Inspectie Onderwijs (N: vijftien546) en bij de Inspectie IGJ (N: één547). Er zijn derhalve grote verschillen in de aantallen respondenten per sector. Bovendien gaat het veelal om relatief lage aantallen, met name bij de politie, het Openbaar Ministerie en de Inspectie IGJ. De representativiteit van het uitgevoerde onderzoek door middel van de enquête is daarom problematisch. Bovendien heeft het werkveld van Veilig Thuis ruim drie keer zoveel respondenten geleverd dan dat van de opsporing en strafrechtelijke vervolging (politie en Openbaar Ministerie, achttien versus vijf). Van de inspecties van het Onderwijs en van IGJ is eerstgenoemde aanzienlijk beter vertegenwoordigd dan de tweede: vijftien respondenten tegenover één. Desalniettemin kan op deze manier een beeld worden verkregen van de ervaringen met en de gedachten die in het werkveld leven over meldingen van seksueel misbruik en de strafvorderlijke aangifteplicht, met name waar het gaat om medewerkers van Veilig Thuis en de Inspectie Onderwijs.

De presentatie van de resultaten van de enquête volgt de opbouw daarvan, waarbij telkens eenzelfde volgorde van bespreking per werkveld (politie, Openbaar Ministerie, Veilig Thuis,       

544 Zij gaven als functieomschrijving aan ‘generalist tactische opsporing team zeden’, ‘coördinator’ en ‘operationeel specialist A’.

545 Deze medewerkers van Veilig Thuis hebben uiteenlopende functies: (vertrouwens)arts (5),

gedragswetenschapper/gedragskundige (5), (team- of project)manager (3), onderzoeker (2), maatschappelijk werker (1), medewerker front-office (1) en coördinator aanpak seksueel geweld (1).

546 Waarvan één programmamanager en voor het overige (vertrouwens)inspecteurs.

Inspectie Onderwijs en Inspectie IGJ) wordt gevolgd.548 Vanwege het lage aantal respondenten bij politie en Openbaar Ministerie zijn deze twee beroepsgroepen regelmatig samengevoegd in de onderstaande paragrafen. Wij bespreken daarom allereerst de meer algemene vragen naar de ervaringen die de respondenten hebben met het ontvangen van signalen of concrete kennis ten aanzien van seksueel misbruik (§ 4.4.2). Vervolgens komt de interne organisatie van de ontsluiting van kennis van seksueel misbruik aan de orde (§ 4.4.3), waarna kwesties aangaande het beroepsgeheim (§ 4.4.4) en de externe samenwerking (§ 4.4.5) worden behandeld. Vervolgens wordt de aandacht verschoven naar de aangifteplicht van artikel 160 Sv, meer specifiek de vragen die zien op eventuele ervaring met die aangifteplicht (§ 4.4.6) en een eventuele uitbreiding daarvan (§ 4.4.7). Het laatste onderdeel van de enquête ziet op de ervaren (on)wenselijkheid van aansprakelijkheid van de persoon of instelling die verplicht is tot het doen van aangifte, maar niet voldoet aan die plicht (§ 4.4.8). In § 4.4.9 wordt tot slot het algemene beeld gegeven dat naar voren komt uit de resultaten van de enquête.549

4.4.2 Ervaringen

De respondenten zijn gevraagd naar hun ervaringen met het doorgeven van signalen en/of concrete kennis van seksueel misbruik aan de politie en of dit misbruik is gepleegd door particulieren of beroepskrachten. Met de term particulieren wordt verwezen naar de kring van ouders, familie, buren en overige derden. Personen werkzaam binnen een organisatie of anderszins professioneel werkenden, worden beroepskrachten genoemd.

Met betrekking tot de mate van kennis over dit gepleegde seksueel misbruik zijn hen twee opties voorgehouden, namelijk signalen of concrete kennis. Dit verschil werd in een toelichting nader beschreven, namelijk dat men bij signalen moet denken aan een vermoeden van seksueel misbruik dat uiteraard kan zijn gebaseerd op concrete feiten, maar waarbij nog geen volledig en bevestigd beeld bestaat van aard en omvang van het seksueel misbruik. En voorts dat bij concrete kennis moet worden gedacht aan kennis van specifieke feiten en gebeurtenissen die het seksueel misbruik vormen. Dit kan bijvoorbeeld zien op dader specifieke informatie, plaats en tijd van het misbruik, identiteit slachtoffer(s) etc. Tevens is hen gevraagd naar de wijze waarop zij dit seksueel misbruik hebben doorgegeven, namelijk via een melding, een aangifte of anderszins.

De respondenten werkzaam bij de politie en het Openbaar Ministerie rapporteren allen gedurende de uitoefening van hun functie ervaring te hebben met het verkrijgen van signalen en/of concrete kennis van seksueel misbruik gepleegd door zowel particulieren als beroepskrachten. De informatie die zij hebben verkregen is zowel verschillend van niveau (signalen of concrete kennis) als qua wijze waarop deze aan hen is gecommuniceerd (aangifte, melding dan wel anderszins). Aan het Openbaar Ministerie worden de meeste gevallen van seksueel misbruik doorgegeven in de vorm van een aangifte, bevattende concrete kennis over het gepleegde seksueel misbruik. Eén respondent geeft aan ook signalen via een aangifte of signalen en/of concrete kennis via een melding te hebben verkregen.

De politie verkrijgt concrete kennis over het seksueel misbruik meestal via een melding. Een minderheid van de respondenten geeft aan dat zij ook signalen van seksueel misbruik via een melding ontvangen. Voorts stelt de minderheid dat zij signalen en/of concrete kennis via een       

548 De uitgezonden enquête is opgenomen in bijlage 6 van het onderzoeksverslag. De uitgezonden enquêtes stemmen inhoudelijk overeen, maar variëren naar de geadresseerde beroepskracht.

549 Ten behoeve van de lezer die geen kennis wenst te nemen van een meer uitgebreide beschrijving van de uitkomsten bevat § 4.4.9 een samenvatting van de belangrijkste bevindingen.

aangifte verkrijgen. Eén respondent meldt dat hij ook signalen en/of concrete kennis van seksueel misbruik via een andere weg verneemt, maar legt niet uit op welke wijze hij wordt geïnformeerd.

De respondent werkzaam bij de Inspectie IGJ geeft aan dat hij of zij wel eens informatie over seksueel misbruik begaan door particulieren en beroepskrachten heeft doorgegeven. De verkregen signalen verstrekte deze respondent via een melding aan de politie.

Bij Veilig Thuis geeft de meerderheid van de respondenten aan enkel ervaring te hebben met het doorgeven van gevallen van seksueel misbruik begaan door particulieren. Een klein deel van de respondenten geeft aan dat zij zowel gevallen van seksueel misbruik gepleegd door particulieren als door beroepskrachten hebben doorgegeven. De wijze waarop de informatie over het seksueel misbruik wordt doorgegeven aan de politie, is in de meeste gevallen door middel van een melding. Het gaat dan meestal om signalen van seksueel misbruik, maar melding van meer concrete kennis komt volgens een groot deel van de respondenten tevens voor. Door een minderheid van de respondenten wordt ook wel eens aangifte bij de politie gedaan, waarin zij ofwel signalen ofwel concrete kennis van seksueel misbruik laten optekenen. Eén respondent die ervaring heeft met seksueel misbruik gepleegd door een particulier stelt dat hij signalen niet via een melding of aangifte heeft gecommuniceerd aan de politie, maar dat deze signalen door het slachtoffer zijn doorgegeven aan de politie. Ook merkt een andere respondent op dat hij signalen van seksueel misbruik indirect heeft overgedragen, omdat de desbetreffende medewerker werd gehoord door de politie. Ten slotte geeft een enkeling aan dat concrete kennis op een andere wijze ter kennis van de politie wordt gebracht. Echter, een toelichting over de manier waarop deze concrete kennis aan de politie wordt verstrekt, ontbreekt.

In het onderwijs is het beeld weer net anders. De ene helft van de respondenten heeft alleen gevallen van seksueel misbruik begaan door beroepskrachten ter kennis van de politie gebracht. De andere helft bracht (vermoede) gevallen van seksueel misbruik gepleegd door zowel particulieren als beroepskrachten ter kennis van de politie. Eén respondent merkt op dat hij hier geen ervaring mee heeft. Vervolgens stelt de meerderheid van de respondenten dat zij de politie hebben geïnformeerd over signalen van seksueel misbruik via een melding. Vaak wordt ook concrete kennis via een melding overgebracht. Het doen van aangifte bij de politie om signalen of concrete kennis van seksueel misbruik te delen, komt onder de respondenten vrijwel niet voor. In deze sector wordt de politie ook weleens op andere wijze geïnformeerd, maar een toelichting ontbreekt of bevat onvoldoende gegevens om de wijze waarop de informatie wordt gedeeld inzichtelijk te maken.

Uit bovenbeschreven resultaten kan worden afgeleid dat de meerderheid van de respondenten in de uitoefening van hun functie signalen van seksueel misbruik hebben gemeld aan de politie. Hun ervaringen betreffen seksueel misbruik, gepleegd door zowel particulieren als beroepskrachten. Echter, bezien we de resultaten per sector dan signaleren we geen eenduidig beeld. In onderstaande tabel zijn de ervaringen per sector in percentages weergegeven.

Tabel 4.8 - Ervaringen van seksueel misbruik per sector

4.4.3 Interne organisatie van de ontsluiting van seksueel misbruik

Om inzicht te verkrijgen in de wijze van ontsluiting van informatie over gevallen van seksueel misbruik aan de politie of het Openbaar Ministerie, is aan de respondenten de vraag gesteld of hier afspraken over zijn gemaakt en zo ja, wat die afspraken inhouden. Hierbij is gevraagd een onderscheid te maken tussen afspraken over het doorgeven van gevallen van seksueel misbruik dat bij een organisatie of in particuliere sfeer heeft plaatsgevonden.

Bij de politie en het Openbaar Ministerie is een kleine minderheid (twee van de vijf) van de respondenten niet op de hoogte van eventuele gemaakte afspraken. De meerderheid (drie van de vijf) kent afspraken over seksueel misbruik dat binnen een organisatie heeft plaatsgevonden. Zo wordt bijvoorbeeld aangegeven dat dergelijke gevallen van seksueel misbruik prioriteit krijgen bij het Openbaar Ministerie, vanwege mogelijk maatschappelijke onrust. Tevens merkt één respondent op dat binnen organisaties misstanden via een protocol moeten worden gemeld en dat in dit protocol ook de zedenpolitie staat opgenomen. Eén respondent geeft aan dat er ook afspraken zijn gemaakt over de aanpak van seksueel misbruik dat in particuliere sfeer heeft plaatsgevonden. In een dergelijk geval wordt een informatief gesprek aangegaan met de melder, waarop de melder kan beslissen of hij wel of geen aangifte wenst te doen. Uit de verkregen respons blijkt niet duidelijk of de afspraken ook daadwerkelijk worden nageleefd. Het antwoord dat het meest voorkomt is ‘niet bekend’. Eén respondent geeft aan dat de afspraken wel worden nageleefd, terwijl een andere respondent stelt dat het onduidelijk is of ze worden nageleefd omdat daar geen zicht op is.

De respondent werkzaam bij de Inspectie IGJ geeft aan dat hij of zij weet heeft van afspraken over de aanpak van seksueel misbruik dat bij zorgaanbieders heeft plaatsgevonden: ‘De

afspraken met de politie en het Openbaar Ministerie lopen via de afdeling Opsporing en Boete (BOB)’.

Aangegeven wordt dat deze afspraken worden nageleefd.

Ook bij Veilig Thuis weet een grote meerderheid van de respondenten (twaalf van de achttien) van afspraken over de wijze waarop politie en Openbaar Ministerie worden geïnformeerd over door beroepskrachten gemeld seksueel misbruik. Zij hebben weet van afspraken over seksueel misbruik, gepleegd in de particuliere sfeer. Een minderheid van de

0% 20% 40% 60% 80% 100% Openbaar Ministerie

Politie Zorg Veilig Thuis Onderwijs

Het doorgeven van gevallen van seksueel misbruik