• No results found

Verschillen en overeenkomsten

5. Resultaten

5.3 Verschillen en overeenkomsten

In deze paragraaf worden de resultaten van de Nederlanders en de Vlamingen naast elkaar gelegd en zal er blijken waarin deze met elkaar overeenkomen en waarin deze van elkaar verschillen.

5.3.1 Overeenkomsten

Figuur 8: Verdeling strategieën Vlamingen en Nederlanders

Bij beide groepen is te zien dat er in ruim 60% van alle verzoeken een bepaald soort

face-work wordt toegepast. De verzoeken zonder omhaal (without redressive action), strategie 1,

nemen namelijk 34% van het totaal in bij de Vlamingen en 38% bij de Nederlanders. De rest van de verzoeken bevatten dus enige vorm van face-work. In Figuur 8 is te zien dat de twee groepen slechts kleine verschillen vertonen in de verdeling van de face-strategieën. In de volgende paragraaf zal dieper op deze verschillen worden ingegaan.

5.3.2 Verschillen

In deze paragraaf zullen per onderdeel de verschillen worden aangegeven. Ook zal er per onderdeel worden aangegeven of dit verschil al dan niet significant is.

0 10 20 30 40 50 60 70 80 1 2A 2B 2C 3A 3B 3C 4 70 25 0 60 39 5 0 6 76 23 0 51 43 2 0 7

Verdeling strategieën Vlamingen en

Nederlanders

Positief vs. negatief

Als er wel een vorm van face-work wordt toegepast is er zowel bij de Nederlanders als bij de Vlamingen een voorkeur te zien voor de positieve face-strategieën. Bij de Vlamingen vormt positieve vorm van face-work 66% en bij de Nederlanders is dat 62%. Er zit dus wel enig verschil in, maar dit is geen significant verschil (Z = 0,370, p = 0,543). Strategie 4, de

off-record strategie, wordt hier buiten beschouwing gelaten. De off-off-record strategie neigt

wellicht meer naar negatieve dan naar positieve face-work, maar dit geldt niet voor alle gevallen en wordt door Brown en Levinson ook niet op die manier gecatogeriseerd.

De verdeling van de strategieën

Zoals in Figuur 7 te zien is zijn er geen grote verschillen in de verdeling van de face-strategieën tussen de groepen Nederlanders en Vlamingen. Het kleine verschil in de verdeling van de strategieën tussen de Nederlanders en de Vlamingen is dan ook niet significant (Z = 2,595, p = 0,762).

Hierna zal er per strategie gekeken worden of er verschillen zijn.

Verschil per strategie

De onomwonden en directe vorm van het uiten van verzoeken, met andere woorden strategie 1, is van alle strategieën toch nog de meest voorkomende vorm, zowel bij de Nederlanders als bij de Vlamingen. Deze strategie komt vooral in de vorm van een directe vraag voor. Bij de Vlamingen komt deze vorm 70 keer voor, bij de Nederlanders is dit 76. Er zit dus wel een klein verschil in, maar deze is niet significant (Z = 0,247, p = 0,619).

Strategie 2A, de eerste vorm van positieve face-work, komt vooral voor in het begin van de e-mails. Er wordt vooraf interesse getoond voor de organisatie of het programma, om vervolgens een of meerdere verzoeken te doen. Bij de Vlamingen zien we deze strategie 25 keer terugkomen, bij de Nederlanders 23 keer. Hier zit dus weinig verschil in. Ook hier dus een niet-significant verschil (Z = 0,083, p = 0,773).

Strategie 2B komt bij beide groepen niet voor in de onderzoeksdata. Hierin zitten dus ook geen verschillen.

De laatste positieve face-strategie, strategie 2C, komt in verschillende vormen voor in de onderzoekdata. Zo komt deze voor in de vorm van het geven van redenen, vaak in

deze strategie wordt dan op een positieve manier afgesloten, door te benadrukken dat men hoopt of dat er vanuit wordt gegaan dat medewerking zal volgen door de ontvanger. Deze verzameling van substrategieën komt bij de Vlamingen 60 keer voor, bij de Nederlanders 51. Dit is dus wel degelijk een verschil, maar geen significant verschil (Z = 0,730, p = 0,393). Verderop in deze paragraaf zal nog aandacht worden besteed aan de verschillen tussen de substrategieën p11 en p13.

De eerste categorie van de negatieve face-strategieën, strategie 3A, wordt ook veel gebruikt in de onderzoeksdata. Zowel de Vlamingen (39 keer), als de Nederlanders (43 keer) maken hier tijdens de verzoeken veel gebruik van. Vooral de substrategie van de conventionele indirectheid komt veel voor. Het verzoek is in dat geval taaltechnisch geen verzoek, maar zal wel zo worden geïnterpreteerd. Volgens de sociale conventies is het gangbaar om een dergelijke uiting wel als een verzoek op te vatten. Het verschil tussen de twee groepen binnen deze categorie is minimaal en dus ook niet significant (Z = 0,195, p = 0,659).

Strategie 3B, de strategie waarbij wordt geprobeerd de belasting van de fta te minimaliseren. Dit gebeurt voornamelijk door het gebruik van verkleinwoorden en afzwakkingen zoals “een paar” of “een beetje”. Het komt echter niet vaak voor in de onderzoeksdata. Bij de Vlamingen is deze strategie 5 keer gebruikt en bij de Nederlanders 2 keer. Er zit dus wel verschil in, maar dit verschil is niet statistisch significant (Z = 1,286, p = 0,257).

Strategie 3C is, net als strategie 2B, niet teruggevonden in de onderzoeksdata. Wel zijn er aspecten van deze strategie teruggevonden, maar deze werden in andere vormen van

face-work geïntegreerd.

De laatste categorie, die van de off-record strategieën (strategie 4), is eveneens een strategie die niet veel voorkomt in de onderzoeksdata. Deze strategie is waarschijnlijk ook meer geschikt om te gebruiken in informele en mondelinge interactie. Bij de Vlamingen is deze strategie 6 keer gevonden en bij de Nederlanders 7 keer. Het verschil is nihil en dit is ook terug te zien aan het feit dat het niet statistisch significant is (Z = 0,077, p = 0,782).

Het verschil binnen strategie 2C

Binnen strategie 2C verschilt het gebruik van de Vlamingen en de Nederlanders al enigszins, zoals hierboven al vermeld is. Binnen deze strategie zijn echter ook nog verschillende substrategieën, namelijk substrategie 11, die voornamelijk wordt gebruikt ter afsluiting van de e-mail en substrategie 13, het geven van redenen rondom het verzoek. Bij de Vlamingen wordt de eerste, substrategie 11 (p11) 36 keer gebruikt, en substrategie 13 (p13) 19 keer. Bij de Nederlanders is dit 41 (p11) om 9 (p13). Dit is een vrij groot verschil en is statistisch gezien ook bijna significant op een significantieniveau van 5% (Z = 3,666, p = 0,056).

Verschil in gevonden patroon

Het patroon dat naar voren kwam in de bevindingen, komt in verschillende mate voor bij de twee groepen.

Bij de Vlamingen is dit patroon 18 keer gevonden (40%) en bij de Nederlanders 13 keer (29%). Dit lijkt een groot verschil, maar dit verschil is niet statistisch significant (Z = 1,230, p = 0,267).

Verschil in gebruik beleefdheidspartikels

Het meest opvallende bijwoord dat wordt gebruikt in de e-mails is het beleefdheidspartikel ‘graag’. Naar aanleiding van de theorie werd dit partikel ter compensatie verwacht in de wat directere uitingen, terwijl dit partikel toch voornamelijk in de conventioneel indirecte uitingen is teruggevonden. Van de Nederlandse e-mails bevat 31% een of meerdere beleefdheidspartikels (14 van de 45 e-mails). Bij de Vlaamse e-mails was dit 22% (10 van de 45 e-mails). Dit verschil is niet groot en ook niet statistisch significant (Z = 0,909, p =0,340).

Verschil in aanspreekstijl

Tijdens de analyse is er gekeken naar een formele, informele en onpersoonlijke aanspreekstijl. Daarnaast zijn een aantal e-mails ingedeeld in de categorie (in)formeel. Dit omdat het niet eenduidig was tot welke categorie deze e-mails toebehoorden. Deze e-mails bevatten in een dergelijk geval teveel inconsistentie wat betreft stijl. De belangrijkste

Positieve face-strategie

(2A: interesse tonen)

Verzoek(en)

Direct, positief, negatief of off-record

(1/ 2C/ 3A/4)

Positieve face-strategie

(2C: optimisme over medewerking) Figuur 9: Patroon face-strategieën

bevindingen zitten in het verschil in formele en informele aanspreekstijl tussen de twee groepen. Bij de Vlamingen heeft de informele aanspreekstijl (51%) duidelijk voorkeur boven de formele stijl (20%). Bij de Nederlanders is deze voorkeur er niet en omvatten beide stijlen 31% van het totaal. De overige e-mails zijn dus onpersoonlijk of zonder eenduidige stijl. Het verschil in aanspreekstijl is een groot verschil, maar is net niet significant op een significantieniveau van 5% (Z = 3,023, p = 0,082).

Figuur 10: Verschil in aanspreekstijl

Dat de Vlamingen hier de voorkeur geven aan een informele aanspreekstijl is wellicht te verklaren doordat de organisatie die aangeschreven wordt een kleine organisatie is die een persoonlijke en informele sfeer nastreeft en dat ook uitstraalt op haar website. De Vlamingen passen zich in dat geval gewoon goed aan aan de stijl van de organisatie. De Nederlanders hebben in de data geen voorkeur voor een bepaalde aanspreekstijl.

De zwaarte van de fta’s

De e-mails zijn beoordeeld op de zwaarte van de fta. Zoals al in de theorie naar voren kwam wordt de zwaarte van de fta bepaald door een combinatie van een drietal factoren. In de methode is reeds beschreven dat factoren social distance (D) en power (P) voor elke e-mail vrijwel gelijk zijn, dus het gaat hier voornamelijk over de rate of imposition (R).

W (FTA) = R + D + P

Weight is Face Threatening Act = Rate of imposition + social Distance + Power

(Brown & Levinson, 1987: 74-76)

0 10 20 30 40 50 60 Formeel Informeel Vlamingen Nederlanders

De verzoeken in deze context zijn, zoals reeds vermeld, niet ongewoon en zouden dus niet per definitie voorzien hoeven worden van allerlei face-strategieën. De verzoeken die als heel normaal en niet zwaar worden gezien in deze context, zijn beoordeeld als ongemarkeerde verzoeken. De verzoeken die zwaarder zijn, doordat er bijvoorbeeld bijzondere vragen worden gesteld, of afwijkende verzoeken worden gedaan, zijn beoordeeld als gemarkeerde verzoeken. De verhoudingen hierin zijn bij beide groepen vrijwel gelijk. Bij de Nederlanders is deze verhouding 40% (gemarkeerd) om 60% (ongemarkeerd) en bij de Vlamingen is dit 42% (gemarkeerd) om 58% (ongemarkeerd). De ongemarkeerde verzoeken zijn dus in de ruime meerderheid, terwijl de meerderheid van de verzoeken toch voorzien is van een of meerdere vormen van face-work. Er is nauwelijks sprake van een verschil en deze is al helemaal niet statistisch significant (Z = 0,046, p = 0,830).

Verschil in afsluiting

De afsluitingen in de e-mails zijn voornamelijk gedaan in de vorm van de positieve substrategie 11. Deze afsluitingen variëren van het uitspreken van de verwachting op medewerking als in “alvast bedankt”, tot het uitspreken van de hoop op medewerking zoals in “ik hoop op een antwoord”. Toch is er bij de Nederlanders ook nog een andere vorm van afsluiten gevonden, namelijk via een directe strategie. Deze vorm is een direct verzoek, die in de Nederlandse onderzoeksdata wel altijd gecompenseerd wordt door middel van het beleefdheidspartikel ‘graag’: “Ik hoor graag van u”.