• No results found

Resultaten Nederlandse e-mails

5. Resultaten

5.2 Resultaten Nederlandse e-mails

5.2.1 Verzoeken

Ook in de Nederlandse data worden veel verzoeken bald on record, direct, gedaan. In de Nederlandse onderzoeksdata komt deze strategie in 35% van alle toegewezen strategieën voor.

1 Direct, onomwonden

Hieronder is een voorbeeld daarvan uit de Nederlandse data te zien:

(25)(16N) “Weet jij of het makkelijk is om over land te reizen naar Costa Rica?

Maar zijn Costa Rica en Nicaraqua landen waar je als vrouw alleen met zo'n toestel gemakkelijk op straat loopt? Heeft Nicaraqua en Costa Rica een echte cultuur zoals Peru bijvoorbeeld?”

In bovenstaande uitingen worden vragen direct en onomwonden gesteld. Er worden geen extra handelingen verricht om mogelijk gezichtsverlies te voorkomen. Op deze manier worden veel directe verzoeken gedaan in de data. Enkele keren wordt de strategie ook toegepast als afsluitende uiting van de e-mail en niet als direct verzoek. Deze manier zal in paragraaf 5.2.2 over de context worden besproken.

Strategie 2C

Deze strategie behelst in totaal 26% van alle gevallen, maar deze strategie wordt niet altijd tijdens het verzoek ingezet. Alleen substrategie 13 wordt gelijkt met het verzoek gedaan.

1 38% 2A 11% 2B 0% 2C 25% 3A 21% 3B 1% 3C 0% 4 4%

Verdeling strategieën Nederlanders

1 2A 2B 2C 3A 3B 3C 4 Strategie:

Deze substrategie omvat 5% van alle toegewezen strategieën. De andere substrategieën uit deze categorie zullen worden besproken in paragraaf 5.2.2 over de context. De uiting hieronder is een voorbeeld van substrategie 13 uit de Nederlandse onderzoeksdata:

(26) (11N) “Mijn vraag was eigenlijk of het ook mogelijk is mij alleen voor een project aan te melden, of dat het beter is dat vanaf 2 personen te doen.

Het plan was namelijk met iemand samen te gaan, maar dit gaat helaas niet door”.

De schrijver van de e-mail wil het verzoek verantwoorden door een reden te geven. De verwachting zou zijn dat men dit alleen bij reële verzoeken doet, maar dit is in de onderzoeksdata lang niet altijd het geval. Het kan zijn dat de schrijver van de e-mail in een dergelijk geval de belasting van de fta zwaarder inschat dan dat deze in werkelijkheid is.

Strategie 3A

Deze strategie vormt 26% van alle toegewezen strategieën bij de Nederlandse onderzoeksdata. Onderstaande uitingen zijn voorbeelden van substrategie 1 (wees conventioneel indirect):

(27)(12N) “Daarnaast zou ik graag willen weten hoeveel het mij ongeveer gaat kosten.”

Bovenstaande uiting zou ook op een directe manier gedaan kunnen worden: ‘vertel me hoeveel het mij ongeveer gaat kosten‘. In bovenstaande uiting worden echter allerlei toevoegingen gedaan, waardoor de uiting letterlijk gezien geen verzoek meer is. De schrijver zegt dat hij of zij iets “graag zou willen weten” en spreekt daarbij de oprechtheidsvoorwaarde aan (zie 2.7). De essentiële voorwaarde wat het verzoek een verzoek maakt ontbreekt. Toch zal deze uiting als een verzoek worden opgevat, daarom is dit een voorbeeld van een conventioneel indirect verzoek. De geadresseerde wordt vrijer gelaten in zijn of haar handelen, omdat er meer ruimte is voor afwijzing van het verzoek.

In onderstaande uiting zien we iets soortgelijks:

Door te vragen of de lezer iets ‘kan’, wordt alleen de voorbereidende voorwaarde in ogenschouw genomen (is het mogelijk dat X). De uiting zal echter, zeker gezien de context, toch als een verzoek worden beschouwd, en is daarom wederom een voorbeeld van een

conventioneel indirect verzoek.

Deze vorm van face-work kan ook voorkomen samen met een hedge, zoals te zien is in onderstaand voorbeeld:

(29)(31N) “Misschien kunnen jullie me verder helpen?”

Het bijwoord ‘misschien’ duidt op een onzekerheid en zorgt er in bovenstaande uiting voor dat er ruimte wordt gelaten aan de geadresseerde. De schrijver laat zien dat hij er niet bij voorbaat vanuit gaat dat de geadresseerde mee wil werken. Dit is een vorm van negatieve

face-work (substrategie 2).

Strategie 3B

Er zijn ook een aantal vormen van de negatieve face-strategie 3B gevonden in de Nederlandse onderzoeksdata. Met deze strategie wordt de belasting van de fta geminimaliseerd. Deze strategie komt voor in 2% van alle toegewezen strategieën. Hieronder volgen enkele voorbeelden uit de data:

(30)(8N) “Nu hadden we nog een paar vraagjes:”

De schrijver heeft wat vragen voor de organisatie, maar verkleint het woord ‘vragen’ tot ‘een paar vraagjes’. Hierdoor wordt een poging gedaan om het verzoek minder zwaar te maken. Dit is een voorbeeld van substrategie 4 binnen de negatieve face-work.

Naast bovenstaande strategie is ook substrategie 6 binnen de negatieve face-strategie 3B in de data gevonden:

(31)(40N) “Ik realiseer me dat het een hoop vragen zijn, maar ik hoop dat jullie mij verder kunnen helpen!”

In bovenstaande uiting verontschuldigt de schrijver zich voor zijn of haar vele vragen en probeert daarmee de zwaarte ervan te verkleinen.

Strategie 4

In 4% van alle toegewezen strategieën zijn off-record strategieën gevonden. Hieronder is van deze strategie een voorbeeld te zien (substrategie 1):

(32)(13N) “Verder was ik erg benieuwd of er in deze periode al mensen de reis geboekt hebben.”

In bovenstaande uiting wordt een indirect verzoek gedaan om erachter te komen of er “in deze periode al mensen de reis geboekt hebben”. Dit indirecte verzoek is echter letterlijk gezien geen verzoek. Het lijkt een mededeling: “Ik was benieuwd of X”. In deze uiting wordt niet de handeling verwoord, maar alleen een motief voor een handeling. Normaliter zou hierna het verzoek kunnen volgen, zoals in: ‘laten jullie dat weten?’ of meer indirect: ‘zo ja, zouden jullie dat willen laten weten?’. Omdat er echter niets soortgelijks volgt op bovenstaande uiting, zal de ander zelf moeten concluderen wat er van hem gevraagd wordt en of hij de uiting als verzoek interpreteert.

Hieronder is nog een ander voorbeeld te zien van een off-record strategie:

(33)(26N) “Een ruwe inschatting van de kosten, verblijf, eten, Spaans cursus?”

Bovenstaande uiting is een verzoek om meer informatie over de kosten, het verblijf, het eten en de Spaanse cursus. Dit verzoek wordt echter heel indirect en vaag gedaan. De uiting is geen volledige zin en bevat bijvoorbeeld geen persoonlijk voornaamwoord of werkwoord. Dit is dan ook een voorbeeld van de off-record substrategie 12: wees vaag.

5.2.2 Context

Als er gekeken wordt naar de context van de verzoeken, dan is te zien dat de e-mail vaak wordt ingeleid door middel van de positieve face-strategie 2A: Toon interesse. Deze strategie vormt 12% van alle toegewezen strategieën. Hieronder is een voorbeeld daarvan te zien uit de Nederlandse onderzoeksdata:

(34)(5N) “Tijdens het zoeken kom ik steeds terug op uw website, uw organisatie spreekt mij erg aan”.

In een dergelijke inleiding die vooraf aan een of meerdere verzoeken wordt gedaan lijkt het alsof de getoonde interesse het verzoek moet ‘goedmaken’. Terwijl dit in verzoeken aan een dienstverlenend bedrijf toch niet nodig lijkt te zijn, wordt dit erg vaak gedaan in de Nederlandse e-mails.

Het einde van de e-mail wordt ook vaak voorzien van een positieve face-strategie, maar dit keer wordt strategie 2C daarvoor gebruikt. Substrategie 11 is in 21% van alle toegewezen strategieën te vinden. Hieronder is hiervan een voorbeeld te zien:

(35)(13N) “Alvast bedankt”

Met deze strategie wordt de samenwerking benadrukt. De schrijver laat zien dat hij optimistisch is over de medewerking van de geadresseerde. Bovenstaande uiting veronderstelt dat het verzoek zal worden ingewilligd. Een andere variant van deze strategie is in het voorbeeld hieronder te zien:

(36)(2N) “Ik hoop snel wat van u te horen”.

Hier wordt, tegenover het veronderstellen van de medewerking, slechts de hoop op medewerking uitgesproken. Deze uiting is dus ook optimistisch, maar in minder sterke mate dan de uiting ‘alvast bedankt’, waarbij er zonder twijfel vanuit wordt gegaan dat er medewerking/ een respons zal volgen.

Binnen de positieve face-strategie 2C komt ook substrategie 15 een enkele keer voor in de onderzoeksdata:

(37) (14N) “We kunnen eventueel onze minor aanpassen”.

Ook met deze uiting wordt de samenwerking benadrukt. De schrijvers stellen zich coöperatief op ten opzichte van de lezer, ze zijn zelfs bereid hun eigen programma aan te passen.

In de Nederlandse onderzoeksdata komt ook nog zeven keer een directe vorm van afsluiten voor:

(38)(23N) “Ik hoor graag van u”.

Bovenstaande uiting is erg direct geformuleerd: “ik hoor van u”. Deze uiting wordt afgezwakt met behulp van het beleefdheidspartikel ‘graag’.

In 7% van de e-mails wordt er geen extra afsluiting gegeven. Dan wordt er na een vraag of verzoek meteen overgegaan tot de afsluitende groetformulering. De e-mail lijkt op deze manier redelijk abrupt te worden afgesloten.

5.2.3 Patroon

Tijdens het analyseren is ook bij de Nederlanders eenzelfde patroon gevonden in de volgorde en het gebruik van de verschillende soorten face-strategieën. Hieronder is dit patroon nog eens schematisch weergegeven:

Figuur 7: Patroon face-strategieën

Van alle Nederlandse e-mails uit de onderzoeksdata volgt 29% dit patroon. Als er niet met behulp van de positieve face-strategie 2A een inleiding wordt gegeven in de e-mail, dan is er meestal een inleiding over de schrijver. Dan wordt er bijvoorbeeld uitgelegd wie de schrijver is, wat de schrijver in het dagelijkse leven doet en waarom hij of zij deze reis wil maken.

Positieve face-strategie

(2A: interesse tonen)

Verzoek(en)

Direct, positief, negatief of off-record (1/ 2C/ 3A)

Positieve face-strategie

Andere e-mails slaan bijvoorbeeld de afsluitende strategie over. Een opvallende uitzondering is ook hier een e-mail waarin alleen directe verzoeken worden gedaan:

(39) (14N) “Is het vrijwilligerswerk iedere dag en in welk ziekenhuis?

Is het mogelijk om zelf aan te geven op welke afdeling je wilt helpen? Is er rond die tijd een cursus mogelijk?

Kun je zelf een beetje je taken invullen?”

Deze opvallende uitzondering op het patroon komt slechts een keer voor in de Nederlandse onderzoeksdata.

5.2.4 Beleefdheidspartikels

In de Nederlandse e-mails wordt ook redelijk vaak gebruik gemaakt van het beleefdheidspartikel ‘graag’ (31% van alle e-mails). Dit partikel wordt voornamelijk gebruikt in de conventioneel indirecte verzoeken, zoals in onderstaand voorbeeld:

(40)(6N) ”Ik zou dus graag meer informatie willen over de mogelijkheden en de eventuele kosten voor een stage bij jullie”.

5.2.5 Aanspreekstijl

In de Nederlandse e-mails wordt de ontvanger in 31% van alle e-mails informeel aangesproken. In deze e-mails wordt getutoyeerd en gebruik gemaakt van informele groetformuleringen. Daarnaast wordt eveneens in 31% van de e-mails de ontvanger formeel aangesproken. In die gevallen wordt er gevousvoyeerd en gebruik gemaakt van formele groetformuleringen zoals ‘geachte’ en ‘met vriendelijke groet’. In 13% van de e-mails wordt gebruik gemaakt van een onpersoonlijke aanspreekstijl. De ontvanger wordt in deze gevallen niet persoonlijk aangesproken, er wordt dus geen gebruik gemaakt van de voornaamwoorden ‘jij’ of ‘u’. Er wordt bijvoorbeeld gesproken over ‘de organisatie’ of ‘het vrijwilligerswerk’. In de overige e-mails (25%) is het onduidelijk welke aanspreekstijl er is gebruikt. Zo wordt de informele groetformulering ‘beste’ bijvoorbeeld in combinatie met het voornaamwoord ‘u’ gebruikt. Opvallend is het vele gebruik van ‘jullie’ als meervoud van ‘u’. Dit zorgt er ook voor dat er niet altijd een classificatie aan de aanspreekstijl kon worden gegeven.

5.2.6 Zwaarte fta

In de Nederlandse onderzoeksdata zijn grofweg 40% van de verzoeken reëel (gemarkeerd), en dus bestaat de data voor 60% uit ongemarkeerde verzoeken.