• No results found

CONCLUSIE DEEL

HOOFDSTUK 1: VAN EXPO ‘58 NAAR MOL: DE BR3 REACTOR

1.1. VERPLAATSING NAAR HET SCK-CEN

In de inleiding heb ik reeds besproken hoe de Belgische overheid na de Tweede Wereldoorlog niet de door de Amerikaanse overheid beloofde technische en wetenschappelijke informatie in verband met de vredevolle toepassingen van kernenerige kreeg. De Atoms for Peace speech van Eisenhower was op dat moment nog ver weg, dus om dit verlies te compenseren werden op het einde van de jaren veertig onderhandelingen aangeknoopt die zouden leiden tot een akkoord waarbij de Belgische overheid een extra taks mocht heffen op het Uranium dat geëxporteerd werd naar de Verenigde Staten. De twaalf miljoen dollar die dit zou opleveren werd eerst gestort in de Congolese schatkist, waarna het geld werd doorgestort naar de Belgische om er onderzoek naar kernenergie mee te financieren.

De Belgische regering koos ervoor om een groot deel van het geld, omgerekend ongeveer 350 miljoen Belgische frank te gebruiken voor de oprichting van een nieuw instituut genaamd “Studiecentrum voor de Toepassingen van de Kernenergie” of “Centre d’Etudes Nucléaire (SCK- CEN). Dit instituut werd opgericht in september 1951, slechts twee maanden na het sluiten van het compensatie-akkoord met de Amerikaanse en Britse overheid. De commissie die belast was met de oprichting van het instituut werd geleid door Pierre Ryckmans. Ryckmans had deelgenomen aan de onderhandelingen over de extra export-belasting en was sinds 1950 de eerste commissaris voor de toepassingen van kernenergie in België, belast met de promotie en coördinatie van alle activiteiten omtrent kernenergie in België. Wanneer het centrum officieel werd opgericht op 19 april 1952 werd hij ook benoemd tot eerste voorzitter van de raad van bestuur.95

Het centrum was dan wel opgericht, maar had nog geen vaste plek om zich te vestigen. De eerste onderzoeken en studies werden daarom opgestart op de terreinen van “de administratie voor luchtvaartkunde” in Sint-Genesius Rhode op ongeveer tien kilometer van het stadscentrum van Brussel. Deze onderzoeken focuste voornamelijk op de conceptie van een eerste proefreactor. Een permanente oplossing werd pas gevonden in 1953 wanneer het centrum in Mol grote stukken onbebouwde grond wist aan te aankopen van de koninklijke familie. De terreinen werden in de daaropvolgende jaren omgevormd tot enorme bouwwerven, waar naast laboratoria, technische en administratieve gebouwen ook woonblokken werden gebouwd voor het toekomstige personeel en buitenlandse gasten. Door de omvang van deze werken duurde het tot 1955 voordat de eerste teams konden verhuizen van Sint- Genesius-Rode naar Mol om er daadwerkelijk te beginnen werken vanaf 1956. Dit wierp vrij snel zijn vruchten af wanneer de eerste Belgische kernreactor, de BR1, zijn allereerste kettingreactie produceerde in datzelfde jaar.96

Naast de BR1 werd in het midden van de jaren vijftig ook beslist een reactor voor het testen van materiaal op te richten. De plannen werden door het SCK-CEN in samenwerking met een Amerikaans ingenieursbedrijf uitgetekend. De bouw van het project startte in 1957 en werd voltooid in 1959 om twee jaar nadien zijn eerste kettingreactie te produceren. Het doel van deze reactor was niet het testen van de mogelijkheid tot het produceren van elektriciteit met kernenergie, maar wel het testen van verschillende materialen voor de koeling van de reactor en verschillende soorten kernbrandstoffen. Aangezien het de tweede kernreactor op Belgisch grondgebied was, werd hij de BR2 genoemd. De dag

95 Liesbeth Verwimp en Anne Verledens, SCK-CEN: the Belgian nuclear research center, 1952-2002 (Balen: Grafilux Printing, 2002), 6-7.

van vandaag is de BR2 ondanks zijn leeftijd nog steeds één der meest krachtige onderzoeksreactoren ter wereld.97

Tot op dit moment waren beide reactoren op de terreinen van het SCK-CEN uitsluitend bedoeld als onderzoeksreactoren om bepaalde technieken op punt te kunnen stellen en personeel in staat te stellen zich vertrouwd te maken met de nieuwe technologie. Ze waren echter niet in staat om gericht te testen naar de capaciteit om via kernenergie op een industriële manier elektriciteit te produceren. Het is daarom niet onlogisch dat het centrum en zijn grootste financier, de Belgische overheid, zeer geïnteresseerd waren toen Electronucléaire kwam aankloppen met het voorstel om de proefreactor, die origineel bedoeld was voor de wereldtentoonstelling van 1958, over te dragen en te bouwen op de terreinen van het SCK-CEN. Beide partijen zagen het nut in van deze samenwerking en besloten al snel met elkaar in zee te gaan.

Op 8 april 1957 meldde Ryckmans aan de minister van economische zaken, Rey, dat hij het centrum de toestemming had gegeven om de bestelling van de reactor over te nemen van de industrie. Er werd besloten een formele samenwerking op te zetten.98 De modaliteiten voor de samenwerking moesten echter nog uitgewerkt worden en waren onderworpen aan de wensen van zowel de industrie als het centrum. Langs de ene kant wou de industrie absoluut niet de volledige controle verliezen over de reactor die van vitaal belang was voor hun toekomst in de nucleaire sector, maar langs de andere kant had ze niet langer de financiële middelen om de conceptie ervan helemaal alleen te verwezenlijken dankzij Westinghouse die de vertragingen had aangegrepen om de prijs te verhogen. Als gevolg hiervan hadden ze dus de uitgebreide middelen van het SCK-CEN nodig. Het centrum van haar kant kon niet akkoord gaan met het betalen van alle kosten, terwijl de reactor voor een deel in handen bleef van de industrie en verwachtte dus een jaarlijkse financiële bijdrage van de bedrijven die Electronucléaire hadden opgericht als voorwaarde voor een akkoord.

De onderhandelingen werden succesvol afgerond met het ondertekenen van een conventie in de zomer van 1957. Er werd overeengekomen dat de industrie vanaf dat moment en voor een periode van vijftien jaar de activiteiten van het SCK-CEN mee zouden financieren voor een bedrag dat overeenkwam met een vierde van het jaarlijkse budget van het centrum. Deze bijdrage was gelimiteerd op maximaal 40 miljoen Belgische frank en zou voor 1957 neerkomen op een bedrag van 36 miljoen frank om vanaf 1958 verhoogd te worden tot het maximumbedrag. In ruil daarvoor verbond het centrum zich ertoe de pilootcentrale van 11,5 MW op haar terreinen te bouwen en daarvoor de bestellingen die al geplaatst waren door Electronucléaire over te nemen. De centrale zou beheerd worden op basis van een onderzoeksprogramma dat in samenspraak met de industrie opgesteld zou worden. Het personeel dat toezicht zou houden op de constructie, inwerkingstelling en exploitering van de centrale zou worden aangesteld door het centrum op aanbeveling van de industrie. Tot slot kreeg het personeel van de bedrijven die deelnamen aan het gezamenlijk programma volledige toegang tot alle installaties en instrumenten van het centrum en konden ze ook deelnemen aan de activiteiten van het centrum.99 De industrie behield dus gedeeltelijk de controle over de reactor en verkreeg daarnaast exact

97 Verwimp en Verledens, SCK-CEN, 16.

98 Brief van Pierre Ryckmans aan minister van economische zaken Jean Rey, 08.04.1957 (Algemeen Rijksarchief 2, Brussel (ARA2), Tractionel, 2044).

99 Conventie tussen de Fondation Nucléaire en het SCK-CEN, 12.08.1957 (Algemeen Rijksarchief 2, Brussel (ARA2),

waarnaar ze opzoek was, namelijk een perfecte omgeving om haar personeel vertrouwd te maken met de nieuwe technologie en om ervaring op te doen in de exploitatie van een kernreactor.

Voordat de conventie in werking kon treden, stelden er zich nog twee problemen. Langs de kant van het centrum was het niet mogelijk om met de toenmalige statuten een gemengde financiering tussen overheid en industrie toe te staan. Om dit wel mogelijk te maken werd het SCK-CEN omgevormd tot een organisatie van algemeen nut met rechtspersoonlijkheid.100 De nieuwe statuten daarvoor werden op 23 juli 1957 gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Ook de zetels in de raad van bestuur werden herverdeeld om de industrie toe te laten meer vertegenwoordigers af te vaardigen. Vanaf dat moment zouden er 31 mensen zetelen in de raad. Deze mensen vertegenwoordigden niet enkel de overheid en industrie, maar ook de wetenschappelijke en educatieve kringen van het land werden vertegenwoordigd.101 De doelen van het centrum werden aangepast naar het onderstaande:

“The collecting and keeping of scientific and technical documentation relating to the application of nuclear energy; Undertaking

research of a scientific and technological nature regarding applied nuclear energy; Stimulating the training of specialized personnel relating to the application of nuclear energy; Performing supervisory and monitoring operations of a technical nature.”102 Langs de kant van de industrie was het niet mogelijk om met Electronucléaire de conventie die op dat moment onderhandeld werd uit te voeren. De doelen van de onderneming waren zeer eng gespecifieerd zodat ze enkel de bouw en exploitatie van de reactor dekten. Het was dus onmogelijk om de financiering van het centrum op te zetten vanuit Electronucléaire. Daarom werd deze onderneming reeds enige tijd voor de ondertekening van de conventie geliquideerd.103 Om de financiering van het SCK-CEN door de industrie mogelijk te maken en te zorgen dat ze zo vlot als mogelijk verliep, werd een nieuwe instelling van openbaar nut gecreeërd, de Fondation Nucléaire. De middelen van deze nieuwe instelling werden ingebracht door de bedrijven die Electronucléaire gesticht hadden. Er werd tussen de bedrijven afgesproken dat ieder van hen jaarlijks 1/15 van het kapitaal dat ze ingebracht hadden in Electronucléaire zouden overmaken naar de Fondation Nucléaire en dit voor een periode van vijftien jaar. Op deze manier zou het totale bedrag oplopen tot 675 miljoen Belgische Frank.104 De Fondation Nucléaire zelf werd dan weer ondergebracht in een nieuwe organisatie die bedrijven uit verschillende industriële sectoren met interesse in kernenergie en zijn toepassingen bij elkaar bracht. Deze organisatie werd de Groupement Professionel de l’Industrie Nucléaire genoemd. Bij de oprichting ervan, in mei 1957 bestond de groep uit niet minder dan 55 leden; een aantal dat tegen het einde van 1957 gestegen was tot 59 leden.105 Dit aantal was beduidend hoger dan de 21 bedrijven die deelnamen aan het originele project zoals het gepland was door Electronucléaire. Dit vormt een duidelijk bewijs voor de brede interesse van de Belgische nijverheid in kernenergie en zijn toepassingen.Via deze weg werd de conventie die iets later gesloten werd tussen het SCK-CEN en de Fondation Nucléaire uitvoerbaar. De werken aan de BR3 reactor werden zoals afgesproken uitgevoerd op de terreinen en op kosten van het

100 Vertaald vanuit het Engelse “organization of public benefit with a legal personality”. 101 Verwimp en Verledens, SCK-CEN, 12.

102 Verwimp en Verledens, SCK-CEN, 12.

103 Document met nota’s over de geanticipeerde ontbinding van Electronucléaire, 12.12.1957. 104 Document met nota’s over de geanticipeerde ontbinding van Electronucléaire, 12.12.1957.

105 Jaarverslag van 1957: Groupement Professionel de l’Industrie Nucléaire, 1958 (Algemeen Rijksarchief 2, Brussel (ARA2), Electrobel, 1602).

SCK-CEN. De constructiewerken werden aan het begin van 1962 afgerond, waarna de reactor operationeel werd door middel van zijn eerste kettingreactie in 1963.106