• No results found

Aan de hand van het eerste deel kunnen we dus zeggen dat de nucleaire droom van de Belgische industrie zijn ontstaan kende in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog. Om dit te bewijzen heb ik in datzelfde eerste deel de context onderzocht waarin dit mogelijk werd. Daarbij keken we allereerst naar de Belgische steenkoolsector. Een sector die na de Tweede Wereldoorlog in zware problemen terechtkwam, waardoor het traditionele energiesysteem gebaseerd op de aanwezigheid van goedkoop steenkool dysfunctioneel werd. Ten tweede onderzochten we de impact van verschillende nationalisatiegolven na de Tweede Wereldoorlog. Deze hadden tot gevolg dat de grote internationale aanwezigheid en daarbijhorende bloeiperiode van de Belgische elektrische nijverheid ten einde kwam. Ten laatste zagen we in dit deel dat zowel de problemen in de mijnbouw als het einde van de buitenlandse bloeiperiode gebeurden in een periode waarin het duidelijk werd voor zowel de industrie als de overheid dat de verwachte economische groei zou zorgen voor een sterke stijging van de vraag naar elektriciteit in de daaropvolgende jaren.

Deze drie factoren moeten volgens het kader van Penrose gezien worden als externe factoren die de Belgische industrie beïnvloedde in hun keuze om voor de ontwikkeling van nucleaire capaciteiten te kiezen. De problemen in de steenkoolsector zorgde er namelijk voor dat er niet op steenkool gerekend moest worden voor de verhoging van de productiecapaciteit die nodig was om de extra vraag in de toekomst te dekken. De industrie werd dus als het waren gedwongen door deze factoren om nieuwe productiemiddelen te ontwikkelen waarbij al snel naar kernenergie gekeken werd als een goedkope manier om grote hoeveelheden elektriciteit te produceren. Daarbij zagen ze kernenergie waarschijnlijk ook als dè technologie waarmee de Belgische industrie op internationaal vlak opnieuw een belangrijke rol kon spelen.

De bovenstaande context verklaard aldus het ontstaan van de nucleaire droom binnen de Belgische industrie. De definitie van technopolitiek zoals naar voren geschoven door Gabrielle Hecht stelt dat dit fenomeen duidt op het nastreven van een welbepaald doel aan de hand van een specifieke technologie. In deel twee onderzochten we hoe de Belgisch industrie via kernenergie haar doel probeerde na te streven en hoe ze daarbij tewerk ging. In het eerste hoofdstuk zagen we de eerste stap waarbij de Belgische industrie via de BR3 reactor en de bedrijven, zoals het B.E.N., die in haar zog ontstonden een perfecte opleidingsomgeving creeërde voor haar personeel. Op deze manier kon het bedrijf de nodige expertise verzamelen omtrent kernreactoren en hun werking, één der productiemiddelen die nog niet aanwezig was binnen de bedrijven. Tegelijkertijd werd de industrie gedwongen werd zich te organiseren in een nieuwe organisatie, de Groupement Professionel de l’Industrie Nucléaire teneinde haar bijdrage aan het SCK-CEN te kunnen betalen. De tweede grote stap was de deelname van de Belgische elektriciteitsindustrie aan de Frans-Belgische kerncentrale in Chooz. We zagen dat in de Verenigde Staten rond het begin van jaren zestig reeds enkele grote kerncentrales operationeel waren en zelfs in staat waren om door hun grote vermogen competitief te zijn met de klassieke centrales. De kerncentrale in Chooz vormde dus de eerste ervaring met een (semi)-industriële centrale en diende, naast de verzameling van expertise in verband met dit soort kerncentrales, onder meer om na te gaan of een verhoging van het vermogen ook daadwerkelijk een gunstige uitwerking had op de rendabiliteit van elektriciteitsproductie aan de hand van kernenergie. Het positieve resultaat van deze test resulteerde eind jaren zestig in de beslissing van de elektriciteitsproducenten om in België ook twee kerncentrales van groot vermogen op te richten nabij Doel en Tihange. Op die manier leidde de

opgedane ervaring uit de eerste twee stappen tot de start van een commerciële fase van kernenergie in ons land. In het derde hoofdstuk sloegen we een andere weg in en onderzochten we de ontwikkeling van een nieuw type reactor, genaamd Vulcain, door de Belgische industrie en meer bepaald de constructiebedrijven die zich verenigden in de onderneming Belgonucléaire. Dit bewees dat het niet enkel de elektriciteitsproducerende bedrijven waren die actief deelnamen aan de ontwikkeling van kernenergie, maar dat er wel degelijke interesse was in de nieuwe technologie bij de bredere lagen van de Belgische industrie. De techniek achter de reactor zou hem in staat stellen snel competitief te worden met klassieke elektriciteitscentrales waarna hij door zijn gemiddeld vermogen uiterst geschikt was om te bouwen in gebieden met een onderontwikkelde infrastructuur. Zoals we gezien hebben was dit doel echter niet realistisch, dankzij de te grote kapitaalsvereisten die dit met zich mee zou brengen voor deze doelgebieden. Aldus getuigde het project simpelweg van een te groot optimisme in de nieuwe technologie. Hieraan gekoppeld bekeken we de rol van de overheid in de financiering van projecten zoals deze en vroegen we ons af wat het doel was van de overheid hiermee. Om dit te beantwoorden heb ik geargumenteerd dat de Belgische overheid haar industrie zowel financieel als op andere manieren steunde om zo kernenergie een belangrijke en langdurige positie te bezorgen binnen de Belgische energiemix naar analogie met het onderzoek van Jennifer Eaglin over de ethanolindustrie in Brazilië. In het laatste hoofdstuk bewees ik aan de hand van de documenten van de G.P.I.N. dat er bij de bredere Belgische industrie wel degelijk het specifieke doel leefde om via kernenergie een belangrijke plek te gaan innemen op het internationale toneel. Het duidelijke bewijs van de technopolitieke aard van de bovenstaande stappen. Aanvullende stonden de activiteiten van deze organisatie ons toe om deze organisatie te zien als een “technopolitical regime” dat overkoepelend opereerde en het mogelijk maakte aan de bredere industrie om haar technopolitiek doel na te streven, zoals dit in de definitie omschreven werd door Hecht.

Alles samen kunnen we dus zeggen dat de nucleaire droom van de Belgische industrie ontstaat aan de hand van 3 externe factoren die hen in de eerste tien jaar na de Tweede Wereldoorlog dwongen op zoek te gaan naar een nieuwe manier van elektriciteitsproductie. Daarbij heeft de Belgische industrie op een zeer doelgerichte en stapsgewijze manier de nodige kennis en expertise verzamelt in het nucleaire domein zodat ze op die manier in staat zouden zijn om hun technopolitieke doel van bedrijfsexpansie te verwezelijken. Dit is echter maar het topje van de ijsberg inzake de geschiedenis van het nucleaire tijdperk in België. Een periode in onze geschiedenis die meer aandacht verdiend van historici dan ze totnogtoe heeft mogen ontvangen.

BIBLIOGRAFIE

Afkortingen

ARA Algemeen Rijksarchief, Brussel ARA2 Algemeen Rijksarchief 2, Brussel IAEA International Atomic Energy Agency EPL Eisenhower Presidential Library

Onuitgegeven bronnen

BELGIË Brussel

Algemeen Rijksarchief

Interministeriële economische commissie en comité der prioriteitsrechten

2622 Rapport E.G.K.S.: Karakteristieken van de concurrentie tussen

de Europese en Amerikaanse steenkoolsector, 1954.

2627 Rapport over de steenkoolpolitiek van de E.G.K.S., 1954.

2646 Rapport over de prestaties van de Belgische economie, 1953-

1954.

2647 Rapport met verwachtingen en voorwaarden voor de groei van

de Belgische economie tussen 1956-1966, 1955.

2629 Rapport over de steenkoolpolitiek van de E.G.K.S., 1955.

Ministerie van economische zaken. Administratie van de nijverheid. Dienst voor innovatie en technologische samenwerking

146 Dossier: toekenning van lening aan het vulcain-project,

25.11.1964.

179 Dossier: toekenning van lening aan een nieuw procéde voor het

gieten van stalen pijpen, 09.02.1964.

178 Dossier: toekenning lening voor machine om kernreactoren te

laden en te ontladen, 09.02.1965.

Algemeen Rijksarchief 2 – Depot Joseph Cuvelier

Electrobel

17 Verslag van raad van bestuur, 15.12.1947.

19 Verslag van raad van bestuur, 21.12.1953.

Verslag van raad van bestuur, 25.06.1956.

1601 Document met nota’s over de geanticipeerdeontbinding van

Elektronucléaire, 12.12.1957.

1575 Exploitatierapport BR3 reactor, 25.01.1963.

Rapport aangaande de activiteiten en financiële situatie van de fondation nucléaire, 1962.

1581 Statuten van het B.E.N., 04.06.1956.

1582 Jaarverslag van 1958: B.E.N., 28.04.1959.

Jaarverslag van 1961: B.E.N., 24.04.1962. Jaarverslag van 1962: B.E.N., 30.04.1963. Jaarverslag van 1964: B.E.N., 27.04.1965.

1600 Brief van M. De Merre en H. Robiliart aan Electrobel aangaande

1602 Jaarverslag van 1957: G.P.I.N., 1958.

Rapport over de activiteiten van de G.P.I.N. in 1957, 31.01.1958.

3008 Contract voor studies over de impact van pompcentrales op de

economische situatie van kerncentrales, 28.04.1966.

3010 Contract tussen S.E.N.A. en de Franse en Belgische

studiebureaus, geen datum.

Conventie tussen Centre et Sud en Ecetra-Sofina, 31.03.1961.

Tractionel

165 Verslag van raad van bestuur, 11.04.1945.

Verslag van raad van bestuur, 26.02.1946. Verslag van raad van bestuur, 25.09.1946. Verslag van raad van bestuur, 26.03.1947. Verslag van raad van bestuur, 28.05.1947. Verslag van raad van bestuur, 19.09.1948.

167 Verslag van raad van bestuur, 04.04.1951.

Verslag van raad van bestuur, 23.05.1951. Verslag van raad van bestuur, 26.09.1951.

168 Verslag van raad van bestuur, 25.11.1953.

Verslag van raad van bestuur, 25.03.1953.

169 Verslag van raad van bestuur, 26.01.1955.

Verslag van raad van bestuur, 30.03.1955.

169 Verslag van raad van bestuur, 29.09.1955.

Jaarverslag van 1966: Belgonucléaire, 27.04.1967. Jaarverslag van 1967: Belgonucléaire, 25.04.1968. Jaarverslag van 1971: Belgonucléaire, 27.04.1972.

2044 Telegram van W.E. Knox aan Meneer Dubois, 23.03.1957.

Brief van Pierre Ryckmans aan minister van economische zaken Jean Rey, 08.04.1957.

2055 Document getiteld: “l’Organisation nucléaire en Belgique”,

18.03.1958.

Conventie tussen de fondation nucléaire en SCK-CEN, 12.08.1957.

2062 Brief van M. Masoin met bijgevoegde vragenlijsten, 24.04.1958.

2078 Brief van M. Masoin gericht aan Meneer Smits, 24.12.1958.

Document getiteld “quelques vues sur la politique nucléaire en Belgique”, 02.07.1958.

Document getiteld “la politique nucléaire en Belgique”, 20.02.1959.

2079 Document over de mogelijkheden van de BR3 als experimentele

reactor.

Document aangaande de bijdrage van de fondation nucléaire aan het B.E.N., 13.02.1963.

4813 Jaarverslag van 1968: S.E.N.A., 1969.

Jaarverslag van 1970: S.E.N.A., 1971.

OOSTENRIJK Wenen

International Atomic Energy Agency

Collections

Rapport over de kerncentrale van Shippingport, 04.10.1993. Geraadpleegd 15.05.2020.

www.inis.iaea.org/collection/NCLCollectionStore.

VERENIGDE STATEN Abilene Kansas

Eisenhower Presidential Library

Atoms for peace evolution

30 Atoms for peace draft #5, 28.11.1953. Geraadpleegd 02.05.2020.

Literatuur

Argonne National Laboratory. “Argonne's nuclear science and technology legacy,” Argonne National Laboratory. Geraadpleegd 11.05.2020, https://www.ne.anl.gov.

Brion, René en Jean-Louis Moreau. Tractebel: metamorfosen van een industriële groep, 1895-1995. Antwerpen: Mercatorfonds, 1995.

Brion, René en Jean-Louis Moreau. Van mijnbouw tot Mars: de ontstaansgeschiedenis van Umicore. Tielt: Uitgeverij Lannoo, 2006.

De la Torre, Joseba en Maria del Mar Rubio-Varas. Inleiding in The economic history of nuclear energy in Spain

governance, business and finance, uitgegeven door Joseba De la Torre en Maria del Mar Rubio-Varas. IX-X

Londen: Palgrave Macmillan, 2017.

De la Torre, Joseba en Maria del Mar Rubio-Varas. eds. The economic history of nuclear energy in Spain:

governance, business and finance. Londen: Palgrave Macmillan, 2017.

De la Torre, Joseba en Maria del Mar Rubio-Varas. “Nuclear power for a dictatorship: state and business involvement in the Spanish nuclear program.” Journal of contemporary history 51 nr. 2 (2016): 385-411. Eaglin, Jennifer. “More Brazilian than cachaça: Brazilian sugar-based ethanol development in the twentieth century.” Latin American Research Review 54, nr. 4 (2019): 927-543.

Gowing, Margaret en Lorna Arnold. Inleiding in Independence and deterrence: Britain and atomic energy, 1945-

1952 volume 1: policy making, uitgegeven door Margaret Gowing en Lorna Arnold, IX-XI. Londen:

Macmillan, 1974.

Gowin Margaret en Lorna Arnold. Independence and detererence: Britain and atomic energy, 1945-1952 volume

1: policy making. Londen: Macmillan, 1974.

Grace’s Guide. “U.K.A.E.A.” Grace’s Guide to British Industrial History. Geraadpleegd 19.05.2020, https://www.gracesguide.co.uk/UKAEA.

Hecht, Gabrielle. “Political designs: nuclear reactors and national policy in postwar France.” Technology

and Culture 35, nr. 4 (1994): 657-685.

Hecht, Gabrielle. The radiance of France: nuclear power and national identity after World War II. Cambridge: MIT Press, 2009.

Helmreich, Jonathan E. “The negotiation of the Belgian uranium export tax of 1951.” Revue Belge de Philologie et d'Histoire 68, nr. 2, (1990): 320-351.

Kalmbach, Karena. “Revisiting the nuclear age: state of the art research in nuclear history.” Neue

Lazonick, William. “Business history and economic development.” In The Oxford handbook of business

history, uitgegeven door Geoffrey Jones and Jonathan Zeitlinn, 67-95. Oxford: Oxford University Press,

2007.

Lemmens, Thomas. “Het nucleaire tijdperk in de historiografie: de rol van West-Europese overheden in de keuze voor kernenergie in de tweede helft van de twintigste eeuw.” Bachelorproef, Universiteit Gent, 2019.

Nuclear Energy Agency. “Uranium 2016: resources, production and demand.” Proquest. Geraadpleegd 26.04.2020. https://search.proquest.com.

Penrose, Edith. The theory of the growth of the firm. Oxford: Oxford University Press, 2009.

Theaker, Martin. Britain, Europe and civil nuclear energy, Britain and the world. Londen: Palgrave Macmillan, 2018.

Verwimp, Liesbeth en Anne Verledens. SCK-CEN: the Belgian nuclear research center, 1952-2002. Balen: Grafilux Printing, 2002.

Winskel, Mark. “Autonomy’s end: nuclear power and the privatization of the British electricity supply industry.” Social Studies of Sciences 32, nr. 3 (2002): 439-467.

Zoellner, Tom. Uranium: war, energy and the rock that shaped the world. Londen: Penguin Books, 2009.