• No results found

DE FINANCIERING VAN HET PROJECT EN HET DOEL VAN DE OVERHEID

CONCLUSIE DEEL

HOOFDSTUK 3: BELGSICHE REACTORONTWIKKELING: DE VULCAIN REACTOR

3.2. DE FINANCIERING VAN HET PROJECT EN HET DOEL VAN DE OVERHEID

Een groots en ambitieus project zoals de Vulcain, dat vanaf de grond moest worden opgebouwd en ontwikkeld kostte ongelofelijk veel geld. Zoals gezegd in de geschiedenis van het SCK-CEN in Mol kostte het de Belgische overheid ongeveer 800 miljoen Belgische frank om de BR1 reactor te ontwikkelen. Voor die tijd een gigantisch bedrag dat toen gelukkig betaald werd door de Amerikaanse en Britse overheid. Investeringen zoals deze waren bijna altijd te groot om door de industrie alleen gedragen te worden, zelfs wanneer meerdere bedrijven samenwerkten. We zagen reeds dat enkele internationale organisaties zoals Euratom een financiële bijdrage leverden aan het project, maar Belgonucléaire keek ook naar de Belgische overheid voor extra financiële steun.

Ze deed daarvoor een beroep op de wet van 17 juli 1959 en 14 februari 1961 voor de bevordering van de economische expansie van België. Deze wet stipuleerde dat een bedrijf een renteloze lening van de overheid kon bekomen die maximaal de helft van de geschatte kosten mocht dekken en niet hoger mocht zijn dan 40 miljoen Belgische Frank. Deze lening moest enkel terugbetaald worden door het bedrijf wanneer het gefinancierde project omgezet werd in een rendabele industriële of commerciële toepassing. Als voorwaarde om in aanmerking te komen, moest wel aangetoond worden door het bedrijf dat hetgeen ze trachtten te ontwikkelen een positieve invloed zou hebben op de Belgische economie. In de archieven van het ministerie van economische zaken en meer bepaald van de dienst voor wetenschappelijke bevordering en technologische innovaties heb ik het dossier over de aanvraag voor het Vulcain project teruggevonden. Daaruit blijkt dat Belgonucléaire in 1964 het maximumbedrag van 40 miljoen Belgische frank toegewezen kreeg, omdat het project het algemeen

146 Jaarverslag van 1965: Belgonucléaire, 28.04.1966.

economische belang van het land behartigde, vooral op het vlak van de creatie van nieuwe industrieën en de productie van nieuwe producten.148

Het dossier biedt naast een inkijk in de overheidsfinanciering van het project ook een breder overzicht van de algemene financiering en schattingen over de kosten die Belgonucléaire verwachtte bij elke fase van de ontwikkeling. Op deze manier kunnen we een beter zicht krijgen op de totale ontwikkelingskosten van het Vulcain project. Via deze manier weten we dat de eerste reeks studies uitgevoerd tussen 1959 en 1961 meer dan 16 miljoen Belgische frank hadden gekost. Daarnaast werd geschat dat de eerste ontwikkelingsfase ongeveer 75 miljoen frank zou kosten, de industrie en het SCK- CEN zouden daarvan 25 miljoen betalen en de rest van het bedrag werd ingebracht door de overheid. De tweede etappe zou de grootste zijn, met een geschatte kost van niet minder dan 300 miljoen Frank. Het testen van het prototype van de reactor in de derde fase zou een bijkomende 200 miljoen frank vereisen, waarvan dus zoals hierboven aangegeven 40 miljoen betaald werd via een renteloze lening van de Belgische regering. Alles bij elkaar kwam de geschatte kost voor de ontwikkeling dus op 575 miljoen Belgische frank uit. Een gigantisch bedrag zelfs als we de bijdragen van de overheid weglaten.149

Het Vulcain-project was echter niet het enige project dat in deze periode ten dele gefinancierd werd door de overheid. Tussen de vele dossiers die in deze tijd behandeld en goedgekeurd werden, zitten er nog enkele anderen voor prototypes op nucleair gebied. Zo werd er in 1965 een aanvraag ingediend door vier bedrijven: Usines E. Henricot, S.A. Carnoy-Vandersteen, Tuyauteries et Constructions S.A. en Fabricom. De aanvraag was voor een nieuw proces dat ze hadden ontwikkeld om buizen van roestvrij staal te gieten voor gebruik in kernreactoren, meer bepaald in de reactor van de reeds besproken centrale in Chooz. De kosten voor het fabriceren van deze buizen waren bijzonder hoog door de specifieke vormen en diameters die vereist waren. Dankzij het nieuwe proces van gieten werd dit teniet gedaan en werd een economischere productie van zulke buizen mogelijk. Ook in dit dossier zien we een bepaald optimisme opduiken bij de Belgische industrie. Zo merkt men namelijk op dat de nieuwe techniek interessante mogelijkheden biedt voor de bedrijven gezien de grote hoeveelheden kerncentrales die gebouwd zullen worden in de jaren daarop, zowel in België als in het buitenland. De Belgische overheid ging mee in dit optimisme en verwachtte dat gezien de marktmogelijkheden de terugbetaling van de lening weinig problemen zou vormen. Een rationele gedachte aangezien er reeds een opdracht was, de centrale in Chooz, waar deze nieuwe techniek een toepassing zou kennen. Op basis hiervan werd beslist door de raad om maximaal 2.250.000 frank te lenen aan de vier bedrijven, met het oog op de totstandbrenging van de nieuwe techniek.150

Omstreeks dezelfde tijd verzocht een ander bedrijf, S.A. Ateliers J. Hanrez, financiering voor de bouw van een machine om brandstoffen in en uit een kernreactor te laden. De machine zou gebruikt kunnen worden in in de toekomst nog te bouwen reactoren van ongeveer 500 MW. Het is echter goed om op te merken dat er op dat moment nog geen plannen bekend gemaakt waren voor een kerncentrale van 500 MW in België, zoals we reeds zagen werd dit pas beslist op het einde van de jaren zestig. Het moge dus duidelijk zijn dat dit bedrijf zich al aan het voorbereiden was op dat moment. In haar advies geeft de raad die goedkeuring moest geven aan dat er in België nog geen mogelijkheid was om dergelijke machines te fabriceren. Het steunen van dit initiatief zou de Belgische industrie in een bevoorrechte

148 Dossier omtrent toekenning van lening aan het vulcain-project, 25.11.1964. 149 Dossier omtrent toekenning van lening aan het vulcain-project, 25.11.1964.

150 Dossier met omschrijving van een procéde voor het gieten van stalen pijpen, 09.02.1965 (Algemeen Rijksarchief, Brussel (ARA), promotie van technologisch onderzoek, 179).

positie brengen wanneer de elektriciteitsproducenten in binnen- en buitenland orders zouden beginnen plaatsen voor dit soort kerncentrales. Via deze motivatie gaf de raad haar toestemming om het gevraagde bedrag van 1.325.000 Belgische frank over te maken aan de initiatiefnemers.151

Dit soort dossiers bieden ons dus een inkijk in het beleid van de Belgische overheid om via gerichte financiële injecties de ontwikkeling van kernenergie en zijn verschillende toepassingen te ondersteunen. Maar waarom interesseerde de Belgische overheid zich nu net voor kernenergie? Het antwoord moet waarschijnlijk gezocht worden in het eerste deel. We weten daaruit dat de productie van elektriciteit via steenkool problematisch was geworden en dat de hogere vraag naar elektriciteit niet kon worden beantwoord via deze energiebron. Er moest dus een andere oplossing gevonden worden. Aan de ene kant was er de optie om volop over te schakelen op petroleum. België beschikt echter niet over olie-reserves en zou dus gedwongen worden enorme hoeveelheden te importeren vanuit het buitenland. Dit zou natuurlijk een negatieve invloed heeft op de handelsbalans en België sterk afhankelijk maken op het vlak van energie. Langs de andere kant was er kernenergie. Een nieuwe vorm van energie waarvan beloofd werd dat het een ware revolutie zou betekenen in de elektriciteitsproductie. Bovendien beschikte België via zijn kolonie over uraniumreserves en was ze dus niet afhankelijk van het buitenland voor de brandstof. Kernenergie bood dus meer voordelen, hetgeen verklaart waarom de Belgische overheid op de ontwikkeling van een binnenlandse nucleaire sector inzette. In principe is het doel dat ze hiermee voor ogen hadden te vergelijken met hoe de Braziliaanse overheid in de twintigste eeuw via de grootschalige financiering van de binnenlandse ethanolindustrie probeerde om ervoor te zorgen dat ethanol voor een lange periode een belangrijke plaats zou innemen in de energiestrategie van het land. Dit in acht genomen kunnnen we voor de Belgische overheid hetzelfde argumenteren. De financiering die ze bood aan bijvoorbeeld de industrie via de bovenstaande lening, de subsidiëring aan het SCK- CEN, de deelname aan bijvoorbeeld Euratom en vele andere elementen moeten allemaal gekaderd worden in de wil van de Belgische overheid om kernenergie net zoals Ethanol in Brazilië een langdurige plaats te geven in de Belgische energiemix.152 Dit is succesvol gebleken wanneer we zien dat kernenergie op zijn hoogtepunt 70% van de Belgische elektriciteitsproductie verzorgde en de dag van vandaag nog steeds ongeveer 50%.153

151 Dossier met omschrijving van een machine om kernreactoren te laden en te ontladen, 09.02.1965 (Algemeen Rijksarchief, Brussel (ARA), promotie van technologisch onderzoek, 178).

152 Jennifer Eaglin, “More Brazilian than cachaça: Brazilian sugar-based ethanol development in the twentieth century,” Latin American Research Review 54, nr. 4 (2019): 927-31.