• No results found

CONCLUSIE DEEL

HOOFDSTUK 1: VAN EXPO ‘58 NAAR MOL: DE BR3 REACTOR

1.2. DE BR3 REACTOR EN TECHNOPOLITIEK?

Wat is er nu belangrijk aan dit hele narratief over de totstandkoming van de BR3 reactor en hoe past dit precies binnen het technopolitieke doel dat de Belgische industrie tracht na te streven met kernenergie? Zoals aangegeven in de inleiding van dit deel ontbrak het de Belgische industrie in de eerste jaren voornamelijk aan ervaring en expertise met betrekking tot kernenergie. Daardoor werd het opleiden van gekwalificeerd personeel in de eerste jaren van de ontwikkeling van de nucleaire sector één van de belangrijkste opdrachten van de industrie. Het is in het licht hiervan dat we het bovenstaande narratief moeten bekijken.

De opleiding van personeel gebeurde niet enkel in de BR3 reactor, maar ook in de bedrijven die errond werden opgericht. Ten eerste is hierbij een belangrijke rol weggelegd voor de studiebureaus van Electrobel en Tractionel. Een studiebureau is actief ofwel als raadgevend ingenieur of al algemeen aannemer. Als onafhankelijke raadgevende ingenieur staat een studiebureau zijn klanten bij en verdedigt het zijn belangen bij de uitvoering van industriële installaties of vastgoedprojecten. In dit geval omvatten de activiteiten onder meer het uittekenen van de plannen, de algemene leiding over de werken en de oplevering van de installaties. Als algemeen aannemer zal het studiebureau vaak complexe installaties uitvoeren die verschillende technieken vereisen. Het bureau zal in deze hoedanigheid globale studies uitvoeren en de werken van de verschillende onderaannemers controleren en coördineren. In dit geval zal het studiebureau naar de opdrachtgever toe fungeren als de enige verantwoordelijke van de werken.107

Dit zorgt er dus voor dat studiebureaus met een focus op nucleaire toepassingen, zoals bijvoorbeeld het B.E.N. uitermate geschikt waren om de ingenieurs en technici van de bedrijven vertrouwd te maken met de nieuwe technologie. De opleiding van personeel werd daarom ook expliciet opgenomen als één van de bedrijfsdoelen van het B.E.N.108 Gedurende de eerste jaren werd er in de jaarverslagen een voortgangsrapportage bijgevoegd over de vooruitgang die gemaakt werd inzake de opleiding van ingenieurs en technici. Over het werkjaar 1958 liet het B.E.N. noteren dat ondanks de grote werkdruk die ze ondervonden er toch tijd gevonden was om gedurende het jaar het personeel bijkomende opleidingen te geven in de disciplines nodig voor het nucleaire domein. Dit werd onder meer bewerkstelligd door de werknemers stage te laten lopen aan verschillende internationale onderzoekscentra in Europa en in de Verenigde Staten. Zo hadden bijvoorbeeld enkele ingenieurs zich vervoegd bij de nucleaire divisie van Westinghouse om samen met de reeds ervaren Amerikaanse ingenieurs te werken aan de plannen voor de BR3 reactor. Zes andere ingenieurs hadden dan weer deelgenomen aan een twee weken durende internationale conferentie in Genève over de vredevolle toepassingen van kernenergie, een omgeving waar ze zich hadden kunnen mengen met specialisten vanover de hele wereld. Tot slot had het B.E.N. de taak op zich genomen om voor enkele elektriciteitsproducerende bedrijven, waarschijnlijk ondernemingen waarin Electrobel en Tractionel een aandeel hadden, technici om te vormen voor de nucleaire sector. Deze technici hadden volgens het

106 Exploitatierapport BR3, 25.01.1963 (Algemeen Rijksarchief 2, Brussel (ARA2), Electrobel, 1575). 107 Brion en Moreau, Tractebel, 267.

rapport een lange stage achter de rug in de Amerikaanse kerncentrale van Shippingport.109 Deze centrale was een jaar eerder operationeel geworden en was de eerste kerncentrale die volledig gewijd was aan de commerciële productie van elektriciteit. De stage verkreeg zijn waarde dankzij de overdracht van ervaring uit het Amerikaanse team dat reeds één jaar ervaring had, maar ook dankzij het feit dat de Belgische mensen simpelweg de Amerikaanse manier van werken konden overnemen aangezien zij werkten met hetzelfde reactortype als de BR3.110 Dit betekende een tijdswinst voor de Belgische bedrijven die niet zelf hun werkpraktijken moesten uitdenken zoals dit in andere landen gebeurde. Ze waren in staat om simpelweg de Amerikaanse procedures over te nemen en indien nodig kleine aanpassingen te doen.111

Ten tweede moeten we ook kijken naar de rol van de BR3 reactor zelf in het technopolitieke doel van de industrie. Die zag de reactor namelijk als een experiment. In documenten uit het archief van Tractionel werd uitvoerig uiteengezet welke significante voordelen de experimentele reactor BR3 met zich mee zou brengen voor de toekomst van de industrie. De reactor wordt beschreven als een opstapje naar de exploitatie van veel grotere industriële kerncentrales in de volgende jaren.112 Dit duidt ook op de stapsgewijze manier waarop de Belgische industrie zich langzaam maar zeker wil inwerken in de nucleaire sector. Maar een wellicht nog belangrijker gevolg van de BR3 reactor was dat de hoge kosten voor de reactor en de daaropvolgende verplaatsing van de reactor naar het SCK-CEN ervoor zorgde dat de nucleaire industrie in België genoodzaakt was om zich op een andere manier te organiseren. Uit deze nood ontstond de Groupement Professionel de l’Industrie Nucléaire met onder zich de Fondation Nucléaire. Een vereniging opgericht met als doel de financiering van de BR3 reactor in goede banen te leiden en daarnaast kernenergie en al zijn toepassingen zoveel mogelijk te promoten. Dit leidt tot een vermoeden dat de Groupement Professionel de l’Industrie Nucléaire wel erg dicht in de buurt komt van wat Gabrielle Hecht omschreef als een “Technopolitical Regime”. Namelijk een groep van, in deze specifieke casus, bedrijven die samen de ontwikkeling van een bepaalde technologie mogelijk maken en daarmee aan technopolitiek doen.113 Dit kwam reeds sterk naar voren in dit verhaal, maar zal nog duidelijker worden wanneer we dit in een later hoofdstuk verder zullen onderzoeken. Vooraleer we daartoe komen zullen we echter eerst bekijken wat de volgende stap was op de weg naar de realisatie van de nucleaire droom van de Belgische indsutrie. Het allereerste experiment van de industrie met een industriële kerncentrale van groot vermogen.

109 Jaarverslag van 1958: B.E.N., 28.04.1959 (Algemeen Rijksarchief 2, Brussel (ARA2), Electrobel, 1582). 110 Rapport over de kerncentrale van Shippingport, 04.10.1993 (International Atomic Energy Agency (IAEA), geraadpleegd 15.05.2020, https://inis.iaea.org/collection/NCLCollectionStore.

111 Hecht, The radiance of France, 165.

112 Document over de mogelijkheden van de BR3 als experimentele reactor, 21.12.1960 (Algemeen Rijksarchief 2, Brussel (ARA2), Tractionel, 2079).

HOOFDSTUK 2: DE KERNCENTRALE VAN CHOOZ: OPSTAP NAAR