• No results found

Verkiezingsprogramma’s

In document Liberale samenwerking in Europa (pagina 37-42)

2.4 Balans

3.3.1 Verkiezingsprogramma’s

De ELDR begon haar voorbereidingen voor de Europese verkiezingen van 1979, 1984 en 1989 altijd ruim van tevoren. Ze had een min of meer vaste procedure voor de wijze waarop het verkiezingsprogramma tot stand kwam, die overigens niet in de oprichtingsstatuten of het huishoudelijk reglement was vastgelegd.101 De partijfederatie stelde telkens ruim drie jaar voor de verkiezingen een programmacommissie in, die een ontwerptekst voor het verkiezingsprogramma op moest stellen. Daarna kregen de lidpartijen de gelegenheid om het ontwerpprogramma met hun achterban te bespreken en, wanneer gewenst, amendementen in te dienen. Deze werden vervolgens behandeld op een congres dat circa een half jaar voor de verkiezingen werd gehouden. Eventuele wijzigingen werden doorgevoerd, waarna het programma definitief werd vastgesteld. De lidpartijen waren verplicht om uitsluitend met het gemeenschappelijk opgestelde

programma de verkiezingen in te gaan.102 Het was niet de bedoeling dat de nationale

partijen daarnaast ook nog een door hen zelf opgesteld verkiezingsprogramma zouden

100 Niedermayer, ‘Die europäischen Parteienbünde’, 437.

101 Tot 2005 zijn latere statuten en huishoudelijke reglementen helaas niet te achterhalen.

gebruiken. Hoewel de daadwerkelijke invulling in detail nog wel eens verschilde, zou de ELDR deze procedure bij alle drie Europese verkiezingen gebruiken.

Voor de verkiezingen van 1979 formeerde het ELDR-bestuur al op het oprichtingscongres van de liberale partijfederatie in Stuttgart in maart 1976 zeven werkgroepen, die wat betreft de thema’s mensenrechten, Europese instellingen, voedsel en landbouw, financiën en economie, regionaal beleid, buitenlands en veiligheidsbeleid en milieu een ontwerptekst opstelden. In iedere werkgroep zat van elke lidpartij één vertegenwoordiger. De VVD leverde met Europarlementariër Aart Geurtsen de voorzitter van de werkgroep Europese instellingen.103

Op het daaropvolgende congres, dat in november 1976 in Den Haag werd gehouden, besprak de ELDR de resultaten van de werkgroepen, waarna een nieuw ingestelde programmacommissie de conclusies van die bespreking verwerkte in het ontwerpprogramma, dat in april 1977 gereed was. Net als in de verschillende werkgroepen was ook in de programmacommissie iedere partij met één afgevaardigde vertegenwoordigd. Namens de VVD was dit Nord. De Duitse liberale

Europarlementariër Martin Bangemann was tot voorzitter benoemd.104 Bij het opstellen

van het ontwerpprogram zocht de programmacommissie naar zo algemeen mogelijke formuleringen van standpunten om het programma voor iedere lidpartij aanvaardbaar te maken. Er kwamen vooral klassiek liberale punten in naar voren, zoals de terugdringing van loon- en prijsafspraken, stimulering van marktwerking en vrij ondernemerschap, en het belang van mensen- en burgerrechten. Kortom een zo groot mogelijke vrijheid van het individu.105

Zoals gezegd kregen de lidpartijen van de ELDR, nadat het ontwerpprogramma was opgesteld, de tijd die te bespreken en eventueel amendementen in te dienen. De VVD deed dit op de partijraad van 17 september 1977, nadat de afdelingen van de partij zich al eerder over het programma hadden gebogen. De partijraad bepaalde welke amendementen de partij zou indienen bij de bespreking van het ontwerpprogramma op het ELDR-congres in Brussel in november dat jaar. Ze richtte zich hierbij vooral op de mensenrechten, het sociaal beleid en de ontwikkelingssamenwerking.106

Van de 190 amendementen die door alle lidpartijen in totaal werden ingediend, kwamen er 34 van de VVD. De Nederlanders hadden hiermee, op de Duitse FDP met 50 amendementen na, de meeste wijzigingsvoorstellen van alle lidpartijen. Naar eigen zeggen werden veel van de VVD-amendementen aangenomen en kregen de initiatieven van de Nederlandse liberalen veel bijval en steun.107 De precieze invloed van de partij op het verkiezingsprogramma van de ELDR, is echter moeilijk vast te stellen. We weten immers niet welke amendementen de partij indiende en of die wel of niet aangenomen werden. Feit was wel dat de VVD, gezien de posities van vice-voorzitter en secretaris-generaal die door de Nederlanders werden ingevuld, in de beginperiode van de partijfederatie een invloedrijke speler was. Hierdoor kunnen we veronderstellen dat de partij in staat moet zijn geweest de inhoud van het

103 Gresch, Transnationale Parteienzusammenarbeit, 186.

104 Ibidem, 186; Vrijheid & Democratie, 5 november 1976, 4-5; Vrijheid & Democratie, 19 december 1977, 15.

105 Gresch, Transnationale Parteienzusammenarbeit, 187.

106 Ibidem, 187, 189.

verkiezingsprogramma voor een deel te kunnen beïnvloeden. Bovendien zat ze eind jaren zeventig in Nederland in de regering, wat eveneens extra gewicht met zich meebracht. De liberalen hanteerden bij de verkiezingen als enige Nederlandse partij

uitsluitend een Europees samengesteld programma.108

Niet lang na de Europese verkiezingen van 1979 begon de ELDR al weer met de voorbereidingen voor die van 1984. Het ELDR-bestuur stelde in juni 1980 een nieuwe programmacommissie samen, met deze keer Malagodi als voorzitter. Toen die een jaar later echter een stap terug deed volgde de VVD’er Nord hem op. De secretaris buitenland, Ton van Bemmelen, was de andere VVD-afgevaardigde. Omdat het ELDR-bestuur niet, zoals in 1979 het geval was geweest, pas vlak voor de verkiezingen met de campagne wilde beginnen stelde ze tegelijkertijd een technische campagnecommissie in, die al in 1982 een eerste informatiebijeenkomst voor de lidpartijen plande.109 Voor het ontwerpprogramma, dat in mei 1983 gereed kwam, diende het programma van 1979 als uitgangspunt. Deze versie was door de

programmacommissie geactualiseerd en sterk verkort.110 De VVD besprak het

ontwerpprogramma op de partijraad van 10 september 1983. Van de 230 wijzigingsvoorstellen die de verschillende afdelingen hadden, aanvaardde de partijraad er uiteindelijk 56, die op het van 9 tot 11 december 1983 geplande ELDR-congres in München werden ingediend. Volgens Vrijheid & Democratie werden vrijwel alle VVD-amendementen aangenomen. Hoeveel VVD-amendementen alle lidpartijen in totaal indienden is helaas niet te achterhalen. De precieze invloed van de VVD is daarom wederom moeilijk te beoordelen.111 We kunnen echter wel verwachten dat de partij, gezien het voorzitterschap van Nord van de programmacommissie en doordat de partij in Nederland vanaf november 1982 in de regering zat, net als voor de Europese verkiezingen van 1979 in staat is geweest invloed op het verkiezingsprogramma uit te oefenen.

Waar de lidpartijen van de socialistische en christendemocratische partijfederaties bij de totstandkoming van de verkiezingsprogramma’s voor de verkiezingen van 1984 in politiek opzicht iets meer naar elkaar toe groeiden, bleven de

verhoudingen tussen links en rechts binnen de ELDR de gemoederen bezig houden.112

Op het congres in München ontstond een discussie tussen de Britse Liberal Party en de FDP over het te voeren economische beleid. De FDP, die in 1979 nog meer tot de linkervleugel binnen de ELDR behoorde maar nu in Duitsland met de christendemocratische en antisocialistische CDU en CSU een regering vormde, was voorstander van strikte begrotingsstabiliteit en verregaande marktwerking. De Britten hadden in eigen land echter nauwe banden met de in 1981 uit Labour ontstane Social Democratic Party. Ze zetten zich af tegen de conservatieve regering Thatcher en waren het niet eens met het door de Duitsers gewenste economische beleid. Om dezelfde redenen dienden de Britten een amendement in tegen de stationering van kruisraketten in Europa, wat regelrecht tegen het NAVO-standpunt in ging. Na een lange discussie

108 Van der List en Poppens, ‘De VVD in internationaal verband’, 265.

109 R. Hrbek, ‘Die europäischen Parteienzusammenschlüsse’ in: Jahrbuch der Europäischen Integration

1981 (Bonn 1982) 347-359, aldaar 352, 354 en 355; Jaarverslag 1981, VVD (Den Haag 1982) 60.

110 Jaarverslag 1982, VVD (Den Haag 1983) 68.

111 Jaarverslag 1983, VVD (Den Haag 1984) 8; Vrijheid en democratie, 27 september 1983, 8; Vrijheid en

democratie, 20 december 1983, 15, 16.

werd het Britse voorstel uiteindelijk verworpen. Deze twee voorbeelden geven aan dat de verdeeldheid binnen de ELDR nogal groot was. Het programma van 1979 was relatief algemeen gebleven om eensgezind over te komen. Nu over specifiekere onderwerpen een standpunt ingenomen moest worden, was die eensgezindheid ver te zoeken. Na veel moeite en discussies werden de partijen het uiteindelijk toch eens en konden ze het programma definitief vaststellen.113

De totstandkoming van het verkiezingsprogramma voor de Europese verkiezingen van 1989 verliep iets soepeler. De programmacommissie hiervoor werd al in juni 1986 aangesteld. Deze keer stond de commissie onder voorzitterschap van Wijsenbeek, die zoals gezegd eerder van 1976 tot 1982 de functie van secretaris-generaal van de ELDR had bekleed. De andere VVD’ers in de programmacommissie waren buitenlandsecretaris Jan Dirk Blaauw en de latere Europarlementariër Jan Mulder. Het programma moest nog korter worden dan bij de verkiezingen van 1984. Alleen een stuk of twaalf belangrijke liberale standpunten mochten erin naar voren

komen, zodat het voor de lidpartijen in hun campagne eenvoudiger te gebruiken was.114

Wijsenbeek wilde al in een vroeg stadium op reguliere basis met zoveel mogelijk lidpartijen over de inhoud van het programma overleggen. Met deze werkwijze hoopte hij op het in december 1988 in Luxemburg geplande congres het verkiezingsprogramma zonder al te veel voorafgaande discussies definitief vast te stellen. De programmacommissie kwam daarom elke maand bijeen, maar omdat, net als in 1979 en 1984, vaak niet een vertegenwoordiger van elke partij hierbij aanwezig was, werden de werkzaamheden bemoeilijkt.115 De redenen voor die afwezigheid zijn helaas niet duidelijk. Wel geeft dit aan dat de samenwerking tussen de lidpartijen dus nog niet optimaal verliep.

Een van de hoofdpunten van het ontwerpprogramma voor de verkiezingen van 1989 was het antwoord op de uitdaging van de in 1992 geplande afronding van de interne markt en de totstandkoming van een Europese Unie. Vanwege de ondertekening van de Europese Akte in 1987 was er nu voor het eerst een hoofdstuk over defensie- en veiligheidszaken in opgenomen. Een hiervoor ingestelde werkgroep had zich al eerder in dit onderwerp verdiept en de bevindingen hiervan waren in het programma verwerkt. Een andere werkgroep bereidde een standpunt betreffende het economisch beleid voor. Door middel van deze werkwijze werd geprobeerd de onenigheid die bij de vaststelling van het verkiezingsprogramma van 1984 was ontstaan te voorkomen. Het gevolg van deze aanpak was dat het programma, net als bij de Europese verkiezingen van 1979 en 1984, weer het karakter van een compromis had en op belangrijke punten vaag bleef. Daar stond tegenover dat de

113 R. Hrbek, ‘Die europäischen Parteienzusammenschlüsse’ in: Jahrbuch der Europäischen Integration

1983 (Bonn 1984) 269-282, aldaar 274; Hrbek, ‘Transnational links’, 463.

114 R. Hrbek, ‘Die europäischen Parteienzusammenschlüsse’ in: Jahrbuch der Europäischen Integration

1986/87 (Bonn 1987) 279-287, aldaar 281; Von Gehlen, Europaïsche Parteiendemokratie?, 253; Liberalen en Europa, VVD (Den Haag 1988) 26.

115 Brief Wijsenbeek aan Ginjaar, 26 september 1987, DNPP, archief VVD, Algemene correspondentie, verslagen van de Executive e.d. 1982-1983, 1985, 1987-1988, Stukken betreffende de ELD(R), 1976-1988; Verslag vergadering Executive Committee ELDR, 19 en 20 mei 1988, Ibidem.

programmacommissie relatief snel en effectief kon werken. De belangrijkste discussies

waren immers al gevoerd binnen de werkgroepen.116

De VVD besprak het ontwerpprogramma op de partijraad van 10 september 1988. Dat het programma onder leiding van partijgenoot Wijsenbeek tot stand was gekomen maakte weinig verschil. De partij nam veel amendementen mee naar het van 8 tot en met 10 december geplande ELDR-congres in Luxemburg. Hier werden in totaal 250 amendementen ingediend, wat veel discussie opleverde. Toch werden de partijen het uiteindelijk met elkaar eens.117 De VVD, die in Nederland van november 1982 tot mei 1989 regeringspartij was, liet weten dat wederom een groot aantal amendementen van de partij waren overgenomen, waarbij vooral de samenwerking met de Britse Liberal Party opviel. De Britten behoorden binnen de federatie vooral tot de linkervleugel, terwijl de VVD juist meer bij de rechterkant ingedeeld werd. Volgens Blaauw was het programma echter ‘vooruitstrevend’, wat de samenwerking wellicht kon verklaren.118

De verkiezingsprogramma’s van de ELDR voor de verkiezingen van 1979, 1984 en 1989 kwamen over het algemeen vrij moeizaam tot stand. Het eerste programma, voor de verkiezingen van 1979, was vooral een poging om eensgezind over te komen. In de discussies op het congres in Brussel werd, net als bij de oprichting, de tegenstelling tussen de meer links en meer rechts georiënteerde partijen duidelijk. Hoewel binnen de FDP ook rechtse geluiden te horen waren, zat ze eind jaren zeventig in Duitsland al bijna tien jaar in een regering met de sociaaldemocratische SPD.119 De Britse Liberal Party gaf in eigen land in de periode dat het verkiezingsprogramma van de ELDR tot stand kwam steun aan de Labour-regering.120 Beide partijen behoorden eind jaren zeventig binnen de ELDR dan ook meer tot de linkervleugel. De Belgische en Franse lidpartijen zaten in eigen land in een centrumrechtse coalitie en voelden zich daarom meer met rechts verbonden. Er moesten dus compromissen worden gesloten om het programma voor iedereen aanvaardbaar te krijgen. De ELDR wilde met het programma vooral haar plek binnen het Europese partijenlandschap duidelijk maken en het zelfbewustzijn van de liberalen versterken. De liberalen waren naast de socialisten en christendemocraten de derde politieke stroming in Europa. Vanwege het algemene karakter van hun programma zouden ze voor beide andere stromingen juist een aantrekkelijke partner kunnen zijn om na de verkiezingen mee samen te werken.121

116 R. Hrbek, ‘Die europäischen Parteienzusammenschlüsse’ in: Jahrbuch der Europäischen Integration

1987/88 (Bonn 1988) 291-300, aldaar 296, 297.

117 Liberalen en Europa, 26; R. Hrbek, ‘Die europäischen Parteienzusammenschlüsse’ in: Jahrbuch der

Europäischen Integration 1988/89 (Bonn 1989) 241-252, aldaar 246, 247.

118 Vrijheid en democratie, januari 1989, 2.

119 D. Doering, ‘Wich way to go? About the Frei Demokratische Partei’ in: P. van Schie en G. Voerman ed., The dividing line between success and failure. A comparison of liberalism in the Netherlands and

Germany in the 19th and 20th centuries (Berlijn 2006) 99-119, aldaar 110; E.J. Kirchner en D. Broughton,

‘The FDP in the Federal Republic of Germany: the requirements of survival and succes’ in: E.J. Kirchner ed., Liberal Parties in Western Europe (Cambridge 1988) 62-92, aldaar 78, 79.

120 J. Curtice, ‘Great Britain – social liberalism reborn?’ in: E.J. Kirchner ed., Liberal Parties in Western

Europe (Cambridge 1988) 93-123, aldaar 100.

121 Gresch, Transnationale Parteienzusammenarbeit, 187, 189; Liberalen en Europa, VVD (Den Haag 1983) 27.

Wanneer de partijen in de ELDR, zoals voor de verkiezingen van 1984 het geval was, het over specifieke onderwerpen met elkaar eens moesten worden, leverde dat veel discussie op. Bij de totstandkoming van het verkiezingsprogramma voor de verkiezingen van 1989 probeerde de programmacommissie dergelijke discussies te voorkomen door voorafgaand aan het congres al in verschillende werkgroepen over diverse onderwerpen te overleggen. Gezien de hoeveelheid wijzigingsvoorstellen die alsnog door de lidpartijen werden ingediend had dit had echter niet het gewenste effect. Een oorzaak voor de moeizame totstandkoming van de verkiezingsprogramma’s was wellicht het feit dat ze voor de lidpartijen bindend waren. De partijen hadden niet, zoals bij de socialisten, de mogelijkheid zich van sommige onderdelen van het programma te distantiëren. Daarom deden ze er alles aan om te voorkomen dat hen niet welgevallige onderdelen erin terecht zouden komen. Dit maakte het voor de verschillende lidpartijen moeilijker om het met elkaar eens te worden, met als gevolg dat de programma’s uiteindelijk veelal het karakter van een compromis hadden en op belangrijke punten vaag bleven. Die vaagheid was een inherente zwakte van de ELDR.

Hoewel de VVD zelf iedere keer verklaarde dat veel ingediende amendementen

aangenomen waren, is haar precieze aandeel in de verschillende

verkiezingsprogramma’s moeilijk vast te stellen. Het ontbreekt ons hier simpelweg aan gegevens over het aantal wijzigingsvoorstellen dat de partij indiende, hoeveel er hiervan precies aangenomen werden en hoe dat in verhouding stond met de andere lidpartijen van de ELDR. Toch kunnen we ervan uit gaan dat de VVD relatief veel invloed op het programma kon uitoefenen. In de periode van de totstandkoming van het programma voor de verkiezingen van 1979 nam de partij enkele belangrijke posities binnen de ELDR in, zoals die van vice-voorzitter en secretaris-generaal. Daarnaast waren de posities van de lidpartijen in hun eigen land van invloed op hun status binnen de partijfederatie. De VVD maakte van 1977 tot 1989 (met een kleine onderbreking in 1981-1982) in Nederland deel uit van de regering, waardoor haar gewicht binnen de ELDR eveneens groter zal zijn geweest. Mede als gevolg hiervan leverde ze voor zowel de Europese verkiezingen van 1984 als 1989 de voorzitter van de programmacommissie. Nu we de totstandkoming van de verschillende Europese verkiezingsprogramma’s hebben behandeld richten we ons op de vaststelling van de kandidatenlijsten.

In document Liberale samenwerking in Europa (pagina 37-42)