• No results found

De veranderende samenstelling van de ELDR

In document Liberale samenwerking in Europa (pagina 63-73)

2.4 Balans

4.3.1 De veranderende samenstelling van de ELDR

Zoals gezegd begonnen de jaren negentig voor de ELDR met de uitbreiding van het aantal lidpartijen. Na de val van de Berlijnse Muur en het einde van de Sovjet-Unie knoopte de federatie direct contacten aan met liberale partijen uit de voormalige Oostbloklanden om ze te ondersteunen bij de opbouw van hun partij. Vanaf maart 1990 organiseerde de ELDR jaarlijks bijeenkomsten waaraan diverse Midden- en Oost-Europese partijen deelnamen. Ook op het jaarlijkse ELDR-congres in juni van dat jaar waren verschillende gasten uit die regio aanwezig. Het congres, dat in Shannon werd gehouden, koos Willy De Clercq opnieuw als voorzitter, nadat hij in de jaren tachtig deze functie ook al had bekleed. Hij volgde de aftredende Flesch op. Ook werd onder het voorzitterschap van de aftredende secretaris-generaal Mechtild von Alemann een werkgroep ingesteld om de interne organisatiestructuur te hervormen en in te spelen op de mogelijke toetreding van liberale partijen uit het voormalige Oostblok tot de ELDR.195

192 Voerman, ‘Partijformaties op Europees niveau’, 206.

193 www.yep-online.net, 26-07-2010.

194 www.epp.eu/party.asp?z=5D5E, 13-08-2010; www.thinkingeurope.eu/, 13-08-2010.

195 M. Piepenschneider, ‘Die europäischen Parteienzusammenschlüsse’ in: Jahrbuch der Europäischen

Op het ELDR-congres van juni 1991 in Poitiers bracht Von Alemann verslag uit, waarna werd bepaald dat er een ‘council’ tussen het congres en het ELDR-bestuur kwam, waarin alle lidpartijen waren vertegenwoordigd. Omdat de ‘council’ vaker dan het congres bijeen zou komen, werd het makkelijker snel op actuele politieke gebeurtenissen te reageren.196 Daarnaast werd voor liberale partijen uit landen die geen lid van de EG waren de status van waarnemer van de ELDR gecreëerd. Partijen die waarnemer waren hadden toegang tot congressen, maar kregen geen stemrecht. Wel konden ze op deze manier makkelijker in contact komen met geestverwante partijen. Partijen uit landen die al wel een lidmaatschap van de EU hadden aangevraagd maar waarbij dit nog niet was gehonoreerd, konden als ‘affiliate’ erkend worden.197 Deze maatregel was vooral bedoeld om partijen uit Midden- en Oost-Europa aan zich te binden. In de toekomst zouden de voormalige Oostbloklanden wellicht tot de EG toetreden. De gedachtegang was dat wanneer de ELDR dan al zoveel mogelijk lidpartijen uit die regio binnen haar gelederen had, haar invloed in het Europees Parlement zou groeien. In december 1993 werd de status van ‘affiliate’ opgeheven en konden partijen alleen nog officieel waarnemer worden. In tabel drie zien we een overzicht van de lidpartijen van de ELDR per land en vanaf wanneer ze waarnemer of volwaardig lid zijn geworden.

196 Voerman, ‘Partijformaties op Europees niveau’, 207.

197 Piepenschneider, ‘Die europäischen Parteienzusammenschlüsse’, 254, 257; Von Gehlen,

Tabel 3: Overzicht lidpartijen ELDR (september 2005)

Land Partij Waarnemer

vanaf Volwaardig lid vanaf Albanië DA 1999 2003 Andorra PL 1996 2001 België PVV** 1976* PRL*** 1976* Bosnië-Herzegovina LDS 1994 1997 Bulgarije MRF 2001 NMSS 2003 DPIS 1999 Catalonië CDC **** Cyprus UDP 1996 2001 KED 1996 Denemarken Venstre 1976* Det Radikale Venstre 1992 Duitsland FDP 1976* Estland ERP 1995 1998 CPE **** Finland Keskusta 1992 1995 SF 1992 1995

Griekenland Liberal Party 1983*****

Groot Brittannië LIB DEM 1976*

APNI 1986 Hongarije FIDESZ 1992 1997 Ierland PD 1988 Italië IRAD **** LDV 2000 MRE 2004 PRI 1976* Kosovo PLK 1996 1999 Kroatie HNS 2001 HSLS 1994 2005 LS 1999 2005 Letland LC 1997 2000 Litouwen LCU 1997 2000 NU 2001 Luxemburg DP 1976* Macedonië LPM 2001 **** LPD 1993 Nederland D66 1994 VVD 1976* Noorwegen Venstre 2000 ****

Oostenrijk LIF 1993 1995 Polen UW 2003 Roemenie PNL 1997 1999 Servië Libser 2001 Slovenië LDS 1992 1998 Slowakije ANO 2002 Tsjechië ODA 2001 **** CM 2004 FD-LNSP 1994 Zweden FP 1991 1995 Centerpartiet 2000 Zwitserland FDP-PRD 1993 1997 * Medeoprichter.

** Vanaf 1993 voortgezet als de VLD. *** Vanaf 2003 voortgezet als MR.

**** In 2005 wel lid maar jaar van toetreding niet bekend. ***** In 2005 geen lid meer, jaar van opzegging niet bekend.

Bron: Sandström, ‘European Liberal, Democrat and Reform Party’, 116, 117; Von Gehlen, Europaïsche

Parteiendemokratie?, 262, 263; 30 ans d’Histoire, ELDR (Brussel 2006) 37.

Wat vooral opvalt, is dat in de jaren negentig, dus na de val van de Muur in 1989, het aantal waarnemers en daarna ook het aantal lidpartijen van de liberale Europartij enorm toenam. Daarvoor was slechts een enkele keer een nieuwe partij van de ELDR lid geworden. De Hongaarse FIDESZ maakte als eerste Oost-Europese partij van de regeling gebruik om waarnemer te worden en trad in februari 1992 als zodanig tot de ELDR toe. Later volgden liberale partijen uit onder meer Macedonië, Kroatië, Bosnië-Herzegovina, Tsjechië, Slovenië en Estland. Toch was de regeling niet alleen aantrekkelijk voor partijen uit Midden- en Oost-Europa. Ook de Zweedse en Finse liberale partijen vroegen de status van waarnemer aan. Beide landen zouden in 1995 lid worden van de Europese Unie. Met uitzondering van de Macedonische, Tsjechische en Estse liberalen zouden alle genoemde partijen binnen enkele jaren hun status van officiële waarnemer omzetten in een volwaardig lidmaatschap, terwijl de Deense Det Radikale Venstre, die in 1976 deelname aan de pas opgerichte liberale partijfederatie nog geweigerd had, en de Italiaanse Federazione dei Liberali, het Oostenrijkse Liberale Forum en D66 eveneens als volwaardig lid tot de ELDR toetraden.198

Na verloop van tijd bleek echter dat de opbouw van de nieuwe liberale partijen in het voormalige Oostblok aanvankelijk bijzonder moeizaam verliep. De ELDR had gehoopt dat na een lange periode van onderdrukking het liberalisme in Midden- en Oost-Europa snel tot bloei zou komen. De gewonnen vrijheid bracht daarentegen voor veel mensen, die aan de zekerheden van het communisme waren gewend, angst voor de toekomst met zich mee. Vrijheid en pluralisme werden nog niet als essentiële

198 Short History, ELDR (Brussel 1997) 22; T.R. Henschel, ‘Die europäischen

Parteienzusammenschlüsse’ in: Jahrbuch der Europäischen Integration 1991/92 (Bonn 1992) 259-266, aldaar 263; T. Jansen, ‘Die europäische Parteien’ in: Jahrbuch der Europäischen Integration 1994/95 (Bonn 1995) 255-260, aldaar 258, 259.

onderdelen van de democratie beschouwd.199 Van een door de ELDR verwachte wijdverbreide opleving van het liberalisme was dan ook duidelijk nog geen sprake.

Toch groeide het aantal lidpartijen van de ELDR zodanig dat ze vanaf 2002 niet vier, maar zeven vice-voorzitters had.200 Dit deed meer recht aan het aantal lidpartijen van de liberale Europartij.201 Vanaf de tweede helft van de jaren negentig vroegen steeds meer partijen uit Midden- en Oost-Europa de status van officiële waarnemer aan, of zetten die om in een volwaardig lidmaatschap. De ELDR werd dus steeds groter, waardoor haar invloed groeide. Van 2002 tot en met 2004 bekleedde de voormalige voorzitter van de liberale fractie, Pat Cox, het voorzitterschap van het Europees Parlement. Hoewel het voorzitterschap van Cox het gevolg was van een eerdere afspraak met de EVP, zei dit iets over sterker wordende positie van de liberalen. Het was na de eerste Europese verkiezingen in 1979 niet meer voorgekomen

dat een liberaal de vergaderingen van het Europees Parlement leidde.202

Echter niet iedereen was blij met de toetreding van nieuwe lidpartijen en eventueel individuen tot de ELDR. Wijsenbeek, die, zoals al eerder vermeld, tussen 1976 en 1982 secretaris-generaal van de partijfederatie was, maar ook van 1984 tot 1999 namens de VVD in het Europees Parlement zat en in 1989 en 1994 voorzitter was van de programmacommissie van de ELDR, plaatste achteraf kanttekeningen hierbij. Hij stelde vast dat vanwege de zwakke vertegenwoordiging van de ELDR in grotere EU-lidstaten als Frankrijk, Spanje, Duitsland en Italië, de liberalen qua grootte nooit in de buurt zouden komen van de twee grootste fracties in het Europees Parlement, de socialisten en de christendemocraten. Om haar positie als derde grootste fractie te behouden zou de ELDR zich op opportunistische wijze hebben gewend tot maatregelen als het toelaten van nieuwe partijen en individuen waarvan onduidelijk was of ze ook daadwerkelijk liberaal waren. Dit zou het ideologische fundament dat de liberale Europartij aan de ELDR-fractie in het Europees Parlement zou moeten geven niet hebben versterkt, aldus Wijsenbeek.203

De ELDR raakte in de jaren negentig ook een aantal partijen kwijt, waarvan enkele de overstap maakten naar de EVP. Omdat de christendemocraten een veel grotere fractie vormden, zagen deze partijen daar meer mogelijkheden de besluitvorming in het Europees Parlement te beïnvloeden. In november 1996 stapte de Portugese PSD over naar de EVP en al eerder was de ELDR de Franse Parti Républican (PR) kwijtgeraakt aan de christendemocratische Europartij.204 De Fransen hadden de ELDR-fractie lange tijd gedomineerd. Hun vertrek was voor de liberalen dan ook een gevoelig verlies. De overstap was echter niet geheel onverwachts. Al in 1990 had de toenmalige fractievoorzitter Giscard d’Estaing geprobeerd met de gehele liberale fractie aansluiting te zoeken bij de christendemocraten. Toen dit onder meer door

199 T.R. Henschel, ‘Die europäischen Parteienzusammenschlüsse’ in: Jahrbuch der Europäischen

Integration 1992/93 (Bonn 1993) 261-266, aldaar 264, 265.

200 Hoe dit in verhouding stond met het totale aantal leden van het ELDR-bestuur is helaas niet bekend.

201 J. Schmidt, ‘Europäische Parteien’ in: Jahrbuch der Europäischen Integration 2002/2003 (Bonn 2003) 301-306, aldaar 305.

202 J. Schmidt, ‘Europäische Parteien’ in: Jahrbuch der Europäischen Integration 2001/2002 (Bonn 2002) 279-284, aldaar 282.

203 Wijsenbeek, Why the ELDR failed, 3,4.

204 In juli 1996 raakte de ELDR ook nog de Spaanse CDS kwijt. De CDS was haar financiële verplichtingen niet nagekomen en werd zodoende uit de Europartij gezet.

inspanningen van VVD’er De Vries niet lukte, legde Giscard d’Estaing in december 1991 het fractievoorzitterschap neer en sloot zich met een aantal medestanders alsnog bij de EVP aan.205 Wellicht verkeerden de Fransen in de discutabele veronderstelling dat ze als relatief kleine partij in een grote partijfederatie meer invloed konden uitoefenen dan als grote partij in een kleine partijfederatie. Door het vertrek van de PSD en de PR en de CDS verloor de rechtervleugel binnen de ELDR aan kracht en veranderde het karakter van het Europese partijverband, waardoor ruimte kwam voor de toetreding van meer links georiënteerde partijen als de Det Radikale Venstre en D66. Als gevolg hiervan gingen in 1997 stemmen op om de term ‘reform’ weer uit de partijnaam te schrappen en die vervolgens te veranderen in ‘European Liberal and Democratic Party’ (ELDP). Hoewel dit voorstel geen meerderheid haalde, presenteerden de liberalen zich daarna steeds meer als de ‘European Liberal Democrats’.206

Net als de ELDR hield ook de VVD zich na de Val van de Muur bezig met het opbouwen van contacten met liberale partijen uit Midden- en Oost-Europa. Vanaf 1990 kregen politieke partijen in Nederland een overheidssubsidie voor steun aan

zusterpartijen in Midden- en Oost-Europa.207 De VVD maakte hier dankbaar gebruik van

en organiseerde op 12 mei 1990 in Maarssen een themadag Oost-Europa, waarbij verschillende van die liberale partijen aanwezig waren. De liberalen dachten op die dag na over hoe ze op de Duitse eenwording moesten reageren en hoe ze het beste de voormalige Oostbloklanden konden helpen een democratische structuur op te bouwen. Wanneer dit was gelukt, konden die landen volgens de VVD ook lid worden van de NAVO. Later brachten de Nederlandse liberalen regelmatig werkbezoeken aan Midden- en Oost-Europese geestverwanten en traden ze ook op als waarnemer bij de voor het eerst sinds lange tijd gehouden verkiezingen in de landen van het voormalige Oostblok. Als gevolg van de wijzigingen die werden voorgesteld door de in maart 1990 door de ELDR ingestelde werkgroep om de interne organisatiestructuur te hervormen, waarin namens de VVD Blaauw en Nord zitting hadden, was het voor de liberale partijen uit het voormalige Oostblok makkelijker geworden contacten met de ELDR te onderhouden en uiteindelijk in het Europese partijverband opgenomen te worden.208

Het internationale partijwerk van de VVD kwam in het midden van de jaren negentig onder leiding van internationaal secretaris Hans van Baalen steeds meer tot wasdom. De partij voerde met hulp van overheidssubsidie samen met de Duitse FDP een Oost-Europa-programma uit, waarbij ze zich vooral richtte op de betrekkingen met liberale partijen uit landen die relatief snel voor toetreding tot de EU in aanmerking kwamen en die, net zoals Nederland, economisch en politiek een nauwe relatie met Duitsland hadden. Hiertoe organiseerden de VVD en FPD in samenwerking met de ELDR jaarlijks congressen en seminars over de verbetering van de samenwerking met liberale partijen uit het voormalige Oostblok en over de voortgaande Europese

205 Von Gehlen, Europaïsche Parteiendemokratie?, 255; Jaarverslag 1991, VVD (Den Haag 1992) 60.

206 Sandström, ‘The European Liberal, Democrat and Reform Party’, 163.

207 R.A. Koole, ‘Ledenpartijen of staatspartijen? Financiën van Nederlandse politieke partijen in historisch perspectief’ in: Jaarboek 1996 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1997) 156-182, aldaar 157.

208 Vrijheid en democratie, juni 1990, 8; Vrijheid en democratie, september 1990, 12; Vrijheid en

integratie. Vertegenwoordigers van partijen uit Polen, Tsjechië, Hongarije, Kroatië, Servië, Roemenië, Bulgarije en Slovenië namen hieraan deel, evenals enkele representanten van de ELDR. Het belangrijkste doel was de banden met de verschillende partijen aan te halen en de eigen achterban voor te lichten over de

Europese werkzaamheden van de partij.209

De val van de Berlijnse Muur en het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in 1989-1991 zorgde na verloop van tijd voor een enorme toename van het aantal lidpartijen van de ELDR. Het liberale samenwerkingsverband hielp de liberalen uit het voormalige Oostblok bij de opbouw van hun partij. Het creëerde de positie van waarnemer, waardoor de Midden- en Oost-Europese partijen nog meer bij het Europese liberale partijverband betrokken konden worden. Als waarnemer hadden ze toegang tot congressen, zodat ze meer in contact kwamen met geestverwante partijen. Omdat de Europese liberale fractie door de toetreding van de nieuwe lidpartijen vanaf de jaren negentig relatief sterker werd ten opzichte van andere Europartijen, won de ELDR aan kracht in het Europees Parlement, wat resulteerde in het voorzitterschap van Cox van 2002 tot 2004.

Ofschoon de ELDR in de jaren negentig dus sterk groeide, raakte ze ook een paar lidpartijen kwijt. Vooral het verlies van de Franse PR was ingrijpend, omdat die partij jarenlang de liberale fractie in het Europees Parlement had gedomineerd. Net als de Portugese PSD stapte ze over naar de EVP in de veronderstelling dat ze daar meer invloed op de Europese besluitvorming kon uitoefenen. Hoewel de EVP in het Europees Parlement veel groter was dan de ELDR betekende dit niet automatisch dat de PSD en de PR met hun overstap meer te zeggen kregen dan dat ze daarvoor hadden. Als relatief kleine partijen hadden ze naar alle waarschijnlijk minder in te brengen in de standpuntbepaling van de grote EVP dan dat ze als relatief grote partijen op de opstelling van de in vergelijking kleinere ELDR hadden. Het gevolg van de overstap was dat ‘rechts’ in de ELDR enigszins aan kracht inboette, waardoor meer ruimte kwam voor meer linkse partijen als D66 en de Det Radikale Venstre.

De VVD bouwde, samen met de Duitse FDP, eveneens actief contacten op met geestverwante partijen uit het voormalige Oostblok. De subsidie die ze kreeg van de Nederlandse overheid was hiervoor een belangrijke impuls. Het is ons helaas niet bekend of in andere landen ook een dergelijke subsidieregeling bestond, waardoor we niet kunnen beoordelen of de Nederlandse partijen als enige leden van de ELDR zo gericht waren op hun zusterpartijen uit Midden- en Oost-Europa.210 De VVD droeg binnen de ELDR in de personen van Blaauw en Nord concreet bij aan de snellere opname van liberale partijen uit het voormalige Oostblok in het Europese partijverband. Welke gevolgen de groei van de ELDR had voor de ontwikkeling van de organisatie van de Europartij, zullen we nu behandelen.

209 International Annual Report 1994/1995, VVD (Den Haag 1995) 21; Jaarverslag 2003, VVD (Den Haag 2004) 45; Vrijheid en democratie, juni 1995, 6.

4.3.2 Organisatie

De invoering van het Verdrag van Maastricht in 1992 en de toetreding van nieuwe lidpartijen hadden effect op de organisatie van de ELDR. De onderlinge samenwerking verliep ondanks de pogingen in de jaren tachtig de wederzijdse contacten te verbeteren nog niet optimaal en met de verwachte toename van het aantal lidpartijen zou dit niet beter worden. Daarnaast werden de Europese partijfederaties in het Verdrag van Maastricht voor het eerst officieel erkend als politieke factor. Het Europees Parlement kreeg meer bevoegdheden en de partijfederaties moesten, zoals in het Verdrag stond, ‘bijdragen tot de vorming van een Europees bewustzijn en tot de uiting van de politieke wil van de burgers van de Unie.’ Hoewel de erkenning vooral symbolisch was, zorgde het wel voor een groeiend zelfvertrouwen bij de partijfederaties, waarna de meeste zich omvormden tot Europese politieke partij.211

In december 1993 maakten de ELDR de overstap van federatie naar partij. Hierdoor heette ze voortaan de European Liberal, Democratic, and Reform Party. De afkorting ELDR bleef onveranderd. De lidpartijen stonden enige soevereiniteit aan de kersverse Europese partij af door in te stemmen met een nieuwe wijze van besluitvorming. Besluiten konden voortaan met gewone meerderheid van stemmen worden genomen, in plaats van de eerder vereiste gekwalificeerde meerderheid. Aanvankelijk bleven de partijen nog wel zoeken naar unanimiteit, maar het nieuwe besluitvormingssysteem werd gaandeweg steeds meer gebruikt, zoals bij politiek gevoelige onderwerpen als het gemeenschappelijk landbouwbeleid en bij de opstelling

van het Europese verkiezingsprogramma voor de Europese verkiezingen van 1999.212

Die unanimiteit bleek vanwege het heterogene karakter van de ELDR telkens moeilijk te vinden. De vele verschillende lidpartijen hadden uiteenlopende standpunten over de Europese integratie. Hoewel de rechtervleugel na het vertrek van de Portugese PSD en de Franse PR in de Europartij minder goed vertegenwoordigd was, werd de heterogeniteit van de Europartij groter. Het liberalisme kent verschillende variaties en soms zijn er zelfs meerdere liberale partijen in één land.213 De toetreding van de vele nieuwe lidpartijen die in de vorige paragraaf besproken is, maakte de samenstelling van de ELDR daarom alleen maar meer divers. Hierop kwam de ELDR in het midden van de jaren negentig, net als andere Europartijen, met nieuwe initiatieven om de samenwerking tussen de lidpartijen verder te verbeteren, zoals nationale parlementariërs regelmatig uit te nodigen om de liberale fractie in het Europees Parlement te bezoeken, vertegenwoordigers van de liberale Europartij vaker naar landelijke partijbijeenkomsten te sturen en door de organisatie van geregelde ontmoetingen tussen de verschillende partijsecretarissen, Ook werd gesproken over de invoering van individueel lidmaatschap, maar hierover konden de partijen het vooralsnog niet eens worden.214

211 Voerman, ‘Partijformaties op Europees niveau’, 204.

212 Ibidem, 207; Sandström, ‘European Liberal, Democrat and Reform Party’, 103.

213 Sandström, ‘The European Liberal, Democrat and Reform Party’, 158.

214 Voerman, ‘Partijformaties op Europees niveau’, 207; T. Jansen, ‘Die europäische Parteien’ in:

Jahrbuch der Europäischen Integration 1996/97 (Bonn 1997) 267-272, aldaar 270; Sandström, ‘The

Later ontplooide de ELDR opnieuw een aantal initiatieven ter verbetering van haar representatieve functie en de onderlinge coöperatie in de Europartij. De oprichting van een Europese liberale vrouwenorganisatie was er hier één van, evenals de afstemming van de partijleiderbijeenkomsten gelijk met de vergaderingen van de Europese Raad. Tot een besluit over de invoering van individueel lidmaatschap kwam het echter nog niet. Eerdere pogingen dit in te voeren waren telkens mislukt, omdat een meerderheid van de lidpartijen vreesde dat dit de nationale partijorganisaties zou ondermijnen.215 Op het congres van 4 en 5 april 2002 in Brussel kwam de invoering ervan echter toch een stap dichterbij. Vanaf dat moment was het voor individuen mogelijk door middel van een ‘e-membership’ aan de ELDR verbonden te zijn. De liberalen trachtten op deze manier de betrokkenheid bij de Europartij vergroten. Hoewel

In document Liberale samenwerking in Europa (pagina 63-73)