• No results found

Verkiezingsprogramma’s en campagnes

In document Liberale samenwerking in Europa (pagina 73-87)

2.4 Balans

4.3.3 Verkiezingsprogramma’s en campagnes

De wijze waarop de ELDR zich voorbereidde op de Europese verkiezingen van 1994, 1999 en 2004 verschilde niet veel van de manier waarop ze dat bij de drie vorige verkiezingen deed. De programmacommissie werd over het algemeen ruim van tevoren ingesteld en nadat die haar werk gedaan had kregen de lidpartijen de tijd om het

ontwerpprogramma met hun achterban te bespreken en eventueel amendementen in te dienen. De lidpartijen waren formeel nog steeds verplicht met het gemeenschappelijk samengestelde programma de verkiezingen in te gaan. Bij de verschillende verkiezingscampagnes gaf de ELDR wel ondersteuning, maar bemoeide ze zich verder niet met de inhoud ervan.

Voor de Europese verkiezingen van 1994 was in januari 1992 een programmacommissie ingesteld, die net als voor de Europese verkiezingen van 1989 geleid werd door Wijsenbeek. Het ontwerpprogramma kwam in april 1993 gereed, waarna het ter beoordeling werd voorgelegd aan de verschillende lidpartijen. De nadruk lag vooral op de voorwaarden waaraan de pas gerealiseerde interne markt moest voldoen en hoe de werkloosheid het best bestreden kon worden. De VVD besprak het programma op de partijraad van 9 oktober 1993. Ze stelde een aantal amendementen op institutioneel, veiligheids- en monetair gebied op, die ze op het ELDR-congres van

10 december 1993 indiende.226 Volgens Van Baalen had de congresdelegatie

‘verregaande invloed kunnen uitoefenen op de institutionele opvattingen en formuleringen van de ELDR’ en hij was van mening dat de VVD haar ‘invloed in de partijfederatie had uitgebouwd.’227 De partij was dan ook tevreden met haar inbreng en stelde dat ze zich goed kon herkennen in het Europese verkiezingsprogramma.228 Hoewel partijleider Bolkestein kritisch bleef over de toetreding van nieuwe lidstaten tot de Europese Unie, ondersteunde de VVD het ELDR-programma, met daarin een uitgesproken positieve houding ten opzichte van de uitbreiding van de EU, dus volledig.229 Ter verduidelijking van het programma bracht de partij daarnaast voor een groter publiek een brochure uit waarin de belangrijkste punten stonden.230

De voorbereidingen voor de Europese verkiezingen van 1999 begonnen al twee jaar eerder met de aanstelling van de nieuwe programmacommissie. Na Wijsenbeek in 1989 en 1994 bekleedde deze keer Cox de positie van voorzitter. Namens de VVD waren partijvoorzitter Willem Hoekzema, directeur van de Teldersstichting (het wetenschappelijk instituut van de VVD) Klaas Groenveld en Eerste Kamerlid Wim van Eekelen bij de totstandkoming van het ontwerpprogramma betrokken. Afgesproken was dat een aantal partijen een concepttekst over diverse terreinen zou schrijven. In het voorjaar van 1998 moest het ontwerpmanifest gereed zijn, zodat de verschillende lidpartijen het in de zomer van dat jaar aan hun achterban konden voorleggen. De lidpartijen waren echter laat en de VVD besprak het ontwerpprogram pas op de partijraad van 23 januari 1999. Vanwege de korte tijd die er nog was voor de Europese verkiezingen, drong Hoekzema er in zijn inleiding op aan weinig amendementen in te dienen. De Tweede Kamerfractie van de VVD stemde hiermee in; ze kon zich goed in het ontwerpprogramma vinden, liet Weisglas weten. De partijleden van de VVD wilden echter dat meer aandacht besteed zou worden aan onder meer het milieubeleid, de

226 Vrijheid en democratie, november 1993, 12. We hebben helaas niet kunnen achterhalen hoeveel amendementen de VVD indiende en hoe dat in verhouding stond met de amendementen van andere lidpartijen. Bovendien kennen we de inhoud van de amendementen niet. Het is daarom moeilijk de precieze invloed van de VVD op het verkiezingsprogramma vast te stellen.

227 Memo tweede ronde VVD-amendementen ELDR-programma, 9 november 1993, DNPP, archief VVD,

Stukken betreffende het ELDR Verkiezingsprogramma 1993-1994.

228 Vrijheid en democratie, december 1993, 1.

229 Voerman en Van de Walle, Met het oog op Europa, 68.

vergrijzing en de maandelijkse verhuizing van het Europees Parlement van Brussel naar Straatsburg. Uiteindelijk werd op het ELDR-congres van 28 tot en met 30 april 1999 in Berlijn, dus pas circa vijf weken voor de verkiezingen, het verkiezingsprogramma definitief vastgesteld, waarbij de VVD naar eigen zeggen wederom een belangrijke rol in speelde.231 We kunnen dit ook nu vanwege het ontbreken van gegevens echter moeilijk nagaan. De VVD kwam naast het ELDR-programma met een zelf opgesteld tienpuntenplan waarmee ze zich wilde onderscheiden van met name D66, die in 1994 tot de liberale Europartij was toegetreden. In het tienpuntenplan stonden programmapunten uit het ELDR-programma die de VVD belangrijk vond. Wellicht omdat het hier slechts een uittreksel betrof, werd het door de ELDR kennelijk geaccepteerd.

De programmacommissie voor de Europese verkiezingen van 2004 stond weer onder het voorzitterschap van een VVD’er. Vanaf 1984 was dit, met uitzondering van 1999, bij elke Europese verkiezing het geval geweest. Deze keer was Hans van Baalen in de functie benoemd. Op 4 april 2002 kwam de commissie voor het eerst bijeen. Iedere lidpartij was hierin met één afgevaardigde vertegenwoordigd. De programmacommissie presenteerde in juli 2003 het eerste ontwerpprogramma en op het nota bene gezamenlijk door de VVD en D66 georganiseerde congres van 12 tot en met 14 november 2003 in Amsterdam werd het definitieve verkiezingsprogramma vastgesteld, waarin de oostelijke uitbreiding van de Europese Unie veel aandacht kreeg. In de tussenliggende periode hadden de lidpartijen zich over het programma

gebogen.232 De VVD kwam echter net als in 1999 weer met een beknopt ‘puntenplan’

om zich van D66 te kunnen onderscheiden.233 Hoewel dit officieel tegen de

voorschriften van de ELDR was, de partijen waren immers verplicht uitsluitend met het gemeenschappelijk opgestelde verkiezingsprogramma te werken, werd dit schijnbaar zonder weerstand net als in 1999 door de ELDR geaccepteerd.

De ELDR bemoeide zich bij elke verkiezing vrijwel niet met de verschillende campagnes van de diverse lidpartijen. Hoewel er bij de Europese verkiezingen van 1989 een kleine ‘Europese’ opleving was geweest, speelden de verkiezingscampagnes vanaf 1994 zich weer veelal op nationale thema’s af. 234 Af en toe ondersteunde de Europartij de campagnes van haar lidpartijen door, zoals bij de Europese verkiezingen van 1999, een zogenoemde sprekerspool op te zetten, met daarin bekende Europese liberale politici als Hans-Dietrich Genscher en Roy Jenkins. Volgens Wijsenbeek lag de oorzaak van de geringe betrokkenheid van de ELDR bij de verschillende nationale verkiezingscampagnes bij de lidpartijen. De partijen wilden niet gebonden zijn aan de compromissen die, vanwege een aantal, vooral op economisch gebied, grote verschillen tussen de lidpartijen, vaak in het gemeenschappelijk opgestelde verkiezingsprogramma terecht kwamen.235 Toch probeerde de ELDR soms nog in de Europese verkiezingscampagne de lidpartijen gezamenlijk te laten optreden. Voor de

231 Vrijheid en democratie, maart 1999, 10; International Annual Report 1999, VVD (Den Haag 2000) 13.

232 J. Schmidt, ‘Europäische Parteien’, 305; J. Schmidt, ‘Europäische Parteien’, 290; ELDR Quarterly Infoletter, 1/2002, 2; Voerman, ‘Partijformaties op Europees niveau’, 212.

233 Jaarverslag 2002, VVD (Den Haag 2003) 32; Jaarverslag 2003, VVD (Den Haag 2004) 45; J. Hippe e.a., ‘Kroniek 2004. Overzicht van de partijpolitieke gebeurtenissen van het jaar 2004’ in: Jaarboek 2004

Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 2005) 14-105, aldaar 97.

234 Von Gehlen, Europaïsche Parteiendemokratie?, 255.

verkiezingen van 1999 dacht ze erover na met een gemeenschappelijke kandidaat voor

het voorzitterschap van de Europese Commissie te komen.236 Toen in 2004 de ELDR

voor het eerst van de subsidie van de Europese Unie gebruik mocht maken, bestond er onduidelijkheid over of deze gelden ook aan de financiering van de verkiezingscampagne mochten worden besteed. Dit bleek wel het geval, zolang ze maar niet naar de verschillende lidpartijen doorgesluisd zouden worden.237

Hoewel we in een eerdere paragraaf zagen dat het heterogene karakter van de ELDR vanaf de jaren negentig toenam, hebben we hierover niets kunnen terugvinden in het totstandkomingsproces van de verkiezingsprogramma’s. Bronnen over eventuele hoogoplopende tegenstellingen bij de behandeling van de door de lidpartijen ingediende amendementen ontbreken helaas. Dat is ook de reden waarom we de precieze rol van de VVD bij de totstandkoming van de opeenvolgende verkiezingsprogramma’s moeilijk vast kunnen stellen. Wel kunnen we uit het feit dat de partij voor zowel de Europese verkiezingen van 1994 als die van 2004 de voorzitter van de programmacommissie leverde, opmaken dat ze een invloedrijke positie binnen de ELDR had. De functie van voorzitter van de programmacommissie was belangrijk, omdat voor een belangrijk deel in die commissie de politieke lijn van de Europartij voor de komende jaren uitgezet werd. Er was dan ook de nodige invloed voor vereist om een partijgenoot twee van de drie keer in die functie benoemd te krijgen. De signatuur van de ELDR vanaf de jaren negentig en de positie van de VVD binnen de Europartij zullen we in de volgende paragraaf analyseren aan de hand van de verkiezingsresultaten bij de Europese verkiezingen van 1994, 1999 en 2004 en de daaruit voortvloeiende samenstellingen van de liberale fractie in het Europees Parlement.

4.3.4 Resultaten en verhoudingen

Zoals we in het vorige hoofdstuk al hebben gezien, hadden de Europese verkiezingen vanzelfsprekend effect op zowel de positie van de ELDR in het Europees Parlement als de interne compositie van de Europese liberale fractie, en als gevolg daarvan ook op de verhoudingen binnen de Europartij. Bovendien speelde de politieke status van de lidpartijen in eigen land hierin eveneens een rol. In tabel drie wordt de relatieve grootte van de ELDR in het Europees Parlement weergegeven. Tabel vier geeft een overzicht van de samenstelling van de Europese liberale fractie na de Europese verkiezingen van 1994, 1999 en 2004. Aan de hand van deze gegevens zullen we de verkiezingsresultaten en de interne verhoudingen binnen de liberale Europartij vanaf de jaren negentig analyseren.

236 P. M. Wagner, ‘Die europäische Parteien’ in: Jahrbuch der Europäischen Integration 1997/98 (Bonn 1998) 281-286, aldaar 283, 284. Waarom de komst met een gemeenschappelijke kandidaat niet door ging is ons helaas niet bekend.

237 J. Schmidt, ‘Europäische Parteien’, 305; J. Schmidt, ‘Europäische Parteien’, 290; ELDR Quarterly Infoletter, 1/2002, 2; Voerman, ‘Partijformaties op Europees niveau’, 212.

Tabel 3: aandeel zetels ELDR in het Europees Parlement (EP) in 1994, 1999 en 2004.

1994 1999 2004

zetels % zetels % zetels %

ELDR 43 7,6 50 8,0 88 12,0

Totaal EP 567 100,0 626 100,0 732 100,0

Bron: T. Raunio, ‘Parliamentary Groups in the European Parliament’, 370.

Zoals we in tabel drie kunnen zien waren de bij de ELDR aangesloten partijen bij de Europese verkiezingen van 1994 goed voor 43 zetels in het Europees Parlement, wat 7,6 procent van het totaal was. Hoewel het uiteindelijke resultaat voor de ELDR niet ongunstig was, keken de liberalen met gemengde gevoelens op de verkiezingen terug. Ten opzichte van 1989 hadden ze immers drie zetels verloren. Omdat het Europees Parlement van 518 naar 567 zetels was vergroot, was het verlies toch wel behoorlijk te noemen. Daar stond echter tegenover dat de ELDR haar positie als derde grootste Europese politieke partij had weten te behouden.238

Bij de Europese verkiezingen van 1999 boekten de bij de ELDR aangesloten partijen een lichte winst. Met 50 van de in totaal 626 zetels behaalden ze acht procent van het totale aantal. De ELDR bleef hiermee met een klein verschil de derde grootste fractie in het Europees Parlement. De European Federation of Green Parties (EFGP) volgde kort daarop met 48 zetels. In tabel 4 kunnen we zien dat de winst vooral kwam door de Britse, Finse en Zweedse liberalen. De Britten profiteerden van de wijziging van het Engelse kiesstelsel in 1999 en slaagden er in hun positie in de liberale Eurofractie sterk te verbeteren. Ook een aantal leden van de Italiaanse I Democratici sloten zich op persoonlijke titel bij de ELDR aan. De Duitse FDP en het nieuw toegetreden Oostenrijkse Liberale Forum lukten het niet zetels te behalen.239 Laatstgenoemde partij komt niet in de tabel voor, omdat ze bij geen enkele Europese verkiezing zetels haalde.

In 2004 pakte de uitbreiding van de Europese Unie met tien landen voor de ELDR zeer gunstig uit. De bij de liberale Europartij aangesloten partijen boekten een grote winst en konden na de verkiezingen 88 van de in totaal 732 zetels innemen, wat twaalf procent van het totaal was. Ze bleven hierdoor, met afstand, de derde grootste fractie in het Europees Parlement. Na de verkiezingen van 1999 was het verschil met de EFGP slechts twee zetels; dit keer haalden de Groenen 42 zetels, waardoor het verschil met de ELDR maar liefst 46 zetels bedroeg. De reden hiervoor was dat de ELDR de afgelopen vijf jaar uit veel meer verschillende landen lidpartijen had gekregen dan de EFGP, waarvan een groot deel enkele zetels in het Europees Parlement wisten te bemachtigen.240

238 Von Gehlen, Europaïsche Parteiendemokratie?, 255.

239 Von Gehlen, Europaïsche Parteiendemokratie?, 256; A. Kiessling, ‘Europäische Parteien’ in: Jahrbuch

der Europäischen Integration 1999/2000 (Bonn 2000) 281-286, aldaar 284.

Tabel 4: Samenstelling ELDR-fractie na de Europese verkiezingen van 1994, 1999 en 2004.

Land Partij Aantal zetels

1994 1999 2004

zetels % zetels % zetels %

Frankrijk RAD 1 2,3

UDF 11 12,5

Italië Lega Nord 6 14,0

PRI 1 2,3 1 2,0 I Democratici 6 12,0 7 8,0 RAD 2 2,3 IdV 2 2,3 MRE 1 1,1 België VLD 3 7,0 3 6,0 3 3,4 MR 3 7,0 2 4,0 3 3,4 Nederland VVD 6 14,0 6 12,0 4 4,5 D66 4 9,3 2 4,0 1 1,1 Duitsland FDP - - - - 7 8,0 Denemarken Venstre 4 9,3 5 10,0 3 3,4

Det Radikale Venstre 1 2,3 1 2,0 1 1,1

Luxemburg DP 1 2,3 1 2,0 1 1,1

Ierland Pat Cox* 1 2,3 1 2,0

Marian Harkin* 1 1,1

Portugal PSD 8 18,6

Spanje CDC 2 4,7 2 4,0 1 1,1

CC 1 2,0

EAJ 1 1,1

Engeland Liberal Democrats 2 4,7 10 20,0 12 13,6

Finland SFP 1 2,0 1 1,1 Suomen Keskusta 4 8,0 4 4,5 Zweden FP 3 6,0 2 2,3 Centerpartiet 1 2,0 1 1,1 Cyprus DIKO 1 1,1 Letland 1 1,1

Estland Eesti Keskerakond 1 1,1

ER 1 1,1 Litouwen DP 5 5,7 LiCS 2 2,3 Hongarije FIDESZ 2 2,3 Slovenië LDS 2 2,3 Polen UW-PD 4 4,5 43 100,1 50 100,0 88 99,6

* Op persoonlijke titel lid.

Bron: Short History, ELDR (Brussel 1997) 24; http://www.europe-politique.eu/elections-europeennes.htm, 31-07-2010.

Uit tabel vier kunnen we aflezen dat bij de Europese verkiezingen van 1994 de vertegenwoordiging van de Nederlandse, Belgische, Deense en Britse partijen in de fractie groeide. De Duitse FDP slaagde er niet in de kiesdrempel te overschrijden en verdween net als in 1984 van het Europese toneel. Verder raakte de ELDR, zoals we in de paragraaf over de veranderende samenstelling van de partijfederatie al hebben gezien, de Franse PR kwijt aan de EVP, waardoor nu andere partijen een sterke positie in de fractie konden innemen. Één van die partijen was de VVD. Met opnieuw De Vries als lijsttrekker wist de partij haar zeteltal in het Europees Parlement te verdubbelen ten opzichte van de Europese verkiezingen van 1989.241 De VVD ging van drie naar zes zetels en werd daarmee samen met de Italiaanse Lega Nord de op één na grootste partij in de Europese liberale fractie. De Portugese PSD was met acht zetels als enige partij groter, maar zij stapte zoals we eerder al zagen in december 1996 over naar de EVP, terwijl de Lega Nord in 1997 eveneens de ELDR-fractie verliet. De VVD bleef toen dus als grootste partij over. Samen met D66 vormden de Nederlandse liberalen na de verkiezingen de grootste nationale groep in de fractie. Het was dan ook niet vreemd dat De Vries in 1994 unaniem verkozen werd tot de nieuwe fractievoorzitter van de ELDR in het Europees Parlement, wat hij tot zijn aanstelling als staatssecretaris van Binnenlandse Zaken in augustus 1998 zou blijven.242 Mede als gevolg van deze gunstige electorale ontwikkeling, en doordat ze in eigen land vanaf 1994 regeringspartij was,243 groeide de VVD tegen het midden van de jaren negentig uit tot waarschijnlijk een van de meest invloedrijke partijen binnen het Europese liberale partijverband.

Na de Europese verkiezingen van 1999 zwakte deze sterke positie van de VVD weer enigszins af. De VVD was de verkiezingen ingegaan met Jan Kees Wiebenga als lijsttrekker. De partij boekte een lichte winst, maar bleef met zes zetels in het Europees Parlement vertegenwoordigd. Ze was niet ontevreden met de uitslag, omdat ze in eigen land als enige van de drie regeringspartijen ten opzichte van 1994 winst had geboekt.244 In tabel vier zien we echter dat de Nederlandse liberalen na de verkiezingen niet meer de grootste nationale afvaardiging in de Europese liberale fractie vormden. De Britse

Liberal Democrats hadden met tien zetels deze rol overgenomen.245 Wel was de VVD

wederom de op één na grootste partij in de Europese liberale fractie, deze keer samen met de Italiaanse I Democratici. Ook zal een rol hebben gespeeld dat Wiebenga, die in 1999 tot vice-voorzitter van het Europees Parlement was gekozen, in 2001 lid werd van de Raad van State. Zodoende verloor de VVD na het fractievoorzitterschap in augustus 1998 opnieuw een belangrijke functie in het Europees Parlement. Hoewel haar positie binnen de liberale Eurofractie dus enigszins minder sterk werd, had de VVD binnen de ELDR nog wel een belangrijke rol om de Europartij verder te moderniseren. Internationaal secretaris Zsolt Szabo was voorzitter van de commissie die maatregelen voorstelde om de ELDR aan te passen aan het Europese partijenstatuut en de invoering van het zogenoemde ‘e-membership’ voorbereidde. Europarlementariër Jules

241 Voerman en Van de Walle, Met het oog op Europa, 72, 74; Jaarverslag 1994, VVD (Den Haag 1995) 62, 63.

242 Jaarverslag 1994, VVD (Den Haag 1995) 82; Vrijheid en democratie, september 1994, 8.

243 De VVD zit in Nederland vanaf 1994 in een kabinet met de PvdA en D66.

244 Vrijheid en democratie, juni 1999, 2; Jaarverslag 1999, VVD (Den Haag 2000) 40; Voerman en Van de Walle, Met het oog op Europa, 86

Maaten werd tot penningmeester van de ELDR benoemd en ten slotte werd partijvoorzitter Bas Eenhoorn één van de zeven vice-voorzitters van de ELDR.246

Met Maaten als lijsttrekker bij de Europese verkiezingen van 2004 verloor de VVD twee zetels ten opzichte van de vorige Europese verkiezingen, waardoor de partij met vier leden in het Europees Parlement vertegenwoordigd was. Na de verkiezingen werd de ELDR-fractie uitgebreid met een aantal partijen uit Italië en het voormalige Oostblok, en met de Franse UDF, zodat de totale grootte op 88 leden uitkwam. De VVD was met slechts vier leden haar voorname positie in de fractie kwijt. De Liberal Democrats bleven deze keer met twaalf zetels de grootste partij, op de voet gevolgd door de Franse UDF met elf zetels. Ook de Duitse FDP en de Italiaanse I Democratici waren met zeven zetels groter dan de VVD.247

Het zetelverlies van de VVD paste in de ontwikkeling die na de Europese verkiezingen van 2004 verder zichtbaar werd. De positie van de partij binnen de ELDR verzwakte. Het in verhouding geringe aantal zetels in het Europees Parlement maakte dat de partij minder invloed kon uitoefenen. Andere partijen waren veel sterker vertegenwoordigd. Bovendien belandde de VVD in eigen land in 2006 in de oppositie, waardoor ze minder gewicht met zich meebrengt dan voorheen. Daar kwam bij dat het karakter van de ELDR was veranderd. De Europartij had onder invloed van de VVD, de Duitse FDP, de Belgische PVV en de Britse liberalen eerder altijd vastgehouden aan een klassiek-liberale lijn. Door de toetreding van nieuwe partijen als D66 en een koerswijziging van de Britse en Belgische liberalen wonnen linkse, progressieve elementen binnen de ELDR echter steeds meer aan gewicht. De VVD kwam hierdoor verder aan de rechterkant te staan en moest genoegen nemen met een minder belangrijke rol.248

De positie van de ELDR-fractie in het Europees Parlement is vanaf de jaren negentig aanzienlijk sterker geworden. Waar de Europartij in 1999 in vergelijking met vijf jaar daarvoor nog een kleine winst boekte, vergrootte ze haar relatieve aandeel in het Europees Parlement na de Europese verkiezingen van 2004 naar twaalf procent. Ten opzichte van 1994 was dit een toename met een derde. De toetreding van nieuwe lidpartijen uit Midden- en Oost-Europa die we eerder al besproken hebben was hiervoor één van de oorzaken, maar ook de sterk verbeterde positie van de Liberal Democrats als gevolg van de wijziging van het Engelse kiesstelsel en de terugkeer van een Franse partij in de liberale fractie droegen aan de zetelwinst bij.

In het midden van de jaren negentig was de VVD een van de belangrijkste

In document Liberale samenwerking in Europa (pagina 73-87)